Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Wij hernemen de onderrichting over het geloof. Volgens de leer van de Constitutie is het christelijk geloof een bewust en vrij antwoord van de mens op Gods "zelfopenbaring", die haar volheid bereikt in Jezus Christus. Met "de gehoorzaamheid van het geloof ", zoals Sint-Paulus het noemt geeft de mens zich geheel over aan God, doordat hij de inhoud van de goddelijke Openbaring als waarheid aanvaardt. Het geloof is het werk van de genade, die het verstand en de wil van de mens beweegt, terwijl het geloof tezelfdertijd ook een bewuste en vrije daad van de mens is. Het geloof, een gave van God aan de mens, is eveneens een theologale deugd en tegelijk een duurzame neiging van de geest, d.w.z. een gewoonte, een permanente innerlijke houding. Ook eist het dat de gelovige zijn geloof voortdurend voedt, terwijl hij actief en gewetensvol meewerkt met Gods genade.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Als de bron van het geloof ligt in de goddelijke Openbaring, dan wordt ons een wezenlijk aspect van de
medewerking met de geloofsgenade gegeven in een constant en, voor zover als mogelijk, systematisch
contact met de Heilige Schrift, die ons de meest authentieke waarheid brengt die God ons heeft geopenbaard. Ook vinden we er een bron van leven voor de Kerk, zoals de Constitutie
ons zegt.
"Alle kerkelijke prediking en de godsdienst zelf moeten derhalve door de Heilige Schrift gevoed en beheerst worden. Want in de heilige boeken treedt de Vader, die in de hemel is, liefdevol zijn kinderen tegemoet en spreekt met hen. Zo groot is de macht en de kracht van het woord Gods, dat het voor de Kerk het steunpunt en de levenskracht is, en voor de kinderen van de Kerk de kern van hun geloof, de spijs voor hun ziel en de zuivere en bestendige bron van hun geestelijk leven. Daarom gelden van de Heilige Schrift bij uitstek de woorden: 'levend is het woord Gods en krachtig' , 'dat de macht bezit op te bouwen en het erfdeel te verlenen met alle geheiligden' ".
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Terwijl de Constitutie verwijst naar de onderrichtingen van de Kerkvaders, aarzelt ze niet om de "twee tafels" in één adem te vermelden, en wel de tafel van het Woord Gods en die van het Lichaam van Christus; ze wijst er eveneens op, dat de Kerk niet ophoudt "zich in de heilige liturgie vooral te voeden met het brood des levens" van de beide tafels en "dit aan de gelovigen uit te reiken" Bovendien heeft de Kerk de Heilige Schrift en de Traditie steeds aanvaard "als haar hoogste geloofsregel" en als voedsel, dat zij de gelovigen aanreikt voor hun dagelijks leven.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Van daaruit vertrekken praktische richtlijnen, die van groot belang zijn voor de bevestiging van het geloof in het woord van de levende God. Dat is vooral de taak van de bisschoppen, "de bewakers van de apostolische leer" , die de Heilige Geest "tot leiders heeft aangesteld om Gods Kerk te hoeden" ; maar ook alle medeverantwoordelijken van het Godsvolk: de priesters en vooral de parochiepriesters, de diakens, de religieuzen, de leken en de gezinnen. Vóór alles "moet de toegang tot de Heilige Schrift voor de christengelovigen wijd openstaan". Hier rijst de kwestie van de heilige boeken. "De Kerk heeft van meet af aan de zeer oude Griekse vertaling van het Oude Testament, de zogenaamde Septuagint (LXX), als de hare aanvaard; de andere oosterse en Latijnse vertalingen, vooral de zogenaamde Vulgaat, houdt zij steeds in ere. Maar omdat het woord van God aan alle tijden ter beschikking dient te staan, draagt de Kerk er moederlijk zorg voor, dat er in de verschillende talen geëigende en juiste vertalingen gemaakt worden, vooral uit de oorspronkelijke teksten van de heilige boeken".
De Kerk verzet zich niet tegen vertalingen die tot stand komen "in samenwerking met de afgescheiden broeders", de zogenaamde 'oecumenische vertalingen'; met de goedkeuring van het kerkelijk gezag, kunnen ze door allen gebruikt worden".
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Een volgend punt betreft het juiste verstaan van het woord van de goddelijke Openbaring: het "
intellectus fidei", dat zijn hoogtepunt vindt in de theologie. Daartoe beveelt het Concilie
"de studie aan van de heilige Vaders van het Oosten zowel als van het Westen en van de heilige liturgiën" ; het hecht ook groot belang aan het werk van exegeten en theologen, dat steeds in nauw contact met de Heilige Schrift dient te zijn.
"De heilige theologie steunt op het geschreven woord Gods, samen met de Heilige Overlevering, als op haar blijvende grondslag. in dat woord Gods versterkt en verjongt zij steeds haar kracht door alle in het mysterie van Christus besloten waarheid in het licht van het geloof te onderzoeken; ... ook moet de studie van de Heilige Schrift als het ware de ziel vormen van de heilige theologie".
Het Concilie spoort de exegeten en alle theologen aan, om aan het volk van God met vrucht "het voedsel van de Schriften aan te bieden, waardoor de geest verlicht wordt, de wil versterkt en het hart van de mensen opgewekt tot de liefde Gods". Aansluitend op wat reeds gezegd is over de vertaling van het geopenbaarde Woord, moeten exegeten en theologen deze taak ter harte nemen "onder de waakzame leiding van het heilige leraarsambt", gebruik makend van "geschikte wetenschappelijke hulpmiddelen".
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Vervolgens beschikt de Kerk over de ruime en veelzijdige dienst van het woord: namelijk "de pastorale prediking, de catechese en ieder christelijk onderricht, waarin de liturgische homilie een bijzondere plaats dient in te nemen". Heel die bediening wordt gevoed "door het woord van de Schrift". Daarom wordt aan allen die de woorddienst vervullen, aanbevolen "de overvloedige rijkdommen van het goddelijk woord aan de hun toevertrouwde gelovigen mee te delen" Daartoe moeten zij "door geregelde vrome lezing en zorgvuldige studie met de Schrift vergroeid raken", opdat niemand van hen "een holle uiterlijke prediker zij van het woord Gods, waarnaar hij niet innerlijk luistert "
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Terwijl het Concilie de woorden van Sint-Hiëronymus aanhaalt, richt het dezelfde aansporing tot alle gelovigen: "Wie de Schrift niet kent, kent Christus niet". Het Concilie beveelt niet alleen het lezen van de Schrift, maar ook het gebed, dat met de lezing van de Heilige Schrift moet samengaan: "Moge zo door de lezing en de studie van de heilige boeken... de aan de Kerk toevertrouwde schat van de Openbaring meer en meer de harten van de mensen vervullen". Dat doordringen van het woord in de harten versterkt ons christelijke "credo", ons "ik geloof " in het woord van de levende God.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/407-zich-voeden-met-het-woord-van-god-nl