Normen voor het terugbrengen van gewijden tot de lekenstaat
x
Informatie over dit document
Normen voor het terugbrengen van gewijden tot de lekenstaat
Congregatie voor de Geloofsleer
13 januari 1971
Curie - Normen
1971, Archief van Kerken, 26e jrg. nr. 15, p. 324-333
13 januari 1971
Archief van de Kerken
3 februari 2024
3719
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Aan alle plaatselijke ordinarii en algemene oversten van de orden en congregaties van clerici
In zijn encycliek ' Sacerdotalis Caelibatus [1219]' van 24 juni 1967 richtte Paus Paulus VI zich 'met vaderlijke liefde, met grote bekommernis en met pijn ... tot die ongelukkige, maar altijd zeer dierbare en geliefde medebroeders in het priesterschap die, hoewel ze het heilig priestermerkteken dat hun door de wijding is ingedrukt nog steeds dragen, de taak die zij bij de priesterwijding op zich namen op zo trieste wijze in de steek hebben gelaten'.
Na opsomming van de redenen, waarom de Kerk aan sommige priesters terugbrenging tot de lekenstaat met dispensatie van de celibaatsverplichting kan verlenen, waarschuwt de Paus, dat 'alles moet worden gedaan om de onzekere en weifelende broeder, weer te stimuleren tot innerlijke rust, tot vertrouwen, tot berouw en tot het hervinden van zijn vroegere opgewektheid. Maar wanneer tenslotte duidelijk wordt, dat de priester niet meer tot inkeer kan komen, dan is er geen andere oplossing dan dat de ongelukkige dienaar Gods van de hem gegeven taak wordt ontheven'. De heilige vader voegt hier echter aan toe, dat 'de Apostolische Stoel, wanneer zich het geval voordoet dat het niet meer mogelijk is de priester in zijn vroegere functie te herstellen, maar hij wel oprecht bereid blijkt een christelijk leven te leiden als een goede leek, na rijp beraad en in overleg met de plaatselijke ordinarius of met de religieuze overheid, en aan liefde de voorkeur gevend boven smart, soms de gevraagde dispensatie verleent' (A.A.S. 59 (1967), 690 en 690-691).
De Pausen Pius XII en Johannes XXIII zaliger gedachtenis en Paulus VI hadden intussen aan de voormalige Congregatie van het Heilig Officie het onderzoek toevertrouwd van de supplieken ter terugbrenging tot de lekenstaat met dispensatie van de celibaatsverplichting; ingeval een gunstige beslissing gewenst mocht blijken, zou dit in een Pauselijke audiëntie naar voren worden gebracht. Op 2 februari 1964 zond dit dicasterie daarom 'aan alle plaatselijke ordinarii en algemene oversten van religieuze orden en congregaties' een brief, waarin de oprichting werd aangekondigd van een speciale commissie uit deze congregatie die tot taak zou krijgen de aanvragen om terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van de celibaatsverplichting te onderzoeken. Bij deze brief waren 'Richtlijnen ter voorbereiding van de zaken de heilige wijding en de daarmee verbonden verplichtingen betreffend' gevoegd, volgens welke de ordinarius van de gewone verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie (die ook 'actor' werd genoemd) een rechtbank moet instellen die uit een rechter, een verdediger van de band der heilige wijding en een griffier moet bestaan, teneinde het rechtsgeding voor te bereiden. De ondervraging van de aanvrager van de dispensatie bevat 27 artikelen, het 'gerechtelijk onderzoek' van ouders en getuigen respectievelijk 22 en 32.
Reeds lang vragen sindsdien meerdere bisschoppen en algemene oversten van religieuzen echter om een eenvoudiger formulering van de richtlijnen en daarmee om verkorting van de duur der gedingen die hetzij bij de diocesane curie hetzij bij deze congregatie aanhangig worden gemaakt.
Dit overwegend, heeft de op 3 december 1969 gehouden voltallige vergadering van deze congregatie besloten de bovengenoemde richtlijnen buiten werking te stellen en door nieuwe, eenvoudiger normen te vervangen. De heilige vader heeft van deze beslissing van de kardinalen en bisschoppen kennisgenomen en haar bekrachtigd. Dientengevolge heeft deze congregatie de voorstellen van de bisschoppen en algemene oversten geordend en geconfronteerd met haar eigen ervaring gegrond op duizenden gevallen die haar vanuit vrijwel alle delen der wereld zijn voorgelegd. Hieruit zijn de navolgende nieuwe richtlijnen voortgekomen die de heilige vader op 14 december 1970 heeft willen goedkeuren.
De in deze circulaire vervatte nieuwe richtlijnen worden aan elk van de plaatselijke ordinarii en algemene oversten van reguliere instituten van clerici toegezonden; aan de algemene oversten wordt gevraagd deze op hun beurt aan de hogere oversten (provinciaals en daarmee gelijkgestelden) van hun instituut mee te delen.
Overigens dienen dit schrijven en de erin vervatte richtlijnen slechts ter kennis te komen van hen die erin worden genoemd; het is dus verboden ze te publiceren.
De belangrijkste verschillen tussen de normen uit 1964 en die van dit schrijven zullen nu kort worden aangegeven.
1) In plaats van het ter rechtbank voorbereide 'rechtsgeding' vindt er thans een eenvoudig onderzoek plaats dat tot doel heeft te achterhalen, of de bij het verzoek om ontheffing van de celibaatsverplichting naar voren gebrachte beweegredenen geldig zijn en of de aanvrager van de dispensatie de waarheid spreekt. Dit onderzoek wordt minder door juridische onbuigzaamheid dan wel door een pastorale handelwijze gekenmerkt en het volgt een eenvoudiger procedure; het onderzoek moet echter zoals voorheen tot een objectief inzicht in de waarheid blijven voeren.
2) De normen uit 1964 droegen heel de procesvoering op aan de ordinarius van de gewone verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie. In geval van een seculier priester ging het hierbij echter niet zonder meer om zijn eigen ordinarius en in geval van een religieus ging het daarbij nooit om zijn eigen hogere overste. De nieuwe richtlijnen vertrouwen het onderzoek toe aan de eigen ordinarius van de aanvrager van de dispensatie, hetzij seculier hetzij religieus.
Mocht de aanvrager van de dispensatie langdurig afwezig zijn uit zijn eigen bisdom of uit het rechtsgebied van zijn hogere reguliere overste, dan schrijven de nieuwe richtlijnen voor, dat bovengenoemd bevoegd gezag de ordinarius van de verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie schriftelijk verzoekt het onderzoek te verrichten.
3) Binnen deze congregatie zelf zal het onderzoek van de stuk.ken die door het bevoegd gezag worden opgezonden tot eenvoudiger vormen worden herleid. Wanneer het dossier volledig is, zal de afhandeling van de zaak dus binnen een kort tijdsbestek kunnen plaatsvinden. Wanneer het oordeel van de bevoegde prelaat gunstig is en dat van deze congregatie daarmee onmiddellijk overeenstemt, zal de ontheffing van de celibaatsverplichting terstond bij de heilige vader worden aangevraagd; is deze verleend, dan zal het rescript kort daarop worden toegezonden aan de hoogwaardigheidsbekleder die de zaak heeft voorgelegd.
4) Tot nu toe werd het rescript ter terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van de celibaatsverplichting met een begeleidende brief aan de ordinarius van de verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie toegezonden; de congregatie stelde daarop zelf de eigen ordinarius waarbij de aanvrager van de dispensatie was geïncardineerd' of de hogere reguliere overste op de hoogte. In het vervolg zal echter de prelaat tot wiens rechtsgebied de aanvrager van de dispensatie krachtens incardinatie of religieuze professie behoort en die het onderzoek heeft geleid het rescript aan de aanvrager van de dispensatie meedelen, hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van de ordinarius van de verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie.
5) De nieuwe normen verlenen de bevoegde hoogwaardigheidsbekleder (de ordinarius van incardinatie, de hogere reguliere overste of de ordinarius van de verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie) de faculteit om naar eigen oordeel en voor zover nodig ontheffing te verlenen van de tot nu toe strenge verplichting voor de aanvrager van de dispensatie om aangaande de hem verleende dispensatie en de canonieke viering van zijn huwelijk het geheim te bewaren.
6) De richtlijnen van hoofdstuk VI zijn eerst na talrijke beraadslagingen en een nauwkeurig onderzoek door een gezamenlijke vergadering van deze congregatie en andere bevoegde dicasteries tot stand gekomen; de heilige vader heeft ze echter op bijzondere wijze bekrachtigd.
De onderhavige normen kunnen vooral worden gezien als een verbetering van en aanvulling op de richtlijnen uit 1964. Bij deze normen is voorondersteld en bij de toepassing moet men steeds uitgaan van de zeer ernstige plicht voor alle bisschoppen en reguliere oversten - een plicht waaraan ook deze congregatie zich gebonden voelt en waaraan vooral de heilige vader beoogt te voldoen - om, alvorens een beroep te doen op het hoogste gezag van de kerk teneinde de in de encycliek ' Sacerdotalis Caelibatus [1219]' vermelde gevallen die erbarming verdienen tot een oplossing te brengen, zelf eerst al het mogelijke te proberen om de priesters die met de bekoring van het heengaan vechten te helpen hun moeilijkheden te overwinnen.
Verder mogen deze brief en de hierbij gevoegde richtlijnen van de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] een bewijs vormen van het vast en vurig verlangen de bisschoppen en hogere religieuze oversten te helpen om de priesters die in gevaar zijn in het goede spoor terug te brengen. Deze officiële mededeling willen we graag vergezeld doen gaan van onze gevoelens van hoogachting; geheel de uwe in de Heer.
In zijn encycliek ' Sacerdotalis Caelibatus [1219]' van 24 juni 1967 richtte Paus Paulus VI zich 'met vaderlijke liefde, met grote bekommernis en met pijn ... tot die ongelukkige, maar altijd zeer dierbare en geliefde medebroeders in het priesterschap die, hoewel ze het heilig priestermerkteken dat hun door de wijding is ingedrukt nog steeds dragen, de taak die zij bij de priesterwijding op zich namen op zo trieste wijze in de steek hebben gelaten'.
Na opsomming van de redenen, waarom de Kerk aan sommige priesters terugbrenging tot de lekenstaat met dispensatie van de celibaatsverplichting kan verlenen, waarschuwt de Paus, dat 'alles moet worden gedaan om de onzekere en weifelende broeder, weer te stimuleren tot innerlijke rust, tot vertrouwen, tot berouw en tot het hervinden van zijn vroegere opgewektheid. Maar wanneer tenslotte duidelijk wordt, dat de priester niet meer tot inkeer kan komen, dan is er geen andere oplossing dan dat de ongelukkige dienaar Gods van de hem gegeven taak wordt ontheven'. De heilige vader voegt hier echter aan toe, dat 'de Apostolische Stoel, wanneer zich het geval voordoet dat het niet meer mogelijk is de priester in zijn vroegere functie te herstellen, maar hij wel oprecht bereid blijkt een christelijk leven te leiden als een goede leek, na rijp beraad en in overleg met de plaatselijke ordinarius of met de religieuze overheid, en aan liefde de voorkeur gevend boven smart, soms de gevraagde dispensatie verleent' (A.A.S. 59 (1967), 690 en 690-691).
De Pausen Pius XII en Johannes XXIII zaliger gedachtenis en Paulus VI hadden intussen aan de voormalige Congregatie van het Heilig Officie het onderzoek toevertrouwd van de supplieken ter terugbrenging tot de lekenstaat met dispensatie van de celibaatsverplichting; ingeval een gunstige beslissing gewenst mocht blijken, zou dit in een Pauselijke audiëntie naar voren worden gebracht. Op 2 februari 1964 zond dit dicasterie daarom 'aan alle plaatselijke ordinarii en algemene oversten van religieuze orden en congregaties' een brief, waarin de oprichting werd aangekondigd van een speciale commissie uit deze congregatie die tot taak zou krijgen de aanvragen om terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van de celibaatsverplichting te onderzoeken. Bij deze brief waren 'Richtlijnen ter voorbereiding van de zaken de heilige wijding en de daarmee verbonden verplichtingen betreffend' gevoegd, volgens welke de ordinarius van de gewone verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie (die ook 'actor' werd genoemd) een rechtbank moet instellen die uit een rechter, een verdediger van de band der heilige wijding en een griffier moet bestaan, teneinde het rechtsgeding voor te bereiden. De ondervraging van de aanvrager van de dispensatie bevat 27 artikelen, het 'gerechtelijk onderzoek' van ouders en getuigen respectievelijk 22 en 32.
Reeds lang vragen sindsdien meerdere bisschoppen en algemene oversten van religieuzen echter om een eenvoudiger formulering van de richtlijnen en daarmee om verkorting van de duur der gedingen die hetzij bij de diocesane curie hetzij bij deze congregatie aanhangig worden gemaakt.
Dit overwegend, heeft de op 3 december 1969 gehouden voltallige vergadering van deze congregatie besloten de bovengenoemde richtlijnen buiten werking te stellen en door nieuwe, eenvoudiger normen te vervangen. De heilige vader heeft van deze beslissing van de kardinalen en bisschoppen kennisgenomen en haar bekrachtigd. Dientengevolge heeft deze congregatie de voorstellen van de bisschoppen en algemene oversten geordend en geconfronteerd met haar eigen ervaring gegrond op duizenden gevallen die haar vanuit vrijwel alle delen der wereld zijn voorgelegd. Hieruit zijn de navolgende nieuwe richtlijnen voortgekomen die de heilige vader op 14 december 1970 heeft willen goedkeuren.
De in deze circulaire vervatte nieuwe richtlijnen worden aan elk van de plaatselijke ordinarii en algemene oversten van reguliere instituten van clerici toegezonden; aan de algemene oversten wordt gevraagd deze op hun beurt aan de hogere oversten (provinciaals en daarmee gelijkgestelden) van hun instituut mee te delen.
Overigens dienen dit schrijven en de erin vervatte richtlijnen slechts ter kennis te komen van hen die erin worden genoemd; het is dus verboden ze te publiceren.
De belangrijkste verschillen tussen de normen uit 1964 en die van dit schrijven zullen nu kort worden aangegeven.
1) In plaats van het ter rechtbank voorbereide 'rechtsgeding' vindt er thans een eenvoudig onderzoek plaats dat tot doel heeft te achterhalen, of de bij het verzoek om ontheffing van de celibaatsverplichting naar voren gebrachte beweegredenen geldig zijn en of de aanvrager van de dispensatie de waarheid spreekt. Dit onderzoek wordt minder door juridische onbuigzaamheid dan wel door een pastorale handelwijze gekenmerkt en het volgt een eenvoudiger procedure; het onderzoek moet echter zoals voorheen tot een objectief inzicht in de waarheid blijven voeren.
2) De normen uit 1964 droegen heel de procesvoering op aan de ordinarius van de gewone verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie. In geval van een seculier priester ging het hierbij echter niet zonder meer om zijn eigen ordinarius en in geval van een religieus ging het daarbij nooit om zijn eigen hogere overste. De nieuwe richtlijnen vertrouwen het onderzoek toe aan de eigen ordinarius van de aanvrager van de dispensatie, hetzij seculier hetzij religieus.
Mocht de aanvrager van de dispensatie langdurig afwezig zijn uit zijn eigen bisdom of uit het rechtsgebied van zijn hogere reguliere overste, dan schrijven de nieuwe richtlijnen voor, dat bovengenoemd bevoegd gezag de ordinarius van de verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie schriftelijk verzoekt het onderzoek te verrichten.
3) Binnen deze congregatie zelf zal het onderzoek van de stuk.ken die door het bevoegd gezag worden opgezonden tot eenvoudiger vormen worden herleid. Wanneer het dossier volledig is, zal de afhandeling van de zaak dus binnen een kort tijdsbestek kunnen plaatsvinden. Wanneer het oordeel van de bevoegde prelaat gunstig is en dat van deze congregatie daarmee onmiddellijk overeenstemt, zal de ontheffing van de celibaatsverplichting terstond bij de heilige vader worden aangevraagd; is deze verleend, dan zal het rescript kort daarop worden toegezonden aan de hoogwaardigheidsbekleder die de zaak heeft voorgelegd.
4) Tot nu toe werd het rescript ter terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van de celibaatsverplichting met een begeleidende brief aan de ordinarius van de verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie toegezonden; de congregatie stelde daarop zelf de eigen ordinarius waarbij de aanvrager van de dispensatie was geïncardineerd' of de hogere reguliere overste op de hoogte. In het vervolg zal echter de prelaat tot wiens rechtsgebied de aanvrager van de dispensatie krachtens incardinatie of religieuze professie behoort en die het onderzoek heeft geleid het rescript aan de aanvrager van de dispensatie meedelen, hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van de ordinarius van de verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie.
5) De nieuwe normen verlenen de bevoegde hoogwaardigheidsbekleder (de ordinarius van incardinatie, de hogere reguliere overste of de ordinarius van de verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie) de faculteit om naar eigen oordeel en voor zover nodig ontheffing te verlenen van de tot nu toe strenge verplichting voor de aanvrager van de dispensatie om aangaande de hem verleende dispensatie en de canonieke viering van zijn huwelijk het geheim te bewaren.
6) De richtlijnen van hoofdstuk VI zijn eerst na talrijke beraadslagingen en een nauwkeurig onderzoek door een gezamenlijke vergadering van deze congregatie en andere bevoegde dicasteries tot stand gekomen; de heilige vader heeft ze echter op bijzondere wijze bekrachtigd.
De onderhavige normen kunnen vooral worden gezien als een verbetering van en aanvulling op de richtlijnen uit 1964. Bij deze normen is voorondersteld en bij de toepassing moet men steeds uitgaan van de zeer ernstige plicht voor alle bisschoppen en reguliere oversten - een plicht waaraan ook deze congregatie zich gebonden voelt en waaraan vooral de heilige vader beoogt te voldoen - om, alvorens een beroep te doen op het hoogste gezag van de kerk teneinde de in de encycliek ' Sacerdotalis Caelibatus [1219]' vermelde gevallen die erbarming verdienen tot een oplossing te brengen, zelf eerst al het mogelijke te proberen om de priesters die met de bekoring van het heengaan vechten te helpen hun moeilijkheden te overwinnen.
Verder mogen deze brief en de hierbij gevoegde richtlijnen van de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] een bewijs vormen van het vast en vurig verlangen de bisschoppen en hogere religieuze oversten te helpen om de priesters die in gevaar zijn in het goede spoor terug te brengen. Deze officiële mededeling willen we graag vergezeld doen gaan van onze gevoelens van hoogachting; geheel de uwe in de Heer.
Kard. FRANCISCUS SEPER,
prefect
PAULUS PHILIPPE,
secretaris
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- === Richtlijnen
- Wat, alvorens de zaak aan de Heilige Stoel wordt voorgelegd, moet worden gedaan om de onderhavige persoon van zijn voornemen om het priesterschap vaarwel te zeggen af te brengen
1
I-1
Vóórdat zij een proces ter terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van de met de heilige wijding verbonden verplichtingen aan de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] voorleggen, dienen de belanghebbende ordinarii, namelijk de diocesane ordinarii voor seculiere priesters en de hogere oversten voor regulieren, gedurende een redelijke tijd alles in het werk te stellen om de aanvrager van de dispensatie te helpen zijn moeilijkheden te overwinnen. vgl: Sacerdotalis Caelibatus [[[1219|87]]], bijvoorbeeld door hem over te plaatsen, wanneer de gevaren duidelijk van plaatselijke aard zijn, of door al naargelang van het geval een beroep te doen op de hulp van collega's en vrienden van de aanvrager van de dispensatie, van familieleden, of van artsen en psychologen.
Vóórdat zij een proces ter terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van de met de heilige wijding verbonden verplichtingen aan de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] voorleggen, dienen de belanghebbende ordinarii, namelijk de diocesane ordinarii voor seculiere priesters en de hogere oversten voor regulieren, gedurende een redelijke tijd alles in het werk te stellen om de aanvrager van de dispensatie te helpen zijn moeilijkheden te overwinnen. vgl: Sacerdotalis Caelibatus [[[1219|87]]], bijvoorbeeld door hem over te plaatsen, wanneer de gevaren duidelijk van plaatselijke aard zijn, of door al naargelang van het geval een beroep te doen op de hulp van collega's en vrienden van de aanvrager van de dispensatie, van familieleden, of van artsen en psychologen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
I-2
Wanneer dit alles tevergeefs is en de aanvrager van de dispensatie in zijn verzoek om ontheffing volhardt, is er aanleiding om de nodige inlichtingen in te winnen.
Wanneer dit alles tevergeefs is en de aanvrager van de dispensatie in zijn verzoek om ontheffing volhardt, is er aanleiding om de nodige inlichtingen in te winnen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De aard van het informatief onderzoek
3
II-1
Wil de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] met kennis van zaken kunnen oordelen, of terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van de verplichtingen aan de heilige vader kan worden voorgesteld, dan kan niet met de suppliek van de aanvrager van de dispensatie worden volstaan, maar is het beslist noodzakelijk, dat dit verzoekschrift wordt ondersteund door informatie die het hieronder in hoofdstuk III [al:7-11] aangeduide bevoegde gezag heeft bijeengebracht. Dit onderzoek dient ertoe te achterhalen, in hoeverre de argumenten op grond waarvan de aanvrager van de dispensatie om terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van zijn verplichtingen verzoekt de situatie getrouw weergeven; uit het onderzoek, de akten, de getuigenverklaringen, het medisch rapport en dergelijke moet dus blijken, of de aanvrager van de dispensatie in zijn verzoekschrift de waarheid spreekt.
Wil de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] met kennis van zaken kunnen oordelen, of terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van de verplichtingen aan de heilige vader kan worden voorgesteld, dan kan niet met de suppliek van de aanvrager van de dispensatie worden volstaan, maar is het beslist noodzakelijk, dat dit verzoekschrift wordt ondersteund door informatie die het hieronder in hoofdstuk III [al:7-11] aangeduide bevoegde gezag heeft bijeengebracht. Dit onderzoek dient ertoe te achterhalen, in hoeverre de argumenten op grond waarvan de aanvrager van de dispensatie om terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van zijn verplichtingen verzoekt de situatie getrouw weergeven; uit het onderzoek, de akten, de getuigenverklaringen, het medisch rapport en dergelijke moet dus blijken, of de aanvrager van de dispensatie in zijn verzoekschrift de waarheid spreekt.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
II-2
Dit onderzoek mag niet het karakter van een rechtsgeding dragen. Het bedoelt immers niet om volgens can. 1993-1998 [2620|(1993-1998)] het bewijs te leveren van de ongeldigheid van de heilige wijding of van de aanvaarding van de verplichtingen, maar enkel om eventueel ontheffing van zijn verplichtingen te verlenen aan een priester die tegelijkertijd tot de lekenstaat wordt teruggebracht. Het bevoegd gezag dient dus niet een rechtbank in de eigenlijke zin van het woord te vormen, doch hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van een gevolmachtigd priester een onderzoek te verrichten dat veeleer tot het gebied van de pastoraal behoort. Niettemin moet dit onderzoek volgens bepaalde regels geschieden: er dienen bepaalde vragen te worden gesteld en bepaalde antwoorden te worden gegeven en de overheid zelf dient een waarheidsgetrouw eindoordeel uit te spreken.
Dit onderzoek mag niet het karakter van een rechtsgeding dragen. Het bedoelt immers niet om volgens can. 1993-1998 [2620|(1993-1998)] het bewijs te leveren van de ongeldigheid van de heilige wijding of van de aanvaarding van de verplichtingen, maar enkel om eventueel ontheffing van zijn verplichtingen te verlenen aan een priester die tegelijkertijd tot de lekenstaat wordt teruggebracht. Het bevoegd gezag dient dus niet een rechtbank in de eigenlijke zin van het woord te vormen, doch hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van een gevolmachtigd priester een onderzoek te verrichten dat veeleer tot het gebied van de pastoraal behoort. Niettemin moet dit onderzoek volgens bepaalde regels geschieden: er dienen bepaalde vragen te worden gesteld en bepaalde antwoorden te worden gegeven en de overheid zelf dient een waarheidsgetrouw eindoordeel uit te spreken.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
II-3
Het onderzoek heeft in hoofdzaak betrekking op het volgende:
a) Algemene inlichtingen omtrent de aanvrager van de dispensatie: plaats en datum van geboorte, zijn 'voorgeschiedenis' of 'anamnese' en de situatie der familie waaruit de aanvrager van de dispensatie stamt, zijn moreel gedrag, zijn studies, het onderzoek dat over hem is verricht, vóórdat hij de heilige wijdingen ontving (en, wanneer de aanvrager van de dispensatie een regulier is, vóórdat hij zijn geloften aflegde), datum en plaats van wijding, loopbaan in het priesterschap, de kerkelijke en/ of burgerlijke juridische situatie waarin hij thans verkeert enzovoort.
b) De oorzaken en omstandigheden van de moeilijkheden die de aanvrager van de dispensatie ondervindt of van zijn afval: of er vóór zijn wijding sprake is geweest van ziekten, fysieke of psychische onrijpheid, misstappen op het punt van het zesde gebod van de decaloog tijdens zijn vormingstijd op het seminarie of op het religieus instituut, dwang van de kant van zijn familie, vergissingen van zijn overheid bij het oordeel over zijn roeping, hetzij voor het forum internum (mits de aanvrager van de dispensatie daartoe toestemming verleent), hetzij voor het forum externum; of er ná zijn wijding gesproken kan worden van een gebrek aan aanpassing bij het gewijde ambt, van angst of van een crisis in zijn geestelijk leven of zijn geloofsleven, van misvattingen aangaande celibaat en priesterschap, van losbandige zeden enzovoort.
c) De geloofwaardigheid van de aanvrager van de dispensatie: namelijk of de strekking van zijn verzoekschrift in overeenstemming is met de waarheid.
d) De ondervraging van ter zake doende getuigen zoals ouders, broers ei:i zusters, oversten en medeleerlingen van seminarie of noviciaat, overheid en medebroeders in het priesterschap, voor zover dit van belang mocht zijn.
e) Naargelang van het geval en voor zover mogelijk een officieel medisch, psychologisch of psychiatrisch rapport.
De overheid die het onderzoek heeft te verrichten, kan hieraan alles toevoegen wat zij voor een beter begrip van de zaak van belang mocht achten. Al het voorgaande dient zo mogelijk onder ede te worden verklaard en geheim te worden gehouden.
Het onderzoek heeft in hoofdzaak betrekking op het volgende:
a) Algemene inlichtingen omtrent de aanvrager van de dispensatie: plaats en datum van geboorte, zijn 'voorgeschiedenis' of 'anamnese' en de situatie der familie waaruit de aanvrager van de dispensatie stamt, zijn moreel gedrag, zijn studies, het onderzoek dat over hem is verricht, vóórdat hij de heilige wijdingen ontving (en, wanneer de aanvrager van de dispensatie een regulier is, vóórdat hij zijn geloften aflegde), datum en plaats van wijding, loopbaan in het priesterschap, de kerkelijke en/ of burgerlijke juridische situatie waarin hij thans verkeert enzovoort.
b) De oorzaken en omstandigheden van de moeilijkheden die de aanvrager van de dispensatie ondervindt of van zijn afval: of er vóór zijn wijding sprake is geweest van ziekten, fysieke of psychische onrijpheid, misstappen op het punt van het zesde gebod van de decaloog tijdens zijn vormingstijd op het seminarie of op het religieus instituut, dwang van de kant van zijn familie, vergissingen van zijn overheid bij het oordeel over zijn roeping, hetzij voor het forum internum (mits de aanvrager van de dispensatie daartoe toestemming verleent), hetzij voor het forum externum; of er ná zijn wijding gesproken kan worden van een gebrek aan aanpassing bij het gewijde ambt, van angst of van een crisis in zijn geestelijk leven of zijn geloofsleven, van misvattingen aangaande celibaat en priesterschap, van losbandige zeden enzovoort.
c) De geloofwaardigheid van de aanvrager van de dispensatie: namelijk of de strekking van zijn verzoekschrift in overeenstemming is met de waarheid.
d) De ondervraging van ter zake doende getuigen zoals ouders, broers ei:i zusters, oversten en medeleerlingen van seminarie of noviciaat, overheid en medebroeders in het priesterschap, voor zover dit van belang mocht zijn.
e) Naargelang van het geval en voor zover mogelijk een officieel medisch, psychologisch of psychiatrisch rapport.
De overheid die het onderzoek heeft te verrichten, kan hieraan alles toevoegen wat zij voor een beter begrip van de zaak van belang mocht achten. Al het voorgaande dient zo mogelijk onder ede te worden verklaard en geheim te worden gehouden.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
II-4
Wanneer de aanvrager van de dispensatie aan de ordinarius zijn suppliek heeft overhandigd, dient hij zich tot de binnenkomst van het antwoord· van de congregatie voorzichtigerwijs van de uitoefening van zijn ambt te onthouden. vgl: Codex Iuris Canonici (1917) [[[2620|(1997)]]]
Wanneer de aanvrager van de dispensatie aan de ordinarius zijn suppliek heeft overhandigd, dient hij zich tot de binnenkomst van het antwoord· van de congregatie voorzichtigerwijs van de uitoefening van zijn ambt te onthouden. vgl: Codex Iuris Canonici (1917) [[[2620|(1997)]]]
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het gezag dat bevoegd is het onderzoek te verrichten
7
3
3
III-1
Op zich genomen, komt de taak om de paus via de Congregatie voor de geloofsleer een zaak van terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van de verplichtingen voor te leggen aan de eigen prelaat van de aanvrager van de dispensatie toe, dat wil zeggen, aan de ordinarius van de plaats van incardinatie, wanneer het om diocesane priesters gaat, en aan de hogere overste, wanneer het om reguliere priesters gaat.
Op zich genomen, komt de taak om de paus via de Congregatie voor de geloofsleer een zaak van terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van de verplichtingen voor te leggen aan de eigen prelaat van de aanvrager van de dispensatie toe, dat wil zeggen, aan de ordinarius van de plaats van incardinatie, wanneer het om diocesane priesters gaat, en aan de hogere overste, wanneer het om reguliere priesters gaat.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
3
3
III-2
De ordinarius van incardinatie en de hogere reguliere overste hebben volgens de onderhavige richtlijnen geen voorafgaande toestemming van de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] nodig om het onderzoek te verrichten, maar verrichten dit in het algemeen krachtens hun eigen bevoegdheid.
Na voltooiing van het onderzoek zendt het bevoegd gezag de stukken naar de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] op.
Dit dicasterie neemt de zaak zo spoedig mogelijk in overweging en,' wanneer zij het verzoek gunstig beoordeelt, legt zij het voor aan de heilige vader, die als enige het recht heeft te beslissen, of een terugbrenging met ontheffing al of niet moet worden verleend.
De ordinarius van incardinatie en de hogere reguliere overste hebben volgens de onderhavige richtlijnen geen voorafgaande toestemming van de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] nodig om het onderzoek te verrichten, maar verrichten dit in het algemeen krachtens hun eigen bevoegdheid.
Na voltooiing van het onderzoek zendt het bevoegd gezag de stukken naar de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] op.
Dit dicasterie neemt de zaak zo spoedig mogelijk in overweging en,' wanneer zij het verzoek gunstig beoordeelt, legt zij het voor aan de heilige vader, die als enige het recht heeft te beslissen, of een terugbrenging met ontheffing al of niet moet worden verleend.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
3
12
3
12
III-3
Voor het geval de aanvrager van de dispensatie gedurende lange tijd uit zijn eigen bisdom of uit het rechtsgebied van zijn eigen hogere overste afwezig is:
a) wanneer hij zich niettemin tot zijn eigen diocesane of reguliere ordinarius wendt, zal deze ervoor zorgen de ordinarius van de gewone verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie te vragen het onderzoek te verrichten en hem alle wetenswaardige bijzonderheden mee te delen;
b) wanneer hij zich tot de ordinarius van zijn gewone verblijfplaats wendt, zal deze ervoor zorgen de eigen diocesane of reguliere prelaat van de aanvrager van de dispensatie op de hoogte te stellen en hem de nodige inlichtingen te vragen voor het onderzoek.
In beide gevallen overhandigt de ordinarius van de plaats waar de aanvrager van de dispensatie gewoonlijk verblijf houdt de akten van het onderzoek aan de eigen diocesane of reguliere prelaat van de aanvrager van de dispensatie, met bijvoeging van zijn oordeel.
Voor het geval de aanvrager van de dispensatie gedurende lange tijd uit zijn eigen bisdom of uit het rechtsgebied van zijn eigen hogere overste afwezig is:
a) wanneer hij zich niettemin tot zijn eigen diocesane of reguliere ordinarius wendt, zal deze ervoor zorgen de ordinarius van de gewone verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie te vragen het onderzoek te verrichten en hem alle wetenswaardige bijzonderheden mee te delen;
b) wanneer hij zich tot de ordinarius van zijn gewone verblijfplaats wendt, zal deze ervoor zorgen de eigen diocesane of reguliere prelaat van de aanvrager van de dispensatie op de hoogte te stellen en hem de nodige inlichtingen te vragen voor het onderzoek.
In beide gevallen overhandigt de ordinarius van de plaats waar de aanvrager van de dispensatie gewoonlijk verblijf houdt de akten van het onderzoek aan de eigen diocesane of reguliere prelaat van de aanvrager van de dispensatie, met bijvoeging van zijn oordeel.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
3
14
3
14
III-4
Om een redelijk motief kan de aanvrager van de dispensatie de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] vragen zijn zaak buiten bovenstaande regeling om aan een ander gezag toe te vertrouwen dan zijn eigen diocesane of reguliere ordinarius. Maar ook in dat geval moet de ordinarius aan wie de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] het onderzoek heeft toevertrouwd onder geheimhouding inlichtingen en oordeel vragen van de eigen diocesane of reguliere ordinarius van de aanvrager van de dispensatie; in dit geval worden de stukken door hem echter rechtstreeks naar de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] opgezonden.
Om een redelijk motief kan de aanvrager van de dispensatie de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] vragen zijn zaak buiten bovenstaande regeling om aan een ander gezag toe te vertrouwen dan zijn eigen diocesane of reguliere ordinarius. Maar ook in dat geval moet de ordinarius aan wie de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] het onderzoek heeft toevertrouwd onder geheimhouding inlichtingen en oordeel vragen van de eigen diocesane of reguliere ordinarius van de aanvrager van de dispensatie; in dit geval worden de stukken door hem echter rechtstreeks naar de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] opgezonden.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
3
12
3
12
III-5
Zo vaak het om een regulier gaat en wanneer de dispensatie-aanvrager een seculier priester is die niet in zijn eigen bisdom verblijf houdt, zal de ordinarius van zijn verblijfplaats aan het bevoegd gezag vragen, of er al dan niet aanstoot te vrezen is, wanneer dispensatie wordt verleend en de aanvrager van de dispensatie een canoniek huwelijk sluit.
Zo vaak het om een regulier gaat en wanneer de dispensatie-aanvrager een seculier priester is die niet in zijn eigen bisdom verblijf houdt, zal de ordinarius van zijn verblijfplaats aan het bevoegd gezag vragen, of er al dan niet aanstoot te vrezen is, wanneer dispensatie wordt verleend en de aanvrager van de dispensatie een canoniek huwelijk sluit.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De stukken die naar de Congregatie voor de geloofsleer moeten worden opgezonden
12
IV
Na voltooiing van het onderzoek moet de eigen. diocesane of reguliere ordinarius van de aanvrager van de dispensatie aan de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] de navolgende stukken opzenden:
1) de door de aanvrager van de dispensatie geschreven suppliek;
2) de akten van het onderzoek (vgl. n. III, 3) [[al:9]];
3) zijn oordeel, waarbij hij tevens dient aan te geven, hoe. hij heeft geprobeerd de aanvrager van de dispensatie te helpen zijn moeilijkheden te overwinnen en hoe hij zich voorstelt de ergernis te vermijden die een eventuele dispensatie onder de gelovigen zou kunnen verwekken;
4) in de gevallen die onder n. III, 5 [al:11] zijn opgenoemd: het oordeel van de ordinarius der verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie over de eventuele aanstoot die daar ter plaatse al dan niet te vrezen zou zijn.
Laat de bevoegde overheid er in elk geval voor zorgen een volledig dossier te overhandigen: dat bevordert een snelle afhandeling; als er een noodzakelijk document ontbreekt, wordt de afhandeling van de zaak vertraagd.
Na voltooiing van het onderzoek moet de eigen. diocesane of reguliere ordinarius van de aanvrager van de dispensatie aan de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] de navolgende stukken opzenden:
1) de door de aanvrager van de dispensatie geschreven suppliek;
2) de akten van het onderzoek (vgl. n. III, 3) [[al:9]];
3) zijn oordeel, waarbij hij tevens dient aan te geven, hoe. hij heeft geprobeerd de aanvrager van de dispensatie te helpen zijn moeilijkheden te overwinnen en hoe hij zich voorstelt de ergernis te vermijden die een eventuele dispensatie onder de gelovigen zou kunnen verwekken;
4) in de gevallen die onder n. III, 5 [al:11] zijn opgenoemd: het oordeel van de ordinarius der verblijfplaats van de aanvrager van de dispensatie over de eventuele aanstoot die daar ter plaatse al dan niet te vrezen zou zijn.
Laat de bevoegde overheid er in elk geval voor zorgen een volledig dossier te overhandigen: dat bevordert een snelle afhandeling; als er een noodzakelijk document ontbreekt, wordt de afhandeling van de zaak vertraagd.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het rescript ter terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van de verplichtingen die met de heilige wijding verbonden zijn
13
V-1
Het rescript bevat onafscheidelijk de terugbrenging tot de lekestaat en de dispensatie van de verplichtingen die uit de heilige wijdingen voortvloeien. In geen geval is het de aanvrager van de dispensatie geoorloofd deze beide elementen van elkaar los te maken, of het tweede te aanvaarden en het eerste te weigeren. Wanneer de aanvrager van de dispensatie een regulier is, bevat het rescript tevens een ontheffing van zijn geloften.
Voor zover nodig brengt dit tevens ontslag van de opgelopen straffen mee, alsmede wettiging van zijn nageslacht.
Het rescript is van kracht zo gauw het door de bevoegde prelaat aan de dispensatie-aanvrager is aangezegd.
Het rescript bevat onafscheidelijk de terugbrenging tot de lekestaat en de dispensatie van de verplichtingen die uit de heilige wijdingen voortvloeien. In geen geval is het de aanvrager van de dispensatie geoorloofd deze beide elementen van elkaar los te maken, of het tweede te aanvaarden en het eerste te weigeren. Wanneer de aanvrager van de dispensatie een regulier is, bevat het rescript tevens een ontheffing van zijn geloften.
Voor zover nodig brengt dit tevens ontslag van de opgelopen straffen mee, alsmede wettiging van zijn nageslacht.
Het rescript is van kracht zo gauw het door de bevoegde prelaat aan de dispensatie-aanvrager is aangezegd.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
V-2
Het rescript wordt de eigen prelaat van de· aanvrager van de dispensatie, namelijk de diocesane ordinarius in geval van een seculier priester en de hogere overste in geval van een regulier, toegezonden om het aan de aanvrager van de dispensatie ter kennis te brengen, behalve in het geval van n. III, 4 [al:10].
Het rescript wordt de eigen prelaat van de· aanvrager van de dispensatie, namelijk de diocesane ordinarius in geval van een seculier priester en de hogere overste in geval van een regulier, toegezonden om het aan de aanvrager van de dispensatie ter kennis te brengen, behalve in het geval van n. III, 4 [al:10].
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
V-3
Wanneer de dispensatie-aanvrager een diocesaan priester is die buiten zijn eigen bisdom verblijf houdt, of wanneer hij regulier is, stelt de ordinarius der plaats van incardinatie of de hogere reguliere overste de ordinarius van de gewone verblijfplaats van de dispensatie-aanvrager van de pauselijke dispensatie op de hoogte en vraagt hij hem zo nodig het rescript aan de aanvrager van de dispensatie mee te delen en de nodige delegatie voor de canonieke huwelijksviering te verlenen. Wanneer bijzondere omstandigheden dat echter wenselijk mochten maken, dan zal voornoemde ordinarius zich tot de Congregatie [d:106] wenden.
Wanneer de dispensatie-aanvrager een diocesaan priester is die buiten zijn eigen bisdom verblijf houdt, of wanneer hij regulier is, stelt de ordinarius der plaats van incardinatie of de hogere reguliere overste de ordinarius van de gewone verblijfplaats van de dispensatie-aanvrager van de pauselijke dispensatie op de hoogte en vraagt hij hem zo nodig het rescript aan de aanvrager van de dispensatie mee te delen en de nodige delegatie voor de canonieke huwelijksviering te verlenen. Wanneer bijzondere omstandigheden dat echter wenselijk mochten maken, dan zal voornoemde ordinarius zich tot de Congregatie [d:106] wenden.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
V-4
In het doopboek van de parochie van de dispensatieaanvrager of van zijn echtgenote dient te worden aangetekend, dat men zich tot de plaatselijke ordinarius moet wenden, wanneer men inlichtingen of documenten nodig heeft.
In het doopboek van de parochie van de dispensatieaanvrager of van zijn echtgenote dient te worden aangetekend, dat men zich tot de plaatselijke ordinarius moet wenden, wanneer men inlichtingen of documenten nodig heeft.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Voorwaarden die een priester aan wie dispensatie is verleend in acht dient te nemen
17
VI-1
Als algemene regel geldt, dat een priester die tot de lekenstaat is teruggebracht en van de verplichtingen die met het priesterschap zijn verbonden, is ontheven, en a fortiori een gehuwd priester, zich afzijdig dient te houden van plaatsen waar zijn priesterlijke staat bekend is. De ordinarius van de verblijfplaats van de dispensatieaanvrager kan, zo nodig in overleg met de eigen ordinarius van incardinatie of de hogere religieuze overste, van deze tot het rescript behorende clausule ontheffing verlenen, wanneer niet valt te verwachten, dat de aanwezigheid van de aanvrager van de dispensatie na zijn dispensatie ergernis zal verwekken.
Als algemene regel geldt, dat een priester die tot de lekenstaat is teruggebracht en van de verplichtingen die met het priesterschap zijn verbonden, is ontheven, en a fortiori een gehuwd priester, zich afzijdig dient te houden van plaatsen waar zijn priesterlijke staat bekend is. De ordinarius van de verblijfplaats van de dispensatieaanvrager kan, zo nodig in overleg met de eigen ordinarius van incardinatie of de hogere religieuze overste, van deze tot het rescript behorende clausule ontheffing verlenen, wanneer niet valt te verwachten, dat de aanwezigheid van de aanvrager van de dispensatie na zijn dispensatie ergernis zal verwekken.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
VI-2
De ordinarius van de verblijfplaats dient samen met de eigen diocesane of reguliere prelaat van de dispensatie-aanvrager vast te stellen, op welke wijze dispensatie en huwelijksviering geheim kunnen worden gehouden of met de nodige behoedzaamheid aan verwanten, vrienden en werkgever van de aanvrager van de dispensatie kunnen worden meegedeeld, zodat zijn goede naam en de sociaal-economische rechten die uit zijn nieuwe staat van leek en gehuwd man voortvloeien daaronder geen schade lijden.
De ordinarius van de verblijfplaats dient samen met de eigen diocesane of reguliere prelaat van de dispensatie-aanvrager vast te stellen, op welke wijze dispensatie en huwelijksviering geheim kunnen worden gehouden of met de nodige behoedzaamheid aan verwanten, vrienden en werkgever van de aanvrager van de dispensatie kunnen worden meegedeeld, zodat zijn goede naam en de sociaal-economische rechten die uit zijn nieuwe staat van leek en gehuwd man voortvloeien daaronder geen schade lijden.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
VI-3
Wanneer een tot de lekenstaat teruggebracht en van de met de heilige wijding verbonden verplichtingen ontheven priester zijn ter vermijding van ergernis gegeven woord echter niet houdt, ja zelfs zijn zaak openlijk bekendmaakt om (met behulp van pers, radio of televisie en dergelijke), gedreven door minachting voor het gewijd celibaat, schandaal te verwekken, dan staat het de. belanghebbende ordinarii, en ook de reguliere overste in het geval van regulieren, vrij bekend te maken, dat de betrokken priester tot de lekenstaat is teruggebracht en van zijn verplichtingen is ontslagen, omdat de kerk hem ·niet voor de uitoefening van het priesterschap geschikt achtte.
Wanneer een tot de lekenstaat teruggebracht en van de met de heilige wijding verbonden verplichtingen ontheven priester zijn ter vermijding van ergernis gegeven woord echter niet houdt, ja zelfs zijn zaak openlijk bekendmaakt om (met behulp van pers, radio of televisie en dergelijke), gedreven door minachting voor het gewijd celibaat, schandaal te verwekken, dan staat het de. belanghebbende ordinarii, en ook de reguliere overste in het geval van regulieren, vrij bekend te maken, dat de betrokken priester tot de lekenstaat is teruggebracht en van zijn verplichtingen is ontslagen, omdat de kerk hem ·niet voor de uitoefening van het priesterschap geschikt achtte.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
VI-4
De ordinarius wiens taak het is het rescript aan de aanvrager van de dispensatie mee te delen, dient deze met aandrang aan te sporen om op een wijze die met zijn nieuwe levenssituatie in overeenstemming is aan het leven van Gods volk te blijven deelnemen en actief tot de groei ervan bij te dragen, zodat hij zich een liefderijke zoon van de kerk toont. Tegelijkertijd dient hij hem echter duidelijk te maken, dat het elk tot de lekenstaat teruggebrachte en van zijn verplichtingen ontheven priester verboden is om:
a) welke met de heilige wijding verbonden functie ook uit te oefenen, met uitzondering van het in can. 882 en 892, § 2 [2620|(882.892)] bepaalde;
b) welk aandeel ook te nemen in de liturgieviering met het volk op plaatsen waar zijn situatie bekend is en al evenzo om ooit een homilie te houden;
c) enig pastoraal ambt uit te oefenen;
d) het ambt van rector (of een andere leidende functie), geestelijk leider of docent te bekleden aan seminaries, theologische faculteiten en soortgelijke instituten;
e) het ambt van hoofd van een katholieke school of van godsdienstleraar in welke school dan ook, katholiek of niet, te bekleden. De plaatselijke ordinarius kan na rijp beraad echter in bijzondere gevallen aan een tot de lekenstaat teruggebrachte en van de met de heilige wijding verbonden verplichtingen ontheven priester toestaan godsdienstonderricht te geven in een openbare school - niet echter in een katholieke school, opdat men niet bang hoeft te zijn voor ergernis of bewondering.
De ordinarius wiens taak het is het rescript aan de aanvrager van de dispensatie mee te delen, dient deze met aandrang aan te sporen om op een wijze die met zijn nieuwe levenssituatie in overeenstemming is aan het leven van Gods volk te blijven deelnemen en actief tot de groei ervan bij te dragen, zodat hij zich een liefderijke zoon van de kerk toont. Tegelijkertijd dient hij hem echter duidelijk te maken, dat het elk tot de lekenstaat teruggebrachte en van zijn verplichtingen ontheven priester verboden is om:
a) welke met de heilige wijding verbonden functie ook uit te oefenen, met uitzondering van het in can. 882 en 892, § 2 [2620|(882.892)] bepaalde;
b) welk aandeel ook te nemen in de liturgieviering met het volk op plaatsen waar zijn situatie bekend is en al evenzo om ooit een homilie te houden;
c) enig pastoraal ambt uit te oefenen;
d) het ambt van rector (of een andere leidende functie), geestelijk leider of docent te bekleden aan seminaries, theologische faculteiten en soortgelijke instituten;
e) het ambt van hoofd van een katholieke school of van godsdienstleraar in welke school dan ook, katholiek of niet, te bekleden. De plaatselijke ordinarius kan na rijp beraad echter in bijzondere gevallen aan een tot de lekenstaat teruggebrachte en van de met de heilige wijding verbonden verplichtingen ontheven priester toestaan godsdienstonderricht te geven in een openbare school - niet echter in een katholieke school, opdat men niet bang hoeft te zijn voor ergernis of bewondering.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
VI-5
De betrokken ordinarii, en daaronder de hogere oversten van regulieren, dienen de tot de lekenstaat teruggebrachte en van de met de heilige wijding verbonden verplichtingen ontheven priesters met vaderlijke en pastorale liefde te begeleiden en naar vermogen tegemoet te komen in de noodzaak van een fatsoenlijk levensonderhoud.
De betrokken ordinarii, en daaronder de hogere oversten van regulieren, dienen de tot de lekenstaat teruggebrachte en van de met de heilige wijding verbonden verplichtingen ontheven priesters met vaderlijke en pastorale liefde te begeleiden en naar vermogen tegemoet te komen in de noodzaak van een fatsoenlijk levensonderhoud.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De gevallen waarin van ambtswege moet worden opgetreden
22
VII
Hetgeen in deze richtlijnen is bepaald voor de gevallen waarin priesters op eigen initiatief terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van .de verplichtingen die uit de heilige wijding voortvloeien, verzoeken, zijn mutatis mutandis eveneens van toepassing op de gevallen waarin een priester om reden van zijn verdorven levenswijze, zijn leerstellige dwalingen of om een andere ernstige reden na het noodzakelijke onderzoek tot de lekenstaat blijkt te moeten worden teruggebracht en tegelijk daarmee uit erbarmen van zijn verplichtingen moet worden ontheven, wil hij niet de eeuwige verdoemenis riskeren.
Hetgeen in deze richtlijnen is bepaald voor de gevallen waarin priesters op eigen initiatief terugbrenging tot de lekenstaat met ontheffing van .de verplichtingen die uit de heilige wijding voortvloeien, verzoeken, zijn mutatis mutandis eveneens van toepassing op de gevallen waarin een priester om reden van zijn verdorven levenswijze, zijn leerstellige dwalingen of om een andere ernstige reden na het noodzakelijke onderzoek tot de lekenstaat blijkt te moeten worden teruggebracht en tegelijk daarmee uit erbarmen van zijn verplichtingen moet worden ontheven, wil hij niet de eeuwige verdoemenis riskeren.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/3719-normen-voor-het-terugbrengen-van-gewijden-tot-de-lekenstaat-nl