Theologisch commentaar op de Verschijningen van Fatima
x
Informatie over dit document
Theologisch commentaar op de Verschijningen van Fatima
Joseph Kardinaal Ratzinger
Congregatie voor de Geloofsleer
13 mei 2000
Curie - Commentaren
2003, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk
Vert. uit Franstalige vertaling (zenit.org)
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
2010
Sorores Christi
13 januari 2023
3573
nl
Referenties naar dit document: 6
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Wie aandachtig de tekst leest die men het derde “geheim” van Fatima noemt, dat hier na lange tijd, door een besluit van de Heilige Stoel, integraal gepubliceerd wordt, zal na alle speculaties daar rond waarschijnlijk ontgoocheld of verwonderd zijn. Geen enkel groot mysterie werd geopenbaard; de sluier van de toekomst werd niet verscheurd. Wij zien de Kerk van de martelaars van de voorbije eeuw in een tafereel dat beschreven wordt in een symbolische, moeilijk te ontcijferen taal. Is dat wat de Moeder van de Heer wou meedelen aan de christenheid, aan de mensheid, in een tijd van grote problemen en grote benauwdheid? Heeft het nut voor ons bij het begin van het nieuwe millennium? Of gaat het enkel om projecties van de innerlijke wereld van kinderen die opgegroeid zijn in een omgeving van diepe vroomheid, maar die tegelijk overrompeld werden door de beroering die hun tijd bedreigde? Hoe moeten wij het visioen begrijpen, wat ervan te denken?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 Publieke openbaring en privé openbaringen - hun theologische plaats
1
Vooraleer een poging tot interpretatie te ondernemen, waarvan de essentiële lijnen kunnen gevonden worden in de mededeling van kardinaal Sodano op 13 mei laatstleden [160], aan het slot van de Eucharistieviering gecelebreerd door de Heilige Vader in Fatima, is het passend enkele grondige ophelderingen te geven over de materie waaronder volgens de leer van de Kerk, fenomenen zoals die van Fatima, in het geloofsleven moeten verstaan worden. De leer van de Kerk onderscheidt “publieke openbaring” en “privé openbaringen”. Tussen deze twee realiteiten is niet alleen een verschil in graad, maar ook van natuur. De term “publieke openbaring” verwijst naar een openbarende handeling van God, die bestemd is voor heel de mensheid en die haar literaire uitdrukking vond in de twee delen van de Bijbel: het Oude en het Nieuwe Testament. Men noemt ze “openbaring” omdat God zich daarin geleidelijk aan de mens heeft kenbaar gemaakt, tot op het punt dat Hijzelf mens werd om heel de wereld tot Hem te trekken en met Hem te verenigen door Zijn mens geworden Zoon, Jezus Christus. Het gaat dus niet om intellectuele mededelingen, maar om een levensproces waarbij God de mens nabijkomt; en in dat proces ontsluiert zich tevens en heel natuurlijk een inhoud die ook interessant is voor het verstand en voor een begrip van het Godsmysterie. Het proces gaat de hele mens aan en dus ook de rede, maar niet alleen de rede. Omdat God uniek is, is de geschiedenis die Hij met de mensheid beleeft, uniek; zij geldt voor alle tijden en heeft haar vervulling gevonden in het leven, de dood en de verrijzenis van Jezus Christus. In Christus heeft God alles gezegd, Hij heeft namelijk Zichzelf uitgesproken en dus is de openbaring voltooid met de verwezenlijking van het Christusmysterie dat in het Nieuwe Testament zijn uitdrukking gevonden heeft. De Catechismus van de Katholieke Kerk citeert een tekst van de heilige Johannes van het Kruis om uit te leggen dat de openbaring definitief is en volledig: “Want Hij heeft zijn Zoon gegeven, zijn enig Woord. Hij heeft geen ander. Daarmee heeft Hij in dit ene Woord alles tegelijk gezegd in één keer. Méér heeft Hij niet te zeggen (...). Datgene immers wat Hij vroeger broksgewijze aan de profeten meedeelde, heeft Hij nu in zijn geheel tot ons gezegd door ons het Al te geven, namelijk zijn Zoon. Daarom zou degene die nu God wil ondervragen of een visioen of openbaring wenst, niet alleen een dwaasheid begaan, maar hij zou God ook een belediging aandoen, omdat hij zijn ogen niet geheel en al op Christus vestigt zonder iets anders of iets nieuws te wensen” Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|65]] 2,22 [[1082]].
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Het feit dat de ene openbaring van God die tot alle volken gericht is, voltooid werd met Christus en door het getuigenis over Hem in de boeken van het Nieuwe Testament, en dat dit feit de Kerk bindt aan de unieke gebeurtenis van de heilsgeschiedenis en aan het woord van de Bijbel dat deze gebeurtenis waarborgt en interpreteert, betekent niet dat de Kerk nu alleen naar het verleden zou kunnen kijken en zo tot steriele herhaling zou veroordeeld zijn. De Catechismus van de Katholieke Kerk [1] zegt hierover: “Toch is de openbaring, ook al is zij voltooid, niet geheel ontvouwd; het zal de taak van het christelijk geloof zijn in de loop der eeuwen geleidelijk de gehele omvang ervan te begrijpen” Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|66]]. De twee aspecten, namelijk de band met de uniciteit van het gebeuren en de vooruitgang in het begrijpen ervan, worden zeer goed geïllustreerd in de laatste redevoering van Christus wanneer Hij bij het afscheid aan de leerlingen zegt: “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen; Hij zal niet uit zichzelf spreken (...). Hij zal Mij verheerlijken, omdat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft” (Joh. 16, 12-14) [b:Joh. 16, 12-14]. Enerzijds is de Geest een gids en maakt Hij een kennis voor ons toegankelijk, doch voordien ontbrak de vooronderstelling om het gewicht van deze kennis te dragen – wegens de nooit bereikte omvang en diepgang van het christelijk geloof. Anderzijds is deze functie als gids een manier om te “nemen” uit de schat van Jezus Christus zelf, waarvan de onpeilbare diepte tot uiting komt in de leiding van de Geest. De Catechismus citeert hieromtrent een diep woord van paus Gregorius de Grote: “de goddelijke woorden en wie ze leest groeien samen” Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|94]] 1, 7, 8 [[1190]]. Het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] wijst drie essentiële wegen waardoor de leiding van de Heilige Geest en dus de “groei van het woord” werkzaam zijn; deze werking voltrekt zich door middel van meditatie en studie van de gelovigen, door middel van een diep inzicht dat voortkomt uit spirituele ervaring en uit de verkondiging “van hen die met de opvolging in het bisschopsambt de betrouwbare geestesgave van de waarheid ontvangen hebben” Dei Verbum [[576|8]].
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
In deze context wordt het nu mogelijk het begrip “privé openbaring” juist te verstaan, dat betrekking heeft op alle visioenen en alle openbaringen die plaats hebben na de afsluiting van het Nieuwe Testament; het betreft dus de categorie waarbinnen wij de boodschap van Fatima moeten plaatsen. Beginnen wij met wat de Catechismus van de Katholieke Kerk [1] hierover zegt: “In de loop der eeuwen zijn er zogenaamde ‘bijzondere of privé openbaringen geweest, waarvan er sommige door het gezag van de kerk erkend zijn. (...) Hun rol is het niet de definitieve openbaring van Christus (...) ‘aan te vullen’, maar te helpen deze voller te beleven in een bepaald tijdperk van de geschiedenis” Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|67]]. Twee elementen worden aldus verhelderd:
- Het gezag van privé openbaringen verschilt wezenlijk van het gezag van de ene publieke openbaring: deze laatste vereist ons geloof; inderdaad, door bemiddeling van menselijke woorden en van de levende gemeenschap van de Kerk spreekt God zelf daarin tot ons. Het geloof in God en in Zijn woord onderscheidt zich van ieder ander geloof, overtuiging of menselijke opinie. De zekerheid dat God spreekt geeft mij de zekerheid dat ik de waarheid zelf ontmoet, en aldus een zekerheid die door geen enkele menselijke vorm van kennis kan geverifieerd worden. Het is de zekerheid waarop ik mijn leven bouw en waaraan ik mij bij mijn sterven toevertrouw.
- De privé openbaring is een hulp voor het geloof en zij toont zich geloofwaardig juist omdat zij verwijst naar de ene publieke openbaring. Kardinaal Prospero Lambertini, de toekomstige Paus Benedictus XIV, zegt hierover in zijn klassieke uiteenzetting, die nadien bepalend geworden is voor zaligverklaringen en heiligverklaringen: “Een instemming van het katholieke geloof komt niet door openbaringen die op die manier goedgekeurd worden; dat is zelfs niet mogelijk. Deze openbaringen vereisen eerder een instemming van menselijk geloof dat overeenstemt met de regels van de voorzichtigheid, die ze ons voorstellen als waarschijnlijk en geloofwaardig in een geest van vroomheid”. De Vlaamse theoloog E. Dhanis, eminent kenner van deze kwestie, zegt samenvattend dat de goedkeuring van een privé openbaring door de Kerk drie elementen bevat: de betreffende boodschap bevat niets dat tegengesteld is aan het geloof en de goede zeden; het is geoorloofd ze publiek te maken en de geloven hebben de toelating er op voorzichtige manier mee in te stemmen E. Dhanis, Regard sur Fatima.. E. Dhanis, Regard sur Fatima et bilan d’une discussion, La Civiltà cattolica 104 (1953, II), pp. 392-406, bijzonder p. 397. Een dergelijke boodschap kan een waardevolle hulp zijn om het Evangelie op het actuele ogenblik te begrijpen en beter te beleven; om die reden moet ze niet verwaarloosd worden. Ze is een hulp die aangeboden wordt, maar waarvan men niet verplicht is gebruik te maken.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Het criterium voor de waarheid en de waarde van een privé openbaring is dus de gerichtheid ervan op Christus zelf. Wanneer zij ons van Hem verwijderd, wanneer zij autonoom optreedt of ook wanneer zij zich laat doorgaan voor een ander en beter heilsplan, belangrijker dan het Evangelie, komt zij zeker niet van de Heilige Geest die ons binnen het Evangelie leidt en niet erbuiten. Dat sluit niet uit dat een privé openbaring nieuwe accenten legt, dat zij nieuwe vormen van vroomheid naar buiten laat treden, dat zij de oude vormen verdiept of eronder verstaat. Maar in ieder geval moet het bij dat alles gaan om voedsel voor het geloof, de hoop en de liefde, die voor iedereen de permanente weg van heil zijn. Wij kunnen toevoegen dat privé openbaringen dikwijls en vooral uit het volksgeloof voortkomen en zich daarin weerspiegelen, er nieuwe impulsen aan geven en toegang geven tot nieuwe vormgevingen ervan. Dat sluit niet uit dat zij ook uitwerkingen hebben in de liturgie zelf, wat bijvoorbeeld aangetoond wordt door de feesten van Corpus Domini en van het Heilig Hart van Jezus. Vanuit een bepaald standpunt tekent de relatie tussen Openbaring en privé openbaringen zich af in de relatie tussen liturgie en volksvroomheid: de liturgie is het criterium, zij is de vitale vorm van de Kerk in haar totaliteit, rechtstreeks gevoed door het Evangelie. Volksreligiositeit betekent dat het geloof zijn wortels vastzet in het hart van de volken, zodat het toegang vindt in de wereld van het dagelijkse leven. Volksreligiositeit is de eerste en fundamentele vorm van “inculturatie” van het geloof, die zich voortdurend moet laten oriënteren en leiden door de aanwijzingen van de liturgie maar die op haar beurt het geloof vruchtbaar maakt vanuit het hart.
Referenties naar alinea 4: 1
"Sensus Fidei" in the life of the Church ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Zo zijn we reeds van eerder negatieve verduidelijkingen, die op het eerste gezicht noodzakelijk waren, overgegaan naar positieve vaststellingen over privé openbaringen: hoe kunnen zij op een juiste manier gerangschikt worden vertrekkend vanuit de Schrift? Wat is hun theologische categorie? De oudste brief van de heilige Paulus die bewaard werd, de tekst die misschien de oudste is van het Nieuwe Testament in zijn geheel, namelijk de Eerste brief aan de Thessalonicenzen, lijkt mij een aanwijzing te geven. De apostel schrijft daar: “Blust de Geest niet uit, kleineert de profetische gaven niet, keurt alles, behoudt het goede” (1 Tess. 5, 19-21) [b:1 Tess. 5, 19-21]. In alle tijden is aan de Kerk het charisma van profetie gegeven, dat moet onderzocht maar niet mag geminacht worden. Wat dit betreft, past het rekening te houden met het feit dat profetie in Bijbelse zin, niet betekent het voorzeggen van de toekomst, doch Gods wil uitleggen voor het heden en dus de rechte weg tonen naar de toekomst. Wie de toekomst voorzegt, voldoet aan de nieuwsgierigheid van de rede die de sluier van de toekomst wenst weg te nemen; profetie van haar kant, geeft voldoening aan de verblinding van wil en gedachte en maakt Gods wil begrijpelijk als vereiste en aanwijzing voor het heden. In dat geval is het belang van het voorzeggen van de toekomst, bijkomstig. Wezenlijk is de actualisering van de ene openbaring die mij ten diepste aangaat: het profetische woord is een waarschuwing of een troost, of zelfs beide tegelijk. In die zin kan men het charisma van profetie verbinden met de categorie “tekenen van de tijd”, die door het Tweede Vaticaans Concilie opnieuw in het licht gesteld werd: “Van het beeld van land en lucht weet ge de juiste betekenis te bepalen, maar waarom dan niet van deze tijd?” (Lc. 12, 56) [b:Lc. 12, 56]. Onder “tekenen van de tijd” in deze woorden van Jezus, dient men zijn eigen weg, zichzelf, te verstaan. De tekenen van de tijd interpreteren in het licht van het geloof betekent Christus’ aanwezigheid erkennen in alle tijden. In privé openbaringen die door de Kerk erkend zijn – dus ook die van Fatima – gaat het hierom: ons helpen de tekenen van de tijd te verstaan en er het juiste antwoord voor te vinden in het geloof.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De antropologische structuur van privé openbaringen
6
Na een poging om met deze overwegingen de theologische plaats van privé openbaringen te bepalen en vooraleer ons te engageren in een interpretatie van de boodschap van Fatima, moeten wij nog proberen hun antropologisch (psychologisch) karakter kort te verhelderen. De theologische antropologie onderscheidt op dit vlak drie vormen van waarneming of “zien”: het zien van de zintuigen, dus de uitwendige lichamelijke waarneming, de inwendige waarneming en het geestelijke zien (visio sensibilis – imaginativa – intellectualis). Het is duidelijk dat het in de visioenen van Lourdes, Fatima, enz., niet gaat om de normale uitwendige waarneming van de zintuigen: de beelden en figuren die gezien worden bevinden zich niet buiten in de ruimte, zoals een boom en huis zich daar bijvoorbeeld bevinden. Dat is absoluut evident, bij voorbeeld voor wat betreft het visioen van de hel (beschreven in het eerste deel van het “geheim” van Fatima) of ook het visioen dat beschreven wordt in het derde deel van het “geheim”; maar dit kan ook gemakkelijk aangetoond worden voor de andere visioenen, vooral omdat al de aanwezige personen ze niet zien, doch in werkelijkheid alleen de “zieners”. Zo is het ook evident dat het niet gaat om een intellectueel “visioen”, zonder beelden, zoals men dat terugvindt in de hoge graden van de mystiek. Het gaat dus om de indirecte (bemiddelde) categorie, de inwendige waarneming, die voor de ziener zeker zo sterk is als een aanwezigheid en gelijkstaat met een voelbare uitwendige manifestatie.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Inwendig zien betekent niet dat het om fantasieën gaat, die slechts een uitdrukking zijn van de subjectieve verbeelding. Het betekent veeleer dat de ziel geroerd wordt door iets reëels, zelfs indien het bovenzinnelijk is, en dat zij in staat gesteld wordt het niet-zinnelijke, het niet-zichtbare met de zintuigen te zien – zien met de “innerlijke zintuigen”. Het gaat om echte “objecten” die de ziel raken, alhoewel zij niet tot onze gewone zinnelijke wereld behoren. Daarom vereist dit een innerlijke waakzaamheid van het hart die er meestal niet is door de druk van sterke uitwendige realiteiten, beelden en gedachten die de ziel vullen. De persoon wordt boven het puur uitwendige gebracht en de diepste dimensies van de werkelijkheid raken haar, maken zich zichtbaar voor haar. Men zal zo misschien begrijpen waarom het juist kinderen zijn die de bevoorrechte bestemmelingen zijn van dergelijke verschijningen: de ziel is nog weinig bedorven, haar innerlijk waarnemingsvermogen nog weinig aangetast. “Uit de mond van kinderen en zuigelingen, hebt gij u een lofzang bereid” ; met een vers uit Psalm 8 (Ps. 8, 3) [[b:Ps. 8, 3]] geeft Jezus antwoord op de kritiek van de hogepriesters en oudsten die de “Hosanna” kreet van de kinderen ongepast vonden (Mt. 21, 16) [[b:Mt. 21, 16]].
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Het “innerlijke zien” is geen fantasie, doch een waarachtige en precieze manier om iets vast te stellen, zoals wij zeiden. Maar het heeft ook beperkingen. Reeds bij het uitwendige zien bestaat een subjectieve factor: wij zien het pure object niet maar dat wat tot ons komt door de filter van onze zintuigen, die een proces van vertolking (weergave) moeten verrichten. Dat is nog evidenter bij het innerlijke zien, vooral als het om werkelijkheden gaat die op zich onze horizon overstijgen. Het subject, de ziener, is er nog sterker bij betrokken. Hij ziet met zijn concrete mogelijkheden, met de representatieve en cognitieve modaliteiten die voor hem toegankelijk zijn. Bij het innerlijke zien gaat het nog meer dan bij het uitwendige zien om een proces van vertolking (weergave), zodat het subject essentieel deelneemt aan de vormgeving, in de vorm van beelden, van hetgeen verschijnt. Het beeld kan slechts tot stand komen volgens zijn maat en mogelijkheden. Deze visioenen zijn dus nooit simpele “foto’s” van het hiernamaals, maar dragen in zich ook de mogelijkheden en beperkingen van het subject dat ze waarneemt.
Referenties naar alinea 8: 1
Verklaring Vrouwe van Alle Volkeren ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Men kan dit aantonen met al de grote visioenen van de heiligen; dat geldt natuurlijk ook voor de visioenen van de kinderen van Fatima. De beelden die zij beschreven hebben, zijn inderdaad niet een simpele uitdrukking van hun fantasie maar het resultaat van een echte waarneming van hogere en innerlijke oorsprong; zij kunnen evenmin beschouwd worden alsof de sluier van het hiernamaals voor een ogenblik opgeven werd en de hemel in zuivere wezenlijkheid verscheen, op de wijze waarop wij hopen hem ooit te zien bij de definitieve vereniging met God. De beelden zijn eerder, bij wijze van spreken, een synthese van de impuls die van Boven komt en van de mogelijkheden van het subject dat waarneemt, in dit geval de kinderen. Daarom is de beeldtaal van deze visioenen, symbolische taal. Kardinaal Sodano zegt hierover [160]: de visioenen “beschrijven de details van de komende gebeurtenissen niet op een fotografische manier, maar vatten feiten samen en verdichten ze tegen eenzelfde achtergrond, feiten die zich verspreiden in de tijd en in een niet gepreciseerde opeenvolging en duurtijd”. Dit samenbrengen van tijd en ruimte in één enkel beeld is typisch voor dergelijke visioenen, die over het algemeen pas nadien kunnen ontcijferd wordt. Op dat vlak kan men niet zeggen dat ieder visueel element een concrete historische betekenis moet hebben. Het visioen in zijn geheel telt en vanuit het geheel der beelden moeten de afzonderlijke elementen begrepen worden. Wat de kern van een beeld ook is, het openbaart zich uiteindelijk, uitgaande van de kern van de christelijke “profetie” zelf: de kern bevindt zich daar waar het visioen een oproep en gids wordt naar Gods wil.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Een poging tot interpretatie van het “geheim” van Fatima
10
Het eerste en tweede deel van het “geheim” van Fatima werden reeds uitvoerig besproken in de literatuur daarover en het is niet nodig die hier opnieuw te verduidelijken. Ik zou alleen kort de aandacht willen trekken op het meest betekenisvolle punt. In een verschrikkelijk ogenblik hebben de kinderen een visioen van de hel ervaren. Zij zagen de val van de “zielen van de arme zondaars”. En nu wordt hun gezegd waarom zij daaraan blootgesteld geweest zijn: “om hen (de zielen) te redden” – om een weg van heil te tonen. Een zin uit de Eerste Brief van Petrus komt voor de geest: “als gij het einddoel van uw geloof, de redding van uw ziel, bereikt” (1 Pt. 1, 9) [b:1 Pt. 1, 9]. Als weg naar dat doel wordt – verrassend voor mensen uit de Angelsaksische en Duitse cultuur – de devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria aangewezen. Om dit te begrijpen, zal een korte aanwijzing hier volstaan. “Hart” betekent in Bijbelse taal, het middenpunt van het menselijk bestaan, de verbinding tussen rede, wil, temperament en zintuiglijkheid, waar de mens zijn eenheid en innerlijke oriëntatie vindt. Een “onbevlekt hart” is volgens Mt. 5,8 een hart dat, uitgaande van God, tot een volmaakte innerlijke eenheid gekomen is en dus “God ziet”. (Mt. 5, 8) [b:Mt. 5, 8] De “devotie” tot het Onbevlekt Hart van Maria is dus een manier van instemming met de handelwijze van dit Hart, waarin het fiat – Uw wil geschiede – de kern wordt die heel het leven informeert. Indien iemand wil opwerpen dat wij toch niet een menselijk wezen moeten plaatsen tussen Christus en ons, zou men zich moeten herinneren wat Paulus zonder angst tot zijn eigen gemeenten zei: “volgt mij na” (1 Kor. 4, 16; Fil. 3, 17; 1 Tess. 1, 6; 2 Tess. 3, 7.9) [[b:1 Kor. 4, 16; Fil. 3, 17; 1 Tess. 1, 6; 2 Tess. 3, 7.9]]. Bij de apostel kunnen de gemeenten concreet onderzoeken wat het betekent Christus te volgen. Van wie zouden wij, in alle tijden, beter kunnen leren dan van de Moeder van de Heer?
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Zo komen wij tenslotte bij het derde deel van het “geheim” van Fatima, dat hier voor het eerst integraal gepubliceerd wordt. Zoals blijkt uit voorgaande documentatie, werd de interpretatie die kardinaal Sodana gaf in zijn tekst van 13 mei [160], eerst persoonlijk voorgesteld aan zuster Lucia. Zuster Lucia maakte hierover eerst de opmerking dat zij het visioen gekregen had, doch niet de interpretatie ervan. De interpretatie, zei ze, komt niet toe aan de ziener maar aan de Kerk. Doch na de tekst gelezen te hebben, heeft zij gezegd dat deze interpretatie overeenstemt met wat zij ervaren had en dat zij, wat haar betreft, deze interpretatie als juist erkent. Dus in wat volgt, kan men alleen proberen deze interpretatie diepgaander te funderen, uitgaande van de criteria die tot hiertoe ontwikkeld werden. Als sleutelwoord van het eerste en tweede deel van het “geheim”, hebben wij het woord ontdekt “de zielen redden”; op dezelfde manier is het sleutelwoord van dit (het derde) “geheim” een drievoudige kreet: “boete, boete, boete!”. Het begin van het Evangelie komt ons voor de geest: “bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap” (Mc. 1, 15) [b:Mc. 1, 15]. De tekenen van de tijd verstaan, betekent de noodzaak begrijpen van boete – van bekering – van geloof. Dat is het juiste antwoord op het historische ogenblik, dat getekend wordt door grote gevaren die door latere beelden zullen uitgedrukt worden. Ik veroorloof mij hier een persoonlijke herinnering te vermelden; in een gesprek met mij heeft zuster Lucia bevestigd, dat het haar steeds duidelijker leek dat het doel van alle verschijningen is, steeds meer te doen groeien in geloof, hoop en liefde – al het overige wil daar alleen toe bijdragen.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Onderzoeken wij de verschillende beelden meer van nabij. De engel met het zwaard van vuur, links van de Moeder Gods, herinnert aan analoge beelden uit de Apocalyps. Hij vertegenwoordigt de dreigende oordeel dat over de wereld hangt. Het vooruitzicht dat de wereld zou kunnen verdwijnen in een vuurzee, lijkt vandaag helemaal geen pure fantasie meer: de mens zelf heeft met zijn uitvindingen het zwaard van vuur bereid. Het visioen toont vervolgens de kracht die zich verzet tegen de vernietigingsmacht – de pracht van de Moeder van God en, enigszins uit deze pracht voortkomend, de oproep tot boete. Op die manier wordt het belang benadrukt van de vrijheid van de mens: de toekomst ligt volstrekt niet vast op een onveranderlijke manier en het beeld dat de kinderen gezien hebben is helemaal geen film die anticipeert op een toekomst waaraan niets zou kunnen veranderd worden. Heel dit visioen doet zich in werkelijkheid alleen voor om de vrijheid te belichten en in een positieve richting te oriënteren. De betekenis van het visioen is dus niet een film over de toekomst die onherstelbaar verstard is. Zijn betekenis is juist het tegendeel, namelijk de krachten mobiliseren om alles ten goede te veranderen. Zo zitten fatalistische verklaringen van het “geheim” volledig op een dwaalspoor wanneer zij bijvoorbeeld beweren dat de dader van de aanslag op 13 mei 1981 eigenlijk een instrument was in Gods plan, door de Voorzienigheid geleid, en dat hij dus niet vrij kon handelen; of andere gelijkaardige ideeën die de ronde doen. Het visioen spreekt eerder over gevaren en de manier om ervan bespaard te worden.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
De zinnen die in de tekst volgen, tonen nogmaals zeer duidelijk het symbolische karakter van het visioen: God blijft de Oneindige en het Licht dat heel onze blik overstijgt. De mensen verschijnen zoals in een spiegel. Wij moeten deze interne beperking van het visioen – waarvan de beperking hier visueel aangeduid worden - voortdurend voor ogen houden. De toekomst ontsluiert zich slechts “zoals in een spiegel, onduidelijk” (1 Kor. 13, 12) [b:1 Kor. 13, 12]. Nemen wij nu de verschillende beelden in beschouwing die volgen in de tekst van het “geheim”. De plaats van de handeling wordt beschreven door drie symbolen: een steile berg, een grote stad die half in puin ligt en tenslotte een groot kruis van ruwe stammen. De berg en de stad symboliseren de plaats van de mensengeschiedenis: de geschiedenis als een moeizame klim naar de hoogte, de geschiedenis als de plaats voor menselijke creativiteit en samenleving, maar tegelijk een plaats van vernieling waardoor de mens het werk van zijn eigen inspanning vernietigt. De stad kan een plaats zijn van gemeenschap en vooruitgang, maar ook van uiterste gevaren en bedreigingen. Op de berg staat het kruis – eindpunt en referentiepunt van de geschiedenis. Door het kruis wordt de vernietiging omgevormd tot heil; het richt zich op als teken van de ellende van de geschiedenis en als een belofte voor haar.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Hier verschijnen vervolgens twee personen: de bisschop in wit gekleed (“wij hadden het vermoeden dat het de Heilige Vader was”), andere bisschoppen, priesters, mannelijke en vrouwelijke religieuzen en tenslotte mannen en vrouwen van alle rangen en standen. De Paus lijkt de anderen vooraf te gaan, bevend en lijdend omwille van alle verschrikkingen die hem omringen. Niet alleen de huizen van de stad zijn half ingestort, maar zijn weg gaat tussen de lijken door. De weg van de Kerk wordt aldus beschreven als een kruisweg, als een weg in een tijd van geweld, vernieling en vervolging. Men kan in die beelden de geschiedenis zien van een hele eeuw. Zoals de plaatsen van de aarde synthetisch weergegeven worden door twee beelden - de berg en de stad - en gericht zijn naar het kruis, zo worden ook de tijden gecondenseerd voorgesteld: in het visioen kunnen wij de voorbije eeuw erkennen als de eeuw van de martelaars, als de eeuw van het lijden en de vervolging van de Kerk, als de eeuw van de wereldoorlogen en vele plaatselijke oorlogen, die er heel de tweede helft van gevuld hebben en die nieuwe vormen van wreedheid deden ervaren. In de “spiegel” van dit visioen zien wij geloofsgetuigen passeren decennia lang. Hieromtrent lijkt het gepast een zin te vermelden uit de brief die zuster Lucia op 12 mei 1982 schreef aan de Heilige Vader: “Het derde deel van het “geheim” verwijst naar de woorden van Onze-Lieve-Vrouw: “Zo niet zal (Rusland) zijn dwalingen in de wereld verspreiden, oorlogen en Kerkvervolgingen in de hand werkend. De goeden zullen de marteldood sterven, de Heilige Vader zal veel te lijden hebben, verschillende volken zullen vernietigd worden”.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
In de kruisweg van deze eeuw, heeft de figuur van de Paus een bijzondere rol. In zijn moeizame beklimming van de berg kunnen wij zonder enige twijfel verschillende Pausen verzameld zien die sinds Pius X tot en met de huidige Paus, het lijden van deze eeuw gedeeld hebben en zich ingespannen hebben te midden van dit lijden vooruit te gaan op de weg die leidt naar het kruis. In het visioen wordt ook de Paus op de weg van de martelaars gedood. Moest de Paus, wanneer hij na de aanslag van 13 mei 1981 de tekst van het derde deel van het “geheim” liet brengen, er zijn eigen lot niet in herkennen? Hij is heel dicht bij de poort van de dood geweest en heeft zelf verklaard hoe hij gered werd: “Een moederlijke hand heeft de baan van de kogel geleid en de stervende paus bleef staan op de drempel van de dood” (13 mei 1994). Dat hier een “moederlijke hand” de dodelijke kogel heeft afgeleid, toont nogmaals dat er geen onveranderlijk lot bestaat, dat geloof en gebed krachten zijn die de geschiedenis kunnen beïnvloeden, dat gebed uiteindelijk sterker is dan wapens, geloof krachtiger dan verdeeldheid.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Het besluit van het “geheim” herinnert aan beelden die zuster Lucia kan gezien hebben in boeken over vroomheid en waarvan de inhoud voortkomt uit vroegere intuïties van het geloof. Het is een troostvol visioen, volgens hetwelk een geschiedenis van bloed en tranen doordrongen is van de kracht van Gods genezing. Engelen vangen onder de armen van het kruis het bloed op van de martelaars en bevloeien zo de zielen die tot God naderen. Het bloed van Christus en het bloed van de martelaars moeten samen gezien worden: het bloed van de martelaars welt op uit de armen van het kruis. Hun martelaarschap voltrekt zich solidair met het lijden van Christus, het vormt er één geheel mee. De martelaars vullen voor het Lichaam van Christus aan wat nog aan Zijn lijden ontbreekt (Kol. 1, 24) [[b:Kol. 1, 24]]. Hun leven is zelf eucharistie geworden, ingelijfd in het mysterie van de graankorrel die sterft en vruchtbaar wordt. Het bloed van de martelaars is zaad voor de christenen, zei Tertullianus. Zoals uit de dood van Christus, uit Zijn open zijde, de Kerk geboren werd, zo is de dood van de getuigen vruchtbaar voor het toekomstige leven van de Kerk. Het visioen van het derde deel van het “geheim”, zo beangstigend bij de aanvang, eindigt dus met een beeld van hoop: geen enkel lijden is nutteloos en juist een lijdende Kerk, een Kerk van martelaars, wordt een wegwijzer voor de mens die op zoek is naar God. In de liefdevolle handen van God worden niet alleen mensen opgevangen die lijden zoals Lazarus, die grote vertroosting gevonden heeft en op mysterieuze wijze een voorstelling is van Christus, van Hem die voor ons de arme Lazarus is willen worden; maar er is nog meer: uit het lijden van de getuigen komt een kracht van zuivering en vernieuwing, omdat zij een actualisering is van het lijden van Christus zelf en daar vandaag de heilbrengende doeltreffendheid van doorgeeft.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Zo zijn wij gekomen bij een laatste vraag: wat betekent het “geheim” van Fatima in zijn geheel (in de drie delen ervan)? Wat zegt het ons? Vooreerst moeten wij met kardinaal Sodano [160] zeggen: “De situaties waarnaar het derde deel van het “geheim” van Fatima verwijst, lijken van nu af tot het verleden te behoren”. Zoals de bijzondere gebeurtenissen voorgesteld worden, behoren zij voortaan tot het verleden. Wie opwindende apocalyptische onthullingen had verwacht over het einde van de wereld en het toekomstige verloop van de geschiedenis, zal ontgoocheld zijn. Fatima geeft geen dergelijke voldoening aan onze nieuwsgierigheid, zoals het christelijk geloof trouwens in het algemeen geen voedsel voor onze nieuwsgierigheid wil zijn en kan zijn. Wat blijft, dat hebben wij gezien van bij het begin van onze overweging van de tekst van het “geheim”: de oproep tot gebed als weg voor het “heil van de zielen” en in dezelfde zin, de oproep tot boete en bekering.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Ik zou tenslotte nog een ander sleutelwoord van het “geheim” willen hernemen, dat terecht beroemd geworden is: “Mijn Onbevlekt Hart zal overwinnen”. Wat betekent dat? Het Hart dat open staat voor God, gezuiverd door het schouwen van God, is sterker dan geweren en wapens van alle soort. Het fiat van Maria, het woord van Haar hart, heeft de geschiedenis van de wereld veranderd omdat Zij de Verlosser in de wereld gebracht heeft – want, dank zij Haar “ja” kon God mens worden in onze wereld en dit voor altijd blijven. De boze heeft macht over deze wereld, wij zien het en ervaren het voortdurend; hij heeft macht omdat onze vrijheid zich voortdurend laat afleiden van God. Maar sinds God zelf een mensenhart heeft en door dit feit de vrijheid van de mens naar het goede, naar God heeft gekeerd, heeft de vrijheid voor het kwaad niet meer het laatste woord. Sindsdien dringen de woorden zich op: “Weliswaar leeft gij in de wereld in verdrukking, maar hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen” (Joh. 16, 33) [b:Joh. 16, 33]. De boodschap van Fatima nodigt ons uit op deze belofte te vertrouwen.
Joseph Kard. Ratzinger
Prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
- Samenvatting van de tekst. [n:217]
- Zie ook interview met Paus Benedictus XVI, 11-05-2010: Interview met de meegereisde journalisten in het vliegtuig van Rome naar Lissabon [3570|3]
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 6
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/3573-theologisch-commentaar-op-de-verschijningen-van-fatima-nl