
Paus Benedictus XVI - 11 oktober 2012
In het licht van deze woorden begrijpt men wat ik zelf heb kunnen ervaren: tijdens het Concilie was het aangrijpend hoe iedereen gericht was op de plicht de waarheid en schoonheid van het geloof in het nu van onze tijd te laten schitteren, zonder het weliswaar op te offeren aan de eisen van het huidig ogenblik of in het verleden op te sluiten: in het geloof weerklinkt Gods eeuwig nu, dat de tijd overstijgt en door ons slechts kan ontvangen worden in het unieke vandaag. Daarom acht ik het allerbelangrijkst, vooral voor een zo belangrijke verjaardag als deze, om deze positieve gerichtheid, dit verlangen om Christus opnieuw aan de hedendaagse mens te verkondigen, in heel de Kerk opnieuw aan te wakkeren. Maar opdat dit innerlijk elan voor de nieuwe evangelisatie niet slechts een idee blijft of door verwarring besmet is, moet het op een concreet en precies fundament steunen en dat fundament bestaat uit de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie waarin het verwoord staat. Daarom heb ik meermaals de nadruk gelegd op de noodzaak om bij wijze van spreken terug te gaan naar de letter van het Concilie – namelijk naar zijn teksten – om er ook de authentieke geest van te vatten, en ik heb herhaaldelijk gezegd dat het ware erfgoed van het Tweede Vaticaans Concilie daarin bevat is. De verwijzing naar de documenten behoedt voor overdrijvingen of achterhaalde nostalgie en voor vooruitlopen en maakt het mogelijk het nieuwe binnen de continuïteit te vatten. Het Concilie heeft niets nieuws voortgebracht inzake geloof en heeft het oude niet willen verwijderen. Het heeft er eerder voor willen zorgen dat hetzelfde geloof in het heden beleefd blijft, dat het een levend geloof blijft in een veranderende wereld.