
H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1987
Want, zoals bekend, betreft de spanning tussen Oost en West niet per sé een tegenstelling tussen twee verschillende graden van ontwikkeling, maar veeleer een tegenstelling tussen twee opvattingen over de ontwikkeling van de mens en de volken, die beide onvolledig zijn en een radicale correctie behoeven. De genoemde tegenstelling wordt overgebracht naar de ontwikkelingslanden en draagt zo bij tot de verbreding van de kloof die op economisch plan reeds bestaat tussen Noord en Zuid en gevolg is van de afstand tussen de twee meest ontwikkelde en de minder ontwikkelde werelden.
Dit is één van de redenen waarom de sociale leer van de Kerk een kritische houding aanneemt zowel tegenover het liberalistisch kapitalisme als tegenover het marxistisch collectivisme. Vanuit het gezichtspunt van de ontwikkeling komt spontaan de vraag op: op welke wijze of in welke mate zijn deze twee systemen vatbaar voor hervormingen en aanpassingen die een echte en volledige ontwikkeling van de mens en van de volken in de huidige maatschappij begunstigen en bevorderen? Deze hervormingen en aanpassingen zijn immers dringend en onmisbaar voor de zaak van de ontwikkeling van allen.
De landen die sinds kort onafhankelijk zijn, zich inspannen om een eigen culturele en politieke identiteit te verwerven en de doeltreffende en belangeloze bijstand van de rijkere en meer ontwikkelde landen nodig hebben, worden verwikkeld in en soms meegesleurd door de ideologische conflicten die onvermijdelijk interne verdeeldheid teweegbrengen, in bepaalde gevallen zozeer dat het echte burgeroorlogen veroorzaakt. Ook omdat de investeringen en de hulp voor de ontwikkeling dikwijls afgewend worden van hun eigenlijke doel en misbruikt worden om de tegenstellingen aan te wakkeren, buiten en tegen de belangen van de landen die er van zouden moeten profiteren. Vele van die landen worden zich steeds meer bewust van het gevaar slachtoffer te worden van een neokolonialisme en zij proberen zich daaraan te onttrekken. Dat bewustzijn heeft temidden van moeilijkheden, aarzelingen en soms tegenstellingen de Internationale Beweging van de Niet-Gebonden Landen doen ontstaan, welke, in wat haar positieve kant vormt, werkelijk het recht zou willen bevestigen dat ieder volk heeft op zijn eigen identiteit, op zijn eigen onafhankelijkheid en veiligheid, alsmede op de deelname, op basis van gelijkheid en solidariteit, aan het genot van de goederen die voor alle mensen bestemd zijn.