
Paus Benedictus XVI - 6 april 2011
Tien jaar na de “genade van Kerstmis”, in 1896, komt de “genade van Pasen” die de laatste periode in het leven van Theresia inzet met de aanvang van haar lijden in diepe vereniging met het lijden van Jezus. Het is lichamelijk lijden, met de ziekte die doorheen veel lijden naar haar dood zal voeren, maar het is vooral zielenlijden, met een heel pijnlijke beproeving van het geloof H. Teresia van Lisieux van het Kind Jezus, Manuscrits autobiographiques. Ms C, 4v-7v. Met Maria naast Jezus’ Kruis, beleeft Theresia dan het meest heldhaftige geloof als een licht in de duisternis dat haar ziel overstroomt. De karmelietes is zich ervan bewust deze grote beproeving door te maken voor het heil van alle atheïsten in de moderne wereld, die zij “broeders” noemt. Zij beleeft de broederliefde dan nog intenser H. Teresia van Lisieux van het Kind Jezus, Manuscrits autobiographiques. Ms C, 8r-33v: voor de zusters van haar gemeenschap, voor haar twee geestelijke broeders missionarissen, voor de priesters en alle mensen, in het bijzonder die het meest veraf zijn. Zij wordt werkelijk een “universele zuster”! Haar innemende en glimlachende liefde is de uitdrukking van haar diepe vreugde waarvan zij ons het geheim onthult: “Jezus, het is mijn vreugde U te beminnen” P 45/7. In deze lijdenscontext, door de kleine dingen van het dagelijks leven met een grote liefde te beleven, brengt de heilige haar roeping - in het hart van de Kerk de liefde te zijn - tot voltooiing H. Teresia van Lisieux van het Kind Jezus, Manuscrits autobiographiques. Ms B, 3v.