
29 november 2010
Wij geloven in slechts één God, omdat de Heilige Schrift getuigt dat er maar één God bestaat, en omdat er volgens de wetten van de logica ook maar één kan zijn. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 200-202.228
Als er twee Goden zouden zijn, dan zou de ene God de grens zijn van de andere God; geen van beiden zou oneindig zijn of volkomen; dan zou geen van beiden God zijn. De fundamentele Godservaring van Israël is: ‘Luister, Israël: de Heer, onze God, de Heer is de enige!’ (Deut. 6, 4). Telkens opnieuw roepen de profeten op om de valse goden los te laten en zich tot de ene God te bekeren: ‘Ik ben God, er is geen ander’ (Jes. 45, 22).
God geeft zichzelf een naam, omdat Hij graag wil worden aangesproken. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 203-213.230-231
God houdt er niet van om incognito te blijven. Hij wil niet vereerd worden als een ‘hoogste wezen’ dat mensen alleen maar aanvoelen of vermoeden. God wil laten weten wie Hij is, Hij wil aangeroepen kunnen worden omdat Hij werkelijk bestaat en daadkrachtig is. In de brandende doornstruik laat God aan Mozes weten hoe Hij heet: zijn heilige Naam is Jhwh (Ex. 3, 14). God zorgt dat zijn volk Hem kan aanspreken, maar tegelijk blijft Hij de God die verborgen is, Hij is als een geheim onder hen aanwezig. Uit eerbied voor God werd (en wordt) in Israël Gods Naam niet uitgesproken, maar vervangen door de titel Adonai (Heer). Precies die titel gebruikt het Nieuwe Testament wanneer het Jezus verheerlijkt als de ware God: ‘Jezus is de Heer’ (Rom. 10, 9).
‘God is licht, er is in Hem geen spoor van duisternis’ (1 Joh. 1, 5). Zijn woord is waarheid (Spr. 8, 7)(2 Sam. 7, 28), en zijn wet is waarheid (Ps. 119, 142). Jezus staat zelf borg voor de waarheid van God; zo zegt Hij wanneer Hij voor Pilatus staat: ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen’ (Joh. 18, 37). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 214-217
Je kunt God niet bewijzen, omdat de wetenschap God niet tot experimenteel object kan maken. Toch laat God zich op een eigen manier ervaren en bewijzen. Dat God de waarheid is, weten wij dankzij de volstrekte geloofwaardigheid van Jezus. Hij is ‘de Weg, de Waarheid en het Leven’ (Joh. 14, 6). Iedereen die in relatie treedt met Hem kan dit ontdekken en ondervinden. Als God niet ‘waar’ is, zouden geloof en rede niet in gesprek met elkaar kunnen komen. Maar ze kunnen elkaar verstaan, want God is de waarheid en de waarheid is goddelijk.
Als God liefde is, wordt al het geschapene gedragen en omringd door oneindig welwillende liefde. God verklaart niet alleen dat Hij liefde is, Hij bewijst het: ‘Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden’ (Joh. 15, 13). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 218.221
Geen andere godsdienst zegt wat het Christendom zegt: ‘God is liefde’ (1 Joh. 4, 8.16). Het geloof houdt vast aan die uitspraak, hoewel mensen door het lijden en het kwaad in de wereld gaat twijfelen of God echt liefde is. Al in het Oude Testament laat God de profeet Jesaja namens Hem tegen zijn volk zeggen: ‘Jij bent zo kostbaar in mijn ogen, zo waardevol, en ik houd zo veel van je dat ik de mensheid geef in ruil voor jou, ja alle volken om jou te behouden. Wees niet bang, want ik ben bij je’ (Jes. 43, 4). God laat Jesaja zeggen: ‘Maar kan een vrouw haar zuigeling vergeten of harteloos zijn tegen het kind dat zij droeg? Zelfs als zou zij het vergeten, Ik vergeet jou nooit. Ik heb je in mijn handpalm gegrift’ (Jes. 49, 15-16, a). Dat zijn geen loze woorden over Gods liefde, zoals Jezus laat zien aan het kruis, waar Hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.
Als je God hebt leren kennen, moet Hij de eerste plaats innemen in je leven. Daarmee begint een nieuw leven voor je. Christenen zijn te herkennen aan het feit dat zij zelfs hun vijanden liefhebben. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 222-227.229
God kennen betekent: Hij die mij in het leven gewild en geschapen heeft, die mij elk ogenblik met liefde volgt, die mijn leven zegent en in stand houdt, die de wereld en de mensen van wie ik houd in zijn hand houdt, die vol verlangen op mij wacht, die mij wil vervullen en voltooien en mij voor altijd bij zich wil laten wonen – Hij is er. Het is niet genoeg als je dat met een hoofdknikken beaamt. Christenen moeten de levensstijl van Jezus overnemen.
Wij geloven in één God in drie personen (Triniteit). ‘God is niet eenzaamheid, maar volkomen gemeenschap’ Paus Benedictus XVI, Angelus/Regina Caeli, Hoogfeest van de Heilige Drie-Eenheid (Jaar A) - Sint Pietersplein, God de Vader, Zoon en Heilige Geest: "één in wezen" (22 mei 2005), 1. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 232-236.249-256.261.265-266
Christenen bidden niet tot drie verschillende goden, maar tot één enkel wezen, dat zich drievoudig ontplooit en toch één blijft. Dat God drievuldig is, weten wij door Jezus Christus: Hij, de Zoon, spreekt over zijn hemelse Vader (‘de Vader en ik zijn één’ (Joh. 10, 30). Hij bidt tot Hem en schenkt ons de Heilige Geest, die de liefde is van de Vader en de Zoon. Wij worden dan ook gedoopt ‘in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest’ (Mt. 28, 19).
Nee, Gods Drievuldigheid (Triniteit) is een mysterie. Wij weten alleen dankzij Jezus Christus dat God drievuldig is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 237
Mensen kunnen niet met hun eigen verstand concluderen tot Gods Drievuldigheid. Maar zij erkennen wel de redelijkheid van dit mysterie, als zij de openbaring van God in Jezus Christus aanvaarden. Als God eenzaam en alleen zou zijn, zou Hij niet eeuwig liefhebben. Omdat Jezus het ons uitlegt, vinden wij al in het Oude Testament (bijvoorbeeld in Vgl. Gen. 1, 2 Vgl. Gen. 18, 2 Vgl. 2 Sam. 23, 2 ), maar zelfs in de hele schepping sporen van Gods Drievuldigheid.
God vereren wij alleen daarom al als Vader, omdat Hij de Schepper is en liefdevol met zijn schepselen omgaat. Bovendien heeft Jezus, Gods Zoon, ons geleerd om zijn Vader als onze Vader te beschouwen en hem als ‘onze Vader’ aan te spreken. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 238-240
Voordat het Christendom bestond, waren er al verschillende godsdiensten waarin God ‘Vader’ genoemd werd. En al voor Jezus’ komst spraken de Israëlieten God als hun Vader aan (Deut. 32, 6)(Mal. 2, 10) en zij wisten dat Hij ook als een moeder is (Jes. 66, 13). Een vader en een moeder beleven mensen als oorsprong en gezag, beschermend en dragend. Wie God als Vader werkelijk is, laat Jezus Christus ons zien: ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’ (Joh. 14, 9). In de gelijkenis van de verloren zoon doet Jezus een beroep op het diepe menselijke verlangen naar een barmhartige Vader.
De Heilige Geest is de derde persoon van de Heilige Drievuldigheid (Triniteit) en evenzeer God als de Vader en de Zoon. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 243-248.263-264
Wanneer wij ontdekken dat God een werkelijkheid binnen in ons is, dan weten wij de Heilige Geest aan het werk. God gaf ons ‘de Geest van zijn Zoon’ (Gal. 4, 6), die ons helemaal zou vervullen. In de Heilige Geest vindt de Christen diepe vreugde, innerlijke vrede en vrijheid. ‘U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en Hem te kunnen aanroepen met “Abba, Vader”‘ (Rom. 8, 15, b). In de Heilige Geest – wij ontvangen Hem in de Doop en het Vormsel – mogen wij God aanspreken met ‘Vader’.
Jezus van Nazareth is de Zoon, de tweede goddelijke persoon; over Hem gaat het als wij bidden: ‘in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’ (Mt. 28, 19). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 243-260
Jezus was ofwel een oplichter toen Hij zich Heer van de sabbat noemde en zich met de titel ‘Heer’ liet aanspreken als was Hij God, ofwel was Hij echt God. Schandaal ontstonmd toen Hij zonden vergaf. Dat was in de ogen van zijn tijdgenoten een vergrijp waar de doodstraf op stond. Door wonderen en tekenen, maar met name door de verrijzenis, leerden de leerlingen inzien wie Jezus is en baden zij tot Hem als de Heer.
Dat is het geloof van de Kerk.
‘Voor God is niets onmogelijk’ (Lc. 1, 37). Hij is almachtig. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 268-278
Wie God aanroept in nood, gelooft dat Hij almachtig is. God heeft de wereld geschapen uit het niets. Hij is de Heer van de geschiedenis. Hij stuurt alle dingen en Hij kan alles. Maar hoe Hij zijn almacht gebruikt, is een mysterie. Vaak vragen mensen: waar was God dan? Via de profeet Jesaja zegt Hij tegen ons: ‘Mijn plannen zijn niet jullie plannen, en jullie wegen zijn niet mijn wegen’ (Jes. 55, 8). Niet zelden is Gods almacht juist daar te zien waar mensen er niets meer van verwachten. De onmacht op Goede Vrijdag ging vooraf aan de verrijzenis.
Nee. De zin: ‘God heeft de wereld geschapen’ is geen achterhaalde natuurwetenschappelijke uitspraak. Het is een theologische uitspraak, dat wil zeggen een uitspraak over de goddelijke betekenis (theos = God, logos = zin, betekenis) en oorsprong van alle dingen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 282-289
Het scheppingsverhaal is geen natuurwetenschappelijke verklaring voor het ontstaan van de wereld. ‘God heeft de wereld geschapen’ is een theologische uitspraak, die gaat over het verband tussen de wereld en God. God heeft de wereld gewild; Hij gaat met haar mee en zal de wereld tot voltooiing brengen. Geschapen zijn is een blijvende eigenschap van de dingen en een elementaire waarheid over de dingen.
Ja. Het geloof staat open voor bevindingen en hypothesen van de natuurwetenschappen.Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 282-289
De theologie heeft geen natuurwetenschappelijke deskundigheid; de natuurwetenschap heeft geen theologische deskundigheid. De natuurwetenschap kan niet dogmatisch uitsluiten dat er in de schepping doelgerichte processen aan de gang zijn; het geloof daarentegen kan niet vaststellen hoe die processen zich concreet voltrekken in de ontwikkeling van de natuur. Een Christen kan de evolutietheorie als een nuttig verklaringsmodel beschouwen, voor zover het niet de verkeerde evolutionistische opvatting huldigt dat de mens een toevallig bijproduct van biologische processen is. Evolutie veronderstelt dat er iets bestaat dat zich verder kan ontwikkelen. Daarmee wordt nog geen uitspraak gedaan over waar dat ‘iets’ vandaan komt. Ook op vragen naar het zijn, het wezen, de waardigheid, de opdracht, de zin en het waarom van de wereld en de mensen kun je niet met biologische argumenten een antwoord geven. Maar zoals het ‘evolutionisme’ naar de ene kant grenzen overschrijdt, zo overschrijdt het creationisme de grenzen naar de andere kant. Creationisten nemen Bijbelse gegevens (zoals hoe oud de aarde is, de schepping in zeven dagen) op naïeve wijze letterlijk op.
Nee. God, en niet het toeval, is de oorzaak van het bestaan van de wereld. Zij is noch wat haar herkomst betreft, noch wat haar ordening en doelgerichtheid betreft, een product van ‘zinloos’ opererende factoren. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 295-301.317-318.320
Christenen geloven dat zij Gods handschrift kunnen lezen in zijn schepping. In 1985 hield paus Johannes Paulus II wetenschappers die over de wereld spreken als een toevallig, zinloos en doelloos proces, in een H. Paus Johannes Paulus II - Audiëntie
De bewijzen voor het bestaan van God
Geloofsbelijdenis, 19e catechese
(10 juli 1985) voor: ‘Wanneer wij een universum, met zo een complexe organisatie van elementen en een zo prachtig, doelgericht leven, als toevallig karakteriseren, dan betekent dat eigenlijk dat wij het zoeken opgeven naar een verklaring van de wereld zoals die zich aan ons voordoet. Het betekent in feite dat wij aannemen dat er werkingen bestaan zonder oorzaak. Daar laat het menselijke verstand het in feite afweten; het onttrekt zich op die manier aan het denken en aan het zoeken van een oplossing voor de problemen.’
God alleen, die tijd en ruimte overstijgt, heeft de wereld uit het niets geschapen en alle dingen in het bestaan geroepen. Alles wat bestaat, is van God afhankelijk en bestaat alleen omdat God het wil en het in stand houdt. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 290-292.316
De schepping van de wereld is in zekere zin een ‘samenwerking’ van de drie-enige God. De Vader is de Schepper, de almachtige. De Zoon is de zin en het hart van de wereld: ‘Alles is door Hem en voor Hem geschapen’ (Kol. 1, 16). Wij weten pas waarvoor de wereld bedoeld is als wij Christus leren kennen en begrijpen dat de wereld toeloopt naar een doel: de waarheid, de goedheid en de schoonheid van de Heer. De Heilige Geest houdt alles bijeen; ‘De Geest maakt levend’ (Joh. 6, 63).
Ja. Ook de natuurwetten en de orde van de natuur behoren tot de schepping van God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 339.346.354
De mens is geen onbeschreven blad. Hij is bepaald door de orde en de natuurwet die God in zijn schepping heeft neergelegd. Een Christen doet niet zomaar ‘wat hij wil’. Hij weet dat hij zichzelf en zijn omgeving schade berokkent als hij de natuurwetten negeert, als hij dingen tegen hun natuurlijke orde in gebruikt en slimmer wil zijn dan God die ze schiep. Een mens kan zichzelf niet helemaal opnieuw ontwerpen.
Het is een symbool van de werkweek, die bekroond wordt met een rustdag (Gen. 1, 1-3). In die vormgeving wordt beschreven hoe goed, mooi en wijs de schepping geordend is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 337-342
Uit de symboliek van de schepping in zes dagen kun je belangrijke basisgegevens halen:
Dat God uitrust van zijn werk verwijst naar de voltooiing van de schepping, die alle menselijke inspanning te boven gaat. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 349
Hoezeer de mens met zijn werk ook de jongere partner van zijn Schepper is (Gen. 2, 15), hij kan de aarde door zijn inspanningen niet verlossen. Doel van de schepping is ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ (Jes. 65, 17) die ons door een verlossing geschonken wordt. Daarom staat de rust van de zondag, die een voorsmaak is van de hemelse rust, hoger aangeschreven dan de arbeid die ons daarop voorbereidt.
‘De wereld is geschapen tot eer van God’ (Eerste Vaticaans Concilie) 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 27. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 293-294.319
De enige reden voor de schepping is de liefde. Daarin laat God zijn heerlijkheid en zijn glorie zien. God loven betekent dan ook niet dat wij applaudisseren voor God. De mens is niet een toeschouwer van het scheppende werk van God. God ‘loven’ houdt in dat wij samen met de hele schepping ons eigen bestaan dankbaar beamen.