
Paus Benedictus XVI - 31 mei 2009
Geliefde broeders en zusters,
Telkens wij Eucharistie vieren, beleven wij in geloof het mysterie dat zich op het altaar voltrekt, ’t is te zeggen hebben wij deel aan de hoogste daad van liefde die Christus door Zijn dood en verrijzenis verwezenlijkte. Ditzelfde en unieke middelpunt van de liturgie en het christelijk leven – het paasmysterie – neemt vervolgens eigen “vormen” aan in de verschillende hoogfeesten en feesten, met eigen betekenissen en genadegaven. Onder alle hoogfeesten onderscheidt Pinksteren zich door zijn belang, want daarin realiseert zich wat Jezus zelf had aangekondigd als doel van heel Zijn zending op aarde. Toen Hij naar Jeruzalem opging had Hij namelijk aan Zijn leerlingen gezegd: “Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!” (Lc. 12, 49). Deze woorden vinden hun duidelijkste verwezenlijking vijftig dagen na de verrijzenis, op Pinksteren, het oude joodse feest dat in de Kerk het feest bij uitstek geworden is van de Heilige Geest: “Er verscheen hun iets dat op vuur geleek ... Zij werden allen vervuld van de heilige Geest” (Hand. 2, 3-4). Het echte vuur, de Heilige Geest, werd op aarde gebracht door Christus. Hij heeft het niet aan de goden ontrukt, zoals Prometheüs in de Griekse mythe, maar Hij heeft zich tot Middelaar gemaakt van de “gave Gods” en Hij heeft Hem voor ons verkregen, door de grootste daad van liefde in de geschiedenis: Zijn dood op het kruis.
De muziek en de zang die onze liturgie begeleiden, helpen ons op hun beurt om eensgezind te zijn in het gebed en daarom dank ik ten zeerste het koor van de kathedraal en het Kamerorkest van Keulen. Voor deze liturgie heeft men ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van de dood van Joseph Haydn, zeer passend zijn “Harmoniemesse” gekozen, de laatste Mis die deze grote musicus componeerde, een sublieme symfonie ter ere van God. Mijn hartelijkste groeten aan u allen, die voor deze gelegenheid hier bent.
Amen.