Dierbare broeders en zusters,
“Vurig heb Ik verlangd, eer Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten!” . Met deze woorden heeft Jezus de viering geopend van zijn laatste maaltijd en van de instelling van de heilige Eucharistie. Jezus liep op dat uur vooruit door ernaar te verlangen. In de grond van zijn hart heeft Hij op dit moment gewacht waarop Hij zichzelf zou geven aan de zijnen onder de gedaanten van brood en wijn. Hij heeft op dit moment gewacht, dat in zekere zin de ware messiaanse bruiloft zou zijn: de omvorming van de gaven van deze aarde en het feit van één te worden met de zijnen, om hen om te vormen en zo de omvorming van de wereld in te huldigen. In het verlangen van Jezus kunnen we het verlangen van God zelf herkennen - zijn liefde voor de mensen, voor zijn schepping, een liefde in verwachting. De liefde die wacht op het moment van de vereniging, de liefde die de mensen tot zich wil trekken, om zo het verlangen van de schepping zelf volledig te realiseren: deze is immers gericht op de openbaring van de kinderen van God .
Jezus verlangt naar ons, Hij wacht op ons. En wij, verlangen wij Hem echt? Voelen we ons innerlijk gedreven om Hem te ontmoeten? Verlangen we vurig zijn nabijheid, één te worden met Hem, gave die Hij ons schenkt in de heilige Eucharistie? Of zijn we onverschillig, afgeleid, gevuld met andere dingen? Volgens de gelijkenissen van Jezus over de maaltijden, weten we dat Hij de realiteit van de leeg gebleven plaatsen kent, het negatieve antwoord, de ongeïnteresseerdheid voor Hem en voor zijn nabijheid. De lege stoelen op het bruiloftsmaal van de Heer, met of zonder uitvluchten, zijn voor ons, sinds lange tijd inmiddels, niet een gelijkenis, maar een huidige realiteit, juist in die landen waarin Hij blijk had gegeven van zijn bijzondere nabijheid.
Jezus wist ook dat er gasten zouden komen, inderdaad, maar niet gekleed in het bruiloftskleed - zonder de vreugde van zijn nabijheid, zij volgen slechts een gewoonte, en met een heel andere richting van hun leven. De heilige Gregorius de Grote vroeg zich in één van zijn preken af: welke soort mensen zijn degenen die zonder bruiloftskleed komen? Wat is dat kleed eigenlijk en hoe verkrijgt men die? Zijn antwoord is: degenen die geroepen zijn en komen, hebben in zekere zin het geloof. Het is het geloof dat de deur voor hen opent. Maar ze missen het bruiloftskleed van de liefde. Hij die het geloof niet zozeer beleeft als liefde, is niet voorbereid op de bruiloft en hij wordt buiten gegooid. De eucharistische communie vereist het geloof, maar het geloof vereist de liefde, anders is zij als geloof ook dood.