Decreet voor de zaligverklaring van Johannes Paulus II
x
Informatie over dit document
Decreet voor de zaligverklaring van Johannes Paulus II
Congregatie voor de Zalig- en Heiligverklaringen
14 januari 2011
Curie
2011, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: incaelo.wordpress.com
Vert.: incaelo.wordpress.com
http://incaelo.wordpress.com/translations/decreet-voor-de-zaligverklaring-van-johannes-paulus-ii/
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
14 januari 2011
6 juli 2013
4101
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- === Zaligverklaring: teken van de diepte van het geloof en uitnodiging tot een volledig christelijk leven
Het uitroepen van een Heilige of Zalige door de Kerk is het resultaat van het bijeen verzamelen van verschillende aspecten aangaande een specifiek Persoon. In de eerste plaats is het een daad die iets belangrijks zegt in het leven van de Kerk zelf. Het is verbonden aan een ‘cultus’ dat wil zeggen aan de herinnering van een persoon, aan zijn volledige erkenning in het bewustzijn van de kerkgemeenschap, het land, de universele Kerk in verschillende landen, continenten en culturen. Een ander aspect is het bewustzijn dat de ‘opheffing naar de altaren’ een belangrijk teken zal zijn van de diepte van het geloof, van het verspreiden van het geloof op de levensweg van die persoon, en dat dit teken een uitnodiging zal worden, een aansporing voor ons alleen om een diepgaander en vollediger christelijk leven te leiden. In de laatste plaats, de sine qua non voorwaarde is de heiligheid van het leven van de persoon, geverifieerd gedurende de zorgvuldige en formele canonieke procedures. Dat alles levert het materiaal voor de beslissing van de Opvolger van Petrus, van de Paus in het licht van het uitroepen van een Zalige of Heilige, van de cultus in de context van de Kerkgemeenschap en van haar liturgie.
Het pontificaat van Johannes Paulus II was een welsprekend en duidelijk teken, niet alleen voor Katholieken, maar ook de publieke opinie van de wereld, voor mensen van elke kleur en overtuiging. De reactie van de wereld op zijn levenswijze, op de ontwikkeling van zijn apostolische missie, op de manier waarop hij zijn lijden droeg, op de beslissing het Petrusambt voort te zetten tot aan het einde zoals gewild door de goddelijke Voorzienigheid, en uiteindelijk, de reactie op zijn dood, de populariteit van de uitroep “Heilig nu meteen!” die sommige uitriepen op de dag van zijn begrafenis, dit alles heeft een solide basis in de ervaring van een ontmoeting met de man die de Paus was. De gelovigen hebben ervaren dat hij ‘Gods man”‘was, die werkelijk de concrete stappen en de werkwijzen van de moderne wereld ziet ‘in God’, in het perspectief van God, met de ogen van een mysticus die naar God alleen opkijkt. Hij was duidelijk een man van gebed: zozeer dat uit de dynamiek van zijn persoonlijke verbond met God, van het constante luisteren naar wat God wil in specifieke situaties, het geheel van ‘de daden van Paus Johannes Paulus II’ vloeide. Zij die hem het meest nabij waren hebben kunnen zien dat, voor zijn ontmoetingen met zijn gasten, met staatshoofden, met hoge prelaten van de Kerk of gewone burgers, Johannes Paulus II in gebed de intenties van de gasten en van de komende ontmoeting herdacht.
Het pontificaat van Johannes Paulus II was een welsprekend en duidelijk teken, niet alleen voor Katholieken, maar ook de publieke opinie van de wereld, voor mensen van elke kleur en overtuiging. De reactie van de wereld op zijn levenswijze, op de ontwikkeling van zijn apostolische missie, op de manier waarop hij zijn lijden droeg, op de beslissing het Petrusambt voort te zetten tot aan het einde zoals gewild door de goddelijke Voorzienigheid, en uiteindelijk, de reactie op zijn dood, de populariteit van de uitroep “Heilig nu meteen!” die sommige uitriepen op de dag van zijn begrafenis, dit alles heeft een solide basis in de ervaring van een ontmoeting met de man die de Paus was. De gelovigen hebben ervaren dat hij ‘Gods man”‘was, die werkelijk de concrete stappen en de werkwijzen van de moderne wereld ziet ‘in God’, in het perspectief van God, met de ogen van een mysticus die naar God alleen opkijkt. Hij was duidelijk een man van gebed: zozeer dat uit de dynamiek van zijn persoonlijke verbond met God, van het constante luisteren naar wat God wil in specifieke situaties, het geheel van ‘de daden van Paus Johannes Paulus II’ vloeide. Zij die hem het meest nabij waren hebben kunnen zien dat, voor zijn ontmoetingen met zijn gasten, met staatshoofden, met hoge prelaten van de Kerk of gewone burgers, Johannes Paulus II in gebed de intenties van de gasten en van de komende ontmoeting herdacht.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 De bijdrage van Karol Wojtyla aan het Tweede Vaticaans Concilie
1
Na Vaticanum II, tijdens de pontificaten van Paulus VI en van Johannes Paulus II is de wijze van presenteren, en dus van de zelfpresentatie van het pausschap, vrij expressief geworden. Ter gelegenheid van het 25e jubileum van het pontificaat van Johannes Paulus II, gaf de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken in 2004 een boek uit met de titel ‘Ga uit in de wereld’. Giancarlo Zizola, een ‘vaticanist’ merkte op dat “het pausschap haar burgerschap in de wereld van de publieke zichtbaarheid heeft veroverd, brekend met het beleg van de marginalisatie van aanbidding waar het bij decreet van de seculiere maatschappij was gehouden, in naam van een militante visie van de liberale dogma van de Scheiding van Kerk en Staat” P. 17 P. 17. Een Duitse historicus, de Jezuit Klaus Schatz, sprekende over Paulus VI en Johannes Paulus II, onderstreepte de betekenis van het ‘pausschap onderweg’ – in overeenstemming dus met Vaticanum II – meer op de wijze van een missionaire beweging dan als een statische pilaar van eenheid. Schatz verwijst naar de interpretatie van het pausschap als een uitdaging om “de broeders in het geloof te bevestigen” (Lc. 22, 32) [b:Lc. 22, 32], tot op zekere hoogte gebonden aan structurele autoriteit, maar met een sterke spirituele en charismatische ondertoon, verbonden met de persoonlijke geloofwaardigheid en geworteld in God zelf.
Laten we een moment halt houden en Vaticanum II overwegen. De jonge aartsbisschop van Krakow was één van de meest actieve Concilievaders. Hij had een belangrijke bijdrage aan ‘Schema XIII’ dat de Pastorale Constitutie van het Concilie Gaudium et Spes [575], over de Kerk in de Wereld van deze Tijd, zou worden, en aan de Dogmatische Constitutie Lumen Gentium [617]. Dankzij zijn studies in het buitenland had Bisschop Wojtyla concrete ervaring met evangelisatie en de missie van de Kerk, in West-Europa en in andere werelddelen, maar bovenal met totalitair atheïsme in Polen en de andere landen van de ‘Sovjetblok’. Hij bracht al deze ervaring mee naar de debatten van het Concilie, die zeker salongesprekken waren, extreem beleefd maar zonder inhoud. Dit was een substantiële en bepalende poging om de dynamiek van het Evangelie in te voegen in het enthousiasme van het Concilie, geworteld in de overtuiging dat het Christendom in staat is een ‘ziel’ te bevoorraden voor de ontwikkeling van de moderniteit en de realiteit van de sociale en culturele wereld.
Dit alles was van nut in de voorbereiding voor de toekomstige verantwoordelijkheden van de Opvolger van Petrus. Zoals Johannes Paulus II zei, had hij zijn eerste encycliek, Redemptor Hominis [237], in zijn hoofd, en bracht het vanuit Krakow mee naar Rome. Alles wat hij in Rome te doen had was al deze ideeën neerschrijven. In deze encycliek staat een brede uitnodiging aan de mensheid om de werkelijkheid van de Verlossing in Christus opnieuw te ontdekken:
“De mens (...) krijgt nooit inzicht in zichzelf, en zijn leven is zinloos als hem de liefde niet geopenbaard wordt, als hij de liefde niet ontmoet, als hij haar niet ondervindt en zich eigen maakt, als hij er niet levendig deel aan heeft. Daarom precies openbaart Christus, de Verlosser, de mens ten volle aan de mens zelf, zoals al gezegd. (...) De mens (vindt) de grootheid, de waardigheid en de eigenlijke waarde van zijn mens-zijn. In het mysterie van de Verlossing wordt de mens opnieuw “bevestigd” en in zekere zin herschapen. (...) Wie zichzelf ten diepste wil begrijpen mag daartoe geen genoegen nemen met de eerste de beste onvolledige, dikwijls oppervlakkige en zelfs louter schijnbare criteria en maatstaven van het eigen zijn; maar met zijn angst en onzekerheid, ook met zijn zwakheid en zondigheid, met zijn leven en zijn dood moet hij naar Christus gaan. Hij moet met heel zijn wezen als het ware in Christus binnentreden. Om zichzelf te vinden moet de mens zich de hele werkelijkheid van de Menswording en Verlossing “eigen maken” en ze in zich opnemen.” Redemptor Hominis [[237|10]]
“Deze vereniging van Christus met de mens is in zichzelf een mysterie waaruit de “nieuwe mens” wordt geboren, geroepen om deel te krijgen aan het leven van God”, opnieuw geschapen in Christus en verheven tot de volheid van de genade en de waarheid. (...) Deze kracht verandert het innerlijke van de mens als bron van een leven dat niet verdwijnt of verstrijkt, maar eeuwig duurt. (...) Dit leven is aan iedere mens door de Vader beloofd en aangeboden in Christus, (...) is de uiteindelijke vervulling van de roeping van de mens. Het is in zekere zin de vervulling van de “bestemming” die God in alle eeuwigheid de mens heeft toebedacht. Deze “goddelijke bestemming” volgt haar eigen weg door en over al het raadselachtige en onbekende, alle kronkelingen en bochten van de “menselijke bestemming” op deze aardse wereld heen. Immers, wanneer deze menselijke paden, ondanks de rijkdom van het aardse bestaan, onontkoombaar noodzakelijk uitlopen op de grens van de dood en de ontbinding van het menselijk lichaam, dan verschijnt voor ons Christus aan de overzijde van die grens: “Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft ... zal in eeuwigheid niet sterven“.” Redemptor Hominis [[237|18]]
Laten we een moment halt houden en Vaticanum II overwegen. De jonge aartsbisschop van Krakow was één van de meest actieve Concilievaders. Hij had een belangrijke bijdrage aan ‘Schema XIII’ dat de Pastorale Constitutie van het Concilie Gaudium et Spes [575], over de Kerk in de Wereld van deze Tijd, zou worden, en aan de Dogmatische Constitutie Lumen Gentium [617]. Dankzij zijn studies in het buitenland had Bisschop Wojtyla concrete ervaring met evangelisatie en de missie van de Kerk, in West-Europa en in andere werelddelen, maar bovenal met totalitair atheïsme in Polen en de andere landen van de ‘Sovjetblok’. Hij bracht al deze ervaring mee naar de debatten van het Concilie, die zeker salongesprekken waren, extreem beleefd maar zonder inhoud. Dit was een substantiële en bepalende poging om de dynamiek van het Evangelie in te voegen in het enthousiasme van het Concilie, geworteld in de overtuiging dat het Christendom in staat is een ‘ziel’ te bevoorraden voor de ontwikkeling van de moderniteit en de realiteit van de sociale en culturele wereld.
Dit alles was van nut in de voorbereiding voor de toekomstige verantwoordelijkheden van de Opvolger van Petrus. Zoals Johannes Paulus II zei, had hij zijn eerste encycliek, Redemptor Hominis [237], in zijn hoofd, en bracht het vanuit Krakow mee naar Rome. Alles wat hij in Rome te doen had was al deze ideeën neerschrijven. In deze encycliek staat een brede uitnodiging aan de mensheid om de werkelijkheid van de Verlossing in Christus opnieuw te ontdekken:
“De mens (...) krijgt nooit inzicht in zichzelf, en zijn leven is zinloos als hem de liefde niet geopenbaard wordt, als hij de liefde niet ontmoet, als hij haar niet ondervindt en zich eigen maakt, als hij er niet levendig deel aan heeft. Daarom precies openbaart Christus, de Verlosser, de mens ten volle aan de mens zelf, zoals al gezegd. (...) De mens (vindt) de grootheid, de waardigheid en de eigenlijke waarde van zijn mens-zijn. In het mysterie van de Verlossing wordt de mens opnieuw “bevestigd” en in zekere zin herschapen. (...) Wie zichzelf ten diepste wil begrijpen mag daartoe geen genoegen nemen met de eerste de beste onvolledige, dikwijls oppervlakkige en zelfs louter schijnbare criteria en maatstaven van het eigen zijn; maar met zijn angst en onzekerheid, ook met zijn zwakheid en zondigheid, met zijn leven en zijn dood moet hij naar Christus gaan. Hij moet met heel zijn wezen als het ware in Christus binnentreden. Om zichzelf te vinden moet de mens zich de hele werkelijkheid van de Menswording en Verlossing “eigen maken” en ze in zich opnemen.” Redemptor Hominis [[237|10]]
“Deze vereniging van Christus met de mens is in zichzelf een mysterie waaruit de “nieuwe mens” wordt geboren, geroepen om deel te krijgen aan het leven van God”, opnieuw geschapen in Christus en verheven tot de volheid van de genade en de waarheid. (...) Deze kracht verandert het innerlijke van de mens als bron van een leven dat niet verdwijnt of verstrijkt, maar eeuwig duurt. (...) Dit leven is aan iedere mens door de Vader beloofd en aangeboden in Christus, (...) is de uiteindelijke vervulling van de roeping van de mens. Het is in zekere zin de vervulling van de “bestemming” die God in alle eeuwigheid de mens heeft toebedacht. Deze “goddelijke bestemming” volgt haar eigen weg door en over al het raadselachtige en onbekende, alle kronkelingen en bochten van de “menselijke bestemming” op deze aardse wereld heen. Immers, wanneer deze menselijke paden, ondanks de rijkdom van het aardse bestaan, onontkoombaar noodzakelijk uitlopen op de grens van de dood en de ontbinding van het menselijk lichaam, dan verschijnt voor ons Christus aan de overzijde van die grens: “Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft ... zal in eeuwigheid niet sterven“.” Redemptor Hominis [[237|18]]
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 “Totus Tuus”, vertrouwen in Maria, Moeder van God
2
Het leven van Johannes Paulus II was volledig toegewijd aan de dienst aan de Heer, door middel van de voorspraak van de Moeder. Zijn motto was “Totus Tuus”, hetzij voor het welzijn van de Kerk of voor dat van de mens die “de weg van de Kerk” is Redemptor Hominis [[237|14]]. Dit is de ‘raison d’être van de internationale apostolische reizen, de dagelijkse ontmoetingen met mensen, met hen die aan het hoofd staan van kerkelijke gemeenschappen, met kardinalen en bisschoppen, met de leiders van andere kerken en christelijke gemeenschappen, de leiders van andere religies, en met de leken. Dit is evenzo waar van de geschriften van de Paus, de diplomatieke relaties van de Heilige Stoel met de staten en internationale organisaties. De diepe overtuiging van de waarde van Vaticanum II – niet alleen van de noodzaak maar ook van de mogelijkheid, van de Kerk, om het Evangelie van Christus uit te dragen en daarop de ervaring van de Kerk te bouwen als een levende en energie-gevende inspiratie van de visie en de mechanismen van de moderne wereld – dat is altijd de overtuiging van de Paus geweest.
In 1989 viel de Berlijnse Muur, maar op internationaal vlak kon men de verwoestende kracht van de commercie en de specifieke economische en ideologische belangen, steeds anoniemer, mensen onrecht brengen en marginaliseren – zelfs bepaalde sociale groepen in ontwikkelde landen -, en in het bijzonder kon men ervaren hoe het menselijk leven van haar waarde werd ontdaan. Tijdens zijn vele apostolische reizen over de verschillende werelddelen gaf de Paus een stem aan het Evangelie van Christus en wat de Kerk bezig hield. Hij beschreef het op een meer systematische wijze in de encyclieken: Laborem Exercens [712], Sollicitudo Rei Socialis [350], Centesimus Annus [3]; en ook Evangelium Vitae [2], Veritatis Splendor [83], Fides et Ratio [10]; en de encyclieken die specifiek gingen over het leven en apostolaat van de Kerk, zoals Dominum et vivificantem [7], Evangelium Vitae [2], Ut Unum Sint [73], Ecclesia de Eucharistia [87].
In 1989 viel de Berlijnse Muur, maar op internationaal vlak kon men de verwoestende kracht van de commercie en de specifieke economische en ideologische belangen, steeds anoniemer, mensen onrecht brengen en marginaliseren – zelfs bepaalde sociale groepen in ontwikkelde landen -, en in het bijzonder kon men ervaren hoe het menselijk leven van haar waarde werd ontdaan. Tijdens zijn vele apostolische reizen over de verschillende werelddelen gaf de Paus een stem aan het Evangelie van Christus en wat de Kerk bezig hield. Hij beschreef het op een meer systematische wijze in de encyclieken: Laborem Exercens [712], Sollicitudo Rei Socialis [350], Centesimus Annus [3]; en ook Evangelium Vitae [2], Veritatis Splendor [83], Fides et Ratio [10]; en de encyclieken die specifiek gingen over het leven en apostolaat van de Kerk, zoals Dominum et vivificantem [7], Evangelium Vitae [2], Ut Unum Sint [73], Ecclesia de Eucharistia [87].
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 De oorlog in Irak en het ‘vredesoffensief’
3
Soms, zoals in het geval van de pogingen om een oorlog tussen de Verenigde Staten en Irak te voorkomen, is een echt ‘vredesoffensief’ niet alleen nodig om mensenlevens te redden maar ook de toename van haat en waanzinnige ideeën over botsingen tussen beschavingen, of het nieuwe fenomeen van terrorisme op wereldschaal, een halt toe te roepen. Vandaar, de Nieuwjaarstoespraak aan het Corps diplomatique bij de Heilige Stoel en de onvergetelijke februari van 2002 met haar serie aan ontmoetingen van de Paus met diplomaten van de ‘eerste categorie’: J. Fischer (7 feb.); Tarek Aziz (14 feb); Kofi Annan (18 feb.); Tony Blair (22 feb.); José Maria Aznar en de afgevaardigde van Seyyed Mohammad Khatami, leider van de islamitische Republiek Iran (27 feb.); en tenslotte, vanwege de menselijk ondraaglijke situatie, de beslissing om Kardinaal Etchegaray op een speciale missie naar Baghdad (15 feb.) en Kardinaal Pio Laghi naar Washington (3-9 maart). De ‘pauselijke februari’ kwam tot een einde met de ontmoeting van Kardinal J. L. Tauran met de 74 ambassadeurs en diplomaten van over de hele wereld; als Secretaris voor Relaties met de Staten, de ‘Minister van Buitenlandse Zaken’ van de Paus, deed Kardinaal Tauran een oproep om oorlog te voorkomen, en herinnerde aan alles dat de Paus had gezegd in zijn ‘vredesoffensief’.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Jubeljaar 2000: een historische werkelijkheid om de komst van Jezus van Nazareth te gedenken
4
De taak van Johannes Paulus II was gericht op het pastorale en het leven van de Kerk: de Ad limina bezoeken van bisschoppen van over de hele wereld, de audiënties op woensdag en de zondagse ontmoetingen met de gelovigen voor het Angelus, de pastorale bezoeken aan de Romeinse parochies. Alles werd gedaan om de verkondiging van Christus, om Zijn persoon dichterbij onze kennis te brengen en het feit dat “de woorden die Christus heeft gesproken toen Hij op het punt stond de apostelen te verlaten ons iets vertellen over het mysterie van de geschiedenis van de mens, van iedereen, het mysterie van de geschiedenis van de mensheid. De Doop in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest is een onderdompeling in de levende God, “in de Ene die is, die was en die altijd zal zijn”. De Doop is het begin van de ontmoeting, van eenheid, van communie, en van dit aardse leven is het slechts een proloog en een introductie; vervulling en volheid horen toe aan de eeuwigheid. “Deze wereld gaat voorbij.” Daarom moeten we onszelf “in de wereld van God” vinden, om het doel te bereiken, om de volheid van het leven en de roeping van de mens te bereiken.” (Krakow, 10 juni 1979).
“Dit was precies één van de dingen die Johannes Paulus II het meest wilde: helder uitleggen dat de uitkijken naar Christus die komt; natuurlijk, naar de Ene die kwam, maar nog meer naar de Ene die komt, en dat, in dit perspectief, ons geloof ons gericht houdt op de toekomst. Op deze manier zijn we werkelijk in staat om de boodschap van het geloof op een nieuwe manier te presenteren, in het perspectief van Christus die komt.” (Benedictus XVI, Licht van de Wereld).
Het Grote Jubeljaar van de Verlossing [d:17], in het jaar 2000, was voor Johannes Paulus II geen voorwendsel om pastoraal te handelen, maar in de eerste plaats een historische werkelijkheid die ons herinnerde aan de komst van Jezus van Nazareth en alles dat deze historische gebeurtenis teweeg heeft gebracht, zoals de Verlossing, de Getuigenis van de Liefde van God tot aan het Kruis en de Verrijzenis, het leven van de vroege Kerk, de weg van de verlossing die de Verlosser heeft afgelegd en waarmee Hij zijn Kerk heeft gegeven als teken en werktuig van interne eenheid met God, evenals als met de menselijke familie. Het Jubeljaar 2000 herinnerd ons aan het Heilig Land, het land van Jezus, en aan Rome, de plaats van het apostolaat van de Opvolger van Petrus, het authentieke teken van de boodschap en van de eenheid van de Kerkgemeenschap. Deze boodschap is opnieuw geformuleerd in de Apostolische Brieven Tertio millennio adveniente [265] en Novo millennio ineunte [9]. Maar van het meeste belang voor de Paus was de persoonlijke dankzegging en dat van de hele Kerk aan onze Heer Jezus en de geloofsontmoeting met de Ene die ons tot het einde heeft liefgehad, die ons heeft gered en een teken blijft dat zo ontzettend nodig is in een wereld die steeds dover wordt, en haar leven organiseert alsof God niet bestaat en dus zonder identiteit en betekenis de fout ingaat.
“Dit was precies één van de dingen die Johannes Paulus II het meest wilde: helder uitleggen dat de uitkijken naar Christus die komt; natuurlijk, naar de Ene die kwam, maar nog meer naar de Ene die komt, en dat, in dit perspectief, ons geloof ons gericht houdt op de toekomst. Op deze manier zijn we werkelijk in staat om de boodschap van het geloof op een nieuwe manier te presenteren, in het perspectief van Christus die komt.” (Benedictus XVI, Licht van de Wereld).
Het Grote Jubeljaar van de Verlossing [d:17], in het jaar 2000, was voor Johannes Paulus II geen voorwendsel om pastoraal te handelen, maar in de eerste plaats een historische werkelijkheid die ons herinnerde aan de komst van Jezus van Nazareth en alles dat deze historische gebeurtenis teweeg heeft gebracht, zoals de Verlossing, de Getuigenis van de Liefde van God tot aan het Kruis en de Verrijzenis, het leven van de vroege Kerk, de weg van de verlossing die de Verlosser heeft afgelegd en waarmee Hij zijn Kerk heeft gegeven als teken en werktuig van interne eenheid met God, evenals als met de menselijke familie. Het Jubeljaar 2000 herinnerd ons aan het Heilig Land, het land van Jezus, en aan Rome, de plaats van het apostolaat van de Opvolger van Petrus, het authentieke teken van de boodschap en van de eenheid van de Kerkgemeenschap. Deze boodschap is opnieuw geformuleerd in de Apostolische Brieven Tertio millennio adveniente [265] en Novo millennio ineunte [9]. Maar van het meeste belang voor de Paus was de persoonlijke dankzegging en dat van de hele Kerk aan onze Heer Jezus en de geloofsontmoeting met de Ene die ons tot het einde heeft liefgehad, die ons heeft gered en een teken blijft dat zo ontzettend nodig is in een wereld die steeds dover wordt, en haar leven organiseert alsof God niet bestaat en dus zonder identiteit en betekenis de fout ingaat.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 5 Aandacht voor de jeugd en de betekenis van de WJD
5
Johannes Paulus II evalueerde de resultaten van de internationale apostolische reizen met zijn medewerkers, om erachter te komen wat goed gegaan was en de veranderingen voor komende reizen uit te werken. Na de reis naar Polen in 1991, merkte de Paus op dat, tijdens de Mis in Warschau, de jonge mensen kwamen en gingen, bier en coca-cola dronken, en weer terugkwamen. “Zo was het niet tijdens eerdere reizen,” merkte hij op, ” er is iets veranderd in de mentaliteit van de maatschappij. Het heeft geen zin te kijken naar de ‘eerste plaatsen’. De VIPs zitten altijd hetzelfde, maar de ‘randen’ zijn belangrijk en onze aandacht waard.” Het is waard op te merken dat de Paus niet het woord ‘massa’ gebruikte: hij heeft altijd gekeken naar een aandacht gehad voor ‘mensen’. Hij had aandacht voor de rol van de leken in het leven en de missie van de Kerk. Het is zeer belangwekkend dat, toen hij nog kapelaan was op de universiteit van Krakow, hij gebruikte maakte van een korte periode van ‘politieke dooi’ in 1957 om – samen met de aartsbisschop van Wroclaw, Boleslaw Kominek – een symposium in de stad te organiseren voor meer dan 100 studenten uit heel Polen (voor het eerst in decennia!) over het thema “De rol van de leken in de Kerk” (en dat was jaren voor Vaticanum II!). Later, tijdens de zomervakanties, organiseerde hij geestelijke oefeningen bij de Zisters Ursulinnen van de Roomse UNie in Bado Slaskie voor een iets kleinere groep deelnemers aan het symposium van Wroclaw, juist om de ‘vorming van de leken’ te stimuleren.
Met de Wereldjongerendagen gaf de Paus zijn steun aan de verschillende activiteiten van leken in het leven en de missie van de Kerk, en zo bereidde hij de weg voor de zeer belangrijke initiatieven, enkele jaren later, tijdens het pontificaat van Benedictus XVI: het houden van een belangrijk Congres voor de lekengelovigen in Azië, in september 2010 in Korea.; de ontmoetingen van Afrikaanse bisschoppen die leken nog meer aanmoedigen om verantwoordelijke posities in te nemen op het gebied van evangelisatie, sociale activiteiten en het onderwijsbeleid van de Kerk; de grote vertegenwoordiging van lekengelovigen in de continentale Missie van Zuid-Amerika.
Zijn pontificaat overziend, neemt Benedictus XVI notie van de generatieverandering op wereldschaal, en trekt dezelfde conclusie als zijn voorgangern, namelijk dat ‘de tijden veranderd zijn’. Ondertussen is er een nieuwe generatie opgekomen, met nieuwe problemen. De generatie van eind jaren ’60, met haar eigen eigenaardigheden, is gekomen en gegaan. Zlefs de volgende, mer pragmatische, generatie veroudert. Vandaag moet men zich afvragen: “Hoe gaan we om met een wereld diezichzelf bedreigd, en waarin vooruitgang een gevaar is geworden? Moeten we niet helemaal opnieuw beginnen, vanuit God?” ( Licht van de Wereld [4179]). Benedictus XVI doet dus een oproep “dat een nieuwe generatie Katholieken mag opkomen, mensen die van binnen zijn vernieuwd, die zichzelf willen toewijden aan politiek zonder enig minderwaardigheidscomplex” (een idee dat vaak herhaal wordt door de Paus, namelijk in de Boodschap voor de 46e Sociale Week voor Italiaanse Katholieken, 12 oktober 2010). Hij gaat verder met het oproepen tot een nieuwe generatie van goede intellectuelen en wetenschappers, bewust van het feit “dat een wetenschappelijk perspectief dat de ethische en religieuze dimensie van het leven negeert gevaarlijk kortzichtig wordt, net zoals religie zou zijn als het een legitieme bijdrage van de wetenschap voor het begrijpen van de wereld zou afwijzen” Tot de opvoeders [[3763]]; de Paus roept op tot een “nieuwe generatie van toegewijde Katholieke leken die in staat zijn om, op competente en morele wijze, te zoeken naar oplossingen van duurzame ontwikkeling” (7 september 2008).
Met de Wereldjongerendagen gaf de Paus zijn steun aan de verschillende activiteiten van leken in het leven en de missie van de Kerk, en zo bereidde hij de weg voor de zeer belangrijke initiatieven, enkele jaren later, tijdens het pontificaat van Benedictus XVI: het houden van een belangrijk Congres voor de lekengelovigen in Azië, in september 2010 in Korea.; de ontmoetingen van Afrikaanse bisschoppen die leken nog meer aanmoedigen om verantwoordelijke posities in te nemen op het gebied van evangelisatie, sociale activiteiten en het onderwijsbeleid van de Kerk; de grote vertegenwoordiging van lekengelovigen in de continentale Missie van Zuid-Amerika.
Zijn pontificaat overziend, neemt Benedictus XVI notie van de generatieverandering op wereldschaal, en trekt dezelfde conclusie als zijn voorgangern, namelijk dat ‘de tijden veranderd zijn’. Ondertussen is er een nieuwe generatie opgekomen, met nieuwe problemen. De generatie van eind jaren ’60, met haar eigen eigenaardigheden, is gekomen en gegaan. Zlefs de volgende, mer pragmatische, generatie veroudert. Vandaag moet men zich afvragen: “Hoe gaan we om met een wereld diezichzelf bedreigd, en waarin vooruitgang een gevaar is geworden? Moeten we niet helemaal opnieuw beginnen, vanuit God?” ( Licht van de Wereld [4179]). Benedictus XVI doet dus een oproep “dat een nieuwe generatie Katholieken mag opkomen, mensen die van binnen zijn vernieuwd, die zichzelf willen toewijden aan politiek zonder enig minderwaardigheidscomplex” (een idee dat vaak herhaal wordt door de Paus, namelijk in de Boodschap voor de 46e Sociale Week voor Italiaanse Katholieken, 12 oktober 2010). Hij gaat verder met het oproepen tot een nieuwe generatie van goede intellectuelen en wetenschappers, bewust van het feit “dat een wetenschappelijk perspectief dat de ethische en religieuze dimensie van het leven negeert gevaarlijk kortzichtig wordt, net zoals religie zou zijn als het een legitieme bijdrage van de wetenschap voor het begrijpen van de wereld zou afwijzen” Tot de opvoeders [[3763]]; de Paus roept op tot een “nieuwe generatie van toegewijde Katholieke leken die in staat zijn om, op competente en morele wijze, te zoeken naar oplossingen van duurzame ontwikkeling” (7 september 2008).
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 6 De eenvoud van het gebed van Johannes Paulus II
6
Als we terugkijken naar wat Johannes Paulus II heeft bereikt, dan zijn de ‘grote gebeurtenissen’ vermengd met de herinnering aan eenvoudige gebedsmomenten, die een verrassing bleken, zelfs voor zijn medewerkers. Ik zal er slechts twee noemen, uit twee verschillende perioden in zijn leven. In de jaren zeventig was ik studentenkapelaan op de Katholieke Universiteit in Lublin. Aan het begin van het studiejaar kwam de toenmalige kardinaal van Krakow deelnemen aan de Eucharistie in de universiteitskerk, de officiële opening in de grote zaal, en de lunch. Daarna zou de kardinaal teruggaan naar Krakow. De rector van de universiteit, Vader Krapiec, begeleidde hem naar de auto, maar stopte om even te praten met een andere gast, totdat ze te laat bij de auto waren. Maar zie! De kardinaal was ‘verdwenen’! De tien seconden die ze stonden te wachten leken wel tien eeuwen. De rector, gewend om alles onder controle te hebben, wist niet waar de kardinaal heen zou kunnen zijn gegaan. Hij vroeg mij: “Waar is Wojtyla? De kardinaal is verdwenen! Waar is hij!” Met een licht spottende glimlach, nam ik de tijd om te antwoorden, gewoon om hem een beetje te pesten. Toen vertelde ik hem: “Hij is waarschijnlijk naar de kerk gegaan.” Daar gingen we, en we vonden de kardinaal, geknield in gebed voor de Kruisweg.
De andere herinnering komt uit 1999, tijdens zijn zevende apostolische reis in Polen. Die duurde 13 dagen, met 22 plaatsen op het programma, van het noorden naar het zuiden van het land. Een programma dat voorbij ging aan de lichamelijke mogelijkheden van de Paus. Eén van die dagen was er – volgens het programma – een zegening van de schrijn in Lichen, de Eucharistie in Bydgoszcz, dan een ontmoeting met mensen van de universiteit, de liturgie van het Heilig Hart, verbonden aan de zaligverklaring van Pastoor Frelichowski in weer een andere stad, Torun, dan terug naar Lichen voor de overnachting. Een meer dan drukke dag! En zo, na het avondeten, ging het pauselijk gezelschaop meteen naar bed. Maar de Paus sloot zichzelf op in de kapel voor een lang, heel lang gebedsmoment. We waren nog maar met zijn drieën: Bisschop Krapiec die aan het hoofd stond van de planning van het bezoek namens de bisschoppen; ikzelf, als ‘assistent’, en de beroemde Camillo Cibin, hoofd van de Vaticaanse veiligheidsdienst. Eindelijk kwam de Paus de kapel uit om naar zijn slaapkamer te gaan. Cibin zei me: “Vader Andrea, brengt u me een stoel. Een harde van hout, geen sofa, twee koppen koffie, sterke koffie, en een appel.” Dit alles om hem te helpen de hele nacht de wacht te houden bij de duer van de pauselijke slaapkamer, die niet helemaal dicht was, alsof zeker te zijn dat als de Paus – niet alleen moe, maar ook op hoge leeftijd – normaal ademde, en of hij enige hulp nodig had. De persoonlijke heiligheid van de Paus was iets dat de waardering die hij onder nabije medewerkers genoot oversteeg, en dat was zeer belangwekkend.
De andere herinnering komt uit 1999, tijdens zijn zevende apostolische reis in Polen. Die duurde 13 dagen, met 22 plaatsen op het programma, van het noorden naar het zuiden van het land. Een programma dat voorbij ging aan de lichamelijke mogelijkheden van de Paus. Eén van die dagen was er – volgens het programma – een zegening van de schrijn in Lichen, de Eucharistie in Bydgoszcz, dan een ontmoeting met mensen van de universiteit, de liturgie van het Heilig Hart, verbonden aan de zaligverklaring van Pastoor Frelichowski in weer een andere stad, Torun, dan terug naar Lichen voor de overnachting. Een meer dan drukke dag! En zo, na het avondeten, ging het pauselijk gezelschaop meteen naar bed. Maar de Paus sloot zichzelf op in de kapel voor een lang, heel lang gebedsmoment. We waren nog maar met zijn drieën: Bisschop Krapiec die aan het hoofd stond van de planning van het bezoek namens de bisschoppen; ikzelf, als ‘assistent’, en de beroemde Camillo Cibin, hoofd van de Vaticaanse veiligheidsdienst. Eindelijk kwam de Paus de kapel uit om naar zijn slaapkamer te gaan. Cibin zei me: “Vader Andrea, brengt u me een stoel. Een harde van hout, geen sofa, twee koppen koffie, sterke koffie, en een appel.” Dit alles om hem te helpen de hele nacht de wacht te houden bij de duer van de pauselijke slaapkamer, die niet helemaal dicht was, alsof zeker te zijn dat als de Paus – niet alleen moe, maar ook op hoge leeftijd – normaal ademde, en of hij enige hulp nodig had. De persoonlijke heiligheid van de Paus was iets dat de waardering die hij onder nabije medewerkers genoot oversteeg, en dat was zeer belangwekkend.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 7 Het testament van Johannes Paulus II
7
Johannes Paulus II was zich bewust van het feit dat we een zeer zware periode in de geschiedenis beleven, dat de Opvolger van petrus de taak heeft in het geloof te bevestigen, maar hij was zich evenzeer bewust van het feit dat het belangrijkste aspect was om op God te vertrouwen. Het testament dat hij in 1979 schreef, en dat hij elk jaar aanpaste, tijdens de geloofsoefeningen, gaf ons een krachtige getuigenis hiervan. Van 24 februari tot 1 maart schreef hij:
John Paul II was conscious of the fact that we are experiencing a very trying moment in history, that the Successor of Peter has the duty to confirm in the faith, but he was equally conscious of the fact that the most important aspect was to depend on God. The will he wrote in 1979, and which he modified every year, during the spiritual exercises, gives us a powerful testimony of this. From the 24th February to the 1st March, he wrote:
“24.II – 1.III.1980. Gedurende deze geloofsoefeningen, overwoog ik de waarheid van het Priesterschap van Christus in het licht van de Overgang die, voor ieder van ons, het uur van onze eigen dood is. Voor ons, afscheid nemend van deze wereld – om herboren te worden in de volgende, de wereld die komt, welsprekend teken (hij voegt het woord bepalend erboven toe), is de Verrijzenis van Christus (...) De tijd waarin we leven zijn onnoembaar moeilijk en zorgelijk geworden. Het leven van de Kerk is ook moeilijk en gespannen geworden, een karakteristieke test van deze tijden – voor de gelovigen en de pastores. In sommige landen (zoals het land waarover ik las tijdens de geloofsoefeningen) vind de Kerk zichzelf vervolgt zoals in de eerste eeuwen, misschien nog meer, gezien de hoeveelheid wreedheid en haat. Sanguis martyrum – semen christianorum. Verder zijn zoveel onschuldige mensen verdwenen, zelfs in dit land waarin we leven…”
“Wederom wil ik mijzelf volledig toevertrouwen aan de genade van de Heer. Hij zal bepalen wanneer en hij ik mijn aardse leven en mijn pastorale taak beëindig. In het leven zoals in de dood, Totus Tuus, door de Onbevlekte. Door deze dood al te accepteren hoop ik dat Christus mij de genade geeft voor deze laatste overgang, (mijn) Pasch. Ik hoop evenzeer dat hij het nuttig maakt voor dit veel belangrijker doel dat ik probeer te dienen: de verlossing van mensen, de bescherming van de menselijke family, in alle naties en onder alle volkeren (waaronder ik speciaal denk aan mijn eigen aardse land), nuttig voor hen die op bijzondere wijze aan mij zijn toevertrouwd, in de Kerk, voor de glorie van dezelfde God.”
Op 5 maart 1982 voegde hij toe: “De aanslag op mijn leven, op 13.V. 1981, heeft op zekere wijze de waarheid bevestigd van de woorden geschreven gedurende de geloofsoefeningen van 1980 (24.II – 1.III). Ik ervaar nog sterker dat ik volledig in de hand van God ben – en ik blijf steeds beschikbaar voor mijn Heer, mijzelf aan Hem toevertrouwend in Zijn Onbevlekte Moeder (Totus Tuus).”
Toen, op 17 maart van het Jubeljaar 2000, nummer 3: “Als in elk jaar, gedurende de geloofsoefeningen, lees ik mijn testament van 6.III.1979. Ik bleef de voorwaarden daarin onderstrepen. Wat is toegevoegd, toen in tijdens volgende geloofsoefeningen, vormt een reflectie van de moeilijke en gespannen situatie die de jaren ’80 kenmerkte. Sinds de herfst van 1989 is de situatie verandert. Het laatste decennium van de afgelopen eeuw was vrij van de voorgaande spanningen; dit betekent niet dat er geen nieuwe problemen of moeilijkheden waren. Moge in het bijzonder de Goddelijek Voorzienigheid hiervoor gedankt worden, dat de zogenaamde ‘koude oorlog’ zonder gewelddadig nuclear conflict is besloten, een dreiging die de wereld heeft gedragen sinds de voorgaande periode” (woorden onderstreept door de Paus zelf).
John Paul II was conscious of the fact that we are experiencing a very trying moment in history, that the Successor of Peter has the duty to confirm in the faith, but he was equally conscious of the fact that the most important aspect was to depend on God. The will he wrote in 1979, and which he modified every year, during the spiritual exercises, gives us a powerful testimony of this. From the 24th February to the 1st March, he wrote:
“24.II – 1.III.1980. Gedurende deze geloofsoefeningen, overwoog ik de waarheid van het Priesterschap van Christus in het licht van de Overgang die, voor ieder van ons, het uur van onze eigen dood is. Voor ons, afscheid nemend van deze wereld – om herboren te worden in de volgende, de wereld die komt, welsprekend teken (hij voegt het woord bepalend erboven toe), is de Verrijzenis van Christus (...) De tijd waarin we leven zijn onnoembaar moeilijk en zorgelijk geworden. Het leven van de Kerk is ook moeilijk en gespannen geworden, een karakteristieke test van deze tijden – voor de gelovigen en de pastores. In sommige landen (zoals het land waarover ik las tijdens de geloofsoefeningen) vind de Kerk zichzelf vervolgt zoals in de eerste eeuwen, misschien nog meer, gezien de hoeveelheid wreedheid en haat. Sanguis martyrum – semen christianorum. Verder zijn zoveel onschuldige mensen verdwenen, zelfs in dit land waarin we leven…”
“Wederom wil ik mijzelf volledig toevertrouwen aan de genade van de Heer. Hij zal bepalen wanneer en hij ik mijn aardse leven en mijn pastorale taak beëindig. In het leven zoals in de dood, Totus Tuus, door de Onbevlekte. Door deze dood al te accepteren hoop ik dat Christus mij de genade geeft voor deze laatste overgang, (mijn) Pasch. Ik hoop evenzeer dat hij het nuttig maakt voor dit veel belangrijker doel dat ik probeer te dienen: de verlossing van mensen, de bescherming van de menselijke family, in alle naties en onder alle volkeren (waaronder ik speciaal denk aan mijn eigen aardse land), nuttig voor hen die op bijzondere wijze aan mij zijn toevertrouwd, in de Kerk, voor de glorie van dezelfde God.”
Op 5 maart 1982 voegde hij toe: “De aanslag op mijn leven, op 13.V. 1981, heeft op zekere wijze de waarheid bevestigd van de woorden geschreven gedurende de geloofsoefeningen van 1980 (24.II – 1.III). Ik ervaar nog sterker dat ik volledig in de hand van God ben – en ik blijf steeds beschikbaar voor mijn Heer, mijzelf aan Hem toevertrouwend in Zijn Onbevlekte Moeder (Totus Tuus).”
Toen, op 17 maart van het Jubeljaar 2000, nummer 3: “Als in elk jaar, gedurende de geloofsoefeningen, lees ik mijn testament van 6.III.1979. Ik bleef de voorwaarden daarin onderstrepen. Wat is toegevoegd, toen in tijdens volgende geloofsoefeningen, vormt een reflectie van de moeilijke en gespannen situatie die de jaren ’80 kenmerkte. Sinds de herfst van 1989 is de situatie verandert. Het laatste decennium van de afgelopen eeuw was vrij van de voorgaande spanningen; dit betekent niet dat er geen nieuwe problemen of moeilijkheden waren. Moge in het bijzonder de Goddelijek Voorzienigheid hiervoor gedankt worden, dat de zogenaamde ‘koude oorlog’ zonder gewelddadig nuclear conflict is besloten, een dreiging die de wereld heeft gedragen sinds de voorgaande periode” (woorden onderstreept door de Paus zelf).
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 8 Een essentieel aspect van de nieuwe Zalige: “God is de basis van al ons werk”
8
Dit is wederom een belangrijk aspect als men wil nog meer de persoonlijkheid van de nieuwe Zalige van de Kerk, Karol Wojtyla – Johannes Paulus II - wil begrijpen. De basis van al het werk in ons leven is God. We zijn overschaduwd door goddelijke liefde, door de gevolgen van Redding en Verlossing. Maar we moeten mensen helpen dieper geworteld te worden in God zelf; we moeten al het mogelijke doen om persoonlijke en sociale houdingen te scheppen die geworteld zijn in de werkelijkheid van God. Dit vraagt geduld, tijd en de kunde om alles door de ogen van God te zien.
De laatste korte pelgrimstocht van Paus Johannes Paulus II in Polen, in het bijzonder in zijn ‘kleine land’, in Krakow, Wadowice en de Kruisweg (van Kalwaria Zebrzydowska), lieten een volharding zien, maar ook een geestelijke fijnzinnigheid “in het proces van ontwikkeling in de tijd” zodat de hele mensheid, in het bijzonder de kerkelijke en christelijke gemeenschap, een aantal van de basisaspecten van het geloof vollediger kan begrijpen. Sind het begin van zijn pontificaat, in 1978 sprak Johannes Paulus II in zijn homilieën vaak over de genade van God. Dit werd het onderwerp van zijn tweede encycliek, Dives in Misericordia [755], in 1980. Hij was zich ervan bewust dat de moderne cultuur en haar taal geen plek hebben voor genade, en het behandelen als iets vreemds; zij proberen alles in te passen in de categorieën van recht en wet. Maar dit is niet voldoende, want het is niet waar de werkelijkheid van God om draait.
De laatste korte pelgrimstocht van Paus Johannes Paulus II in Polen, in het bijzonder in zijn ‘kleine land’, in Krakow, Wadowice en de Kruisweg (van Kalwaria Zebrzydowska), lieten een volharding zien, maar ook een geestelijke fijnzinnigheid “in het proces van ontwikkeling in de tijd” zodat de hele mensheid, in het bijzonder de kerkelijke en christelijke gemeenschap, een aantal van de basisaspecten van het geloof vollediger kan begrijpen. Sind het begin van zijn pontificaat, in 1978 sprak Johannes Paulus II in zijn homilieën vaak over de genade van God. Dit werd het onderwerp van zijn tweede encycliek, Dives in Misericordia [755], in 1980. Hij was zich ervan bewust dat de moderne cultuur en haar taal geen plek hebben voor genade, en het behandelen als iets vreemds; zij proberen alles in te passen in de categorieën van recht en wet. Maar dit is niet voldoende, want het is niet waar de werkelijkheid van God om draait.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 9 De wereld toevertrouwen aan de Goddelijke Genade
9
Later ondernam de Paus een aantal stappen om de zaligverklaring van Zuster Faustina Kowalska rond te krijgen, evenals haar heiligverklaring (2000). De hele kerkgemeenschap ondervond de nabijheid van de persoon die zo verbonden was met de Genadeboodschap; dit maakte het voor Johannes Paulus II mogelijk dit onderwerp verder uit te werken, om de werkelijkheid van de Goddelijke Genade te laten in de vele contexten over de hele wereld, in verschillende werelddelen, van de mensheid van vandaag.
Uiteindelijk in augustus 2002, in Lagiewniki, waar Zuster Faustina leefde en stierf, vertrouwde Johannes Paulus II de wereld toe aan de Goddelijke Genade, aan het onbeperkte vertrouwen in God de Genadige, aan de Ene die een bron van inspiratie is, maar ook van kracht voor zijn dienstwerk als Opvolger van Petrus. “Het is de Heilige Geest, de Trooster en Geest van Waarheid, die ons leidt op de wegen van de Goddelijke Genade. Door de wereld te overtuigen “aangaande zonde, gerechtigheid en oordeel” (Joh. 16, 8) [b:Joh. 16, 8], onthult Hij ons tegelijkertijd de volheid van de verlossing in Christus. Deze overtuiging aangaande zonde is tweevoudig gerelateerd aan het Kruis van Christus. Aan de ene kant maakt de Heilige Geest het ons mogelijk om, door het Kruis van Christus, zonde, elke zonde, te herkennen aan het kwaad dat het bevat en verbergt. Aan de andere kant maakt de Heilige Geest het ons mogelijk om, wederom door het Kruis van Christus, de zonde te zien in het licht van het mysterium pietatis, dat wil zeggen de vergevende en genadige liefde van God. vgl: Dominum et vivificantem [[[7|32]]] Zo wordt de ‘overtuiging aangaande zonde’ ook een een overtuiging dat de zonde vergeven kan worden, en dat de mens de waardigheid van een geliefde zoon van God kan herkrijgen. Het Kruis is in feite de meest diepgaande vernedering van Good voor de mens. Het Kruis is als een aanraking van eeuwige liefde is de pijnlijkste wonden van het aardse bestaan van de mens. Dives in Misericordia [[755|8]] Deze waarheid zal altijd in herinnering gebracht worden door de hoeksteen van deze Schrijn, gemaakt van de Calvarieberg, op zeker wijze onder het Kruis waarop Jezus Christus zonde en dood overwon. (...) Hoezeer heeft de wereld de genade van God vandaag nodig! In elk werelddeel lijkt er een schreeuw voor genade te klinken vanuit het diepste van het menselijk lijden. Op die plekken waar haat en de dorst naar wraak overweldigend zijn, waar oorlog lijden en de dood van onschuldigen brengt, heeft men de genade nodig om de geesten en harten tot rust te brengen en vrede te doen opbloeien. Op die plekken waar er minder respect is voor het leven en de menselijke waardigheid, heeft men de genadige liefde van God nodig, in wiens light we de onuitsprekelijke waarde van ieder menselijk wezen zien. Genade is nodig om te verzekeren dat elk onrecht een oplossing vind in de glorie van de waarheid. Dus vandaag, in deze Schrijn, wil ik de wereld toevertrouwen aan de Goddelijke Genade. Dat doe ik met een brandend verlangen dat de boodschap van Gods genadige liefde, hier verkondigd door de Heilige Faustina, alle bewoners van de aarde mag bereiken en hun harten met hoop mag vullen. Moge deze boodschap zich van deze plaats verspreiden naar onze geliefde thuisland en over de hele wereld. Moge de bindende belofte van de Heer Jezus worden vervuld: hier moet “de vonk die de wereld zal voorbereiden op zijn wederkomst” vandaan komen. Kerkwijding van het heiligdom van de Goddelijke Barmhartigheid [[2332]]
Zo brachten de laatste maanden in het leven van Paus Johannes Paulus II, getekend door lijden, zijn pontificaat tot vervulling.
Uiteindelijk in augustus 2002, in Lagiewniki, waar Zuster Faustina leefde en stierf, vertrouwde Johannes Paulus II de wereld toe aan de Goddelijke Genade, aan het onbeperkte vertrouwen in God de Genadige, aan de Ene die een bron van inspiratie is, maar ook van kracht voor zijn dienstwerk als Opvolger van Petrus. “Het is de Heilige Geest, de Trooster en Geest van Waarheid, die ons leidt op de wegen van de Goddelijke Genade. Door de wereld te overtuigen “aangaande zonde, gerechtigheid en oordeel” (Joh. 16, 8) [b:Joh. 16, 8], onthult Hij ons tegelijkertijd de volheid van de verlossing in Christus. Deze overtuiging aangaande zonde is tweevoudig gerelateerd aan het Kruis van Christus. Aan de ene kant maakt de Heilige Geest het ons mogelijk om, door het Kruis van Christus, zonde, elke zonde, te herkennen aan het kwaad dat het bevat en verbergt. Aan de andere kant maakt de Heilige Geest het ons mogelijk om, wederom door het Kruis van Christus, de zonde te zien in het licht van het mysterium pietatis, dat wil zeggen de vergevende en genadige liefde van God. vgl: Dominum et vivificantem [[[7|32]]] Zo wordt de ‘overtuiging aangaande zonde’ ook een een overtuiging dat de zonde vergeven kan worden, en dat de mens de waardigheid van een geliefde zoon van God kan herkrijgen. Het Kruis is in feite de meest diepgaande vernedering van Good voor de mens. Het Kruis is als een aanraking van eeuwige liefde is de pijnlijkste wonden van het aardse bestaan van de mens. Dives in Misericordia [[755|8]] Deze waarheid zal altijd in herinnering gebracht worden door de hoeksteen van deze Schrijn, gemaakt van de Calvarieberg, op zeker wijze onder het Kruis waarop Jezus Christus zonde en dood overwon. (...) Hoezeer heeft de wereld de genade van God vandaag nodig! In elk werelddeel lijkt er een schreeuw voor genade te klinken vanuit het diepste van het menselijk lijden. Op die plekken waar haat en de dorst naar wraak overweldigend zijn, waar oorlog lijden en de dood van onschuldigen brengt, heeft men de genade nodig om de geesten en harten tot rust te brengen en vrede te doen opbloeien. Op die plekken waar er minder respect is voor het leven en de menselijke waardigheid, heeft men de genadige liefde van God nodig, in wiens light we de onuitsprekelijke waarde van ieder menselijk wezen zien. Genade is nodig om te verzekeren dat elk onrecht een oplossing vind in de glorie van de waarheid. Dus vandaag, in deze Schrijn, wil ik de wereld toevertrouwen aan de Goddelijke Genade. Dat doe ik met een brandend verlangen dat de boodschap van Gods genadige liefde, hier verkondigd door de Heilige Faustina, alle bewoners van de aarde mag bereiken en hun harten met hoop mag vullen. Moge deze boodschap zich van deze plaats verspreiden naar onze geliefde thuisland en over de hele wereld. Moge de bindende belofte van de Heer Jezus worden vervuld: hier moet “de vonk die de wereld zal voorbereiden op zijn wederkomst” vandaan komen. Kerkwijding van het heiligdom van de Goddelijke Barmhartigheid [[2332]]
Zo brachten de laatste maanden in het leven van Paus Johannes Paulus II, getekend door lijden, zijn pontificaat tot vervulling.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/4101-decreet-voor-de-zaligverklaring-van-johannes-paulus-ii-nl