Het is belangrijk Gods aanwezigheid in ons leven indachtig te zijn - over Psalm 126
x
Informatie over dit document
Het is belangrijk Gods aanwezigheid in ons leven indachtig te zijn - over Psalm 126
Paus Benedictus XVI
12 oktober 2011
Pauselijke geschriften - Audiënties
2011, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk
Vert. uit Franse vertaling (zenit.org)
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
12 oktober 2011
Sorores Christi
30 september 2023
4326
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Dierbare broeders en zusters,In de vorige catecheses [d:334] hebben wij over meerdere klaag- en vertrouwenspsalmen gemediteerd. Vandaag wil ik nadenken over een Psalm met feestelijke accenten, een gebed dat vreugdevol Gods wonderdaden bezingt. Het is Psalm126 – 125 volgens de Grieks-Latijnse nummering – die de grote dingen bezingt die de Heer voor Zijn volk heeft gedaan en voor elke gelovige voortdurend doet.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
De psalmist begint zijn gebed namens heel Israël door te herinneren aan de begeesterende heilservaring:
Dat zeggen de volken en dat verkondigt Israël:
“Toen de Heer Sion uit de ballingschap bracht,De Psalm spreekt over een bevrijding van ballingen, die dus naar hun aanvankelijke situatie, naar een positief verleden worden teruggebracht. Er wordt uitgegaan van een toestand van leed en nood; daarop geeft God antwoord door heil aan te bieden en de bidder naar zijn oorspronkelijke conditie terug te brengen, zelfs verrijkt en verbeterd. Dat is wat Job overkwam toen de Heer hem teruggaf wat hij verloren had, zelfs het dubbele met nog meer zegen (Job 42, 10-13) [[b:Job 42, 10-13]]. En dat ervaart nu het volk van Israël wanneer het na de Babylonische ballingschap naar zijn vaderland terugkeert. Met het oog op het einde van de deportatie naar het vreemde land, wordt deze Psalm als volgt geïnterpreteerd: de uitdrukking “doet keren de ballingen Sions” wordt gelezen en geïnterpreteerd als “de lotsbestemming van Sion herstellen”. De terugkeer uit de ballingschap staat namelijk model voor ieder heilzaam optreden van God omdat de val van Jeruzalem en de deportatie naar Babylon voor het uitverkoren volk een vernietigende ervaring waren, niet alleen op politiek en sociaal vlak maar ook en vooral op religieus en spiritueel vlak. Het verlies van het land, het einde van de Davidische monarchie en de verwoesting van de Tempel lijken een loochening van Gods beloften; en het volk van het Verbond, dat onder de heidenen verstrooid is, is bedroefd en bevraagt zich over God die het schijnbaar verlaten heeft. Daarom worden het einde van de deportatie en de terugkeer naar het vaderland beleefd als een wonderlijke terugkeer naar geloof, vertrouwen en gemeenschap met de Heer; het is een “herstel van de lotsbestemming” en dat houdt ook in de bekering van het hart, vergeving, hervonden vriendschap met God, besef van Zijn barmhartigheid en de mogelijkheid om Hem opnieuw te loven (Jer. 29, 12-14; Jer. 30, 18-20; Jer. 33, 6-11; Ez. 39, 25-29) [[b:Jer. 29, 12-14; Jer. 30, 18-20; Jer. 33, 6-11; Ez. 39, 25-29]]. Het gaat om een ervaring van buitengewone vreugde, lachen en vreugdekreten, zo mooi dat het “een droom” lijkt. Gods optreden neemt dikwijls onverwachte vormen aan, die verder gaan dan de mens zich kan voorstellen; vandaar de verwondering en vreugde die zich door de lof uitdrukken: “De Heer heeft hun grote dingen gedaan!” (Ps. 126, 2; b) [b:Ps. 126, 2].
Was het ons als een droom;
Toen werd onze mond met lachen gevuld,
Onze tong met gejubel.” (Ps. 126, 1-2; a) [b:Ps. 126, 1-2]
Dat zeggen de volken en dat verkondigt Israël:
“Toen zei men onder de volken:God doet wonderen in de geschiedenis van de mensen. Door heil te brengen, openbaart Hij zich aan iedereen als de machtige en barmhartige Heer, als toevlucht bij verdrukking, als degene die de roep van de armen niet vergeet (Ps. 9, 10.13) [[b:Ps. 9, 10.13]], die de rechtvaardigheid en het recht bemint en wiens liefde de aarde vervult (Ps. 33, 5) [[b:Ps. 33, 5]]. Daarom erkennen alle volken in de bevrijding van het volk van Israël, de grote buitengewone dingen die God voor Zijn volk verricht en bezingen zij de Heer als Redder. En Israël breidt de verkondiging van de volken uit en herhaalt ze, doch in de eerste persoon, als directe ontvanger van Gods handelen: “De Heer heeft hun grote dingen gedaan”; “aan ons” of juister “met ons”, het Hebreeuwse “immanû” bevestigt de bevoorrechte band die de Heer met Zijn uitverkorenen onderhoudt en die in de naam Emmanuel “God met ons” - waarmee Jezus genoemd wordt - zijn hoogtepunt en volle manifestatie zal vinden (Mt. 1, 23) [[b:Mt. 1, 23]].
"De Heer heeft hun grote dingen gedaan!"
Ja, grote dingen heeft de Heer ons gedaan;
En daarom zijn wij verheugd!” (Ps. 126, 2-3) [b:Ps. 126, 2-3]
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Dierbare broeders en zusters, in ons gebed zouden wij meer moeten kijken hoe de Heer ons in de gebeurtenissen van ons leven beschermd, geleid en geholpen heeft en zouden we Hem moeten loven voor wat Hij voor ons heeft gedaan en blijft doen. We moeten aandachtiger zijn voor de goede dingen die de Heer ons geeft. Wij hebben altijd aandacht voor de problemen, moeilijkheden en het is of wij de mooie dingen die van de Heer komen, niet willen bemerken. Deze aandacht, die dankbaarheid wordt, is heel belangrijk voor ons en creëert in ons een herinnering aan het goede dat ons ook in donkere momenten helpt. God doet grote dingen en wie het ervaart – wie aandachtig is voor de goedheid van de Heer met de aandacht van het hart – is met vreugde vervuld. Het is met dit feestelijk accent dat het eerste deel van de Psalm eindigt. Gered zijn en na de ballingschap terugkeren naar zijn vaderland, is als terug tot leven komen; bevrijding doet lachen maar doet ook een vervulling verwachten die nog moet verlangd en gevraagd worden. Dat is het tweede deel van de Psalm dat zegt:
“Ach de Heer, wend ons lot weer ten beste,Wanneer de psalmist bij de aanvang van zijn gebed, de vreugde bezong van een lotsbestemming die door de Heer reeds hersteld is, vraagt hij ze nu als iets dat nog moet gerealiseerd worden. Als men deze Psalm toepast op de terugkeer uit de ballingschap, dan zou deze schijnbare tegenstelling zich laten verklaren door de ervaring die Israël in zijn geschiedenis heeft opgedaan, namelijk een moeilijke, slechts gedeeltelijke terugkeer naar het vaderland, wat de bidder ertoe brengt een nieuw optreden van God af te smeken om het herstel van het volk ten volle te bewerken.
Als voor de dorre greppels van Negev:
Die nu zaaien met tranen,
Laat ze maaien met jubel!
Met geween trekt men op,
Om het zaad uit te strooien:
Maar met gejuich keert men terug, Met schoven beladen!” (Ps. 126, 4-6) [b:Ps. 126, 4-6].
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Doch de Psalm gaat verder dan het louter historische feit en ontsluit zich voor bredere dimensies, van theologische aard. De vertroostende ervaring van de bevrijding uit Babylonië is wel voltooid, “reeds” gebeurd, maar “nog niet” getekend door de definitieve volheid.
Terwijl het gebed het ontvangen heil met vreugde bezingt, verwacht het ook voor de volledige verwezenlijking ervan. Daarom maakt de Psalm gebruik van bijzondere beelden, die met hun complexiteit, naar de mysterieuze werkelijkheid van de verlossing verwijzen, waarin ontvangen gave en nog te verwachten gave, leven en dood, dromerige vreugde en tranen van leed zich met elkaar vermengen. Het eerste beeld verwijst naar de uitgedroogde beken in de Negevwoestijn, die zich bij regen met onstuimig water vullen dat opnieuw leven geeft aan de verdroogde grond en hem laat bloeien. Het verzoek van de psalmist is dus, dat het herstel van de lotsbestemming van het volk en de terugkeer uit de ballingschap zouden zijn als meeslepend en ontembaar water, in staat om de woestijn te transformeren in een oneindige vlakte met groen gras en bloemen.
Terwijl het gebed het ontvangen heil met vreugde bezingt, verwacht het ook voor de volledige verwezenlijking ervan. Daarom maakt de Psalm gebruik van bijzondere beelden, die met hun complexiteit, naar de mysterieuze werkelijkheid van de verlossing verwijzen, waarin ontvangen gave en nog te verwachten gave, leven en dood, dromerige vreugde en tranen van leed zich met elkaar vermengen. Het eerste beeld verwijst naar de uitgedroogde beken in de Negevwoestijn, die zich bij regen met onstuimig water vullen dat opnieuw leven geeft aan de verdroogde grond en hem laat bloeien. Het verzoek van de psalmist is dus, dat het herstel van de lotsbestemming van het volk en de terugkeer uit de ballingschap zouden zijn als meeslepend en ontembaar water, in staat om de woestijn te transformeren in een oneindige vlakte met groen gras en bloemen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Het tweede beeld verplaatst zich van de dorre en rotsachtige heuvels van de Negev naar de velden die de landbouwers bewerken voor hun voedsel. Over heil gesproken, men herinnert zich hier de ervaring die zich ieder jaar in de wereld van de landbouw opnieuw voordoet: de moeilijke en vermoeiende zaaitijd en vervolgens de immense vreugde van de oogst. Zaaien gaat gepaard met tranen want het zaad dat men zaait, moet nog brood worden; men stelt zich bloot aan wachten vol onzekerheid: de boer werkt, maakt de grond klaar, zaait het zaad, maar zoals de parabel van de zaaier goed aantoont, hij weet niet waar het zaad zal neervallen, of de vogels het oppikken, of het wortel schiet, of het een aar wordt (Mt. 13, 3-9; Mc. 4, 2-9; Lc. 8, 4-8) [[b:Mt. 13, 3-9; Mc. 4, 2-9; Lc. 8, 4-8]]. Zaad uitstrooien is een gebaar van vertrouwen en hoop; het werk van de mens is nodig maar hij moet vervolgens machteloos afwachten, goed wetend dat vele factoren beslissend zullen zijn voor een goede afloop van de oogst en dat het gevaar van mislukking steeds dreigt. En toch, jaar na jaar, herhaalt de boer zijn werk en zaait hij het zaad. En als het een aar wordt en de velden zich met tarwe vullen, dan manifesteert zich de vreugde van wie dit buitengewone wonder aanschouwt. Jezus kende die ervaring goed en sprak er met de Zijnen over: “Het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land bezaait; hij slaapt en staat op, ’s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe” (Mc. 4, 26-27) [b:Mc. 4, 26-27]. Dat is het verborgen mysterie van het leven, de wonderbare “grote dingen” van heil die de Heer in de mensengeschiedenis tot stand brengt en waarvan de mens het geheim niet kent. Wanneer Gods optreden zich ten volle manifesteert, geven het een onstuimige dimensie te kennen, zoals de waterbeken van de Negev en de tarwe op de velden. Dit doet eveneens denken aan een typische wanverhouding in de dingen Gods: een wanverhouding tussen de inspanning van het zaaien en de immense vreugde van de oogst, tussen de onrust van het wachten en het geruststellende zien van de gevulde schuren, tussen de kleine zaadjes die op de aarde geworpen worden en de grote, door de zon vergulde hooibergen. Bij de oogst wordt alles getransformeerd: gedaan met de tranen, zij hebben plaats gemaakt voor jubel, voor vreugdekreten.
Naar dat alles verwijst de psalmist om over het heil te spreken, over bevrijding, herstel van de lotsbestemming, terugkeer uit de ballingschap. De deportatie naar Babyloni is zoals iedere andere situatie van lijden en crisis, met het pijnlijke onbekende dat bestaat uit twijfel en schijnbare afwezigheid van God, in feite als de zaaitijd, zegt onze psalmist. In het Christusmysterie, in het licht van het Nieuwe Testament wordt de boodschap nog explicieter en duidelijker: de gelovige die door dit donker gaat, is als de graankorrel die in de aarde valt en sterft, doch om veel vrucht te geven (Joh. 12, 24) [[b:Joh. 12, 24]]; of, om een ander beeld te nemen dat Jezus lief is, hij is als een vrouw die barensweeën lijdt om de vreugde te beleven van het levenslicht te schenken (Joh. 16, 21) [[b:Joh. 16, 21]].
Naar dat alles verwijst de psalmist om over het heil te spreken, over bevrijding, herstel van de lotsbestemming, terugkeer uit de ballingschap. De deportatie naar Babyloni is zoals iedere andere situatie van lijden en crisis, met het pijnlijke onbekende dat bestaat uit twijfel en schijnbare afwezigheid van God, in feite als de zaaitijd, zegt onze psalmist. In het Christusmysterie, in het licht van het Nieuwe Testament wordt de boodschap nog explicieter en duidelijker: de gelovige die door dit donker gaat, is als de graankorrel die in de aarde valt en sterft, doch om veel vrucht te geven (Joh. 12, 24) [[b:Joh. 12, 24]]; of, om een ander beeld te nemen dat Jezus lief is, hij is als een vrouw die barensweeën lijdt om de vreugde te beleven van het levenslicht te schenken (Joh. 16, 21) [[b:Joh. 16, 21]].
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Dierbare broeders en zusters, deze Psalm leert ons dat wij in ons gebed steeds moeten open staan voor de hoop en sterk in het geloof in God. Onze geschiedenis is, zelfs wanneer zij dikwijls getekend is door droefheid, onzekerheid en crisismomenten, een heilsgeschiedenis en een “herstel van de lotsbestemming”. In Jezus eindigt elke ballingschap en droogt elke traan, in het mysterie van Zijn kruis, van de dood die omgevormd wordt tot leven, zoals de graankorrel die in de grond opengaat en een korenaar wordt. Ook voor ons is de ontdekking van Jezus Christus de grote vreugde van Gods “ja”, van het herstel van onze lotsbestemming. Maar zoals degenen die vol vreugde uit Babylonië zijn teruggekeerd, een verarmd, verwoest land vonden, en de last kenden van de zaaitijd en de tranen, niet wetende of de oogst zou lukken, zo kennen ook wij na de grote ontdekking van Jezus Christus – ons Leven, de Waarheid, de Weg – bij onze terugkeer naar het land van het geloof, in de “aarde van het geloof”, dikwijls een somber, hard, moeilijk leven, de zaaitijd der tranen, doch in de zekerheid die het licht van Christus ons geeft, namelijk van de uiteindelijke, werkelijke, grote oogst. En dat moeten wij ook leren in de donkere nachten: niet vergeten dat het licht bestaat, dat God al in het midden van ons leven staat en dat wij met groot vertrouwen kunnen zaaien, dat het “ja” van God sterker is dan wij allemaal. Het is belangrijk deze herinnering aan Gods aanwezigheid in ons leven niet te verliezen, deze diepe vreugde dat God in ons leven gekomen is en ons bevrijd heeft: dat is de dankbaarheid voor de ontdekking van Jezus Christus, die naar ons allen gekomen is. Deze dankbaarheid transformeert zich in hoop, zij is de ster, want juist de pijn van de zaaitijd is het begin van nieuw leven, van de grote en definitieve vreugde van God.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/4326-het-is-belangrijk-gods-aanwezigheid-in-ons-leven-indachtig-te-nl