Redemptionis Donum
x
Informatie over dit document
Redemptionis Donum
Aan de vrouwelijke en mannelijke religieuzen over hun roeping in het licht van het Mysterie van de Verlossing
Paus Johannes Paulus II
25 maart 1984
Pauselijke geschriften - Apostolische Exhortaties
1984, Archief van de Kerken, jrg. 39, nr. 5, p. 1-11
mei 1984
Archief van de Kerken
23 januari 2023
3945
nl
Referenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Groet
1
Ook al is deze uitnodiging gericht tot allen binnen de Kerk, dan heeft zij toch op een bijzondere manier betrekking op u, religieuzen die, door de gelofte van de evangelische raden aan God toegewijd, streeft naar een bijzondere volheid van christelijk leven. Uw specifieke roeping en het geheel van uw leven in de Kerk en de wereld putten hun eigen aard en hun geestelijke kracht uit de diepte zelf van het mysterie van de verlossing. Omdat u Christus volgt langs de 'nauwe ... en smalle' weg, (Mt. 7, 14) [[b:Mt. 7, 14]] ondervindt u heel in het bijzonder hoe 'bij Hem overvloed van verlossing' is. (Ps. 129; 7) [b:Ps. 129]
Zeergeliefde broeders en zusters in Christus Jezus,De gave van de verlossing, waar dit buitengewone jubileumjaar speciaal de aandacht op vestigt, bevat een bijzondere uitnodiging tot bekering en verzoening met God in Jezus Christus. Terwijl de uiterlijke aanleiding tot dit jubileum van historische aard is - wij vieren immers het feit, dat Christus 1950 jaar geleden aan het kruis gestorven is en verrezen - is hier nog een innerlijk motief van kracht, dat samenhangt met de diepte zelf van het verlossingsmysterie. Uit dit mysterie is de Kerk geboren, en van dit mysterie leeft zij heel haar geschiedenis door. De periode van het buitengewoon jubileum heeft een bijzonder karakter. De uitnodiging tot bekering en verzoening met God betekent, dat wij grondiger moeten nadenken over ons leven, onze christelijke roeping, in het licht van het mysterie van de verlossing, om ons leven steeds meer in dit mysterie te doen wortelen.
Ook al is deze uitnodiging gericht tot allen binnen de Kerk, dan heeft zij toch op een bijzondere manier betrekking op u, religieuzen die, door de gelofte van de evangelische raden aan God toegewijd, streeft naar een bijzondere volheid van christelijk leven. Uw specifieke roeping en het geheel van uw leven in de Kerk en de wereld putten hun eigen aard en hun geestelijke kracht uit de diepte zelf van het mysterie van de verlossing. Omdat u Christus volgt langs de 'nauwe ... en smalle' weg, (Mt. 7, 14) [[b:Mt. 7, 14]] ondervindt u heel in het bijzonder hoe 'bij Hem overvloed van verlossing' is. (Ps. 129; 7) [b:Ps. 129]
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
En daarom wil ik, nu dit heilig jaar zijn einde nadert, mij tot u allen richten, religieuzen, die zich geheel aan de beschouwing wijden of zich voor verschillende werken van apostolaat inzetten. Dit heb ik al op vele plaatsen en bij verschillende gelegenheden gedaan, door de evangelische leer te bevestigen en door te trekken, zoals die vervat ligt in heel de traditie van de Kerk, vooral in het leergezag van het laatste oecumenische concilie, zowel in de dogmatische constitutie Lumen Gentium [617], als het decreet Perfectae Caritatis [677], en in de geest ervan, welke mijn voorganger Paulus VI voorhield in de apostolische exhortatie Evangelica Testificatio [3722]. De Codex van het Kerkelijk recht [30], die onlangs van kracht is geworden en in zekere zin beschouwd worden als het laatste document van het Concilie, zal voor u allen een kostbare hulp en een veilige gids zijn om meer concreet nauwkeurig de wegen te bepalen waarlangs u uw schitterende Kerkelijke roeping getrouwen edelmoedig zult kunnen beleven.
Van harte groeten wij u, als bisschop van Rome en opvolger van de heilige Petrus, met. wie uw gemeenschappen op een speciale manier verbonden zijn. Van deze zetel van Rome bereiken u, als een onophoudelijke echo, ook deze woorden van de heilige Paulus: 'Met uw enige bruidegom Christus heb ik u verloofd om u als een ongerepte maagd tot Hem te voeren'. (2 Kor. 11, 2) [[b:2 Kor. 11, 2]] De Kerk, die na de apostelen de schat van het huwelijk met de goddelijke bruidegom ontvangt, ziet met grote liefde neer op al haar zonen en dochters, die door de professie van de evangelische raden en door haar bemiddeling een buitengewoon verbond met de Verlosser hebben gesloten.
Aanvaardt dus deze woorden van het jubileumjaar van de Verlossing als echte woorden van liefde, die de Kerk tot u richt. Aanvaardt ze, waar u zich ook bevindt: in het slot van gemeenschappen die zich aan de contemplatie wijden of zich toeleggen op de werken van velerlei apostolische diensten: in de missies, in de pastoraal, in ziekenhuizen of op andere plaatsen waar diensten worden verricht aan de lijdende mens, in onderwijsinstellingen, op scholen of aan universiteiten, en tenslotte in al uw huizen, waar u 'in de naam van Christus vergaderd' bent, in het bewustzijn dat de Heer 'in u midden' is. (Mt. 18, 20) [[b:Mt. 18, 20]]
Moge de liefdevolle woorden van de Kerk die in het jubileumjaar van de Verlossing tot u worden gericht, een weerspiegeling zijn van het liefdevolle woord dat Christus zelf tot ieder van u heeft gesproken, toen Hij eens dat geheimvolle 'Volg Mij' (Mt. 19, 21; Mc. 10, 21; Lc. 18, 22) [b:Mt. 19, 21; Mc. 10, 21; Lc. 18, 22] sprak, waarmee uw roeping in de Kerk een aanvang nam.
Van harte groeten wij u, als bisschop van Rome en opvolger van de heilige Petrus, met. wie uw gemeenschappen op een speciale manier verbonden zijn. Van deze zetel van Rome bereiken u, als een onophoudelijke echo, ook deze woorden van de heilige Paulus: 'Met uw enige bruidegom Christus heb ik u verloofd om u als een ongerepte maagd tot Hem te voeren'. (2 Kor. 11, 2) [[b:2 Kor. 11, 2]] De Kerk, die na de apostelen de schat van het huwelijk met de goddelijke bruidegom ontvangt, ziet met grote liefde neer op al haar zonen en dochters, die door de professie van de evangelische raden en door haar bemiddeling een buitengewoon verbond met de Verlosser hebben gesloten.
Aanvaardt dus deze woorden van het jubileumjaar van de Verlossing als echte woorden van liefde, die de Kerk tot u richt. Aanvaardt ze, waar u zich ook bevindt: in het slot van gemeenschappen die zich aan de contemplatie wijden of zich toeleggen op de werken van velerlei apostolische diensten: in de missies, in de pastoraal, in ziekenhuizen of op andere plaatsen waar diensten worden verricht aan de lijdende mens, in onderwijsinstellingen, op scholen of aan universiteiten, en tenslotte in al uw huizen, waar u 'in de naam van Christus vergaderd' bent, in het bewustzijn dat de Heer 'in u midden' is. (Mt. 18, 20) [[b:Mt. 18, 20]]
Moge de liefdevolle woorden van de Kerk die in het jubileumjaar van de Verlossing tot u worden gericht, een weerspiegeling zijn van het liefdevolle woord dat Christus zelf tot ieder van u heeft gesproken, toen Hij eens dat geheimvolle 'Volg Mij' (Mt. 19, 21; Mc. 10, 21; Lc. 18, 22) [b:Mt. 19, 21; Mc. 10, 21; Lc. 18, 22] sprak, waarmee uw roeping in de Kerk een aanvang nam.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Roeping
- "Jezus keek hem liefdevol aan"
3
'Jezus keek hem liefdevol aan (Mc. 10, 21) [b:Mc. 10, 21] en zei tot hem: 'Wilt ge volmaakt zijn, ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen; daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten. En kom dan terug om 'Mij te volgen'. (Mt. 19, 21) [b:Mt. 19, 21] Ook al weten wij dat deze tot de rijke jongeman gesproken woorden niet werden aanvaard, door hem die werd geroepen, verdient de inhoud ervan toch onze volle aandacht; want ze bevat de innerlijke structuur van een roeping. 'Jezus keek hem liefdevol aan'. Dit is de liefde van de Verlosser: een liefde die ontspringt aan heel de goddelijke en menselijke diepte van de verlossing. In haar weerspiegelt zich de eeuwige liefde van de Vader, die 'de wereld zozeer heeft liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in 'Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben'. (Joh. 3, 16) [b:Joh. 3, 16] De Zoon, door die liefde bewogen, aanvaardde in de Heilige Geest de zending van de Vader, en werd de Verlosser van de wereld. De liefde van de Vader heeft zich in de Zoon geopenbaard als liefde die verlost. Deze liefde zelf is de ware prijs van de verlossing van de mens en de wereld. De apostelen van Christus spreken met diepe ontroering over de prijs van de verlossing: 'Gij weet dat gij niet met vergankelijke dingen, zoals goud en zilver, zijt verlost. . . Gij zijt verlost door het kostbaar bloed van Christus, het lam zonder vlek of gebrek', schrijft de heilige Petrus. (1 pt. 1, 18) [b:1 pt. 1, 18] En de heilige Paulus zegt: 'Gij zijt gekocht en de prijs is betaald'. (1 Kor. 6, 20) [b:1 Kor. 6, 20]
De roeping tot een leven volgens de evangelische raden ontstaat uit de innerlijke ontmoeting met de liefde van Christus, een liefde die verlossend is. Christus roept juist door deze verlossende liefde. In de structuur van de roeping wordt de ontmoeting met deze liefde iets sterk persoonlijks. Toen Christus 'u liefdevol aankeek', om ieder van u, dierbare religieuzen, te roepen, werd zijn verlossende liefde op een bepaalde persoon gericht en nam tegelijkertijd een bruidelijk karakter aan: ze is een liefde van uitverkiezing geworden, zo'n liefde omvat de hele persoon, naar ziel en naar lichaam, man of vrouw, in zijn unieke, onherhaalbare 'persoonlijke ik'. Hij die, voor eeuwig aan de Vader weggegeven, zichzelf 'geeft' in het mysterie van de verlossing heeft de mens geroepen, opdat deze zich op zijn beurt geheel zal geven aan een bijzondere taak in het verlossingswerk door tot een door de Kerk erkende en' goedgekeurde gemeenschap te behoren. Zijn op deze roeping niet de woorden van de heilige Paulus toepasselijk: 'Gij weet het, uw lichaam is een tempel van de Heilige Geest. .. Gij zijt niet van uzelf. Gij zijt gekocht en de prijs is betaald'. (1 kor. 6, 19-20) [b:1 kor. 6, 19-20]
Zo is het inderdaad. De liefde van Christus heeft ieder van u, beminde broeders en zusters, met deze 'prijs' van de verlossing bereikt. Tengevolge daarvan, geeft u er zich rekenschap van dat u niet meer van uzelf bent, maar van Hem. Dit nieuwe bewustzijn is de vrucht van de 'liefdevolle blik' van Christus in het diepst van uw hart. U hebt die blik beantwoord door Hem te kiezen die ieder van u het eerst heeft uitverkoren, door u te roepen met zijn onmetelijke verlossende liefde. Daar Hij u 'bij de naam' roept richt zijn roeping zich altijd tot de mens in zijn vrijheid. Christus zegt: 'Wilt ge .. .'. En het antwoord op die roep is dus een vrije keuze. U hebt Jezus van Nazareth, de Verlosser van de wereld, gekozen door de weg te volgen die Hij u heeft gewezen.
De roeping tot een leven volgens de evangelische raden ontstaat uit de innerlijke ontmoeting met de liefde van Christus, een liefde die verlossend is. Christus roept juist door deze verlossende liefde. In de structuur van de roeping wordt de ontmoeting met deze liefde iets sterk persoonlijks. Toen Christus 'u liefdevol aankeek', om ieder van u, dierbare religieuzen, te roepen, werd zijn verlossende liefde op een bepaalde persoon gericht en nam tegelijkertijd een bruidelijk karakter aan: ze is een liefde van uitverkiezing geworden, zo'n liefde omvat de hele persoon, naar ziel en naar lichaam, man of vrouw, in zijn unieke, onherhaalbare 'persoonlijke ik'. Hij die, voor eeuwig aan de Vader weggegeven, zichzelf 'geeft' in het mysterie van de verlossing heeft de mens geroepen, opdat deze zich op zijn beurt geheel zal geven aan een bijzondere taak in het verlossingswerk door tot een door de Kerk erkende en' goedgekeurde gemeenschap te behoren. Zijn op deze roeping niet de woorden van de heilige Paulus toepasselijk: 'Gij weet het, uw lichaam is een tempel van de Heilige Geest. .. Gij zijt niet van uzelf. Gij zijt gekocht en de prijs is betaald'. (1 kor. 6, 19-20) [b:1 kor. 6, 19-20]
Zo is het inderdaad. De liefde van Christus heeft ieder van u, beminde broeders en zusters, met deze 'prijs' van de verlossing bereikt. Tengevolge daarvan, geeft u er zich rekenschap van dat u niet meer van uzelf bent, maar van Hem. Dit nieuwe bewustzijn is de vrucht van de 'liefdevolle blik' van Christus in het diepst van uw hart. U hebt die blik beantwoord door Hem te kiezen die ieder van u het eerst heeft uitverkoren, door u te roepen met zijn onmetelijke verlossende liefde. Daar Hij u 'bij de naam' roept richt zijn roeping zich altijd tot de mens in zijn vrijheid. Christus zegt: 'Wilt ge .. .'. En het antwoord op die roep is dus een vrije keuze. U hebt Jezus van Nazareth, de Verlosser van de wereld, gekozen door de weg te volgen die Hij u heeft gewezen.
Referenties naar alinea 3: 1
Vita Consecrata ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- "Wilt ge volmaakt zijn"
4
Deze weg wordt ook de weg van de volmaaktheid genoemd. In zijn gesprek met de jongeman zegt Christus: 'Wilt ge volmaakt zijn. . .'; het begrip 'de weg van de volmaaktheid' is aldus in de Bijbel zelf gefundeerd. Vernemen wij deze woorden overigens ook niet in de Bergrede: 'Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is'? (Mt. 5,48) [b:Mt. 5,48] De roeping van de mens tot de volmaaktheid is iets wat op de een of andere manier altijd bij denkers en moralisten, zowel in de oude tijden als in alle perioden van de geschiedenis, een voorwerp van overweging is geweest. De Bijbelse roeping heeft evenwel een heel bijzonder kenmerk: zij is wel zeer veeleisend, wanneer zij de mens een volmaaktheid naar het beeld van God zelf voorhoudt. (Lev. 19, 2; Lev. 11, 44) [[b:Lev. 19, 2; Lev. 11, 44]] Maar juist in die vorm is deze roeping in overeenstemming met heel de inwendige logica van de openbaring, volgens welke de mens geschapen is naar het beeld en de gelijkenis van God zelf. Hij moet dus de volmaaktheid zoeken die hem eigen is krachtens dit beeld en deze gelijkenis. De heilige Paulus schreef daarom in zijn brief aan de Efeziërs: 'Weest navolgers van God, zoals geliefde kinderen past. Leidt een leven van liefde naar het voorbeeld van Christus, die ons heeft bemind en zich voor ons heeft overgeleverd als offergave en slachtoffer, God tot een lieflijke geur'. (Ef. 5, 1-2) [b:Ef. 5, 1-2]
De uitnodiging tot de volmaaktheid behoort dus tot het wezen zelf van de christelijke roeping. Als grondslag voor deze roeping moeten wij ook de woorden beschouwen die Christus tot de jongeman uit het evangelie richtte. Deze staan op een bijzondere manier in verband met het mysterie van de verlossing van de mens in de wereld. Dit herstelt namelijk voor God het scheppingswerk dat door de zonde werd aangetast en verwijst naar de volmaaktheid die volgens de gedachten en de bedoelingen van God aan heel de schepping en in het bijzonder aan de mens eigen is. Vooral de mens moet aan God worden geschonken en teruggegeven, wil hij volledig aan zichzelf worden teruggegeven. Vandaar de eeuwig klinkende roep: 'Keer terug tot Mij, want Ik ben uw Verlosser'. (Jes. 44, 22) [b:Jes. 44, 22] De woorden van Christus: 'Wilt ge volmaakt zijn, ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen ... 'leiden ons zonder twijfel binnen in de ruimte van de evangelische raad van armoede, die tot het wezen zelf van de religieuze roeping en professie behoort.
Tegelijk echter kunnen deze woorden in een bredere, en in zekere zin meer wezenlijke betekenis worden opgevat. De Leraar uit Nazareth nodigt zijn gesprekspartner uit, om af te zien van een levensproject waarin de categorie van het bezit, van het 'hebben', de voornaamste rol speelt, en daarvoor in de plaats een project te aanvaarden dat is geconcentreerd op de waarde van de menselijke persoon: op het persoonlijke 'zijn' met alle 'transcendentie' die daaraan eigen is.
Zo opgevat, vormen de woorden van Christus als het ware een ruimere achtergrond voor het ideaal van de evangelische armoede, vooral van die armoede welke, als evangelische raad, tot de wezenlijke inhoud van uw mystiek huwelijk met de goddelijke bruidegom van de Kerk behoort. Als wij de woorden van Christus lezen in het licht van het beginsel van de hogere waarde van het 'zijn' boven het 'hebben', vooral wanneer dit laatste in materialistische en utilitaristische zin wordt opgevat, dan raken wij als het ware aan de antropologische basis zelf van de roeping in het Evangelie. Tegen de achtergrond van de ontwikkeling van de huidige beschaving, is dit een ontdekking van ongewoon actuele betekenis. En tegelijkertijd wordt de weg van de volmaaktheid' zoals die door Christus is aangewezen, zelf van actuele betekenis. Als de mens, in het kader van de huidige beschaving, zeker binnen de tegenwoordige consumptiemaatschappij, op een-pijnlijke manier het wezenlijke tekort ervaart aan persoonlijk 'zijn', een tekort dat zijn mens-zijn ondervindt tengevolge van de overvloed aan allerlei vormen van 'hebben', wordt hij meer bereid tot het aanvaarden van de waarheid die schuilgaat in de roeping en die eens en voorgoed in het evangelie is vertolkt. De roeping waaraan u beminde broeders en zusters, gehoor geeft door de weg van de religieuze volmaaktheid in te slaan, raakt de wortels zelf van het mens-zijn, de wortels van het menselijk lot in de hedendaagse wereld. De evangelische 'staat van volmaaktheid' maakt u niet van die wortels los. Integendeel, juist daardoor wordt het u mogelijk uzelf dieper te verankeren in wat de mens tot mens maakt, doordat u het op allerlei manieren door de zonde belaste mens-zijn doordringt met het goddelijke en menselijke zuurdeeg van het verlossingsmysterie.
De uitnodiging tot de volmaaktheid behoort dus tot het wezen zelf van de christelijke roeping. Als grondslag voor deze roeping moeten wij ook de woorden beschouwen die Christus tot de jongeman uit het evangelie richtte. Deze staan op een bijzondere manier in verband met het mysterie van de verlossing van de mens in de wereld. Dit herstelt namelijk voor God het scheppingswerk dat door de zonde werd aangetast en verwijst naar de volmaaktheid die volgens de gedachten en de bedoelingen van God aan heel de schepping en in het bijzonder aan de mens eigen is. Vooral de mens moet aan God worden geschonken en teruggegeven, wil hij volledig aan zichzelf worden teruggegeven. Vandaar de eeuwig klinkende roep: 'Keer terug tot Mij, want Ik ben uw Verlosser'. (Jes. 44, 22) [b:Jes. 44, 22] De woorden van Christus: 'Wilt ge volmaakt zijn, ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen ... 'leiden ons zonder twijfel binnen in de ruimte van de evangelische raad van armoede, die tot het wezen zelf van de religieuze roeping en professie behoort.
Tegelijk echter kunnen deze woorden in een bredere, en in zekere zin meer wezenlijke betekenis worden opgevat. De Leraar uit Nazareth nodigt zijn gesprekspartner uit, om af te zien van een levensproject waarin de categorie van het bezit, van het 'hebben', de voornaamste rol speelt, en daarvoor in de plaats een project te aanvaarden dat is geconcentreerd op de waarde van de menselijke persoon: op het persoonlijke 'zijn' met alle 'transcendentie' die daaraan eigen is.
Zo opgevat, vormen de woorden van Christus als het ware een ruimere achtergrond voor het ideaal van de evangelische armoede, vooral van die armoede welke, als evangelische raad, tot de wezenlijke inhoud van uw mystiek huwelijk met de goddelijke bruidegom van de Kerk behoort. Als wij de woorden van Christus lezen in het licht van het beginsel van de hogere waarde van het 'zijn' boven het 'hebben', vooral wanneer dit laatste in materialistische en utilitaristische zin wordt opgevat, dan raken wij als het ware aan de antropologische basis zelf van de roeping in het Evangelie. Tegen de achtergrond van de ontwikkeling van de huidige beschaving, is dit een ontdekking van ongewoon actuele betekenis. En tegelijkertijd wordt de weg van de volmaaktheid' zoals die door Christus is aangewezen, zelf van actuele betekenis. Als de mens, in het kader van de huidige beschaving, zeker binnen de tegenwoordige consumptiemaatschappij, op een-pijnlijke manier het wezenlijke tekort ervaart aan persoonlijk 'zijn', een tekort dat zijn mens-zijn ondervindt tengevolge van de overvloed aan allerlei vormen van 'hebben', wordt hij meer bereid tot het aanvaarden van de waarheid die schuilgaat in de roeping en die eens en voorgoed in het evangelie is vertolkt. De roeping waaraan u beminde broeders en zusters, gehoor geeft door de weg van de religieuze volmaaktheid in te slaan, raakt de wortels zelf van het mens-zijn, de wortels van het menselijk lot in de hedendaagse wereld. De evangelische 'staat van volmaaktheid' maakt u niet van die wortels los. Integendeel, juist daardoor wordt het u mogelijk uzelf dieper te verankeren in wat de mens tot mens maakt, doordat u het op allerlei manieren door de zonde belaste mens-zijn doordringt met het goddelijke en menselijke zuurdeeg van het verlossingsmysterie.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- "Ge zult een schat in de hemel bezitten"
5
De roeping bevat het antwoord op de vraag: waartoe is de mens? - en hoe moet hij zijn? Dit antwoord geeft een, nieuwe dimensie aan heel het leven en schenkt het zijn uiteindelijke zin. Deze zin verschijnt aan de horizon van de evangelische paradox dat een mens het leven moet verliezen als hij het wil redden, en dat daarentegen wordt gered als hij het verliest omwille van Christus en het Evangelie, zoals we lezen bij Marcus. (Mc. 8, 35) [b:Mc. 8, 35] (Mt. 10, 39; Lc. 18, 22) [[b:Mt. 10, 39; Lc. 18, 22]]
In het licht van deze woorden wordt de aansporing van Christus volkomen duidelijk: 'Ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen; daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten. En kom dan terug om Mij te volgen'. (Mt. 19, 21) [b:Mt. 19, 21] Tussen dat 'ga dan naar huis' en de woorden die dan volgen: 'kom dan terug om Mij te volgen' bestaat een nauw verband. We kunnen zeggen dat deze laatste woorden het wezen zelf van de roeping aanduiden; het gaat er inderdaad om, de voetsporen van Christus te volgen (sequi, vandaar de uitdrukking sequela Christi (navolging van Christus)). De woorden 'ga ... verkoop ... geef .. .' schijnen aan te duiden welke situatie aan de roeping voorafgaat. Maar anderzijds staat die situatie niet 'buiten' de roeping, maar ligt er reeds 'binnen'. Want een mens ontdekt de nieuwe zin van zijn mens-zijn niet alleen om Christus te volgen, maar ook voor zover hij Hem volgt. Als hij 'verkoopt wat hij bezit' en 'het aan de armen geeft', ontdekt hij dat de bezittingen en de welstand waarover hij beschikte niet de schat waren waarmee hij moet volstaan: de schat ligt in zijn hart, dat door Christus geschikt is gemaakt om aan anderen 'te geven' door zichzelf te geven. Rijk is niet wie bezit, maar wie geeft, wie in staat is te geven.
Op dit punt wordt de evangelische paradox bijzonder veelzeggend. Hij wordt een zijnsprogramma: arm zijn, in de door de Meester uit Nazareth aan deze manier van 'zijn' gegeven zin, betekent in het eigen mens-zijn iemand worden die alles weggeeft. En dat betekent ook, de 'schat' ontdekken. Die schat is onverwoestbaar. Want samen met de mens gaat hij over in vormen van de eeuwigheid, en behoort tot de goddelijke eschatologie van de mens. Dank zij deze schat, heeft de mens een definitieve toekomst in God. Christus zegt: 'Gij zult een schat in de hemel bezitten'. Deze schat is niet zozeer een 'prijs' die na de dood wordt toegekend voor de in navolging van de goddelijke Meester volbrachte werken, als wel de eschatologische volheid van wat zich reeds in dit aardse leven achter die werken verborg, in de innerlijke 'schat' van het hart. Want Christus zelf heeft in zijn bergrede, (Mt. 6, 19-20) [[b:Mt. 6, 19-20]] na ons te hebben uitgenodigd om schatten te verzamelen in de hemel, daaraan toegevoegd: 'Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn'. (Mt. 6, 21) [b:Mt. 6, 21] Deze uitspraak brengt het eschatologisch karakter aan het licht van de christelijke roeping, en meer nog het eschatologisch karakter van de roeping die zich verwerkelijkt langs de weg van het geestelijke huwelijk met Christus door het naleven van de evangelische raden.
In het licht van deze woorden wordt de aansporing van Christus volkomen duidelijk: 'Ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen; daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten. En kom dan terug om Mij te volgen'. (Mt. 19, 21) [b:Mt. 19, 21] Tussen dat 'ga dan naar huis' en de woorden die dan volgen: 'kom dan terug om Mij te volgen' bestaat een nauw verband. We kunnen zeggen dat deze laatste woorden het wezen zelf van de roeping aanduiden; het gaat er inderdaad om, de voetsporen van Christus te volgen (sequi, vandaar de uitdrukking sequela Christi (navolging van Christus)). De woorden 'ga ... verkoop ... geef .. .' schijnen aan te duiden welke situatie aan de roeping voorafgaat. Maar anderzijds staat die situatie niet 'buiten' de roeping, maar ligt er reeds 'binnen'. Want een mens ontdekt de nieuwe zin van zijn mens-zijn niet alleen om Christus te volgen, maar ook voor zover hij Hem volgt. Als hij 'verkoopt wat hij bezit' en 'het aan de armen geeft', ontdekt hij dat de bezittingen en de welstand waarover hij beschikte niet de schat waren waarmee hij moet volstaan: de schat ligt in zijn hart, dat door Christus geschikt is gemaakt om aan anderen 'te geven' door zichzelf te geven. Rijk is niet wie bezit, maar wie geeft, wie in staat is te geven.
Op dit punt wordt de evangelische paradox bijzonder veelzeggend. Hij wordt een zijnsprogramma: arm zijn, in de door de Meester uit Nazareth aan deze manier van 'zijn' gegeven zin, betekent in het eigen mens-zijn iemand worden die alles weggeeft. En dat betekent ook, de 'schat' ontdekken. Die schat is onverwoestbaar. Want samen met de mens gaat hij over in vormen van de eeuwigheid, en behoort tot de goddelijke eschatologie van de mens. Dank zij deze schat, heeft de mens een definitieve toekomst in God. Christus zegt: 'Gij zult een schat in de hemel bezitten'. Deze schat is niet zozeer een 'prijs' die na de dood wordt toegekend voor de in navolging van de goddelijke Meester volbrachte werken, als wel de eschatologische volheid van wat zich reeds in dit aardse leven achter die werken verborg, in de innerlijke 'schat' van het hart. Want Christus zelf heeft in zijn bergrede, (Mt. 6, 19-20) [[b:Mt. 6, 19-20]] na ons te hebben uitgenodigd om schatten te verzamelen in de hemel, daaraan toegevoegd: 'Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn'. (Mt. 6, 21) [b:Mt. 6, 21] Deze uitspraak brengt het eschatologisch karakter aan het licht van de christelijke roeping, en meer nog het eschatologisch karakter van de roeping die zich verwerkelijkt langs de weg van het geestelijke huwelijk met Christus door het naleven van de evangelische raden.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
De structuur van deze roeping, zoals deze blijkt uit de woorden gericht tot de jongeman uit de synoptische evangeliën," wordt herkend naarmate wij de fundamentele schat van ons eigen mens-zijn ontdekken in het perspectief van de 'schat' die de mens 'in de hemel' bezit. In dit perspectief hangt de fundamentele schat van iemands mens-zijn samen met het feit te 'zijn om zich te geven'. Het rechtstreekse verwijzingspunt in zo'n roeping is de levende persoon van Jezus Christus. De roeping tot de weg van de volmaaktheid neemt vorm aan uit Hem en door Hem in de Heilige Geest, die altijd weer bij nieuwe mensen, mannen en vrouwen, op verschillende ogenblikken in hun leven maar vooral tijdens hun jeugd, alles 'in herinnering roept' wat Christus 'heeft gezegd', (Joh. 14, 26) [[b:Joh. 14, 26]] en vooral wat Hij 'heeft gezegd' tot de jongeman die Hem vroeg: 'Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?'. (Mt. 19, 16) [b:Mt. 19, 16] Door het antwoord dat Christus zijn gesprekspartner geeft, terwijl Hij hem 'liefdevol aankeek', dringt het machtige zuurdeeg van het verlossingsmysterie binnen in het bewustzijn, het hart en de wil van de mens die in alle oprechtheid en waarheid op zoek is.
Zo vindt de roeping tot de weg van de evangelische raden altijd zijn aanvang bij God: 'Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn'. (Joh. 15, 16) [b:Joh. 15, 16] De roeping, waarin de mens diep in zichzelf de evangelische wet van het geven ontdekt, welke in zijn mens-zijn is gegrift, is zelf een gave! Een gave die rijk is aan de diepste inhoud van het Evangelie, een gave waarin het goddelijke en menselijke aspect van het mysterie van de verlossing van de wereld wordt weerspiegeld. 'Hierin bestaat de liefde: niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad en zijn Zoon gezonden om door het offer van zijn leven onze zonden uit te wissen.’ (1 Joh. 4, 10) [b:1 Joh. 4, 10]
Zo vindt de roeping tot de weg van de evangelische raden altijd zijn aanvang bij God: 'Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn'. (Joh. 15, 16) [b:Joh. 15, 16] De roeping, waarin de mens diep in zichzelf de evangelische wet van het geven ontdekt, welke in zijn mens-zijn is gegrift, is zelf een gave! Een gave die rijk is aan de diepste inhoud van het Evangelie, een gave waarin het goddelijke en menselijke aspect van het mysterie van de verlossing van de wereld wordt weerspiegeld. 'Hierin bestaat de liefde: niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad en zijn Zoon gezonden om door het offer van zijn leven onze zonden uit te wissen.’ (1 Joh. 4, 10) [b:1 Joh. 4, 10]
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Toewijding
7
Door uw roeping bent u tot de religieuze professie gebracht, waardoor u door de kerkelijke bediening aan God bent toegewijd en tegelijk in uw religieuze familie bent opgenomen. De Kerk ziet dus bovenal in u mensen die 'gewijd' zijn: aan God toegewijd in Jezus Christus, om uitsluitend aan Hem toe te behoren. Deze toewijding bepaalt uw plaats in de grote gemeenschap van de Kerk, het volk van God. Tegelijk vloeien krachtens deze toewijding aan de universele zending van dat volk buitengewone hulpbronnen van geestelijke en bovennatuurlijke krachten toe: een bijzondere vorm van leven, van getuigenis en van apostolaat in trouw aan de zending van uw instituut, zijn eigenheid en zijn geestelijk erfgoed. De universele zending van het volk van God is geworteld in de messiaanse zending van Christus zelf - profeet, priester en koning - waaraan allen op verschillende wijzen deelhebben. De vorm van deelneming, eigen aan hen die God gewijd zijn, beantwoordt aan de vorm van uw geworteld zijn in Christus. De diepte en kracht van dat geworteld-zijn worden juist bepaald door de religieuze professie.
Deze schept in Jezus Christus een nieuwe band tussen de mens en de drie-ene God. Deze band ontwikkelt zich vanuit de oorspronkelijke, door het sacrament van het doopsel gelegde band. De religieuze professie 'wortelt innig in de toewijding van het doopsel en brengt deze voller tot uitdrukking' Perfectae Caritatis [[677|5]] Op die manier wordt ze in haar wezenlijke elementen een nieuwe toewijding, de toewijding en de gave van de menselijke persoon aan God die boven alles wordt bemind. Door de geloften hebt u zich verplicht tot de concrete beleving van de evangelische raden van zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid, volgens de bepalingen, die eigen zijn aan uw religieuze families en in de constituties zijn vastgelegd: die verplichting vormt de uitdrukking van een totale toewijding aan God, en tegelijk het middel om dat te kunnen realiseren, Van daaruit wordt ook gestalte gegeven aan het eigen getuigenis en apostolaat van personen die aan God zijn toegewijd, Maar de wortels van die bewuste, vrije toewijding, en dus van de aan God geschonken gave van zichzelf om Hem toe te behoren, moeten wij zoeken in het doopsel, het sacrament dat ons voert tot het paas mysterie als hoogtepunt en kern van de door Christus tot stand gebrachte verlossing,
Om de werkelijkheid van de religieuze professie volledig tot haar recht te laten komen, moeten wij dan ook te rade gaan bij de aangrijpende woorden van de heilige Paulus in zijn brief aan de Romeinen: 'Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus, een nieuw leven zouden leiden'. (Rom. 6, 3-4) [b:Rom. 6, 3-4] 'Onze oude mens is met Hem gekruisigd, , " zodat wij niet langer aan de zonde dienstbaar zijn'. (Rom. 6, 6) [b:Rom. 6, 6] 'Zo moet ook gij uzelf beschouwen: als dood voor de zonde en levend voor God in Christus Jezus'. (Rom. 6, 11) [b:Rom. 6, 11]
De religieuze professie - gebaseerd op het sacrament van het doopsel waarin ze is geworteld - is een 'nieuw begraven zijn in de dood van Christus': nieuw, vanwege de bewustwording en de keuze; nieuw, vanwege de liefde en de roeping; nieuw, vanwege de onophoudelijke 'bekering', Dit 'begraven zijn in de dood' maakt dat de mens, 'met Christus begraven', 'met Christus een nieuw leven leidt'. Op de gekruisigde Christus berusten uiteindelijk zowel de toewijding van het doopsel als de professie van de evangelische raden welke, volgens de woorden van het Tweede Vaticaans Concilie, 'een bijzondere toewijding is', Ze is tegelijk dood en bevrijding. De heilige Paulus zegt: 'U moet uzelf beschouwen als dood voor de zonde'; maar tegelijk noemt hij die dood 'bevrijding uit de slavernij van de zonde', Vooral echter vormt de religieuze toewijding, welke gebaseerd is op het sacrament van het doopsel, een nieuw leven 'voor God in Jezus Christus',
Zo legt de mens dus, met de professie van de evangelische raden, op een veel rijpere en bewustere manier 'de oude mens af en 'bekleedt zich tegelijk met de nieuwe mens, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid', om nogmaals de woorden uit de brief aan de Efeziërs te gebruiken. (Ef. 4, 22-24) [[b:Ef. 4, 22-24]]
Deze schept in Jezus Christus een nieuwe band tussen de mens en de drie-ene God. Deze band ontwikkelt zich vanuit de oorspronkelijke, door het sacrament van het doopsel gelegde band. De religieuze professie 'wortelt innig in de toewijding van het doopsel en brengt deze voller tot uitdrukking' Perfectae Caritatis [[677|5]] Op die manier wordt ze in haar wezenlijke elementen een nieuwe toewijding, de toewijding en de gave van de menselijke persoon aan God die boven alles wordt bemind. Door de geloften hebt u zich verplicht tot de concrete beleving van de evangelische raden van zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid, volgens de bepalingen, die eigen zijn aan uw religieuze families en in de constituties zijn vastgelegd: die verplichting vormt de uitdrukking van een totale toewijding aan God, en tegelijk het middel om dat te kunnen realiseren, Van daaruit wordt ook gestalte gegeven aan het eigen getuigenis en apostolaat van personen die aan God zijn toegewijd, Maar de wortels van die bewuste, vrije toewijding, en dus van de aan God geschonken gave van zichzelf om Hem toe te behoren, moeten wij zoeken in het doopsel, het sacrament dat ons voert tot het paas mysterie als hoogtepunt en kern van de door Christus tot stand gebrachte verlossing,
Om de werkelijkheid van de religieuze professie volledig tot haar recht te laten komen, moeten wij dan ook te rade gaan bij de aangrijpende woorden van de heilige Paulus in zijn brief aan de Romeinen: 'Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus, een nieuw leven zouden leiden'. (Rom. 6, 3-4) [b:Rom. 6, 3-4] 'Onze oude mens is met Hem gekruisigd, , " zodat wij niet langer aan de zonde dienstbaar zijn'. (Rom. 6, 6) [b:Rom. 6, 6] 'Zo moet ook gij uzelf beschouwen: als dood voor de zonde en levend voor God in Christus Jezus'. (Rom. 6, 11) [b:Rom. 6, 11]
De religieuze professie - gebaseerd op het sacrament van het doopsel waarin ze is geworteld - is een 'nieuw begraven zijn in de dood van Christus': nieuw, vanwege de bewustwording en de keuze; nieuw, vanwege de liefde en de roeping; nieuw, vanwege de onophoudelijke 'bekering', Dit 'begraven zijn in de dood' maakt dat de mens, 'met Christus begraven', 'met Christus een nieuw leven leidt'. Op de gekruisigde Christus berusten uiteindelijk zowel de toewijding van het doopsel als de professie van de evangelische raden welke, volgens de woorden van het Tweede Vaticaans Concilie, 'een bijzondere toewijding is', Ze is tegelijk dood en bevrijding. De heilige Paulus zegt: 'U moet uzelf beschouwen als dood voor de zonde'; maar tegelijk noemt hij die dood 'bevrijding uit de slavernij van de zonde', Vooral echter vormt de religieuze toewijding, welke gebaseerd is op het sacrament van het doopsel, een nieuw leven 'voor God in Jezus Christus',
Zo legt de mens dus, met de professie van de evangelische raden, op een veel rijpere en bewustere manier 'de oude mens af en 'bekleedt zich tegelijk met de nieuwe mens, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid', om nogmaals de woorden uit de brief aan de Efeziërs te gebruiken. (Ef. 4, 22-24) [[b:Ef. 4, 22-24]]
Referenties naar alinea 7: 1
Vita Consecrata ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- === Verbond van bruidelijke liefde
8
Vernieuwt dan allen, geliefde broeders en zusters, die in . de gehele Kerk het verbond van de evangelische raden beleeft, in dit heilig jaar van de Verlossing het bewustzijn van uw bijzondere deelneming aan de dood van de Verlosser op het kruis; een deelneming waardoor u met Hem verrezen zijt en telkens weer opstaat tot een nieuw leven, Tot ieder van u zegt de Heer wat Hij eertijds door de profeet Jesaja zei:
Op deze manier wordt een bijzonder verbond van bruidelijke liefde gesloten, waarin als een eeuwige echo de woorden weerklinken aangaande Israël, dat de Heer 'zich heeft verkoren... " en waarvan Hij zijn bezit heeft gemaakt'. (Ps. 135, 4) [b:Ps. 135, 4] In elke aan God gewijde mens wordt namelijk het 'Israël' van het nieuw en eeuwig verbond uitverkoren. Het hele messiaanse volk, de hele Kerk wordt uitverkoren in elke mens die God zich uit dit volk verkiest; in elke mens die zich voor allen aan God toewijdt om uitsluitend aan Hem toe te behoren. Hoewel niemand, zelfs niet de heiligste mens, de woorden van Christus kan herhalen: 'omwille van hen wijd Ik Mij aan U', (Joh. 17, 19) [b:Joh. 17, 19] woorden die een eigen verlossende kracht hebben, maar dank zij het geven van zichzelf uit liefde, door zich aan God aan te bieden om uitsluitend aan Hem toe te behoren, kan ieder mens door het geloof in het krachtveld van die woorden treden.
Verwijzen daarnaar ook niet die andere woorden van de apostel in zijn brief aan de Romeinen, woorden die wij zo vaak herhalen en overwegen: 'En nu, broeders, smeek ik u bij Gods erbarming; wijdt uzelf aan Hem toe als een levende, heilige offergave, die Hij kan aanvaarden, Dat is de geestelijke eredienst die u past'. (Rom. 12, 1) [b:Rom. 12, 1] In deze woorden weerklinken als het ware van verre de woorden van Hem die, toen Hij in deze wereld kwam en mens werd, tot de Vader sprak: 'Gij hebt voor Mij een lichaam bereid... Hier ben Ik,... Ik ben gekomen, O God om uw wil te doen'. (Hebr. 10, 5-7) [b:Hebr. 10, 5-7]
Laten wij ons dus, in dit bijzondere verband van het jubileumjaar van de Verlossing, het mysterie in herinnering roepen van de ziel en het lichaam van Christus als de enige en algehele drager van de verlossende en bruidelijke liefde; deze is bruidelijk omdat ze veeleisend Hij zichzelf geofferd. Uit liefde heeft Hij zijn lichaam gegeven 'voor de zonde van de wereld', Wanneer u zich allen, door uw toewijding van de religieuze geloften, verenigt met het paas mysterie van de Verlosser, dan verlangt u zelf, door de liefde die zich helemaal geeft, dat u naar lichaam en ziel wordt doordrongen van de geest van offer, waartoe de heilige Paulus ons uitnodigt met de woorden van de brief aan de Romeinen die zojuist werden aangehaald: 'wijdt uzelf aan Hem toe als een offergave', 36 (Rom. 12, 1) [b:Rom. 12, 1] Op die manier wordt in de religieuze professie de gelijkenis met de liefde weergegeven die, in het hart van Christus tegelijk een verlossende en bruidelijke liefde is. Een dergelijke liefde moet in ieder van u, beminde broeders en zusters, ontspringen aan de bron zelf van de bijzondere toewijding die, gebaseerd op het sacramentele doopsel, de aanvang is van uw nieuwe leven in Christus en de Kerk: dit is het begin van de nieuwe schepping.
Moge tegelijk met deze liefde zich in ieder van u de vreugde verdiepen uitsluitend aan God toe te behoren, het bijzondere bezit te zijn van de allerheiligste Drie-eenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest! Herhaalt bij uzelf telkens weer de geïnspireerde woorden van de psalmist:
Het woord 'volg Mij', dat Christus sprak, terwijl Hij ieder van u, beminde broeders en zusters, 'liefdevol aankeek', heeft ook nog deze betekenis: neemt zo volledig en radicaal mogelijk deel aan de totstandkoming van de 'nieuwe schepping' (2 Kor. 5, 17) [b:2 Kor. 5, 17] die moet voortkomen uit de verlossing van de wereld door de kracht van de Geest van waarheid, welke werkt vanuit de overvloed van het Paasmysterie van Christus.
'Weest nu niet bevreesd, want Ik heb u verlost,De evangelische uitnodiging: 'Wilt gij volmaakt zijn, , " kom dan terug om Mij te volgen', (Mt. 19, 21) [b:Mt. 19, 21] is ons in het licht van de woorden van de goddelijke Meester tot gids, Vanuit de diepte van de verlossing bereikt de roeping van Christus de mens, en vanuit diezelfde diepte raakt zij zijn ziel; krachtens de genade van de verlossing neemt deze heilzame roeping in het hart van de geroepene de concrete vorm aan van de professie van de evangelische raden. In die vorm beantwoordt u de oproep van de verlossende liefde; en dit is eveneens een liefdevol antwoord: de zichzelf gevende liefde, die de innerlijke kracht is van de toewijding, dat wil zeggen de toewijding van de persoon. De woorden van Jesaja 'Ik heb u verlost - gij zijt van Mij' lijken deze liefde te bekrachtigen en te bezegelen, een liefde van volledige toewijding, welke uitsluitend aan God wordt gedaan.
u geroepen bij uw naam: gij zijt van Mij'. (Jes. 43, 1) [b:Jes. 43, 1]
Op deze manier wordt een bijzonder verbond van bruidelijke liefde gesloten, waarin als een eeuwige echo de woorden weerklinken aangaande Israël, dat de Heer 'zich heeft verkoren... " en waarvan Hij zijn bezit heeft gemaakt'. (Ps. 135, 4) [b:Ps. 135, 4] In elke aan God gewijde mens wordt namelijk het 'Israël' van het nieuw en eeuwig verbond uitverkoren. Het hele messiaanse volk, de hele Kerk wordt uitverkoren in elke mens die God zich uit dit volk verkiest; in elke mens die zich voor allen aan God toewijdt om uitsluitend aan Hem toe te behoren. Hoewel niemand, zelfs niet de heiligste mens, de woorden van Christus kan herhalen: 'omwille van hen wijd Ik Mij aan U', (Joh. 17, 19) [b:Joh. 17, 19] woorden die een eigen verlossende kracht hebben, maar dank zij het geven van zichzelf uit liefde, door zich aan God aan te bieden om uitsluitend aan Hem toe te behoren, kan ieder mens door het geloof in het krachtveld van die woorden treden.
Verwijzen daarnaar ook niet die andere woorden van de apostel in zijn brief aan de Romeinen, woorden die wij zo vaak herhalen en overwegen: 'En nu, broeders, smeek ik u bij Gods erbarming; wijdt uzelf aan Hem toe als een levende, heilige offergave, die Hij kan aanvaarden, Dat is de geestelijke eredienst die u past'. (Rom. 12, 1) [b:Rom. 12, 1] In deze woorden weerklinken als het ware van verre de woorden van Hem die, toen Hij in deze wereld kwam en mens werd, tot de Vader sprak: 'Gij hebt voor Mij een lichaam bereid... Hier ben Ik,... Ik ben gekomen, O God om uw wil te doen'. (Hebr. 10, 5-7) [b:Hebr. 10, 5-7]
Laten wij ons dus, in dit bijzondere verband van het jubileumjaar van de Verlossing, het mysterie in herinnering roepen van de ziel en het lichaam van Christus als de enige en algehele drager van de verlossende en bruidelijke liefde; deze is bruidelijk omdat ze veeleisend Hij zichzelf geofferd. Uit liefde heeft Hij zijn lichaam gegeven 'voor de zonde van de wereld', Wanneer u zich allen, door uw toewijding van de religieuze geloften, verenigt met het paas mysterie van de Verlosser, dan verlangt u zelf, door de liefde die zich helemaal geeft, dat u naar lichaam en ziel wordt doordrongen van de geest van offer, waartoe de heilige Paulus ons uitnodigt met de woorden van de brief aan de Romeinen die zojuist werden aangehaald: 'wijdt uzelf aan Hem toe als een offergave', 36 (Rom. 12, 1) [b:Rom. 12, 1] Op die manier wordt in de religieuze professie de gelijkenis met de liefde weergegeven die, in het hart van Christus tegelijk een verlossende en bruidelijke liefde is. Een dergelijke liefde moet in ieder van u, beminde broeders en zusters, ontspringen aan de bron zelf van de bijzondere toewijding die, gebaseerd op het sacramentele doopsel, de aanvang is van uw nieuwe leven in Christus en de Kerk: dit is het begin van de nieuwe schepping.
Moge tegelijk met deze liefde zich in ieder van u de vreugde verdiepen uitsluitend aan God toe te behoren, het bijzondere bezit te zijn van de allerheiligste Drie-eenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest! Herhaalt bij uzelf telkens weer de geïnspireerde woorden van de psalmist:
'Wat heb ik toch in de hemel;Of deze:
Ook op aarde verlang ik niets buiten U!
Al bezwijken mijn vlees en mijn hart,
God is voor eeuwig de rots van mijn hart en mijn erfdeel'. (Ps. 73, 25-26) [b:Ps. 73, 25-26]
'Ik zeg tot God: Gij zijt mijn Heer, buiten U geen geluk!Moge het bewustzijn dat gij aan God zelf toebehoort, in Jezus Christus, de Verlosser van de wereld en de bruidegom van de Kerk, als een zegel op uw hart, (Hoogl. 8, 6) [[b:Hoogl. 8, 6]] uw gedachten, woorden en daden worden geplaatst, als het teken van de bijbelse bruid. Zoals u weet, wordt deze vurige en diepe kennis van Christus elke dag meer werkelijk en dieper door een leven van persoonlijk, gemeenschappelijk en liturgisch gebed zoals dat eigen is aan elk van uw religieuze families. Ook hier, en hier vooral, zijn de religieuzen die zich geheel aan de beschouwing wijden een wezenlijke steun en hulp voor hun broeders en zusters die zich aan werken van apostolaat geven. Moge dit bewustzijn dat u Christus toebehoort, uw harten, gedachten en daden als het ware met de sleutel van het verlossingsmysterie openen voor alle lijden, alle noden en alle verwachtingen van de mensen en de wereld, waarin uw evangelische toewijding een bijzonder teken vormt van de aanwezigheid van God 'voor wie allen levend zijn', (Lc. 20, 38) [[b:Lc. 20, 38]] die door het onzichtbare gebied van zijn rijk worden omvat.
Heer, mijn erfdeel en mijn beker: van U hangt mijn lot af. (Ps. 16, 2.5) [b:Ps. 16, 2.5]
Het woord 'volg Mij', dat Christus sprak, terwijl Hij ieder van u, beminde broeders en zusters, 'liefdevol aankeek', heeft ook nog deze betekenis: neemt zo volledig en radicaal mogelijk deel aan de totstandkoming van de 'nieuwe schepping' (2 Kor. 5, 17) [b:2 Kor. 5, 17] die moet voortkomen uit de verlossing van de wereld door de kracht van de Geest van waarheid, welke werkt vanuit de overvloed van het Paasmysterie van Christus.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Evangelische raden
- Verlossingseconomie
9
Door de professie ligt voor ieder van u de weg van de evangelische raden open. In het Evangelie treffen wij veel aansporingen aan die verder gaan dan de geboden en niet alleen verwijzen naar wat 'noodzakelijk', maar ook naar wat 'beter' is. Zo bijvoorbeeld de aansporing om niet te oordelen, (Mt. 7, 1) [[b:Mt. 7, 1]] om uit te lenen 'zonder erop te rekenen iets terug te krijgen', (Lc. 6, 35) [[b:Lc. 6, 35]] om tegemoet te komen aan alle eisen en verlangens van de naaste, (Mt. 5, 40-42) [[b:Mt. 5, 40-42]] om de armen uit te nodigen bij een gastmaal, (Lc. 14, 13-14) [[b:Lc. 14, 13-14]] om altijd te vergeven, (Mt. 6, 14-15) [[b:Mt. 6, 14-15]] en meer van dien aard. Wanneer volgens de traditie de professie van de evangelische raden zich heeft geconcentreerd op de drie punten kuisheid, armoede en gehoorzaamheid, dan schijnt dit gebruik voldoende duidelijk het belang van deze punten als hoofdbestanddelen te benadrukken en in zekere zin als 'samenvatting' van de hele heilseconomie. Alles wat in het Evangelie een raad is, maakt indirect deel uit van het levensplan van de weg waartoe Christus uitnodigt als Hij zegt: 'Volg Mij'. Maar de kuisheid, armoede en gehoorzaamheid geven aan die weg een bijzonder Christocentrisch karakter en drukken er het bijzondere teken van heel de verlossingseconomie op.
Deze 'economie' heeft als wezenlijk kenmerk de omvorming van de hele kosmos door het hart van de mens, dat wil zeggen van binnenuit: 'Ook de schepping verlangt vurig naar de openbaring van Gods kinderen ... Maar zij is niet zonder hoop, want ook de schepping zal verlost worden uit de slavernij der vergankelijkheid en delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods'. (Rom. 8, 19-21) [b:Rom. 8, 19-21] Deze omvorming gaat gepaard met de liefde die de oproep van Christus in het hart van de mens uitstort, de liefde die het wezen zelf uitmaakt van de toewijding, waardoor een man of een vrouw zich in de religieuze professie aan God toewijdt op grond van de sacramentele toewijding van het doopsel. Wij kunnen de grondslag van de verlossingseconomie ontdekken wanneer wij de woorden van de eerste brief van Johannes lezen:
Deze 'economie' heeft als wezenlijk kenmerk de omvorming van de hele kosmos door het hart van de mens, dat wil zeggen van binnenuit: 'Ook de schepping verlangt vurig naar de openbaring van Gods kinderen ... Maar zij is niet zonder hoop, want ook de schepping zal verlost worden uit de slavernij der vergankelijkheid en delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods'. (Rom. 8, 19-21) [b:Rom. 8, 19-21] Deze omvorming gaat gepaard met de liefde die de oproep van Christus in het hart van de mens uitstort, de liefde die het wezen zelf uitmaakt van de toewijding, waardoor een man of een vrouw zich in de religieuze professie aan God toewijdt op grond van de sacramentele toewijding van het doopsel. Wij kunnen de grondslag van de verlossingseconomie ontdekken wanneer wij de woorden van de eerste brief van Johannes lezen:
'Gij moet de wereld niet liefhebben noch wat er in de wereld is. Als iemand de wereld liefheeft, dan is de liefde van de Vader niet in hem. Want alles wat in de wereld is - het begeren van het vlees, het begeren van de ogen en de hoovaardij des levens - komt niet van de Vader, maar van de wereld. En de wereld met haar begeerten gaat voorbij; maar wie de wil van God doet blijft in eeuwigheid'. (1 Joh. 2, 15-17; naar de oude Vulgaattekst, die een lange traditie bij de kerkvaders en in de ascese heeft geïnspireerd.) [b:1 Joh. 2, 15-17]De religieuze professie legt in de harten van ieder van u, beminde broeders en zusters, de liefde van de Vader, de liefde die is in het hart van Jezus Christus, de Verlosser van de wereld. Een liefde die de wereld omvat en alles wat daarin van de Vader komt, en die tegelijk alles wil overwinnen wat in de wereld 'niet van de Vader komt'. Zij zoekt dus de drievoudige begeerte te overwinnen. 'De begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoovaardij des levens' kleven de mens aan als een gevolg van de erfzonde, waardoor de verhouding met de door God geschapen wereld, die aan de mens is gegeven opdat hij haar zou onderwerpen (Gen. 1, 28) [[b:Gen. 1, 28]] in het menselijk hart op verschillende manieren is verstoord. In de verlossingseconomie vormen de evangelische raden van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid de meest doeltreffende middelen om in het menselijk hart die verhouding met 'de wereld' te veranderen: met de buitenwereld en die met het eigen 'ik' dat, in zekere zin, naar de opvattingen van de bijbel het centrum van de wereld is, voor zover daarin datgene ontstaat wat 'niet van de Vader komt'. Gelet op de reeds aangehaalde tekst uit de eerste brief van Johannes valt het niet moeilijk het fundamentele belang te zien van de drie evangelische raden in heel de verlossingseconomie. De evangelische kuisheid helpt ons namelijk in ons innerlijk leven alles te veranderen wat uit de begeerte van het vlees voortkomt; de evangelische armoede, alles wat zijn oorsprong vindt in de begeerte der ogen; de evangelische gehoorzaamheid tenslotte stelt ons in staat om op een radicale manier te veranderen wat in het menselijk hart van de hoovaardij des levens komt. Met opzet spreken wij hier over overwinning als een verandering, want heel de verlossingseconomie ligt vervat in de woorden die Christus bij het hogepriesterlijk gebed tot zijn Vader richtte: 'Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad'. (Joh. 17, 15) [b:Joh. 17, 15] De evangelische raden hebben tot wezenlijk doel de 'hernieuwing van de schepping': door deze raden moet de 'wereld' aan de mens worden onderworpen, zodat de mens zelf volkomen aan God wordt gegeven.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Delen in de ontlediging van Christus
10
Het innerlijk doel van de evangelische raden leidt ook nog tot de ontdekking van andere aspecten, die hun nauwe band met de verlossingseconomie in het licht stellen. Wij weten dat het hoogtepunt van die economie wordt gevormd door het paasmysterie van Jezus Christus, waar de ontlediging in de dood en de geboorte tot een nieuw leven in de verrijzenis een eenheid vormen. Het leven volgens de evangelische raden weerspiegelt in zichzelf op een diepzinnige manier deze tweevoudigheid van het paasmysterie: vgl: Perfectae Caritatis [[[677|5]]] de onvermijdelijke ontlediging van wat in ons aan de zonde en de gevolgen daarvan toebehoort, en de mogelijkheid om elke dag herboren te worden tot een schitterender goed dat in de mensenziel verborgen is. Dit goed manifesteert zich onder de werking van de genade, waartoe het leven in kuisheid, armoede en gehoorzaamheid de menselijke geest bijzonder gevoelig maakt. Heel de verlossingseconomie wordt immers verwezenlijkt doordat de ziel wordt bewogen en geleid door de verborgen werking van de Heilige Geest, de ware bewerker van alle heiligheid. Zo opent de professie van de evangelische raden in ieder van u, beminde broeders en zusters, een grote ruimte voor de 'nieuwe schepping', (2 Kor. 5, 17) [[b:2 Kor. 5, 17]] welke vanuit de verlossingseconomie in uw menselijk 'ik' naar voren komt en door dat menselijk 'ik' ook in de tussenpersoonIijke en sociale verhoudingen. Zij manifesteert zich dus tegelijk in de mensheid als deel van de door God geschapen wereld: de wereld die de Vader 'opnieuw' liefbeeft in zijn eeuwige Zoon, de Verlosser van de wereld. De heilige Paulus zegt nu van deze Zoon: 'Hij die bestond in goddelijke majesteit. .. heeft zichzelf ontledigd door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen en aan de mensen gelijk te worden'. (Fil. 2, 6-7) [b:Fil. 2, 6-7] De ontlediging die het beleven van de evangelische raden met zich meebrengt heeft dus een volkomen Christocentrisch karakter. En in deze zin wijst de Meester uit N azaret ook uitdrukkelijk op het kruis als voorwaarde om Hem te volgen. Hij die eens tot ieder van u heeft gezegd: 'volg Mij', heeft ook gezegd: 'Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen, en zijn kruis op te nemen' (namelijk in mijn voetsporen treden). (Mc. 8, 34; Mt. 16, 24) [b:Mc. 8, 34; Mt. 16, 24] Dit zei Hij tot allen die naar Hem luisterden, en niet alleen tot zijn leerlingen. De wet van de zelfverloochening hoort dus tot het wezen zelf van de christelijke roeping. Maar toch behoort zij op een bijzondere manier tot het wezen van de roeping die verbonden is met de professie van de evangelische raden. Zij die de weg van deze roeping volgen, zullen ook de moeilijke uitspraken verstaan, die wij lezen in de brief aan de Filippenzen: 'Om Hem wil ik alles prijsgegeven. Om Christus houd ik alles zelfs voor vuilnis, als het erom gaat Hem te winnen en één te zijn met Hem .. .'. (Fil. 3, 8-9) [b:Fil. 3, 8-9]
Zelfverloochening - die verwijst naar het mysterie van Calvarië - wordt dus vereist om zichzelf vollediger in de gekruisigde en verrezen Christus 'te vinden'; zelfverloochening, om in Hem het geheim van het eigen mens-zijn in heel zijn diepte te peilen en het te bekrachtigen door de weg te kiezen van dat wonderbaarlijke proces waarvan dezelfde apostel ons op een andere plaats schrijft: 'AI gaan wij ook ten onder naar de uitwendige mens, ons innerlijk leven vernieuwt zich van dag tot dag'. (2 Kor. 4, 16) [b:2 Kor. 4, 16] Op deze manier brengt de verlossingseconomie de kracht van het paasmysterie over op het terrein van de mensheid, welke de uitnodiging van Christus tot een leven in kuisheid, armoede en gehoorzaamheid opvolgt, dat wil zeggen tot een leven volgens de evangelische raden.
Zelfverloochening - die verwijst naar het mysterie van Calvarië - wordt dus vereist om zichzelf vollediger in de gekruisigde en verrezen Christus 'te vinden'; zelfverloochening, om in Hem het geheim van het eigen mens-zijn in heel zijn diepte te peilen en het te bekrachtigen door de weg te kiezen van dat wonderbaarlijke proces waarvan dezelfde apostel ons op een andere plaats schrijft: 'AI gaan wij ook ten onder naar de uitwendige mens, ons innerlijk leven vernieuwt zich van dag tot dag'. (2 Kor. 4, 16) [b:2 Kor. 4, 16] Op deze manier brengt de verlossingseconomie de kracht van het paasmysterie over op het terrein van de mensheid, welke de uitnodiging van Christus tot een leven in kuisheid, armoede en gehoorzaamheid opvolgt, dat wil zeggen tot een leven volgens de evangelische raden.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Kuisheid - armoede - gehoorzaamheid
- Kuisheid
11
Het Paaskarakter van deze roeping is wat elk van deze raden betreft in verschillende opzichten te herkennen.
Want de kuisheid, waartoe ieder van u zich, tegelijk met de armoede en de gehoorzaamheid, heeft verplicht, moet naar de norm van de verlossingseconomie worden hooggeacht en beleefd. Daarin ligt het antwoord op de woorden van Christus die eveneens een uitnodiging zijn: 'Ook zijn er onhuwbaren die zichzelf onhuwbaar hebben gemaakt omwille van het rijk der hemelen. Wie bij machte is dit te begrijpen, hij begrijpe het!. (Mt. 19, 12) [b:Mt. 19, 12] Even daarvoor had Christus uitdrukkelijk gezegd: 'Niet iedereen kan dit begrijpen, maar alleen zij aan wie het gegeven is'. (Mt. 19, 11) [b:Mt. 19, 11] Op dit punt heeft ook de apostel Paulus zijn gedachten ontwikkeld in de eerste brief aan de Korintiërs. (1 Kor. 7, 28-40) [[b:1 Kor. 7, 28-40]] Deze raad richt zich in het bijzonder tot de liefde van het menselijk hart. Door de kuisheid wordt vooral het bruidelijk karakter van die liefde benadrukt, terwijl de armoede en meer nog de gehoorzaamheid vooral het verlossend karakter in het licht stellen van de liefde welke in de religieuze toewijding wordt gevonden. Het gaat hier, zoals duidelijk is, om de kuisheid waardoor sommigen 'zich onhuwbaar maken omwille van het rijk der hemelen', dat wil zeggen om de maagdelijkheid als uitdrukking van bruidelijke liefde jegens de Verlosser zelf. In deze zin leert de apostel: 'Wie haar (ongehuwd meisje) laat trouwen doet goed, wie haar niet laat trouwen doet beter'. (1 Kor. 7, 38) [b:1 Kor. 7, 38] 'Wie niet getrouwd is, heeft zorg voor de zaak des Heren, hoe hij de Heer kan behagen', (1 Kor. 7, 32) [b:1 Kor. 7, 32] en 'de ongetrouwde vrouwen de maagd hebben zorg voor de dingen van de Heer, om heilig te zijn naar lichaam en geest'. (1 Kor. 7, 34) [b:1 Kor. 7, 34]
Noch in de woorden van Christus noch in die van Paulus wordt enige minachting voor het huwelijk gevonden. De evangelische raad van kuisheid wijst slechts op de bijzondere mogelijkheid die er voor het menselijk hart zowel van man als vrouw, gegeven Is-met de bruidelijke liefde van Christus zelf, van Jezus 'de Heer'. Dat iemand 'zich onhuwbaar maakt omwille van het rijk der hemelen' is immers niet louter een vrijwillig afzien van huwelijk en gezinsleven, maar een charismatische keuze voor Christus als ene en enige bruidegom. Deze keuze stelt irnrners niet alleen vooral in staat 'zorg te hebben voor de dingen van de Heer', maar ze bewerkt - gedaan 'omwille van het rijk der hemelen' - dat dit eschatologische Rijk van God dichter bij het leven van alle mensen komt naar de omstandigheden van de tijdelijkheid en stelt het in zekere zin in de wereld aanwezig.
Hierdoor bereiken degenen die aan God zijn toegewijd het innerlijk doel van heel de verlossingseconomie. Dit doel komt immers tot uiting in het naderbij brengen van het rijk van God in zijn uiteindelijke en eschatologische dimensie. Door de gelofte van kuisheid delen de aan God gewijde personen in de verlossingseconomie door vrijwillig af te zien van de tijdelijke vreugden van het huwelijks- en gezinsleven; en anderzijds brengen zij 'die zich onhuwbaar hebben gemaakt omwille van het rijk der hemelen' aan deze wereld die voorbijgaat de boodschap van de toekomstige verrijzenis (Lc. 20, 34-36; Mt. 22, 30; Mc. 12, 25) [[b:Lc. 20, 34-36; Mt. 22, 30; Mc. 12, 25]] en het eeuwig leven: het leven van vereniging met God zelf door de zalige aanschouwing en de liefde die alle andere vormen van liefde van het menselijk hart volkomen omvat en doordringt.
Want de kuisheid, waartoe ieder van u zich, tegelijk met de armoede en de gehoorzaamheid, heeft verplicht, moet naar de norm van de verlossingseconomie worden hooggeacht en beleefd. Daarin ligt het antwoord op de woorden van Christus die eveneens een uitnodiging zijn: 'Ook zijn er onhuwbaren die zichzelf onhuwbaar hebben gemaakt omwille van het rijk der hemelen. Wie bij machte is dit te begrijpen, hij begrijpe het!. (Mt. 19, 12) [b:Mt. 19, 12] Even daarvoor had Christus uitdrukkelijk gezegd: 'Niet iedereen kan dit begrijpen, maar alleen zij aan wie het gegeven is'. (Mt. 19, 11) [b:Mt. 19, 11] Op dit punt heeft ook de apostel Paulus zijn gedachten ontwikkeld in de eerste brief aan de Korintiërs. (1 Kor. 7, 28-40) [[b:1 Kor. 7, 28-40]] Deze raad richt zich in het bijzonder tot de liefde van het menselijk hart. Door de kuisheid wordt vooral het bruidelijk karakter van die liefde benadrukt, terwijl de armoede en meer nog de gehoorzaamheid vooral het verlossend karakter in het licht stellen van de liefde welke in de religieuze toewijding wordt gevonden. Het gaat hier, zoals duidelijk is, om de kuisheid waardoor sommigen 'zich onhuwbaar maken omwille van het rijk der hemelen', dat wil zeggen om de maagdelijkheid als uitdrukking van bruidelijke liefde jegens de Verlosser zelf. In deze zin leert de apostel: 'Wie haar (ongehuwd meisje) laat trouwen doet goed, wie haar niet laat trouwen doet beter'. (1 Kor. 7, 38) [b:1 Kor. 7, 38] 'Wie niet getrouwd is, heeft zorg voor de zaak des Heren, hoe hij de Heer kan behagen', (1 Kor. 7, 32) [b:1 Kor. 7, 32] en 'de ongetrouwde vrouwen de maagd hebben zorg voor de dingen van de Heer, om heilig te zijn naar lichaam en geest'. (1 Kor. 7, 34) [b:1 Kor. 7, 34]
Noch in de woorden van Christus noch in die van Paulus wordt enige minachting voor het huwelijk gevonden. De evangelische raad van kuisheid wijst slechts op de bijzondere mogelijkheid die er voor het menselijk hart zowel van man als vrouw, gegeven Is-met de bruidelijke liefde van Christus zelf, van Jezus 'de Heer'. Dat iemand 'zich onhuwbaar maakt omwille van het rijk der hemelen' is immers niet louter een vrijwillig afzien van huwelijk en gezinsleven, maar een charismatische keuze voor Christus als ene en enige bruidegom. Deze keuze stelt irnrners niet alleen vooral in staat 'zorg te hebben voor de dingen van de Heer', maar ze bewerkt - gedaan 'omwille van het rijk der hemelen' - dat dit eschatologische Rijk van God dichter bij het leven van alle mensen komt naar de omstandigheden van de tijdelijkheid en stelt het in zekere zin in de wereld aanwezig.
Hierdoor bereiken degenen die aan God zijn toegewijd het innerlijk doel van heel de verlossingseconomie. Dit doel komt immers tot uiting in het naderbij brengen van het rijk van God in zijn uiteindelijke en eschatologische dimensie. Door de gelofte van kuisheid delen de aan God gewijde personen in de verlossingseconomie door vrijwillig af te zien van de tijdelijke vreugden van het huwelijks- en gezinsleven; en anderzijds brengen zij 'die zich onhuwbaar hebben gemaakt omwille van het rijk der hemelen' aan deze wereld die voorbijgaat de boodschap van de toekomstige verrijzenis (Lc. 20, 34-36; Mt. 22, 30; Mc. 12, 25) [[b:Lc. 20, 34-36; Mt. 22, 30; Mc. 12, 25]] en het eeuwig leven: het leven van vereniging met God zelf door de zalige aanschouwing en de liefde die alle andere vormen van liefde van het menselijk hart volkomen omvat en doordringt.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Armoede
12
Hoe welsprekend zijn met betrekking tot de armoede de woorden van de tweede brief aan de Korintiërs, die een nauwkeurige samenvatting vormen van alles wat wij in het Evangelie over dit onderwerp horen! 'Want de liefdedaad van onze Heer Jezus Christus hoef ik u niet in herinnering te brengen: hoe Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij rijk zoudt worden door zijn armoede'. (2 Kor. 8, 9) [b:2 Kor. 8, 9] Volgens deze woorden treedt de armoede binnen in de innerlijke structuur van de verlossende genade van Jezus Christus. Zonder de armoede kan het mysterie van de gave van God aan de mens niet worden begrepen; een gave die in Jezus Christus tot stand is gekomen. Daarom wordt ze ook in het centrum van het Evangelie zelf aangetroffen, aan het begin van de afkondiging van de acht zaligheden: 'Zalig de armen van geest'." De evangelische armoede opent voor de ogen van de menselijke ziel het ---.visioen van heel het mysterie 'dat van eeuwigheid verborgen was in God'. (Ef. 3, 9) [b:Ef. 3, 9] Alleen zij die op deze manier 'arm' zijn, zijn ook innerlijk in staat de armoede te begrijpen van Hem die oneindig rijk is. De armoede van Christus verbergt deze oneindige rijkdom van God in zich; ze is er zelfs een getrouwe uitdrukking van. Want een rijkdom als die van de godheid zelf zou op geen enkele manier kunnen worden uitgedrukt in enig geschapen goed. De rijkdom kan alleen maar in armoede worden uitgedrukt, - en kan daarom alleen maar echt worden begrepen door de armen, dat wil zeggen door de armen van geest. Christus, de Godmens, is de eerste van hen: Hij die 'arm is geworden, terwijl Hij rijk was' is niet alleen de leraar, maar ook de verkondiger en de waarborg van de heilbrengende armoede die beantwoordt aan Gods oneindige rijkdom en de onuitputtelijke macht van zijn genade.
Daarom is ook waar wat de apostel zegt: 'wij worden rijk door zijn armoede'. Want Hij is de leraar en verkondiger van de armoede welke rijk maakt. En daarom zegt Hij ook tot de jongeman in de synoptische Evangeliën: 'Verkoop wat gij bezit. .. geef ... daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten'. (Mt. 19, 21) [b:Mt. 19, 21] (Mc. 10, 21; Lc. 18, 22) [[b:Mc. 10, 21; Lc. 18, 22]] In die woorden ligt een uitnodiging anderen rijktemaken door de eigen armoede; maar diep in deze uitnodiging ligt het getuigenis verborgen van Gods oneindige rijkdom die, door het mysterie van de genade aan de mensenziel gegeven, in de mens zelf, juist door de armoede, een bron schept waardoor de anderen rijk worden gemaakt; die bron kan met geen enkele overvloed van materiële goederen worden vergeleken; een bron waardoor aan anderen wel wordt gedaan naar de manier van God zelf. Deze vrijgevigheid komt tot stand binnen het mysterie van Christus zelf, die ons 'rijk maakt door zijn armoede'. Wij zien dit verrijkingsproces zich op de bladzijden van het Evangelie ontwikkelen en tenslotte zijn hoogtepunt bereiken in het paasgebeuren: want Christus, die de armste is in de dood, welke Hij op het kruis onderging, is tegelijk degene die ons door de volheid van nieuw leven door de verrijzenis oneindig rijk maakt.
Beminde broeders en zusters, die door uw evangelische professie armen van geest bent, neemt in heel uw leven dit heilzame karakter van de armoede van Christus op. Tracht deze iedere dag meer te verdiepen! 'Zoekt eerst het koninkrijk en zijn gerechtigheid', en het overige 'zal u worden gegeven als toegift'. (Mt. 6, 33) [b:Mt. 6, 33] Moge in u en door u de evangelische zaligspreking vervuld worden, welke bestemd is voor de armen, (Lc. 6, 20) [[b:Lc. 6, 20]] voor de armen van geest! (Mt. 5, 3) [[b:Mt. 5, 3]]
Daarom is ook waar wat de apostel zegt: 'wij worden rijk door zijn armoede'. Want Hij is de leraar en verkondiger van de armoede welke rijk maakt. En daarom zegt Hij ook tot de jongeman in de synoptische Evangeliën: 'Verkoop wat gij bezit. .. geef ... daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten'. (Mt. 19, 21) [b:Mt. 19, 21] (Mc. 10, 21; Lc. 18, 22) [[b:Mc. 10, 21; Lc. 18, 22]] In die woorden ligt een uitnodiging anderen rijktemaken door de eigen armoede; maar diep in deze uitnodiging ligt het getuigenis verborgen van Gods oneindige rijkdom die, door het mysterie van de genade aan de mensenziel gegeven, in de mens zelf, juist door de armoede, een bron schept waardoor de anderen rijk worden gemaakt; die bron kan met geen enkele overvloed van materiële goederen worden vergeleken; een bron waardoor aan anderen wel wordt gedaan naar de manier van God zelf. Deze vrijgevigheid komt tot stand binnen het mysterie van Christus zelf, die ons 'rijk maakt door zijn armoede'. Wij zien dit verrijkingsproces zich op de bladzijden van het Evangelie ontwikkelen en tenslotte zijn hoogtepunt bereiken in het paasgebeuren: want Christus, die de armste is in de dood, welke Hij op het kruis onderging, is tegelijk degene die ons door de volheid van nieuw leven door de verrijzenis oneindig rijk maakt.
Beminde broeders en zusters, die door uw evangelische professie armen van geest bent, neemt in heel uw leven dit heilzame karakter van de armoede van Christus op. Tracht deze iedere dag meer te verdiepen! 'Zoekt eerst het koninkrijk en zijn gerechtigheid', en het overige 'zal u worden gegeven als toegift'. (Mt. 6, 33) [b:Mt. 6, 33] Moge in u en door u de evangelische zaligspreking vervuld worden, welke bestemd is voor de armen, (Lc. 6, 20) [[b:Lc. 6, 20]] voor de armen van geest! (Mt. 5, 3) [[b:Mt. 5, 3]]
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Gehoorzaamheid
13
Christus, die 'bestond in goddelijke majesteit, heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zich ontledigd door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En als mens verschenen heeft hij zich vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood op het kruis'. (Fil. 2, 6-8) [b:Fil. 2, 6-8]
Hier, in deze woorden van de brief van Paulus aan de Filippenzen, raken wij aan het wezen zelf van de verlossing. Met deze werkelijkheid is primair en wezenlijk de gehoorzaamheid van Jezus Christus verankerd. Daarvan vinden wij de bevestiging ook in andere woorden van de apostel, die ditmaal aan de Romeinenbrief zijn ontleend: 'En zoals door de ongehoorzaamheid van één mens allen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van Een allen worden gerechtvaardigd'. (Rom. 5, 19) [b:Rom. 5, 19]
De evangelische raad van gehoorzaamheid is een uitnodiging die voortvloeit uit deze gehoorzaamheid van Christus 'tot de dood'. Zij die aan deze uitnodiging welke ligt uitgedrukt in de woorden 'volg Mij', gehoor geven, besluiten - volgens de leer van het Concilie - Christus te volgen die, 'door een gehoorzaamheid tot de dood op het kruis de mensen heeft verlost en geheiligd'. Perfectae Caritatis [[677|1]] Door de evangelische raad van gehoorzaamheid te beleven komen zij tot het innerlijke wezen van heel de verlossingseconomie. Door deze raad te volgen, willen zij een bijzonder aandeel verkrijgen in de gehoorzaamheid van die 'Ene en Enige' door wiens gehoorzaamheid 'allen worden gerechtvaardigd'.
Wij kunnen dus zeggen dat zij, die een leven volgens de raad van gehoorzaamheid besluiten te leiden, zich op een bijzondere manier plaatsen tussen het geheim der goddeloosheid" ('mysterium iniquitatis') (2 Tess. 2, 7) [[b:2 Tess. 2, 7]] en het geheim van de rechtvaardiging en de heiligmakende genade. Zij bevinden zich op die 'plaats', met alle zondige wortels van hun menselijke natuur, met alle gevolgen van 'de hoovaardij des levens' met die egoïstische neiging om te overheersen en niet te dienen, maar juist door de gelofte van gehoorzaamheid besluiten zij zichzelf om te vormen naar de gelijkenis van Christus die 'door gehoorzaamheid ... de mensen heeft verlost en geheiligd'. In de raad van gehoorzaamheid willen zij hun aandeel in de verlossing van Christus en hun weg van heiliging vinden.
Dit is de weg die Christus in het Evangelie heeft gewezen, wanneer Hij zo vaak sprak over het volbrengen van de wil van God en het voortdurend zoeken ervan: 'Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die Mij heeft gezonden en zijn werk te volbrengen'. (Joh. 4, 34) [b:Joh. 4, 34] 'Want Ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van Hem die Mij zond'. (Joh. 5, 30) [b:Joh. 5, 30] 'En Hij die Mij gezonden heeft, is met Mij; Hij heeft Mij niet alleen gelaten, omdat Ik altijd doe wat Hem behaagt'. (Joh. 8, 29) [b:Joh. 8, 29] 'Ik ben immers uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft'. (Joh. 6, 38) [b:Joh. 6, 38] Dit voortdurend volbrengen van de wil van de Vader doet eveneens denken aan de messiaanse bekentenis van de psalmist van het Oude Testament: 'In de boekrol staat mij voorgeschreven, Uw wil te volbrengen: Mijn God, dit is mijn hartewens, en in mijn boezem draag ik uw wet'. (Ps. 40, 8-9) [b:Ps. 40, 8-9] (Hebr. 10, 7) [[b:Hebr. 10, 7]]
Deze gehoorzaamheid van de Zoon - vol vreugde - bereikt haar hoogtepunt in lijden en kruis: 'Vader, als Gij wilt, laat dan deze kelk Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede!'. BOVanaf het gebed in de hof Getsemane wordt aan de bereidheid van Christus om de wil van de Vader te doen tegemoet gekomen met een overmaat aan lijden, en wordt zij die gehoorzaamheid 'tot de dood, tot de dood aan een kruis' waarover Paulus spreekt.
Door hun gelofte van gehoorzaamheid besluiten zij die aan God zijn toegewijd nederig de gehoorzaamheid van de Verlosser op een bijzondere manier na te volgen. Want de onderwerping aan de wil van God en de gehoorzaamheid aan zijn wet zijn in welke staat ook een voorwaarde voor het christelijk leven, maar in de 'religieuze staat', in de 'staat van volmaaktheid', legt de gelofte van gehoorzaamheid het hart van ieder van u, beminde broeders en zusters, de verplichting op van een bijzondere verbintenis met Christus 'die gehoorzaam werd tot de dood'. En omdat deze gehoorzaamheid van Christus een innerlijk en wezenlijk deel van het verlossingswerk vormt, zoals uit de boven aangehaalde woorden van de apostel blijkt, moet ook in het opvolgen van de evangelische raad van gehoorzaamheid een bijzonder belangrijk moment worden gezien van de 'verlossingseconomie' die heel uw roeping in de Kerk doordrenkt.
Daaruit vloeit voort die 'volkomen beschikbaarheid voor de Heilige Geest' die vooral in de Kerk werkzaam is, volgens de woorden van mijn voorganger Paulus VI in de apostolische exhortatie Evangelica Testificatio [3722], vgl: Evangelica Testificatio [[[3722|6]]] maar die ook in de constituties van uw instellingen tot uiting komt. Daaruit vloeit die religieuze onderdanigheid voort welke aan God gewijde personen in geest van geloof betonen tegenover hun wettige oversten, die de plaats van God innemen. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|14]]] In de brief aan de Hebreeën vinden wij dienaangaande een zeer veelzeggende aanwijzing: 'Gehoorzaamt uw leiders en voegt u naar hen; zij zijn dag en nacht in de weer voor uw heil, want zij zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid'. En de schrijver van de brief gaat verder: 'Zorgt ervoor dat zij hun taak met voldoening kunnen vervullen. Als zij steeds moeten zuchten en klagen, zou dat voor u niet voordelig zijn'. (Hebr. 13, 17) [b:Hebr. 13, 17]
Anderzijds moeten oversten bedenken dat zij de macht die hun door de bediening van de Kerk is toevertrouwd, in een geest van dienstbaarheid moeten uitoefenen, bereid om naar hun broeders en zusters te luisteren om beter te kunnen onderscheiden wat God van ieder van hen vraagt, zonder af te doen aan hun gezag te besluiten en te bevelen wat hun het beste voorkomt.
Samen met de zo opgevatte onderdanigheid en gehoorzaamheid gaat de houding van dienstbaarheid die heel uw leven bezielt naar het voorbeeld van de Mensenzoon die 'niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot losprijs voor velen'. (Mc. 10, 45) [b:Mc. 10, 45] En op het beslissende ogenblik van de boodschap zegt zijn Moeder, van het begin af binnentredend in heel de heilseconomie van de verlossing: 'Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woordl' (Lc. 1, 38) [b:Lc. 1, 38]
Bedenkt ook, beminde broeders en zusters, dat de gehoorzaamheid waartoe u uzelf hebt verplicht door u zonder voorbehoud aan God te wijden door de professie van de evangelische raden, een bijzondere uitdrukking van innerlijke vrijheid is, juist zoals ook de definitieve uitdrukking van de vrijheid van Christus zijn gehoorzaamheid 'tot de dood' was: 'Ik geef mijn leven, om het later weer terug te nemen. Niemand neemt Mij het af, maar Ik geef het uit Mijzelf. (Joh. 10, 17-18) [b:Joh. 10, 17-18]
Hier, in deze woorden van de brief van Paulus aan de Filippenzen, raken wij aan het wezen zelf van de verlossing. Met deze werkelijkheid is primair en wezenlijk de gehoorzaamheid van Jezus Christus verankerd. Daarvan vinden wij de bevestiging ook in andere woorden van de apostel, die ditmaal aan de Romeinenbrief zijn ontleend: 'En zoals door de ongehoorzaamheid van één mens allen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van Een allen worden gerechtvaardigd'. (Rom. 5, 19) [b:Rom. 5, 19]
De evangelische raad van gehoorzaamheid is een uitnodiging die voortvloeit uit deze gehoorzaamheid van Christus 'tot de dood'. Zij die aan deze uitnodiging welke ligt uitgedrukt in de woorden 'volg Mij', gehoor geven, besluiten - volgens de leer van het Concilie - Christus te volgen die, 'door een gehoorzaamheid tot de dood op het kruis de mensen heeft verlost en geheiligd'. Perfectae Caritatis [[677|1]] Door de evangelische raad van gehoorzaamheid te beleven komen zij tot het innerlijke wezen van heel de verlossingseconomie. Door deze raad te volgen, willen zij een bijzonder aandeel verkrijgen in de gehoorzaamheid van die 'Ene en Enige' door wiens gehoorzaamheid 'allen worden gerechtvaardigd'.
Wij kunnen dus zeggen dat zij, die een leven volgens de raad van gehoorzaamheid besluiten te leiden, zich op een bijzondere manier plaatsen tussen het geheim der goddeloosheid" ('mysterium iniquitatis') (2 Tess. 2, 7) [[b:2 Tess. 2, 7]] en het geheim van de rechtvaardiging en de heiligmakende genade. Zij bevinden zich op die 'plaats', met alle zondige wortels van hun menselijke natuur, met alle gevolgen van 'de hoovaardij des levens' met die egoïstische neiging om te overheersen en niet te dienen, maar juist door de gelofte van gehoorzaamheid besluiten zij zichzelf om te vormen naar de gelijkenis van Christus die 'door gehoorzaamheid ... de mensen heeft verlost en geheiligd'. In de raad van gehoorzaamheid willen zij hun aandeel in de verlossing van Christus en hun weg van heiliging vinden.
Dit is de weg die Christus in het Evangelie heeft gewezen, wanneer Hij zo vaak sprak over het volbrengen van de wil van God en het voortdurend zoeken ervan: 'Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die Mij heeft gezonden en zijn werk te volbrengen'. (Joh. 4, 34) [b:Joh. 4, 34] 'Want Ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van Hem die Mij zond'. (Joh. 5, 30) [b:Joh. 5, 30] 'En Hij die Mij gezonden heeft, is met Mij; Hij heeft Mij niet alleen gelaten, omdat Ik altijd doe wat Hem behaagt'. (Joh. 8, 29) [b:Joh. 8, 29] 'Ik ben immers uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft'. (Joh. 6, 38) [b:Joh. 6, 38] Dit voortdurend volbrengen van de wil van de Vader doet eveneens denken aan de messiaanse bekentenis van de psalmist van het Oude Testament: 'In de boekrol staat mij voorgeschreven, Uw wil te volbrengen: Mijn God, dit is mijn hartewens, en in mijn boezem draag ik uw wet'. (Ps. 40, 8-9) [b:Ps. 40, 8-9] (Hebr. 10, 7) [[b:Hebr. 10, 7]]
Deze gehoorzaamheid van de Zoon - vol vreugde - bereikt haar hoogtepunt in lijden en kruis: 'Vader, als Gij wilt, laat dan deze kelk Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede!'. BOVanaf het gebed in de hof Getsemane wordt aan de bereidheid van Christus om de wil van de Vader te doen tegemoet gekomen met een overmaat aan lijden, en wordt zij die gehoorzaamheid 'tot de dood, tot de dood aan een kruis' waarover Paulus spreekt.
Door hun gelofte van gehoorzaamheid besluiten zij die aan God zijn toegewijd nederig de gehoorzaamheid van de Verlosser op een bijzondere manier na te volgen. Want de onderwerping aan de wil van God en de gehoorzaamheid aan zijn wet zijn in welke staat ook een voorwaarde voor het christelijk leven, maar in de 'religieuze staat', in de 'staat van volmaaktheid', legt de gelofte van gehoorzaamheid het hart van ieder van u, beminde broeders en zusters, de verplichting op van een bijzondere verbintenis met Christus 'die gehoorzaam werd tot de dood'. En omdat deze gehoorzaamheid van Christus een innerlijk en wezenlijk deel van het verlossingswerk vormt, zoals uit de boven aangehaalde woorden van de apostel blijkt, moet ook in het opvolgen van de evangelische raad van gehoorzaamheid een bijzonder belangrijk moment worden gezien van de 'verlossingseconomie' die heel uw roeping in de Kerk doordrenkt.
Daaruit vloeit voort die 'volkomen beschikbaarheid voor de Heilige Geest' die vooral in de Kerk werkzaam is, volgens de woorden van mijn voorganger Paulus VI in de apostolische exhortatie Evangelica Testificatio [3722], vgl: Evangelica Testificatio [[[3722|6]]] maar die ook in de constituties van uw instellingen tot uiting komt. Daaruit vloeit die religieuze onderdanigheid voort welke aan God gewijde personen in geest van geloof betonen tegenover hun wettige oversten, die de plaats van God innemen. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|14]]] In de brief aan de Hebreeën vinden wij dienaangaande een zeer veelzeggende aanwijzing: 'Gehoorzaamt uw leiders en voegt u naar hen; zij zijn dag en nacht in de weer voor uw heil, want zij zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid'. En de schrijver van de brief gaat verder: 'Zorgt ervoor dat zij hun taak met voldoening kunnen vervullen. Als zij steeds moeten zuchten en klagen, zou dat voor u niet voordelig zijn'. (Hebr. 13, 17) [b:Hebr. 13, 17]
Anderzijds moeten oversten bedenken dat zij de macht die hun door de bediening van de Kerk is toevertrouwd, in een geest van dienstbaarheid moeten uitoefenen, bereid om naar hun broeders en zusters te luisteren om beter te kunnen onderscheiden wat God van ieder van hen vraagt, zonder af te doen aan hun gezag te besluiten en te bevelen wat hun het beste voorkomt.
Samen met de zo opgevatte onderdanigheid en gehoorzaamheid gaat de houding van dienstbaarheid die heel uw leven bezielt naar het voorbeeld van de Mensenzoon die 'niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot losprijs voor velen'. (Mc. 10, 45) [b:Mc. 10, 45] En op het beslissende ogenblik van de boodschap zegt zijn Moeder, van het begin af binnentredend in heel de heilseconomie van de verlossing: 'Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woordl' (Lc. 1, 38) [b:Lc. 1, 38]
Bedenkt ook, beminde broeders en zusters, dat de gehoorzaamheid waartoe u uzelf hebt verplicht door u zonder voorbehoud aan God te wijden door de professie van de evangelische raden, een bijzondere uitdrukking van innerlijke vrijheid is, juist zoals ook de definitieve uitdrukking van de vrijheid van Christus zijn gehoorzaamheid 'tot de dood' was: 'Ik geef mijn leven, om het later weer terug te nemen. Niemand neemt Mij het af, maar Ik geef het uit Mijzelf. (Joh. 10, 17-18) [b:Joh. 10, 17-18]
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Liefde tot de Kerk
- Getuigenis
14
In het jubileumjaar van de Verlossing wil de hele Kerk haar liefde vernieuwen jegens Christus, de Verlosser van de mens en de wereld, haar Heer en tegelijk haar goddelijke bruidegom. Daarom wendt zij zich in dit heilig jaar met bijzondere aandacht tot u, beminde broeders en zusters, die als aan God gewijde personen een bijzondere plaats inneemt zowel in de universele gemeenschap van het volk van God - als in elke plaatselijke gemeenschap. Wanneer de Kerk wil dat door de genade van het buitengewone jubileum ook uw liefde voor Christus wordt vernieuwd, dan is zij zich er tegelijk volledig van bewust dat die liefde een bijzondere weldaad vormt voor heel het volk van God. De Kerk weet heel goed dat in de liefde die Christus van de God gewijde personen ontvangt, de liefde van het hele lichaam op een bijzondere en uitzonderlijke manier op de bruidegom wordt gericht, die tegelijk het Hoofd van dit lichaam is. De Kerk betuigt u, beminde broeders en zusters, haar dankbaarheid voor uw toewijding en professie van de evangelische raden, die een bijzonder getuigenis van liefde vormen. En tegelijk bekrachtigt zij het vertrouwen dat zij in U stelt die een levensstaat hebt gekozen die een bijzondere gave van God aan zijn Kerk is. Zij rekent op uw algehele en edelmoedigemedewerkingnpdat u als getrouwe beheerders van zo'n kostbare gave moogt 'voelen met de Kerk' en altijd met haar moogt meewerken, in overeenstemming met de voorschriften en de richtlijnen van het leergezag van Petrus en de met hem in gemeenschap verbonden herders, en - als personen en als gemeenschappen - een vernieuwd kerkelijk bewustzijn mag kweken. Tegelijkertijd bidt zij voor u, dat uw getuigenis van liefde nooit zou bezwijken, (Lc. 22, 32) [[b:Lc. 22, 32]] en vraagt u om in deze geest deze boodschap in het jubileumjaar van de Verlosser te ontvangen.
Zo immers bad ook de apostel in zijn brief aan de Filippenzen:
De hedendaagse wereld en mensheid hebben ernstige behoefte aan dit getuigenis van liefde. Zij hebben het getuigenis van de verlossing nodig, zoals dat is neergelegd in de professie van de evangelische raden. Deze raden 'leggen', elk op eigen wijze en alle tezamen in hun innige verbondenheid, 'getuigenis af van de verlossing, welke door de kracht van het kruis en de verrijzenis van Christus de wereld en de mensheid in de Heilige Geest naar de uiteindelijke voltooiing voert, welke de mens - en door hem de hele schepping - in God, en in God alleen vindt. Uw getuigenis is dus van onschatbare waarde. U moet u er daarom voortdurend op toeleggen dat het volkomen helder schijnt en vrucht draagt onder de mensen. Daartoe zal u ook de stipte van de normen van de Kerk helpen, die ook de uiterlijke tekenen van uw toewijding betreffen en de verplichting waarmee u zich tot armoede verbindt. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|669]]]
Zo immers bad ook de apostel in zijn brief aan de Filippenzen:
'Moge uw liefde steeds rijker worden aan inzicht en fijngevoeligheid, om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt. Dan zult gij op de dag van Christus ongerept en onberispelijk zijn, verzadigd met de vrucht der gerechtigheid'. (Fil. 1, 9-11) [b:Fil. 1, 9-11]Door het verlossingswerk van Christus is 'Gods liefde in ons hart uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken'. (Rom. 5, 5) [b:Rom. 5, 5] Wij vragen de Heilige Geest onophoudelijk om ieder van u, overeenkomstig zijn 'eigen gave', (1 Kor. 7, 7) [[b:1 Kor. 7, 7]] een bijzonder getuigenis te doen afleggen van deze liefde. Moge in u, op een wijze uw roeping waardig, 'de wet van de Geest die in Christus Jezus het leven schenkt' overwinnen, die wet welke ons heeft 'vrijgemaakt van de wet van de ... dood'. (Rom. 8, 2) [b:Rom. 8, 2] Leidt dus dit nieuwe leven overeenkomstig uw toewijding en ook overeenkomstig de verschillende gaven van God, die aan de roeping van de verschillende religieuze families beantwoorden. De professie van de evangelische raden toont ieder van u, hoe u door de Geest alles kunt doden (Rom. 8, 13) [[b:Rom. 8, 13]] wat in strijd is met het leve, en de zonde en de dood dient, alles wat zich verzet tegen de ware liefde tot God en de mensen. De wereld heeft behoefte aan de waarachtige 'tegenspraak', welke in de religieuze toewijding ligt, als een voortdurend zuurdeeg van heilzame vernieuwing. 'Stemt uw gedrag niet af op deze wereld. Wordt andere mensen, met een nieuwe visie. Dan zijt ge in staat om uit te maken wat God van u wil, en goed is, wat zéér goed is en volmaakt'. (Rom. 12, 2) [b:Rom. 12, 2] Na de bijzondere periode van experiment en aanpassing aan de tegenwoordige tijd, bepaald door het motu proprio Ecclesiae Sanctae [3976], hebben uw instituten onlangs de kerkelijke goedkeuring van uw herziene constituties ontvangen, of zullen dit binnenkort ontvangen. Moge deze gave van de Kerk u aanmoedigen om ze te leren kennen, lief te hebben en vooral edelmoedig en getrouw na te leven, bedenkend dat de gehoorzaamheid een ondubbelzinnige uiting van liefde is.
De hedendaagse wereld en mensheid hebben ernstige behoefte aan dit getuigenis van liefde. Zij hebben het getuigenis van de verlossing nodig, zoals dat is neergelegd in de professie van de evangelische raden. Deze raden 'leggen', elk op eigen wijze en alle tezamen in hun innige verbondenheid, 'getuigenis af van de verlossing, welke door de kracht van het kruis en de verrijzenis van Christus de wereld en de mensheid in de Heilige Geest naar de uiteindelijke voltooiing voert, welke de mens - en door hem de hele schepping - in God, en in God alleen vindt. Uw getuigenis is dus van onschatbare waarde. U moet u er daarom voortdurend op toeleggen dat het volkomen helder schijnt en vrucht draagt onder de mensen. Daartoe zal u ook de stipte van de normen van de Kerk helpen, die ook de uiterlijke tekenen van uw toewijding betreffen en de verplichting waarmee u zich tot armoede verbindt. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|669]]]
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Apostolaat
15
Uit dit getuigenis van bruidelijke liefde jegens Christus, waardoor heel de heilswaarheid van het Evangelie op een bijzondere manier onder de mensen zichtbaar wordt, vloeit ook als een wezenlijk aspect van uw roeping, beminde broeders en zusters, de deelneming aan het apostolaat van de Kerk voort, haar universele zending welke onder alle volkeren tegelijkertijd op zoveel verschillende manieren wordt volbracht en door zo veelvoudige gaven die God verleent. Uw bijzondere zending ligt in het verlengde van de zending van de apostelen, die de Heer uitzond 'over heel de wereld' om 'alle volkeren tot leerlingen te maken', (Mt. 28, 19) [[b:Mt. 28, 19]] en zij is eveneens verbonden met de zending van de hiërarchie. In het apostolaat dat door Godgewijde personen wordt uitgeoefend, wordt hun bruidelijke liefde voor Christus op een bijna organische wijze een liefde voor de Kerk als Lichaam van Christus, voor de Kerk als volk van God, voor de Kerk die tegelijk bruid en moeder is.
De vele verschillende manieren waarop Godgewijde personen door het apostolaat hun liefde jegens de Kerk verwerkelijken, zijn moeilijk te beschrijven of zelfs maar op te noemen. Dat apostolaat is altijd het resultaat van de bijzondere gave van uw stichters, een gave die, van God ontvangen en door de Kerk goedgekeurd, voor de hele gemeenschap een charisma is geworden. Die gave beantwoordt aan de verschillende noden van de Kerk en alle perioden van de wereldgeschiedenis, en wordt op haar beurt voortgezet en bekrachtigd in het leven van de religieuze gemeenschappen als een van de blijvende elementen van het leven en het apostolaat van de Kerk. Bij elk van die elementen, op elk gebied - zowel dat van de contemplatie welke het apostolaat bevrucht als dat van de rechtstreeks apostolische actie - begeleidt u de voortdurende zegen van de Kerk, en tegelijk haar pastorale en moederlijke bezorgdheid voor de geestelijke identiteit van uw leven en voor de juistheid van uw handelen binnen de grote universele gemeenschap van roepingen en charisma's van heel het volk van God. Zowel door elk van de instituten afzonderlijk als door hun 'organische' opname in de universele zending van de Kerk wordt de verlossingseconomie bijzonder in het licht gesteld waarvan ieder van u, beminde broeders en zusters, het teken, het diepe merkteken, in u draagt op grond van uw toegewijd zijn aan God en professie van de evangelische raden.
Daarom blijft het echt fundamentele apostolaatswerk, ook al zijn de verschillende werken van apostolaat waaraan u uzelf geeft buitengewoon belangrijk, altijd wat u bent (en tegelijk wie u bent) binnen de Kerk. Van ieder van u kunnen met recht deze woorden van de apostel worden gezegd: 'Gij zijt immers gestorven en uw leven is nu met Christus verborgen in God'. (Kol. 3, 3) [b:Kol. 3, 3] En tegelijk moogt gij door het feit dat u 'met Christus verborgen in God' zijt, de woorden van de Meester zelf op uzelf toepasbaar achten: 'Zo moet uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is'. (Mt. 5, 16) [b:Mt. 5, 16] Voor dat licht, dat u moet doen 'stralen voor het oog van de mensen' is voor u het getuigenis van onderlinge liefde van groot belang, verbonden met de broederlijke geest van elke gemeenschap, want de Heer heeft gezegd: 'Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart'. (Joh. 13, 35) [b:Joh. 13, 35]
Het wezenlijk gemeenschapskarakter van uw religieus leven, gevoed door de leer van het Evangelie, de heilige liturgie en vooral de Eucharistie, vormt een bevoorrechte manier om deze tussenpersoonlijke en sociale dimensie te verwezenlijken: wanneer u voor elkaar zorg draagt, elkanders lasten draagt, toont u door uw eensgezindheid dat u Christus' aanwezigheid geniet. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|15]]] Voor uw apostolaat in de Kerk is het van groot belang dat uw gemoed voortdurend wordt bewogen door de noden en het lijden van de mens, die in de wereld van vandaag zo openlijk en grimmig aan de dag treden. Want de apostel leert ons: 'Draagt elkanders lasten, zo zult gij de wet van Christus volbrengen'; (Gal. 6, 2) [b:Gal. 6, 2] en hij voegt hieraan toe 'liefde vervult de gehele wet'. (Rom. 13, 10) [b:Rom. 13, 10]
Uw zending moet zichtbaar zijn; de band waarmee zij met de Kerk verbonden is, moet hecht zijn, zelfs zeer hechtl' vgl: 3. Dit wordt in het kerkelijk wetboek uitdrukkelijk vermeld, wanneer het gaat om de apostolische activiteit. [[[30|675]]]
Moge door alles wat ge doet, en vooral door alles wat gij zijt, deze waarheid worden verkondigd .. en bevestigd: 'Christus heeft de Kerk liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd', (Ef. 5, 25) [b:Ef. 5, 25] een waarheid die ten grondslag ligt aan heel de verlossingseconomie. En moge uit Christus, de Verlosser van de wereld, ook de onuitputtelijke bron ontspringen van uw liefde voor de Kerk!
De vele verschillende manieren waarop Godgewijde personen door het apostolaat hun liefde jegens de Kerk verwerkelijken, zijn moeilijk te beschrijven of zelfs maar op te noemen. Dat apostolaat is altijd het resultaat van de bijzondere gave van uw stichters, een gave die, van God ontvangen en door de Kerk goedgekeurd, voor de hele gemeenschap een charisma is geworden. Die gave beantwoordt aan de verschillende noden van de Kerk en alle perioden van de wereldgeschiedenis, en wordt op haar beurt voortgezet en bekrachtigd in het leven van de religieuze gemeenschappen als een van de blijvende elementen van het leven en het apostolaat van de Kerk. Bij elk van die elementen, op elk gebied - zowel dat van de contemplatie welke het apostolaat bevrucht als dat van de rechtstreeks apostolische actie - begeleidt u de voortdurende zegen van de Kerk, en tegelijk haar pastorale en moederlijke bezorgdheid voor de geestelijke identiteit van uw leven en voor de juistheid van uw handelen binnen de grote universele gemeenschap van roepingen en charisma's van heel het volk van God. Zowel door elk van de instituten afzonderlijk als door hun 'organische' opname in de universele zending van de Kerk wordt de verlossingseconomie bijzonder in het licht gesteld waarvan ieder van u, beminde broeders en zusters, het teken, het diepe merkteken, in u draagt op grond van uw toegewijd zijn aan God en professie van de evangelische raden.
Daarom blijft het echt fundamentele apostolaatswerk, ook al zijn de verschillende werken van apostolaat waaraan u uzelf geeft buitengewoon belangrijk, altijd wat u bent (en tegelijk wie u bent) binnen de Kerk. Van ieder van u kunnen met recht deze woorden van de apostel worden gezegd: 'Gij zijt immers gestorven en uw leven is nu met Christus verborgen in God'. (Kol. 3, 3) [b:Kol. 3, 3] En tegelijk moogt gij door het feit dat u 'met Christus verborgen in God' zijt, de woorden van de Meester zelf op uzelf toepasbaar achten: 'Zo moet uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is'. (Mt. 5, 16) [b:Mt. 5, 16] Voor dat licht, dat u moet doen 'stralen voor het oog van de mensen' is voor u het getuigenis van onderlinge liefde van groot belang, verbonden met de broederlijke geest van elke gemeenschap, want de Heer heeft gezegd: 'Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart'. (Joh. 13, 35) [b:Joh. 13, 35]
Het wezenlijk gemeenschapskarakter van uw religieus leven, gevoed door de leer van het Evangelie, de heilige liturgie en vooral de Eucharistie, vormt een bevoorrechte manier om deze tussenpersoonlijke en sociale dimensie te verwezenlijken: wanneer u voor elkaar zorg draagt, elkanders lasten draagt, toont u door uw eensgezindheid dat u Christus' aanwezigheid geniet. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|15]]] Voor uw apostolaat in de Kerk is het van groot belang dat uw gemoed voortdurend wordt bewogen door de noden en het lijden van de mens, die in de wereld van vandaag zo openlijk en grimmig aan de dag treden. Want de apostel leert ons: 'Draagt elkanders lasten, zo zult gij de wet van Christus volbrengen'; (Gal. 6, 2) [b:Gal. 6, 2] en hij voegt hieraan toe 'liefde vervult de gehele wet'. (Rom. 13, 10) [b:Rom. 13, 10]
Uw zending moet zichtbaar zijn; de band waarmee zij met de Kerk verbonden is, moet hecht zijn, zelfs zeer hechtl' vgl: 3. Dit wordt in het kerkelijk wetboek uitdrukkelijk vermeld, wanneer het gaat om de apostolische activiteit. [[[30|675]]]
Moge door alles wat ge doet, en vooral door alles wat gij zijt, deze waarheid worden verkondigd .. en bevestigd: 'Christus heeft de Kerk liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd', (Ef. 5, 25) [b:Ef. 5, 25] een waarheid die ten grondslag ligt aan heel de verlossingseconomie. En moge uit Christus, de Verlosser van de wereld, ook de onuitputtelijke bron ontspringen van uw liefde voor de Kerk!
Referenties naar alinea 15: 1
Vita Consecrata ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Besluit
- De verlichte ogen van het hart
16
Deze exhortatie, die ik tot u richt op het feest van de Aankondiging in het jubileumjaar van de Verlossing, wil uitdrukking geven aan de liefde die de Kerk koestert jegens de religieuzen. Want u bent, beminde broeders en zusters, een groot goed voor de Kerk. En wij begrijpen beter wat voor een goed dat is, als wij ons verdiepen in de werkelijkheid van de verlossing; en daartoe vormt het huidige heilig jaar een voortdurende gelegenheid en een welkome aansporing. Wilt dus in dit licht oog hebben voor uw eigen identiteit en uw waardigheid. Moge de Heilige Geest - door de werkzaamheid van het kruis en de verrijzenis van Christus - 'uw innerlijk oog verlichten om in te zien, hoe groot de hoop is waartoe Hij u roept, hoe rijk de heerlijkheid van zijn erfdeel temidden der heiligen'! (Ef. 1, 18) [b:Ef. 1, 18]
Dat 'de ogen van uw hart verlicht mogen worden', bidt de Kerk voortdurend voor ieder van u die reeds de weg van de professie van de evangelische raden bent ingeslagen. En de Kerk vraagt samen met u dezelfde 'verlichting van de ogen' voor veel christenen, vooral jongeren, jongens en meisjes, opdat zij die weg mogen ontdekken en niet bang zijn zich erop te begeven, opdat zij - ook onder de ongunstige omstandigheden van het hedendaagse leven - het 'volg Mij' (Lc. 5, 27) [b:Lc. 5, 27] van Christus mogen horen. Daarvoor moet ook u zélf zich inzetten door uw gebed en door het getuigenis van die liefde waardoor 'God woont in ons, en zijn liefde in ons volmaakt is geworden'. (1 Joh. 4, 12) [b:1 Joh. 4, 12] Moge dit getuigenis overal aanwezig zijn en overal verstaan worden. Mogen de mensen van deze tijd, geestelijk vermoeid, daarin steun en hoop vinden! Weest dus aan uw broeders dienstbaar met een vreugde die ontspringt aan een door Christus bewoond hart! 'Moge de wereld van onze tijd ... het Evangelie ontvangen, niet van droeve en ontmoedigde ... Evangelieverkondigers, maar van bedienaren van het Evangelie wier leven van vurigheid straalt, van hen namelijk die eerst zelf de vreugde van Christus hebben ontvangen'. Evangelii Nuntiandi [[519|80]]
In haar liefde jegens u 'buigt' de Kerk onophoudelijk 'de knieën voor de Vader', (Ef. 3, 14) [[b:Ef. 3, 14]] opdat 'uw diepste wezen machtig. . . wordt gesterkt', (Ef. 3, 16) [[b:Ef. 3, 16]] en evenals u ook vele andere gedoopte broeders en zusters van ons, vooral jongeren, zodat zij dezelfde weg van de heiligheid vinden, die zoveel generaties in de loop van de geschiedenis met Christus - de Verlosser van de wereld en de bruidegom van de zielen - hebben afgelegd, waarbij zij vaak de glans van het goddelijk licht achter lieten tegen de trieste en duistere achtergrond van het menselijk bestaan.
Tot u allen, die in de huidige fase van de geschiedenis van de Kerk en de wereld deze weg bewandelt, wordt deze vurige wens van het jubileumjaar van de Verlossing gericht, 'opdat gij in de liefde geworteld en gegrondvest blijft. Moogt gij in staat zijn met alle heiligen te vatten, wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat. Moogt gij de volheid bereiken die de volheid van God zelf is'. (Ef. 3, 17-19) [b:Ef. 3, 17-19]
Dat 'de ogen van uw hart verlicht mogen worden', bidt de Kerk voortdurend voor ieder van u die reeds de weg van de professie van de evangelische raden bent ingeslagen. En de Kerk vraagt samen met u dezelfde 'verlichting van de ogen' voor veel christenen, vooral jongeren, jongens en meisjes, opdat zij die weg mogen ontdekken en niet bang zijn zich erop te begeven, opdat zij - ook onder de ongunstige omstandigheden van het hedendaagse leven - het 'volg Mij' (Lc. 5, 27) [b:Lc. 5, 27] van Christus mogen horen. Daarvoor moet ook u zélf zich inzetten door uw gebed en door het getuigenis van die liefde waardoor 'God woont in ons, en zijn liefde in ons volmaakt is geworden'. (1 Joh. 4, 12) [b:1 Joh. 4, 12] Moge dit getuigenis overal aanwezig zijn en overal verstaan worden. Mogen de mensen van deze tijd, geestelijk vermoeid, daarin steun en hoop vinden! Weest dus aan uw broeders dienstbaar met een vreugde die ontspringt aan een door Christus bewoond hart! 'Moge de wereld van onze tijd ... het Evangelie ontvangen, niet van droeve en ontmoedigde ... Evangelieverkondigers, maar van bedienaren van het Evangelie wier leven van vurigheid straalt, van hen namelijk die eerst zelf de vreugde van Christus hebben ontvangen'. Evangelii Nuntiandi [[519|80]]
In haar liefde jegens u 'buigt' de Kerk onophoudelijk 'de knieën voor de Vader', (Ef. 3, 14) [[b:Ef. 3, 14]] opdat 'uw diepste wezen machtig. . . wordt gesterkt', (Ef. 3, 16) [[b:Ef. 3, 16]] en evenals u ook vele andere gedoopte broeders en zusters van ons, vooral jongeren, zodat zij dezelfde weg van de heiligheid vinden, die zoveel generaties in de loop van de geschiedenis met Christus - de Verlosser van de wereld en de bruidegom van de zielen - hebben afgelegd, waarbij zij vaak de glans van het goddelijk licht achter lieten tegen de trieste en duistere achtergrond van het menselijk bestaan.
Tot u allen, die in de huidige fase van de geschiedenis van de Kerk en de wereld deze weg bewandelt, wordt deze vurige wens van het jubileumjaar van de Verlossing gericht, 'opdat gij in de liefde geworteld en gegrondvest blijft. Moogt gij in staat zijn met alle heiligen te vatten, wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat. Moogt gij de volheid bereiken die de volheid van God zelf is'. (Ef. 3, 17-19) [b:Ef. 3, 17-19]
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Boodschap van het feest van de Aankondiging van de Heer
17
Op dit feest van de Aankondiging in dit heilig jaar van de Verlossing, berg ik deze exhortatie in het hart van de Onbevlekte Maagd. Van allen die zich zonder voorbehoud aan God hebben toegewijd, is zij de eerste. Zij - de maagd van Nazareth - is ook het meest volkomen aan God toegewijd, op de volmaakste manier. Haar bruidelijke liefde bereikt haar hoogtepunt in haar goddelijk moederschap door de kracht van de Heilige Geest. Zij die als moeder Christus op de armen draagt, beantwoordt tegelijk op de volmaaktste wijze zijn uitnodiging: 'Volg Mij'. En zij, zijn moeder, volgt Hem als haar Meester in kuisheid, armoede en gehoorzaamheid.
Hoe arm was zij in de nacht van Betlehem, en hoe arm op Calvarië! Hoe gehoorzaam was zij bij de aankondiging, en later - staande onder het kruis - hoe gehoorzaam dat zij instemde met de dood van haar Zoon, die zelf gehoorzaam was geworden 'tot de dood'! Hoe was zij door een allerzuiverste liefde gedurende heel haar aardse leven de zaak van het rijk der hemelen toegewijd!
Als Maria het eerste voorbeeld is voor heel de Kerk, dan is zij dat des te meer voor u, personen en gemeenschappen die binnen de Kerk aan God bent toegewijd. Op deze dag/die het begin van het jubileumjaar van de verlossing in herinnering roept, dat vorig jaar plaats had) richt ik deze boodschap tot u, om u uit te nodigen uw religieuze toewijding te vernieuwen naar het voorbeeld van de toewijding van de moeder van God.
Beminde broeders en zusters! 'God is getrouw, die u geroepen heeft tot gemeenschap met zijn Zoon, onze Heer Jezus Christus'. (1 Kor. 1, 9) [b:1 Kor. 1, 9] Volhardt in uw trouw aan Hem die getrouw is, en doet uw best om heel bijzonder steun te vinden in Maria! Zij werd door God geroepen tot de meest volkomen gemeenschap met haar Zoon. Moge zij, de getrouwe maagd, ook een moeder voor u zijn op uw evangelische levensweg: moge zij u helpen te ervaren en aan de
wereld te tonen hoe oneindig trouw God zelf is!
Met deze wens verleen ik u van harte mijn apostolische zegen.
Hoe arm was zij in de nacht van Betlehem, en hoe arm op Calvarië! Hoe gehoorzaam was zij bij de aankondiging, en later - staande onder het kruis - hoe gehoorzaam dat zij instemde met de dood van haar Zoon, die zelf gehoorzaam was geworden 'tot de dood'! Hoe was zij door een allerzuiverste liefde gedurende heel haar aardse leven de zaak van het rijk der hemelen toegewijd!
Als Maria het eerste voorbeeld is voor heel de Kerk, dan is zij dat des te meer voor u, personen en gemeenschappen die binnen de Kerk aan God bent toegewijd. Op deze dag/die het begin van het jubileumjaar van de verlossing in herinnering roept, dat vorig jaar plaats had) richt ik deze boodschap tot u, om u uit te nodigen uw religieuze toewijding te vernieuwen naar het voorbeeld van de toewijding van de moeder van God.
Beminde broeders en zusters! 'God is getrouw, die u geroepen heeft tot gemeenschap met zijn Zoon, onze Heer Jezus Christus'. (1 Kor. 1, 9) [b:1 Kor. 1, 9] Volhardt in uw trouw aan Hem die getrouw is, en doet uw best om heel bijzonder steun te vinden in Maria! Zij werd door God geroepen tot de meest volkomen gemeenschap met haar Zoon. Moge zij, de getrouwe maagd, ook een moeder voor u zijn op uw evangelische levensweg: moge zij u helpen te ervaren en aan de
wereld te tonen hoe oneindig trouw God zelf is!
Met deze wens verleen ik u van harte mijn apostolische zegen.
Gegeven te Rome, bij Sint Pieter, 25 maart van het jubileumjaar van de Verlossing 1984, in het zesde jaar van mijn pontificaat.
JOHANNES PAULUS PP. II
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/3945-redemptionis-donum-nl