Om te groeien in ‘de kunst van het vieren’ (ars celebrandi)
x
Informatie over dit document
Om te groeien in ‘de kunst van het vieren’ (ars celebrandi)
Delen 1 - 4
Mgr. André-Joseph Léonard
27 september 2010
Overige auteurs - Bijdragen
2010, Pastoralia, uitg. Aartsbisdom Mechelen - Brussel
27 september 2010
7 november 2022
3770
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Deze serie artikelen verschijnt vanaf september 2010 in het Bisdomblad van het Bisdom Mechelen-Brussel "Pastoralia". Bij verschijnen volgen de volgende delen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 De liturgie is zaak van de gehele Kerk (Pastoralia nr. 7, september 2010)
1
Het is nog minder mijn bedoeling een sfeer van verklikking te bevorderen, wat zelden goede raad oplevert. Indien u, priester, diaken, leek of godgewijde, bij bet lezen van deze pagina's, meent dat een en ander niet naar behoren verloopt in de gemeenschap die u dient of geregeld bezoekt, praat er dan broederlijk over met uw plaatselijke verantwoordelijken en tracht een wederzijdse overeenkomst te bereiken door u te laten inspireren door de regels van de liturgie. Een beroep op de deken, bet vicariaat generaal, de hulpbisschop of bisschop van het bisdom zou enkel een uitkomst mogen bieden in gevallen van ernstig en aanhoudend misbruik wat zich uitzonderlijk voordoet.
In overeenstemming met wat de Instructie [569] in herinnering brengt Redemptionis Sacramentum [[569|19-25]], heb ik dus de plicht om de aandacht te vestigen op enkele punten waarbij we, naar mijn ervaring, een aantal minder gelukkige of boudweg ongelukkige praktijken dienen bij te sturen. In wederzijdse samenhang hebben de gelovigen van het bisdom dan ook het recht dat hun bisschop in deze kwesties openlijk tussenbeide komt en dat hij, dankzij de samenwerking van priesters vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|29-33]]] en liturgische ploegen, borg staat voor vieringen in overeenstemming met wat de Kerk uit zorg om getrouwheid aan de Heer Redemptionis Sacramentum [[569|12.24]], heeft gewild en tot stand gebracht. Ik vraag u dus om de opmerkingen of rechtzettingen die ik u in deze pagina's liefdevol zal toevertrouwen, welwillend te onthalen. Ik weet wel dat het altijd delicaat is om niet over te komen als iemand die anderen de les wil spellen. Maar, aangezien er een aantal problemen bestaan, is het mijn plicht om, tijdens de enkele jaren die mij zijn toebedeeld, in te grijpen om te verbeteren wat verbeterd kan worden.
Uw bisschop rekent op u allen
Het hoogtepunt van mijn leven als priester en bisschop is zeker de viering van de Eucharistie, bron en climax van het christelijke leven. Het is, in principe, het hart van elk priester-zijn en het is ook daar dat een waarachtig parochieleven wordt gevoed. De liturgische hervorming die het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] voor ogen stond, was de oorsprong van de opmerkelijke vooruitgang in de ware betekenis van de liturgie. Wij hebben het geluk er ruimschoots voordeel van te mogen genieten. Vanuit dit oogpunt blijft de lezing van de Constitutie Sacrosanctum Concilium [570], gewijd aan de heilige liturgie, bijzonder actueel. De studie ervan kan zelfs voor ons vandaag enkele leerrijke verrassingen inhouden... Want, laten we het erkennen, bij de uitvoering van deze conciliaire tekst zijn er een aantal misverstanden gerezen. Ernstige ontsporingen zijn er gelukkig slechts sporadisch; gebrek aan smaak en inschatting daarentegen is niet zo zeldzaam.De liturgie is de zaak van de gehele Kerk
In enkele artikelen zou ik graag willen ingaan op sommige punten die onze aandacht verdienen, teneinde op een steeds waardigere wijze het grote sacrament van de Eucharistie te vieren. Gebundeld willen deze artikelen een bescheiden persoonlijke bijdrage vormen tot een van de thema's van het jaar van de Sacramenten, met name de Eucharistie. Mijn aanpak zal zeer praktisch en concreet zijn. De inspiratie voor deze pagina's zal uiteraard geput worden uit de teksten van het leergezag van de Kerk. Ze zal bovendien evenzeer gevoed worden door de liturgische ervaring die ik heb opgedaan gedurende de 19 jaar tijdens welke ik vaak herhaaldelijk de 742 parochies en 150 kapelanijen van bet bisdom Namen heb bezocht. Met de kanttekeningen en suggesties van deze pagina's bedoel ik hoegenaamd niet sommige priesters de les te spellen, als waren zij als enigen verantwoordelijk voor het kwaliteitsgehalte van de parochieliturgie. Want de viering van de Eucharistie is een zaak van de gehele Kerk en belangt ons allemaal aan. Door openlijk te spreken, heb ik enkel de bedoeling de aandacht van alle gelovigen van het bisdom te vestigen op dit wezenlijke thema. Het is inderdaad nuttig dat, in het bijzonder wat controversiële kwesties betreft, alle gelovigen en priesters precies weten wat de wensen zijn van de bisschop van bet bisdom en, op een hoger niveau, wat de verwachtingen zijn van de paus en de Universele Kerk.Het is nog minder mijn bedoeling een sfeer van verklikking te bevorderen, wat zelden goede raad oplevert. Indien u, priester, diaken, leek of godgewijde, bij bet lezen van deze pagina's, meent dat een en ander niet naar behoren verloopt in de gemeenschap die u dient of geregeld bezoekt, praat er dan broederlijk over met uw plaatselijke verantwoordelijken en tracht een wederzijdse overeenkomst te bereiken door u te laten inspireren door de regels van de liturgie. Een beroep op de deken, bet vicariaat generaal, de hulpbisschop of bisschop van het bisdom zou enkel een uitkomst mogen bieden in gevallen van ernstig en aanhoudend misbruik wat zich uitzonderlijk voordoet.
Het gaat over de schoonheid van de God in deze wereld
Ten slotte, door het in herinnering brengen van een aantal liturgische normen, beoog ik geenszins een verwerpelijke rubricistische mentaliteit aan te moedigen, die enkel leeft van loutere regelgeving zonder ziel. De regels zijn op zich slechts een skelet, zij het essentieel voor de goede werking van het lichaam. Zonder zouden we alleen maar te maken hebben met een onsamenhangende gelatine. Maar een lichaam dat enkel uit een skelet bestaat, zou weinig aantrekkelijk zijn. Ik verwacht dus van mijn medebroeders, priesters en diakens, liturgische ploegen en alle gelovigen, dat ze de regels - en de geest - van de liturgie eerbiedigen, maar dit haast zonder er bij na te denken, vermits zij een tweede natuur geworden zullen zijn. En vergeet nooit dat, om er een prachtig schepsel van te maken, het skelet moet worden omgeven door spieren, zenuwen en huid. Het lijkt wat als dansers in een choreografie. Ze denken amper aan hun skelet, dat er-gelukkig maar- wel is. Hun enige zorg bestaat erin dermate harmonieus te bewegen, dat degenen die de uitvoering zien in dezelfde luchtige genade worden meegevoerd. Het gaat hier enigszins om hetzelfde. Toch voel ik mij verplicht het te hebben over het skelet, maar het wezenlijke van mijn opzet ligt elders. Het gaat hier uiteindelijk over de schoonheid van God in deze wereld en de uitstraling van zijn ware liefde onder ons. Het is om deze reden dat ik op u reken.Het warme onthaal van een zakelijk geworden instructie
In § 52 [87|52] van zijn prachtige encycliek De Kerk leeft van de Eucharistie [87], kondigde Johannes-Paulus II aan dat hij de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst [d:108] zou vragen een zeer concrete tekst op te stellen over een aantal praktische punten van de liturgie die in onze tijd onze bijzondere aandacht verdienen. Deze wens werd op 25 maart 2004 vervuld met de publicatie van de Instructie Het Sacrament van de Verlossing [569]. Disciplinair van aard is deze Instructie [569] natuurlijk geen groots, sterk begeesterend document. Het brengt enkel eenvoudigweg een aantal trouw na te leven punten in herinnering, en stelt kort een aantal zorgvuldig te vermijden misstanden aan de kaak. Als we het jammer vinden dat Rome dergelijke teksten uitgeeft, moet men met die klacht verder teruggaan in de richting van de fouten of nalatigheden die, helaas, zulke publicaties noodzakelijk maken. Ook de Bisschoppen van België publiceerden, in het spoor van de Instructie [569], een praktische gids voor de vieringen, Geroepen om te vieren (Licap, 2004). In wat volgt verwijzen we naar de paragrafen van de meer volledige tekst van Rome.'Het mysterie van de Eucharistie is te groot om er naar believen mee om te gaan'
In het Woord vooraf en het eerste hoofdstuk herinnert de Instructie [569] eraan dat het mysterie van de Eucharistie te groot is om zich te kunnen veroorloven er naar believen mee om te springen vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|11]]]. De Kerk zelf heeft geen meesterschap over de Eucharistie, die ze van de Heer ontvangt. Geen bisschop, geen priester, geen liturgische ploeg mag zich opstellen als eigenaar van de liturgie. Maar het komt de Apostolische Stoel van Rome en, binnen zekere grenzen, de diocesane bisschop toe, niet naar eigen willekeur de liturgie te regisseren, maar wel de uitoefening ervan te bewaken, trouw aan de traditie die haar oorsprong vindt bij de Heer en de apostelen.In overeenstemming met wat de Instructie [569] in herinnering brengt Redemptionis Sacramentum [[569|19-25]], heb ik dus de plicht om de aandacht te vestigen op enkele punten waarbij we, naar mijn ervaring, een aantal minder gelukkige of boudweg ongelukkige praktijken dienen bij te sturen. In wederzijdse samenhang hebben de gelovigen van het bisdom dan ook het recht dat hun bisschop in deze kwesties openlijk tussenbeide komt en dat hij, dankzij de samenwerking van priesters vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|29-33]]] en liturgische ploegen, borg staat voor vieringen in overeenstemming met wat de Kerk uit zorg om getrouwheid aan de Heer Redemptionis Sacramentum [[569|12.24]], heeft gewild en tot stand gebracht. Ik vraag u dus om de opmerkingen of rechtzettingen die ik u in deze pagina's liefdevol zal toevertrouwen, welwillend te onthalen. Ik weet wel dat het altijd delicaat is om niet over te komen als iemand die anderen de les wil spellen. Maar, aangezien er een aantal problemen bestaan, is het mijn plicht om, tijdens de enkele jaren die mij zijn toebedeeld, in te grijpen om te verbeteren wat verbeterd kan worden.
Wat ons bindt, is niet alleen een rituele maaltijd, maar de offerande van het Kruisoffer
De rode draad van de Instructie [569] is de zorg om een juiste actieve deelname van de gemeenschap aan de liturgie, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de Eucharistie inderdaad de feestelijke dimensie van een heilig gastmaal heeft, maar ook een dimensie van een offer vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|38]]]. Wat ons samenbrengt is niet alleen een rituele maaltijd, maar allereerst de offerande van het kruisoffer. Iedereen wordt uitgenodigd om actief deel te nemen aan een liturgie die, volgens haar eigen zending, dit dubbele aspect, namelijk feest en offer tegelijk, in zich draagt vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|40]]]. Ik neem mij niet voor hier alle punten die de Instructie [569] behandelt, te weerhouden, doch enkel deze die bepaalde praktijken betreffen, die in sommige van onze West-Europese bisdommen gangbaar zijn. Ik zal mij evenmin houden aan de volgorde van themata, zoals behandeld in de Instructie, maar wel de orde van dienst van de viering volgen. Ten slotte, als afsluiting van deze artikelenreeks, wil ik een paar bedenkingen formuleren die niet opgenomen zijn in de Instructie [569], met de bedoeling om het feestelijke aspect van onze eucharistievieringen intenser te beleven.Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Enige aandachtspunten omtrent de opening van de misviering en de liturgie van het Woord (Pastoralia nr. 8, oktober 2010)
2
De opening van de Misviering
Het eerste wat de gelovigen bij het begin van de misviering opmerken, is de kledij van de celebrant en de aanwezigheid van acolieten (of hun afwezigheid). Tezelfdertijd worden ze getroffen door de muziek die hen opneemt - de intredezang - en de liturgische opstelling van de gemeenschap.
Het probleem stelt zich op uitermate ernstige wijze met betrekking tot het Credo waarin het gemeenschappelijke geloof van alle christelijke belijdenissen tot uitdrukking komt. Het is bijgevolg ook van groot oecumenisch belang zich in de liturgie te houden aan het Credo van Nicea-Constantinopel [66] of het Symbolum van de Apostelen, of bij gelegenheid aan de Geloofsbelijdenis in vraag en antwoord, zoals gebruikt tijdens de paaswake vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|69]]]. We zouden er groot voordeel mee doen af te stappen van andere composities die overigens soms getuigen van weinig goede smaak. Sommige niet echt aan te bevelen composities bevatten evenwel een waardevol refreinvers dat kan opgenomen worden bij het begin of op het einde van het `Credo' van de Kerk, eventueel ook als tussenvers. Maar - sta mij toe erop aan te dringen - het gebruik van hetzelfde `Gloria', hetzelfde `Sanctus' en hetzelfde `Credo' in alle landen, welke ook hun taal weze, is een opmerkelijk teken van de universele communio. Dit mag niet verloren gaan. En zo men de mening is toegedaan dat het `Credo' van Nicea-Constantinopel [66] een vrij moeilijke tekst is, volstaat het er enkele homilieën aan te wijden om de enorme rijkdom die erin vervat ligt, toe te lichten. Ik was er ook al meermaals getuige van, dat tijdens vieringen met ruime aanwezigheid van jongeren dit `Credo' in een gebarenspel werd uitgebeeld. Dat geeft een verrassend resultaat. Zelfs de aanwezige volwassenen ontdekken aldus eindelijk de ware toedracht van uitdrukkingen als `geboren, niet geschapen, een in wezen met de Vader', of `en aan zijn Rijk komt geen einde', of nog `de Heilige Geest, die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt'. Om te komen tot deze geloofsbelijdenis die alle christelijke gemeenschappen delen, heeft de Kerk gedurende vier eeuwen gebeden en gemediteerd en heeft ze het opgenomen tegen dwaalleren allerhande. Men' mag deze schat met vergooien ten voordele van composities die geen toekomst hebben.
Het eerste wat de gelovigen bij het begin van de misviering opmerken, is de kledij van de celebrant en de aanwezigheid van acolieten (of hun afwezigheid). Tezelfdertijd worden ze getroffen door de muziek die hen opneemt - de intredezang - en de liturgische opstelling van de gemeenschap.
De kledij van de voorganger(s)
Op sommige plaatsen is men afgestapt van het gebruik dat de priester de kazuifel draagt boven de albe en de stola. Het zou een goede zaak zijn deze traditie te herontdekken vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|123]]] vermits het dragen van de kazuifel er op een heldere manier op wijst dat de priester niet in eigen naam voorgaat, maar wel als drager van het priesterschap van Jezus Christus, onze enige Hogepriester. Als er meerdere priesters concelebreren, is het bijgevolg aangewezen dat de hoofdcelebrant de kazuifel draagt, terwijl de concelebranten, bij eventueel gebrek aan beschikbare kazuifels, het houden bij het dragen van albe en stola vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|124]]].De acolieten
Wat de acolieten betreft, zijn zowel meisjes als jongens welkom, al dient er wel over gewaakt dat de jongens niet worden uitgesloten, vermits menige priesterroeping haar oorsprong vindt in het directe contact met de misviering vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|47]]]. Het gebeurt ook dat de meisjes zo talrijk zijn dat de jongens enige terughoudendheid tonen om zich aan te bieden. Een juist evenwicht is dus geboden. Niettemin is de aanwezigheid van acolieten essentieel. Ik ben dan ook de liturgische ploegen dankbaar en feliciteer samen met hen de bewegingen die de rekrutering van acolieten, jongens en meisjes, aanmoedigen, en waken over hun begeleiding. Zij bewijzen op die manier de Kerk een grote dienst.De liturgische samenzang
Het hoofdstuk met betrekking tot de muziek en de liturgische samenzang vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|57]]] zou op zich een meer uitgebreide behandeling verdienen dan waar binnen dit bestek ruimte voor is. Ik wil er enkel de aandacht op vestigen dat de tendens groeit om de traditionele misteksten (inzonderheid het Gloria, het Credo en het Sanctus) te vervangen door dichterlijke alternatieven die soms slechts een verre verwantschap hebben met de liturgische teksten vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|59]]]. Het zou de verantwoordelijken van de samenzang ter harte moeten gaan zich te houden aan de talrijk voorhanden muzikale composities die de tekst, eigen aan de gehele Kerk, respecteren.Het probleem stelt zich op uitermate ernstige wijze met betrekking tot het Credo waarin het gemeenschappelijke geloof van alle christelijke belijdenissen tot uitdrukking komt. Het is bijgevolg ook van groot oecumenisch belang zich in de liturgie te houden aan het Credo van Nicea-Constantinopel [66] of het Symbolum van de Apostelen, of bij gelegenheid aan de Geloofsbelijdenis in vraag en antwoord, zoals gebruikt tijdens de paaswake vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|69]]]. We zouden er groot voordeel mee doen af te stappen van andere composities die overigens soms getuigen van weinig goede smaak. Sommige niet echt aan te bevelen composities bevatten evenwel een waardevol refreinvers dat kan opgenomen worden bij het begin of op het einde van het `Credo' van de Kerk, eventueel ook als tussenvers. Maar - sta mij toe erop aan te dringen - het gebruik van hetzelfde `Gloria', hetzelfde `Sanctus' en hetzelfde `Credo' in alle landen, welke ook hun taal weze, is een opmerkelijk teken van de universele communio. Dit mag niet verloren gaan. En zo men de mening is toegedaan dat het `Credo' van Nicea-Constantinopel [66] een vrij moeilijke tekst is, volstaat het er enkele homilieën aan te wijden om de enorme rijkdom die erin vervat ligt, toe te lichten. Ik was er ook al meermaals getuige van, dat tijdens vieringen met ruime aanwezigheid van jongeren dit `Credo' in een gebarenspel werd uitgebeeld. Dat geeft een verrassend resultaat. Zelfs de aanwezige volwassenen ontdekken aldus eindelijk de ware toedracht van uitdrukkingen als `geboren, niet geschapen, een in wezen met de Vader', of `en aan zijn Rijk komt geen einde', of nog `de Heilige Geest, die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt'. Om te komen tot deze geloofsbelijdenis die alle christelijke gemeenschappen delen, heeft de Kerk gedurende vier eeuwen gebeden en gemediteerd en heeft ze het opgenomen tegen dwaalleren allerhande. Men' mag deze schat met vergooien ten voordele van composities die geen toekomst hebben.
De liturgische opstelling
Wat de liturgische opstelling betreft, waaruit voor een groot deel de `actieve deelname' van de gelovigen aan de liturgie spreekt vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|40]]], volstaat het in herinnering te brengen dat, behoudens persoonlijke gezondheidsproblemen, de gelovigen rechtstaan vanaf het begin van de viering tot de eerste lezing (en dus niet gaan zitten tijdens de schuldbelijdenis en het Gloria!). Ze blijven zitten tijdens de lezingen, maar eens het Alleluia (of de acclamatie tijdens de veertigdagentijd) wordt aangeheven, gaan allen rechtstaan voor het Evangelie. Ze gaan opnieuw zitten tijdens de homilie. Vervolgens staat men recht tijdens het `Credo' en de voorbeden en kan men gaan zitten tijdens de offerande. De gelovigen gaan staan bij de uitnodiging `Bid, broeders en zusters...' tot na de communie (men gaat dus niet zitten tijdens de prefatie, noch tussen de consecratie en het Onze Vader, noch voorafgaand aan de communie!). De gelovigen kunnen indien mogelijk, desgewenst knielen tijdens de consecratie, uit eerbied voor het grote mysterie dat zich voltrek. Tijdens de bezinning na de communie blijft men zitten. Ten slotte gaan allen weer staan voor het slotgebed tot en met de wegzending, behalve wanneer eventuele mededelingen te veel tijd in beslag nemen. Deze afwisseling van zitten en staan (en zelfs knielen) is geen kunstmatige gymnastische oefening die ons het leven moeilijk wil maken, maar een concrete manier om bidden met het gehele lichaam en niet louter in de geest.Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Dienst van het Woord
Na de opening van de viering komen de lezingen van de dienst van het Woord. Vervolgens de homilie, de geloofsbelijdenis en de voorbeden.
Ik nodig ook iedereen vriendelijk uit afstand te nemen van de kwalijke gewoonte die zich her en der voordoet om zonder ernstige reden een van de drie zondagslezingen weg te laten. Het is juist een van de mooiste verworvenheden van de liturgische hervorming de lezing van de Heilige Schrift tijdens de misviering te hebben uitgebreid. Het is niet het ogenblik dit nu terug te schroeven! In het bijzonder is het uiterst gevaarlijk de lezingen van het Oude Testament systematisch over te slaan, alsof deze joodse Schriften van het Eerste Verbond geen deel zouden uitmaken van de christelijke Openbaring! De verantwoordelijken van de samenzang dienen er ook voor te zorgen dat het lied dat volgt op de eerste lezing bij voorkeur de meditatiepsalm is zoals voorzien in de liturgie, en niet een of ander zangstuk dat eigenlijk geen betrekking heeft op de lezing vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|62]]].
Tijdens de misviering gebeurt de lezing of de voorzang van het Evangelie steeds door een gewijde bedienaar: bisschop, priester of diaken. Men kan een uitzondering maken voor misvieringen voor kinderen, waarbij een lezing op basis van de tekst door henzelf of hun catechist kan worden uitgebeeld.
Hierbij heb ik uw aandacht gevestigd op enkele punten betreffende de opening van de misviering en de dienst van het Woord. In een volgende bijdrage is de Eucharistische dienst aan de orde.
Na de opening van de viering komen de lezingen van de dienst van het Woord. Vervolgens de homilie, de geloofsbelijdenis en de voorbeden.
De lezingen van de dienst van het Woord.
Men dient er op toe te zien tijdens het beluisteren van het Woord Gods nooit buitenbijbelse teksten in te lassen, en dit onder geen beding. Als men oordeelt dat een of andere veelzeggende niet-Bijbelse tekst toch past, kan dit enkel bij wijze van bezinning, op een gepast moment, en in geen geval als gelijkwaardig met een Bijbelse lezing. Het is inderdaad de Openbaring vertolkt in het Woord Gods die ons in de liturgie samenbrengt, en niet een of andere tekst die ons vanuit een bepaalde religieuze traditie of dichterlijke smaak aanspreekt.Ik nodig ook iedereen vriendelijk uit afstand te nemen van de kwalijke gewoonte die zich her en der voordoet om zonder ernstige reden een van de drie zondagslezingen weg te laten. Het is juist een van de mooiste verworvenheden van de liturgische hervorming de lezing van de Heilige Schrift tijdens de misviering te hebben uitgebreid. Het is niet het ogenblik dit nu terug te schroeven! In het bijzonder is het uiterst gevaarlijk de lezingen van het Oude Testament systematisch over te slaan, alsof deze joodse Schriften van het Eerste Verbond geen deel zouden uitmaken van de christelijke Openbaring! De verantwoordelijken van de samenzang dienen er ook voor te zorgen dat het lied dat volgt op de eerste lezing bij voorkeur de meditatiepsalm is zoals voorzien in de liturgie, en niet een of ander zangstuk dat eigenlijk geen betrekking heeft op de lezing vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|62]]].
Tijdens de misviering gebeurt de lezing of de voorzang van het Evangelie steeds door een gewijde bedienaar: bisschop, priester of diaken. Men kan een uitzondering maken voor misvieringen voor kinderen, waarbij een lezing op basis van de tekst door henzelf of hun catechist kan worden uitgebeeld.
De homilie
Evenzo wordt de homilie steeds uitgesproken door een gewijde bedienaar vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|63-64]]]. Indien een leek wenst tussen te komen voor een mededeling of een getuigenis, plaatst men die bijdrage bij voorkeur tussen het slotgebed en de zegen, het moment waarop gewoonlijk de mededelingen worden gedaan vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|74]]], of nog, wanneer dit nodig lijkt, als vervolg op een korte homilie van de celebrant.De geloofsbelijdenis en de voorbeden
De geloofsbelijdenis is als het antwoord van de geloofsgemeenschap op het beluisterde Woord Gods. Ik heb er het al eerder over gehad. Ten slotte eindigt de dienst van het Woord met de voorbeden. Hier voltrekt zich alles gewoonlijk normaal goed. Toch dient men er over te waken dat deze voorbeden tijdens huwelijks- of begrafenisvieringen inderdaad gebeden tot God blijven, en niet verworden tot een afscheidsgroet aan de overledene of een wensbericht naar het jonge paar toe. Het volstaat, om een goed resultaat te bekomen, de betrokkenen te vragen er voor te zorgen dat hun voorbede logischerwijs kan besloten worden met de formule: "Laat ons bidden".Hierbij heb ik uw aandacht gevestigd op enkele punten betreffende de opening van de misviering en de dienst van het Woord. In een volgende bijdrage is de Eucharistische dienst aan de orde.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De Eucharistische dienst (Pastoralia nr. 9, november 2010)
4
Net als bij verscheidene gebeden zou men voor de prefatie, bij gelegenheid, een beroep kunnen doen op teksten uit bepaalde liturgische tijdschriften. Deze hebben het voordeel dat ze verwijzen naar de Bijbelse zondagslezingen. Maar die referentie is niet noodzakelijk, vermits de misviering geen educatieve activiteit is, gericht op de verwerking van een thema. Bovendien evenaart niets de beknopte en eenvoudige schoonheid, van de gebeden en prefaties uit het missaal. Het aanbod is dermate groot dat men er altijd passende keuze kan uit maken.
Men moet daarentegen in het bijzonder onverzettelijk zijn met betrekking tot de eucharistische gebeden zelf. Het missaal voor Franstalig België telt er waaronder de vier klassieke, gemeenschappelijk aan de universele Kerk, zes andere aangepast aan bijzondere gelegenheden (verzoening, groter samenkomsten en vieringen met veel kinderen). Het missaal, gebruikt in Vlaanderen en Nederland, kent elf eucharistische gebeden, waaronder sommige in verschillende versies. Het komt zowel het geloof als de schat van de Eucharistie ten goede dat men zich noodzakelijkerwijs houdt aan deze goedgekeurde gebeden en resoluut afziet van andere gangbare teksten, en in het bijzonder eigen ontwerpen. Elke andere handelwijze is een ernstige inbreuk die de eenheid van de Kerk schaadt vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|51]]].
Voor de erkende eucharistische gebeden, en in het bijzonder voor de vier basisversies, heeft in menige parochie de gewoonte ingang gevonden nooit te kiezen voor de eerste, met name de Romeinse Canon. Ook het gebruik van de vierde, een nochtans schitterende versie met eigen prefatie, is in onbruik geraakt. Het is waar, deze eucharistische gebeden vergen enkele bijkomende minuten, maar is dat dan een reden om ze naast zich neer te leggen?
Het is dus een totale misvatting te menen dat de specifieke rol van de priester die de enige gemandateerde is om het eucharistisch gebed uit te spreken, een vorm van machtsmisbruik is. Het gaat erom te erkennen dat, vanuit zijn eigen zending, de priester Christus tegenwoordig brengt in de gemeenschap als Hoofd van de Kerk die zijn Lichaam is, en als Man van de Kerk, die zijn teerbeminde Echtgenote is. Trouwens, de gemeenschap blijft hoegenaamd niet passief tijdens het eucharistisch gebed. Naast een innige betrokkenheid bij het gebed, gaat ze in dialoog met de priester bij het begin van de prefatie en zingt ze het ‘Sanctus’. De gemeenschap spreekt na de consecratie mee de anamnese uit , en verenigt zich in het ‘Amen' op het einde van de doxologie (‘Door Hem, en met Hem en in Hem...'), waarmee de priester het eucharistisch gebed besluit. Daarenboven voorziet de orde van dienst tijdens het eucharistisch gebed bij kindervieringen in acclamaties. Deze kan men ook inpassen bij vieringen met volwassenen, net zoals de twee ‘aanroepingen van de Heilige Geest' (epicleses), de ene die voorafgaat aan de consecratie en de andere die erop volgt, waarbij de eerste gericht is op de gaven (brood en wijn) en de tweede op het verzamelde godsvolk, samengebracht in de Eucharistie. vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|54]]].
Het bezwaart mij deze elementaire zaken in herinnering te moeten brengen, maar het behoort tot mijn taak zowel de gelovigen als de priesters te wijzen op het belang van deze kwesties. Inderdaad, deze ontoelaatbare praktijken hebben vaak ideologische connotaties. Op min of meer uitgesproken wijze willen ze, doorheen de liturgie, de idee doen ingang vinden van een Kerk die best kan leven zonder apostolische bediening of priesterschap. En dat betekent een totale breuk met het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] dat het onderscheid tussen het priesterschap van alle gedoopten en het gewijde priesterschap met klem benadrukt. Zelfs in kerkelijke gemeenschappen die hun oorsprong vonden in de Hervorming, heeft men vaak de zin van het apostolische dienstwerk bij de viering van het Avondmaal van de Heer beter bewaard dan in sommige van onze parochies. Daar waar nodig, roep ik op tot een heilzame nieuwe start.
Hiermee besluit ik de bedenkingen rond het eerste deel van de eigenlijke eucharistische liturgie. In een volgende bijdrage komen de Communie en het slot van de viering aan bod.
De bereiding van de gaven
Na de voorbeden begint de eucharistische dienst zelf. Allereerst is er de bereiding van de gaven. Het kan overbodig lijken eraan te herinneren dat wat betreft het te consacreren brood het dient te gaan om ongedesemd tarwebrood. Enkele zeer zeldzame misbruiken nopen ons er echter toe kort de aandacht op dit punt te vestigen vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|48]]]. Het is dus misplaatst om gewoon gefermenteerd tarwebrood (als dat van bij de bakker), of brood waaraan vruchten, suiker of honing is toegevoegd (`kramiek' zoals we het in België zeggen) te gebruiken. Het is daarom het meest oordeelkundig, zoals dat gewoonlijk gebeurt, te kiezen voor professioneel vervaardigde hosties, bij voorkeur de wat dikkere die beter het eigen karakter van het broodteken oproepen. We moedigen de celebranten ook aan een of meer grotere hosties te voorzien die bij de communie gebroken kunnen worden. Het is tevens aangewezen tijdens de communieviering een voldoende aantal kleine hosties te consacreren, zodat men niet onnodig dient terug te vallen op de eerder geconsacreerde hosties uit het tabernakel vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|49]]]. In sommige kloosters en neo-catechumenale gemeenschappen kiest men voor dikker en zachter ongedesemd tarwebrood. Dit werkt hier zeer goed omdat deze voldoende gevormd zijn en de nodige zorg dragen voor de soms toch wat grotere broodstukjes die na de communie in de pateen overblijven. In de eerder gewone gemeenschappen is het verkieslijk de gebruikelijke hosties te gebruiken die het voordeel hebben amper kruimels na te laten.Het gebruikelijke vaatwerk
Het vaatwerk dat de hosties en de wijn bevat, en dat - na de consecratie - het Lichaam en het Bloed van de Heer mag ontvangen, kan behoudens uiterste noodzaak geen gewoon vaatwerk zijn. Het is voorbehouden aan liturgisch gebruik. Men dient dus zorgzaam af te zien van mandjes of gewone drinkglazen. Men zal dus een resolute voorkeur geven aan patenen, schalen en kelken uit edelmetaal. Wanneer men vaatwerk uit de pottenbakkerij gebruikt, dient het te gaan om zeer degelijke voorwerpen met een artistieke waarde vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|117]]]. Indien er bij de offerande ook andere gaven worden aangebracht dan het brood en de wijn, zal men erover waken dat, naast een zekere soberheid, deze giften niet op het altaar geplaatst worden.De bewieroking en de handwassing
Na het aanbrengen van de gaven, is het bij zondagsvieringen en tijdens hoogfeesten aangewezen de offergaven en vervolgens de gelovigen te bewieroken, net zoals men bij de aanvang van de viering en bij de lezing van het Evangelie het evangelieboek heeft bewierookt. Als afsluiting van de offerande zie ik geen reden om de handwassing achterwege te laten, zoals dat in sommige parochies of gemeenschappen gebruikelijk is. Naast zijn mogelijk praktische nut, drukt dit gebaar de innerlijke zuiverheid uit, waarmee de celebrant de liturgie aanvangt, zoals ook het begeleidende gebed bij dit gebruik het verwoordt.De prefatie en het eucharistisch gebed.
Na het gebed over de gaven, begint het grote eucharistisch gebed, het hart van de misviering. Dit start met de prefatie, zijnde het dankgebed dat de gemeenschap situeert in de liturgische tijd of het gevierde feest.Net als bij verscheidene gebeden zou men voor de prefatie, bij gelegenheid, een beroep kunnen doen op teksten uit bepaalde liturgische tijdschriften. Deze hebben het voordeel dat ze verwijzen naar de Bijbelse zondagslezingen. Maar die referentie is niet noodzakelijk, vermits de misviering geen educatieve activiteit is, gericht op de verwerking van een thema. Bovendien evenaart niets de beknopte en eenvoudige schoonheid, van de gebeden en prefaties uit het missaal. Het aanbod is dermate groot dat men er altijd passende keuze kan uit maken.
Men moet daarentegen in het bijzonder onverzettelijk zijn met betrekking tot de eucharistische gebeden zelf. Het missaal voor Franstalig België telt er waaronder de vier klassieke, gemeenschappelijk aan de universele Kerk, zes andere aangepast aan bijzondere gelegenheden (verzoening, groter samenkomsten en vieringen met veel kinderen). Het missaal, gebruikt in Vlaanderen en Nederland, kent elf eucharistische gebeden, waaronder sommige in verschillende versies. Het komt zowel het geloof als de schat van de Eucharistie ten goede dat men zich noodzakelijkerwijs houdt aan deze goedgekeurde gebeden en resoluut afziet van andere gangbare teksten, en in het bijzonder eigen ontwerpen. Elke andere handelwijze is een ernstige inbreuk die de eenheid van de Kerk schaadt vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|51]]].
Voor de erkende eucharistische gebeden, en in het bijzonder voor de vier basisversies, heeft in menige parochie de gewoonte ingang gevonden nooit te kiezen voor de eerste, met name de Romeinse Canon. Ook het gebruik van de vierde, een nochtans schitterende versie met eigen prefatie, is in onbruik geraakt. Het is waar, deze eucharistische gebeden vergen enkele bijkomende minuten, maar is dat dan een reden om ze naast zich neer te leggen?
Een ernstige dwaling die moet bijgestuurd worden.
Met betrekking tot het eucharistisch gebed dien ik met nadruk een zeer ernstig misbruik onder de aandacht te brengen dat in een aantal parochies plaatsvindt. Het bestaat erin dat de hele gemeenschap of een deel ervan, alternerend met de priester, passages uit het eucharistisch gebed mee uitspreekt, soms zelfs het gebed in zijn geheel, met inbegrip van de consecratie vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|52]]]. Dit is een zeer zware fout met gewichtige gevolgen, vermits ze erop neerkomt dat ze de eigen rol van de priester als voorganger in de eucharistie totaal vervaagt. Dit doet afbreuk aan een essentiële structuur binnen de katholieke Kerk die inhoudt dat - precies zoals in de orthodoxe Kerk - de gewijde bedienaar noodzakelijk is om Christus die in eigen persoon de eucharistie viert, te ‘vertegenwoordigen’ en ‘tegenwoordig te brengen’ tot eer van God en voor het heil van de wereld.Het is dus een totale misvatting te menen dat de specifieke rol van de priester die de enige gemandateerde is om het eucharistisch gebed uit te spreken, een vorm van machtsmisbruik is. Het gaat erom te erkennen dat, vanuit zijn eigen zending, de priester Christus tegenwoordig brengt in de gemeenschap als Hoofd van de Kerk die zijn Lichaam is, en als Man van de Kerk, die zijn teerbeminde Echtgenote is. Trouwens, de gemeenschap blijft hoegenaamd niet passief tijdens het eucharistisch gebed. Naast een innige betrokkenheid bij het gebed, gaat ze in dialoog met de priester bij het begin van de prefatie en zingt ze het ‘Sanctus’. De gemeenschap spreekt na de consecratie mee de anamnese uit , en verenigt zich in het ‘Amen' op het einde van de doxologie (‘Door Hem, en met Hem en in Hem...'), waarmee de priester het eucharistisch gebed besluit. Daarenboven voorziet de orde van dienst tijdens het eucharistisch gebed bij kindervieringen in acclamaties. Deze kan men ook inpassen bij vieringen met volwassenen, net zoals de twee ‘aanroepingen van de Heilige Geest' (epicleses), de ene die voorafgaat aan de consecratie en de andere die erop volgt, waarbij de eerste gericht is op de gaven (brood en wijn) en de tweede op het verzamelde godsvolk, samengebracht in de Eucharistie. vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|54]]].
Het bezwaart mij deze elementaire zaken in herinnering te moeten brengen, maar het behoort tot mijn taak zowel de gelovigen als de priesters te wijzen op het belang van deze kwesties. Inderdaad, deze ontoelaatbare praktijken hebben vaak ideologische connotaties. Op min of meer uitgesproken wijze willen ze, doorheen de liturgie, de idee doen ingang vinden van een Kerk die best kan leven zonder apostolische bediening of priesterschap. En dat betekent een totale breuk met het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] dat het onderscheid tussen het priesterschap van alle gedoopten en het gewijde priesterschap met klem benadrukt. Zelfs in kerkelijke gemeenschappen die hun oorsprong vonden in de Hervorming, heeft men vaak de zin van het apostolische dienstwerk bij de viering van het Avondmaal van de Heer beter bewaard dan in sommige van onze parochies. Daar waar nodig, roep ik op tot een heilzame nieuwe start.
De gemeenschap met de diocesane en universele Kerk.
Elke Eucharistie wordt gevierd in gemeenschap met de plaatselijke diocesane en universele Kerk. Trouwens, een priester viert in de parochie slechts Eucharistie als plaatsvervanger van de bisschop, opvolger van de Apostelen, die door de omstandigheden verhinderd is zelf overal voor te gaan. Vandaar zal men ook nooit nalaten, en dit volgens een zeer oude traditie, tijdens het eucharistisch gebed de naam van de Paus en deze van de diocesane bisschop (en eventueel de hulpbisschop) te vermelden. Deze nalatigheid brengt de gemeenschap van de Kerk, essentieel voor de viering van de eucharistie, in gevaar vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|56]]].Hiermee besluit ik de bedenkingen rond het eerste deel van de eigenlijke eucharistische liturgie. In een volgende bijdrage komen de Communie en het slot van de viering aan bod.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4a
Ik breng graag in herinnering dat de vijf artikels over 'de kunst van bet vieren' gekaderd zijn binnen het pastoraal werkjaar dat gewijd is aan de initiatiesacramenten. Na in een eerste bijdrage het algemeen belang van deze reflecties en de opbouwende geest waarin ik ze met u wil delen, te hebben benadrukt, heb ik achtereenvolgens de opening van de misviering [al:1] en de liturgie van het Woord [al:2] behandeld, en vervolgens ook enkele aandachtspunten met betrekking tot de eucharistische dienst [al:3] aangestipt. In dit vierde luik [al:5] zou ik het, nog steeds vanuit dezelfde opbouwende ingesteldheid, willen hebben over de communieritus.
Referenties naar alinea 4a: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De Communie (Pastoralia nr. 10, december 2010)
5
Het Onze Vader
Na het eucharistisch Hooggebed komen we aan de communieritus. Die begint met het samen bidden van het Onzevader. Men dient erover te waken dat de tekst ervan wordt gerespecteerd, vermits het een gemeenschappelijke schat van de gehele Kerk betreft, ook al kan men betreuren dat de voorlaatste bede in de huidige vertaling `leid ons niet in bekoring' luidt, in plaats van `laat ons niet bezwijken aan de verzoeking', hetgeen menig gelovige die nadenkt over wat hij op dat ogenblik uitspreekt, tegen de borst stoot. Maar het verbeteren van deze vertaling is een beslissing die hogere instanties toekomt. Dit gezegd zijnde, zal men na het Onzevader - of het nu gezongen of gesproken wordt - niet dadelijk vervolgen met de gebedstekst `Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid...'. Ook gezongen versies die zulks vanzelf suggereren dienen vermeden te worden. Na het Gebed des Heren en voor de bedoelde gebedsformule hoort het zeer mooie, zogenaamde ‘embolismegebed' (`ontwikkelingsgebed') thuis, waarin de priester de laatste bede van het Onzevader `ontwikkelt': `Verlos ons, Heer, van alle kwaad. Geef vrede in onze dagen...'De vredeskus
De communieritus wordt onmiddellijk voorafgegaan door de vredeskus en het breken van het eucharistisch brood. De vredeskus is een liturgisch gebaar waarin de gemeenschap, ja zelfs de verzoening van de verzamelde gelovigen tot uitdrukking komt. Het gaat hier evenwel niet om een ongebreidelde zoensessie ... In het beste geval zou de vredeskus moeten kunnen starten van bij de celebranten aan het altaar, en van daar uitgedragen worden naar de gelovigen die uitgenodigd worden deze door te geven aan hun buren. Het is niet noodzakelijk dat de priester zelf naar de kerkgangers stapt en de hele gemeenschap doorloopt. Het is nog minder vereist dat het aantal vredeskussen recht evenredig is met het aantal assistenten ... Er moet een goed evenwicht gevonden worden tussen stijfheid en al te grote uitbundigheid vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|72]]]. Bij gelegenheid van de recente herziening van het Romeins Missaal stelden vele bisschoppen voor om de vredeskus voortaan bij het begin van het offertorium te plaatsen, om aldus de afleiding en het geroezemoes, dat de vredeskus net voor de communie vaak uitlokt, te voorkomen. Dit verstandige voorstel is nog niet aanvaard. Misschien kan dat wel eens gebeuren ... Geduld!De breking van het brood
De breking van het brood is een veelzeggende ritus die vraagt om met grote zorg beleefd te worden. Hierin komt tot uitdrukking dat, hoe talrijk wij ook zijn, wij allen deelhebben aan hetzelfde brood dat het Lichaam van Christus is. Vandaar ook het belang over een grote hostie te beschikken die men kan verdelen in meerdere stukken. Het weze herhaald dat de broodbreking niet plaatsvindt tijdens de consecratie vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|55]]]. Het is niet omdat men zegt: `Hij heeft het brood in zijn handen genomen, de zegen uitgesproken, het brood gebroken...' dat men ook op dat moment het brood een eerste keer moet breken. De eucharistieviering is geen uitbeelding van het Laatste Avondmaal. Evenzo is het een `vals goed idee' om de gelovigen op Witte Donderdag aan een grote tafel te laten plaatsnemen. De viering is geen overdruk van Jezus' laatste maaltijd. Die was overigens allesbehalve een gezellige picknick. Het ging om een rituele maaltijd waarbij de genodigden naar de klassieke gewoonte aanlagen op bankjes, zonder iemand tegenover zich. Dit te willen nabootsen heeft geen enkele liturgische betekenis.De communie
De priester die voorgaat en de overige concelebranten nuttigen als eersten het Lichaam van Christus en het Heilig Bloed vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|97]]]. Sommigen zijn wel eens van oordeel dat dit een gebrek aan hoffelijkheid is jegens de gelovigen ... Maar de communieritus heeft niets te maken met onze tafeletiquette! Wanneer de celebranten als eersten communiceren, is dat om reden van hun priesterlijke bediening als voorganger. Er is dus geen reden om andersom te werk te gaan. Wat de communie van de gelovigen betreft, zijn het de gewijde bedienaren - bisschoppen, priesters en diakens - die er de gewone bedienaar van zijn vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|88]]]. Men dient enkel een beroep te doen op buitengewone bedienaren (godgewijden of leken) als daar werkelijk nood toe is wegens het grote aantal gelovigen en het kleine aantal gewijde bedienaren. De buitengewone bedienaren zijn dat niet zomaar; ze moeten daartoe opgeleid en aangesteld zijn. Op sommige plaatsen blijven de gewijde bedienaren tijdens de communie op hun stoel zitten, terwijl leken de heilige communie uitreiken. Het is van belang om deze totaal misplaatste manier van doen, daar waar ze in zwang is, recht te zetten vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|157-158]]]. Een nog ernstigere mistoestand bestaat erin de heilige communie helemaal niet uit te reiken, maar onder de gelovigen een pateen of mandje te laten rondgaan waaruit iedereen zichzelf bedient vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|94]]]. Hiermee doet men grote afbreuk aan de betekenis van het gewijde ambt, waardoor Jezus het brood van leven geeft aan de apostelen opdat zij het zouden verdelen onder de menigte (zie het relaas van de broodvermenigvuldiging in de evangeliën). Er dient nog veel vooruitgang geboekt te worden om de communie van de gelovigen in waardigheid en schoonheid te laten verlopen. Nochtans merk ik doorheen de jaren enige verbetering. Men moet er in de eerste plaats over waken dat de rechtmatige vrijheid van de gelovigen wordt gerespecteerd. Men dient te aanvaarden dat zij staande of geknield communiceren, volgens hun keuze in de hand of op de tong vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|90-92]]]. Als de gelovigen de communie ontvangen in de hand, zal men af en toe de juiste manier van doen in herinnering brengen. De handen worden waardig op elkaar gelegd. Men zal er sterk maar tegelijk vriendelijk op aandringen dat de communie ter plaatse wordt genuttigd, waarbij men even halt houdt, en dus niet terwijl men zich omdraait of zelfs al onderweg is naar zijn plaats vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|92]]]. Men dient er nog scherper op toe te zien dat de communieganger de hostie niet meeneemt naar zijn plaats, wat soms leidt tot ernstig misbruik vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|105]]]. Indien iemand een hostie vraagt om mee te nemen, moet men ervoor zorgen dat, zo die persoon onbekend is of niet aangesteld is voor deze bediening, het wel degelijk diens bedoeling is de communie dadelijk na de mis naar een zieke te brengen en de hostie niet bij zich te bewaren. We kunnen niet aanvaarden dat men de communie in een stukje papier of een zakdoek wikkelt. Er moet gebruik gemaakt worden van een pyxis of een gelijkaardige recipient die enige waardigheid uitstraalt. Voor wat meer uitleg kan men op de betrokkene toestappen bij het buitengaan na de viering. In dit verband zou ik heel graag hebben dat men, zoals ik dat heb gezien in bepaalde landen, voor het hele bisdom een soort van kleine ‘badge' zou invoeren die het mogelijk maakt de personen die gelast zijn met het aan huis brengen van de communie, te herkennen. Dit zou de celebranten die deze personen niet kennen (een gelegenheidsvoorganger of de pastoor van een parochie waar men zich toevallig bevindt), toelaten te zien dat het werkelijk gaat om een bedienaar van de ziekencommunie en niet om iemand die voor andere doeleinden op zoek gaat naar hosties. De communie onder twee gedaanten wordt, ondanks haar grote waarde, zelden aanbevolen voor grotere gemeenschappen vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|100-102]]]. Het is beter dit voor te behouden voor relatief kleine groepen. De beste manier van handelen bestaat erin dat ieder drinkt van de beker of bekers die daartoe zijn voorzien. Hierbij dient men te vermijden dat men het Heilig Bloed van de ene beker in de andere overgiet vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|105]]]. De communie door indoping - waarbij de gelovigen zelf de hostie in het Heilig Bloed drenken - zou, indien men dit werkelijk aangewezen vindt, eveneens moeten voorbehouden worden aan kleinere, goedgevormde groepen. In grotere gemeenschappen stel ik met pijn in het hart vast dat dit vaak aanleiding geeft tot ernstig gebrek aan eerbied. Men stelt het gebaar veelal zo snel en zo onzorgvuldig dat er druppels Heilig Bloed op de vloer worden gemorst en vervolgens - letterlijk! - met voeten worden getreden. Het is beter dat de priester zelf de beker vasthoudt, een hostie neemt uit de pateen die gedragen wordt door een gewone of buitengewone bedienaar, en, na de hostie respectvol in het Heilig Bloed te hebben gedrenkt, deze op de tong legt van de communicant vgl: Redemptionis Sacramentum [[[569|103-104]]]. Wanneer dit met de nodige zorg gebeurt, is dit een zeer mooi gebaar. Sommigen zien hier met een zekere angst een terugkeer naar de oude manier van communiceren in. In feite is dit vooral een handelswijze in volle eerbied voor de Heer. Bovendien kan dit gebaar beleefd worden in solidariteit met onze broeders, katholieken of orthodoxen, uit het Oosten, die altijd op deze manier communiceren, en met allen die, ook in het Westen, in meerderheid op die wijze het Lichaam van Christus ontvangen. Een mooi oecumenisch en intercultureel gebaar... Bij sommige gelegenheidsvieringen (uitvaarten, huwelijken en andere) is het soms raadzaam met de nodige fijngevoeligheid aan te stippen dat nooit iemand zich hoeft gedwongen te voelen om te communiceren, en dat de communie geen fatsoensritus is waaraan iedereen uit wellevendheid moet deelnemen, zoals men mee inschuift tijdens de offergang bij begrafenissen. In enkele zeldzame parochies was ik getuige van een bizar ritueel. In plaats van de kleine kinderen, die de communieleeftijd nog niet hebben bereikt, zegenend een kruisje te geven, bood een acoliet hen, een beetje evenwaardig als het Lichaam van Christus, een koekje of een snoepje aan. Dit leidt uiteraard tot een zeer betreurenswaardige verwarring in de hoofdjes van de allerkleinsten vgl: G [[[569|9]]]. Tot slot, men moet ervoor zorgen dat de gelovige gemeenschap na de communie voldoende stiltetijd krijgt om zich te bezinnen over de ontvangen gave. Het is dus niet aangewezen om dadelijk over te gaan tot de mededelingen, die beter gebeuren tussen her slotgebed en de zegen. In een volgende bijdrage zal ik deze reflecties over ‘de kunst van her vieren' afronden met enkele eerder algemene overwegingen die er op gericht zijn de eucharistie op een meer hartelijke en feestelijke manier te vieren.Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/3770-om-te-groeien-in-de-kunst-van-het-vieren-ars-celebrandi-nl