Ad Vobiscum
x
Informatie over dit document
Ad Vobiscum
Over de wetenschap, de zuiverheid en de taal van de priester of het hoofd, het hart en de tong van de priester - Op de 2e dag van de Romeinse Synode
Paus Johannes XXIII
26 januari 1960
Pauselijke geschriften - Toespraken
1960, Katholiek Archief, pag. 207-214
26 januari 1960
26 maart 2015
2932
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
1
Eerbiedwaardige Broeders en beminde zonen,Nu Wij wederom het woord tot u richten, hebben Wij Onze inleiding ontleend aan de Acten van het Concilie van Trente [d:21]: zij is genomen uit het hoofdstuk, waarin men handelt over de „hervorming" (Sess. XXII, can. 1): gisteren hebben Wij tot Onze grote vreugde geconstateerd dat het is ingelast in de bepalingen van deze Synode onder het derde hoofdstuk, getiteld: „Over de tucht onder de geestelijken en de religieuzen"; hierin staan belangrijke voorschriften, die betrekking hebben op de plicht om de wetenschap te verwerven en om zijn levenswijze in de juiste banen te leiden: Wij waren er reeds door en door mee bekend, toen Wij nog in het seminarie verbleven, en zij komen Ons ook nu nog in de gedachte:
„Er is niets wat voortdurend de anderen meer tot eerbied en godsdienst opwekt dan het leven en het voorbeeld van hen, die zich aan de zielzorg hebben gewijd. Vanaf de aarde ziet men naar hen op, daar zij een hogere plaats bekleden, en de anderen richten hun ogen naar hen als op een spiegel en kiezen hun voorbeeld ter navolging. Daarom past het volkomen — deze woorden „het past volkomen" wijzen meer op een noodzakelijkheid en op een verplichting dan op een zekere conventie — dat de priesters, die tot die goddelijke taak geroepen zijn, hun leven en al hun daden zo inrichten, dat zij door hun kleding, hun houding, hun manier van lopen, hun spraak en door al het andere slechts van ernst, bezonnenheid en vroomheid op een duidelijke wijze blijk geven. Zij moeten zelfs de kleine tekortkomingen vermijden, daar deze in hen zeer groot kunnen zijn, zodat hun handelingen bij allen eerbied afdwingen."
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Aan deze woorden van het Concilie van Trente [d:21] wordt nog het volgende toegevoegd: „Hoe groter hun nut en hun aanzien in de Kerk van God is, des te zorgvuldiger moeten die voorschriften nageleefd worden" Sess. XXII, can. 1 Sess. XXII, can. 1. Deze gedachten schetsen en geven ons een volmaakt beeld van Jezus Christus, de Priester bij uitstek; dit wordt vóór hem geplaatst bij wijze van spiegel: als hij zelf daarin ziet, dan voelt hij ofwel in alle nederigheid een grote vreugde en troost, ofwel schaamte en verwarring. En inderdaad, een dergelijke matiging in leven en handelen, die voortkomt uit kleding, houding en wijze van spreken, zulk een kalme innemende waardigheid in doen en laten, die de mensen voor zich wint en die doordrongen is van godsdienstzin en plichtsgevoel, wekt bij allen hoogachting en eerbied op. Daarom dienen allen zich met grote zorgvuldigheid dit prachtige geheel van welgemanierde vormen eigen te maken, dat tot eer van de Kerk en tot voorbeeld van de gelovigen strekt en waarin men altijd behoort uit te munten. Maar toch zijn deze uiterlijke eigenschappen, waarover Wij gesproken hebben en die alle priesters zich moeten verwerven als zij de Kerk van God willen dienen tot geestelijk welzijn van allen, op zich niets anders dan, om zo te zeggen, de voorgevel van een gebouw; want een gelukkige en passende soberheid in houding, omgang en gedrag heeft dan slechts een gunstig resultaat, wanneer het een kostbaar kleed blijkt te zijn, dat de verborgen schat omsluiert van die deugden, die de genade van God voedt en vruchtbaar maakt, en waarop de heiligheid van de priester in haar geheel steunt en gevestigd is.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Eerbiedwaardige Broeders en beminde zonen, wilt niet weigeren Ons welwillend aan te horen: Wij verlangen in het kort de voornaamste van die deugden te vermelden, die voor de persoon en de waardigheid van de priesters zo onontbeerlijk zijn wat betreft hun wetenschap, hun zuiverheid en hun gesprekken.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 De wetenschap
4
Wij beginnen dan met de wetenschap: dus met het hoofd. Want het verstand moet de zetel zijn van de wetenschap en van het juiste oordeel, waarover de gewijde bedienaren van de Kerk behoren te beschikken. Niemand echter kan zich een leer eigen maken, als hij zich er niet door studie op toelegt. De bestudering van de wetenschappen is noodzakelijk; Wij verklaren dat zij vanaf de jeugdjaren, waarin de seminarie-opleiding gegeven wordt, onmisbaar is; zij is nodig, wanneer men het priesterambt aanvaardt; deze noodzaak duurt voort tot aan het eind van het leven, wanneer ons de meer dan aangename herinnering aan die nachtelijke studies, waar men zich in de bloei van zijn jaren aan overgaf, voor de geest komt, en wanneer het toepassen van die wetenschappen gewoonlijk de beste en kostbaarste resultaten oplevert.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Meer dan ooit — zoals in ieder opzicht duidelijk is — hebben de priesters tegenwoordig behoefte aan een culturele vorming. Een onwetende, of iemand die te weinig verstand heeft, kan niet tot het priesterlijk ambt worden toegelaten. De Seminaria, de Synoden, de Concilies, de pauselijke stukken alsmede de geschriften van de Vaders en de Theologen eisen van de priesters een verstandelijke ontwikkeling, die hen in staat stelt de leer van de Kerk als een sieraad te bezitten. Men moet zich dus toeleggen op de studie der wetenschappen en wel gedurende heel zijn leven, daar wij immers steeds nieuwe kwesties ter bestudering voorgelegd krijgen. Het is echter van groot belang om bij de keuze van de wetenschappen en van de studieboeken voorzichtig te zijn en behoedzaam te handelen. Want niet alles, wat gedrukt en uitgegeven wordt, munt uit door de deugdelijkheid van zijn leer; niet alles bevat de onaangetaste en zuivere waarheid van het Evangelie en de juiste interpretatie van die schrijvers, wier leer steunt op een betrouwbaar gezag.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Ieder achtenswaardig priester moet van deze enig juiste houding op de hoogte zijn en daarvan trouw blijk geven, want hierdoor getuigt hij van gezond oordeel en deugdzaamheid.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
En dit met des te meer reden omdat, op wetenschappelijk gebied, een al te zeer stijgend aantal boeken en tijdschriften herhaaldelijk tot gevolg heeft, dat de geest van sommigen afdwaalt en niet zonder gevaar ertoe wordt aangelokt om onbezonnen stellingen te aanvaarden: dit geldt vooral gemakkelijk voor hen die, verstoken van levenservaring, al te zeer op zichzelf vertrouwen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De kennis van de H.H. Boeken van het Oude en Nieuwe Testament, van de Vaders en van de beroemdste leermeesters van de filosofie en de theologie, onder wie als eerste uitblinkt de H. Thomas van Aquino [d:242]: de liturgische wetenschap en de methode om haar in praktijk te brengen, die als het ware een heerlijke tuin is, bezaaid met welriekende bloemen en beplant met slanke bomen: en tenslotte het begrip en de toepassing van alle wetten van het Kerkelijk Recht, dat in dienst staat van de Kerk als maatschappij, hetzij het gaat om aangelegenheden binnen de Kerk, zoals b.v. het bestuur van de bisdommen, hetzij het haar relaties betreft met mensen en zaken van buiten: zij vormen samen de drie bronnen van wetenschap, tucht en heiligheid, waarin zelfs de beste priesters verkwikking vinden: zij n.l. die hoog staan aangeschreven vanwege hun diepe kennis en onwankelbare zielengrootheid, waardoor zij ware en edele dienaren van de Kerk en van de zielen zijn geworden. Al is hij slechts middelmatig begaafd, toch immers is iedere priester in staat naar dat geestelijk genot te streven, dat gewoonlijk de vrucht is van de goddelijke genade voor hen, die, geleid door hun goede wil, gevoed en gesterkt worden door een verstandelijke vorming, die niet het resultaat is van armzalige hulpmiddelen, maar die geput is uit uitstekende werken, welke ook onze tijd vermag voort te brengen, als zij in christelijke nederigheid en geestdriftig wedijvert met de uitstekende wetenschappelijke werken van vroeger, n.l. de geschriften van de Vaders, de Kerkelijke Schrijvers, de Leraren der Kerk, die in de loop der eeuwen onafgebroken de leermeesters van de waarheid waren.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
In zijn Tweede Brief spreekt de H. Petrus over de bijzondere voorzichtigheid, die wij bij de bestudering van de H. Schrift moeten betrachten: hij geeft als zijn mening: ,,ge doet dus wel met er acht op te slaan als op een lamp, die schijnt op een donkere plaats, totdat de Dag gaat gloren en de Morgenster opgaat in uw harten. Toch moet ge vóór alles begrijpen, dat er geen enkele profetie der Schrift door eigenmachtige verklaring ontstaat" (2 Pt. 1, 19-20) [b:2 Pt. 1, 19-20]. Deze zelfde uitspraak, waardoor dus aan het verstand een zekere beheersing en matigheid wordt opgelegd, moeten allen ook toepassen op de andere wetenschappen, door er voor te zorgen zich er niet toe te laten verleiden om enig in zijn soort en modern te willen schijnen; zij moeten daarom die uitspraak in praktijk brengen, omdat ze moeten vertrouwen op het leergezag van de H. Kerk, wanneer zij leiding geeft aan het denken en de dwalingen afwijst vgl: Humani Generis [[[470]]]. Op dit ogenblik komen Ons als zeer welkom voor de geest de woorden, die een van de moderne kerkelijke schrijvers, een zeer hoogstaand man en een uitstekend zielzorger, aan zijn priesters geschreven heeft door hen als volgt op dit gevaar te wijzen: „Het initiatief van hen, die op theologisch gebied alleen maar op hun eigen inzicht afgaan, wordt een bron van ketterijen: in de ascese vormen en kweken zij mensen die zichzelf bedriegen; in disciplinaire zaken brengen zij weerspannigen voort, n.l. mensen die, door van de rechte weg af te wijken, van hun kant op geen enkele wijze medewerken aan de belangen van God" vgl. Kard. H. Schuster vgl. Kard. H. Schuster.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Zuiverheid van hart
10
Nu dan, Eerbiedwaardige Broeders en zeer geliefde zonen, behaagt het Ons over te stappen op het volgend onderwerp, n.l. het gemoed of, om het populair te zeggen, het hart. Wanneer men van een priester zegt dat hij vriendelijk en innemend is, een man namelijk in wie de gevoelens van het hart de overhand hebben, wijst men hierdoor reeds op een eerste loffelijke eigenschap, die het begin is van een reeks loftuigingen, waarbij vele mensen zich eensgezind plegen aan te sluiten. Hierin gaan ze vaak zo ver, dat ze diezelfde persoon bepaalde al te menselijke gevoelens vergeven, die minder goed of minder opportuun zijn. Ook hecht men veel waarde aan zijn uitspraak, steunend op het gezag niet zozeer van een filosoof of moralist als wel van een letterkundige; een uitspraak die een ruime toepassing gevonden heeft, n.l. dat het gemoed, het hart, dikwijls motieven heeft, die het verstand niet kent. De waardigheid van ons priesterlijk ambt spoort ons echter aan om deze zaken niet gering te schatten, want men behoort ook de motieven van het hart, zoals We ze noemden, aandachtig te onderzoeken of te verbeteren. Zoals het verstand moet stralen van waarheid en wetenschap, zo moet het gevoel of het hart van de priester branden van liefde. Deze liefde moet zijn als die van Jezus, namelijk vurig, innig, krachtig, bereidwillig en gereed tot die mystieke en vertrouwelijke omgang met God, die het beoefenen van de priesterlijke vroomheid en het gebed zo aantrekkelijk maakt, hetzij het officieel gebed, dat in naam van de gehele Kerk geschiedt, hetzij het persoonlijk gebed: voor dit laatste kieze men met rijp overleg een methode en blijve daaraan trouw. Wie zich met bewuste opzet aan dit gebed wijdt, verwerft zich een grote innerlijke vreugde en ontvangt een aantrekkelijk en krachtdadig geestelijk voedsel. Dit is een blijvende bron, waaruit op overvloedige wijze sterkte en troost geput wordt in de moeilijkheden, soms ook in bittere omstandigheden, van het leven en van de priesterlijke zielzorg.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Wij spreken hier van de liefde voor de Kerk en voor de zielen, vooral voor hen, die, tegelijk met de heilige plicht en verantwoordelijkheid van ons ambt, aan onze zorgen zijn toevertrouwd; de liefde voor de zielen, tot welke stand zij ook behoren, maar in het bijzonder voor hen, die onze speciale ijver en bezorgdheid verdienen: de zondaars, alle soorten van armen en al degenen, die gerekend worden tot hen, tegenover wie men de werken van barmhartigheid moet beoefenen. Wat voor reden er ook is om met hen om te gaan, zij behoort in ieder geval gebaseerd te zijn op de christelijke liefde. Hoe prachtig heeft St. Petrus dit gezegd: ,,Nu gij in de gehoorzaamheid aan de waarheid uw zielen gereinigd hebt tot ongeveinsde broederliefde, hebt elkander voortdurend lief" (1 Pt. 1, 22) [b:1 Pt. 1, 22]. Deze woorden brengen de naastenliefde en de broederlijke eensgezindheid in verband met het werk der reiniging, dat niet alleen de ziel, maar ook het lichaam en het vlees betreft, daar wij immers allen „wedergeboren zijn, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad door het levende en blijvende woord van God" (1 Pt. 1, 23) [b:1 Pt. 1, 23].
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Na deze passage uit zijn Eerste Brief nodigt de H. Petrus in een vluchtig betoog van woorden en vergelijkingen de geest uit om nauwkeurig te overwegen wat het priesterleven van ons ieder afzonderlijk raakt. Ons priesterleven wordt inderdaad gevuld en versterkt door de hemelse genade, die Engelen en heiligen in de hemel vormt, maar het is geenszins vrij van de bekoringen van het vlees: het stelt ons iedere dag weer opnieuw op de proef en bereidt nooit verslappende valstrikken aan ons hart, ook al is het tot het goede geneigd. O, hoeveel bezorgdheid verschaffen ons gewoonlijk onze ziel, die verlangt te beminnen, en ons vlees, om die grote en heilige beloften ongerept te kunnen naleven, die wij op de dag van onze priesterwijding hebben afgelegd! Op dat ogenblik hoorden wij zeggen: „Gij zijt nog vrij", en na een korte stilte zijn wij naar voren getreden om aan ons leven zijn gewijde stemming te geven, die in de hemel bekrachtigd is, en hier op aarde in tegenwoordigheid van de Kerk en van alle mensen is kenbaar gemaakt. Ook ons hart is vleselijk: hart en vlees moeten samen de weg afleggen. Hoort wat St. Petrus op dezelfde plaats in zijn Brief zegt: „Alle vlees is als gras en al zijn luister als een bloem van het gras; het gras verdorde en de bloem viel af" (1 Pt. 1, 24) [b:1 Pt. 1, 24].
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Eerbiedwaardige Broeders en beminde zonen, bij het torsen van de last, die onze verplichtingen als Paus en Herder met zich meebrengen, worden Wij overladen met de hulp van God, die Zijn onwaardige dienaar zo rijkelijk bijstaat. Wij sporen u aan om met Ons verenigd te blijven en de Heer te prijzen. Is u bekend wat Ons leven dikwijls zo zeer met kommer vervult? Er is een klacht, die Ons van dichtbij en van verre, n.l. van de Stad Rome en van verschillende plaatsen van de wereld bereikt: een klacht over priesters, aan wie het hart en het vlees, die tezamen deze tocht op aarde afleggen, alsmede een te weinig nauwkeurige vervulling van hun heilig ambt, groot nadeel hebben berokkend, en die tegenover God en de Kerk en voor de ogen van de gelovigen een bron van schande en aller-bitterst leed zijn geworden. In het bijzonder betreuren Wij het, dat sommigen, om iets van hun verloren waardigheid te redden, aan een of ander fantasiebeeld toegeven en menen, dat de Katholieke Kerk ernaar streeft of het geschikt acht om af te zien van de wet van het celibaat, dat eeuwen lang een edel en rein sieraad van het priesterschap is geweest en blijft. De wet van het celibaat namelijk en de zorg, die moet aangewend worden om haar ijverig na te komen, herinneren Ons altijd aan de historische en succesvolle gevechten van die tijden, waarin de Kerk van God tot harde strijd geroepen was en een drievoudige overwinning heeft behaald: want dat is het teken van de triomf van de Kerk van Christus, n.l. dat zij zich inspant om vrij, kuis en universeel te zijn. Om de zonden, die onder invloed van de verlokkingen van het hart worden bedreven, te voorkomen en te beteugelen, komt de H. Petrus terug op zijn gedachte, die bij „een bloem van het gras" was afgebroken, en vervolgt met meer nadruk door een uitnodiging tot zijn priesters te richten om de naastenliefde te beoefenen. Want zij dienen zich door de liefde te beschermen om zich te hoeden voor de ongelukkige misstappen, waartoe de zwakheid van hun gevoelens hen verleidt als tot een onverbiddelijke straf van het slechte gebruik van het woord.
Referenties naar alinea 13: 1
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Heiligheid in de gesprekken
14
Aldus zijn Wij aan het derde deel van Onze toespraak gekomen bij het bereiken van het doel, dat Wij ons gesteld hebben, n.l. om zorg te dragen voor de heiliging van ons priesterschap. O wonderlijke woorden! Zij slaan op iedereen, maar in het bijzonder zijn zij van belang voor de priesters. Nu spreken Wij niet over het denken en voelen, maar over de taal. De dingen hebben altijd verband niet de leer over de liefde, met daden van liefde. Evenwel kan men deze liefde vooral zien in verband met de eigenschap, die de mens van God ten geschenke heeft ontvangen, n.l. om met welluidende stem datgene aan de hemel en aan de wereld bekend te maken, wat hij in het diepste van zijn ziel heeft doordacht.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
De H. Petrus schreef te Rome aan de christengelovigen van dat ver verwijderde deel van Azië dat we tegenwoordig Anatolië noemen: „Tenslotte echter, weest allen eensgezind, medevoelend, liefderijk voor de broeders, barmhartig, nederig; vergeldt geen kwaad met kwaad of schelden met schelden, maar zegent eerder, omdat gij daartoe geroepen zijt, opdat gij zegen moogt erven. Immers, wie het leven wil liefhebben en goede dagen wil zien, weerhoude zijn tong van het kwaad en zijn lippen van bedrieglijke taal. Hij moet het kwaad vermijden en het goede doen, de vrede zoeken en die najagen. Want de ogen des Heren zijn gericht op de rechtvaardigen en Zijn oren tot hun smeking, maar het aangezicht des Heren is tegen degenen, die het kwade doen" (1 Pt. 3, 8-12) [b:1 Pt. 3, 8-12].
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Eerbiedwaardige Broeders en geliefde zonen, laat u niet ontmoedigen om wat Wij u nu gaan zeggen. Naar 't Ons schijnt, schieten Wij allen min of meer wat te kort in de beheersing van onze tong; een priester, die goed weet te zwijgen en zich op het juiste ogenblik minzaam met anderen weet te onderhouden, toont inderdaad dat hij een grote wijsheid bezit en een volmaakte graad van priesterlijke deugd.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
In het prachtige werk, waarin de intieme gevoelens van Onze Voorganger Pius XI onsterfelijker gedachtenis worden beschreven Carlo Confalonieri „Pio XI.. Carlo Confalonieri „Pio XI visto da vicino", Editr. S.E.I., Torino lezen wij dat die grote Paus, die begaafd was met een grote geleerdheid en waardigheid en die zich het gewicht van zijn ambt diep bewust was, er zó afkerig van was om anderen op goed geluk af te beoordelen, dat hij nooit in zijn gesprekken de goede naam van iemand kwetste: als hij toevallig iemand afbreuk hoorde doen, nam hij het ofwel in goede zin op of maakte er op staande voet midden onder het gesprek een einde aan, ook al was hij met hem in vertrouwelijk gesprek. Laten allen uit de praktijk van het dagelijks leven leren, dat men zijn inwendige rust en geluk met veel meer succes bevorderen kan door in de dingen het goede te zien en nauwkeurig te overwegen, dan door er het slechte en het verkeerde in te zoeken, en dit uit lichtzinnigheid of, wat erger is, uit kwade wil aan de openbaarheid prijs te geven: dit is ons duidelijk gebleken uit de leer van St. Petrus hierover: De H. Paulus drukt zich in nog strengere bewoordingen over deze zaak uit; het is echter niet nodig deze nu hier aan te halen. Vooral echter worden wij getroffen door de manier van spreken van de H. Jacobus: hij waarschuwt met nog meer nadruk dan do overige schrijvers, wanneer hij op duidelijke wijze de schade en de nadelige gevolgen beschrijft van een onbeteugelde willekeur in een gesprek, in strijd met de waarheid en de liefde. De desbetreffende tekst van zijn Katholieke Brief schijnt ons de moeite waard om letterlijk van buiten geleerd te worden en in de wanden van de pastorieën te worden gegraveerd. Deze tekst, vervat in het derde hoofdstuk van de door de vermaarde Hetzenauer verzorgde Bijbeleditie, draagt als titel: „Over de bedilzucht".
„Wordt niet in grote getale leermeesters, mijn broeders; gij weet immers, dat wij dan een streng oordeel zullen ondergaan. Allen toch struikelen wij in vele punten. Indien iemand in het spreken niet struikelt, dan is hij een volmaakt man, die in staat is om ook het gehele lichaam te beteugelen...... De tong is een klein lid en toch roemt zij over grote dingen. Zie hoe een klein vuur een groot bos in brand steekt. Ook de tong is een vuur, de wereld der ongerechtigheid; onder onze ledematen neemt de tong haar plaats in als iets, dat heel het lichaam bezoedelt en het levensrad in brand zet, terwijl zij zelve in brand gezet wordt door de hel. Want iedere soort van wilde beesten en vogels, van kruipende dieren en dieren der zee wordt getemd en is getemd door de menselijke natuur; maar de tong kan geen mens temmen; zij is een rusteloos kwaad, vol dodelijk venijn. Met haar loven wij de Heer en Vader en met haar vervloeken wij de mensen, naar Gods beeld geschapen; uit dezelfde mond komt lof en vloek. Neen, mijn broeders, dit moet zó niet geschieden...... Wie is er onder u wijs en verstandig? Hij tone uit zijn goede levenswandel zijn werken in zachtmoedige wijsheid! Maar zo gij bittere na-ijver en twistzucht in uw hart onderhoudt, roemt dan niet en liegt niet tegen de waarheid. Dit is niet de wijsheid die van boven komt, maar een aardse, natuurlijke, duivelse; want waar na-ijver heerst en twistzucht, daar is onrust en allerlei verachtelijk bedrijf. Maar de wijsheid, die van boven komt, is vooreerst rein, en dan ook vreedzaam, welwillend, gezeglijk, vol barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig, ongeveinsd. De vrucht der gerechtigheid wordt in vrede gezaaid door hen, die vrede stichten" (Jak. 3, 1-18) [b:Jak. 3, 1-18].
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Dit zijn zeker belangrijke woorden, woorden die branden als vuur: ze moeten zich diep vasthechten in de geest van de priesters van alle tijden en van alle volkeren.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Eerbiedwaardige Broeders en beminde zonen, men mene niet dat de aansporingen van de Apostel niet meer op onze tijd van toepassing zijn, maar deel uitmaken van de eerbiedwaardige geschriften der oudheid; men moet ook niet volstaan met te denken dat de leer, die daar uiteengezet is, alleen als een geloofwaardig getuigenis moet beschouwd worden, dat ons de bitterheid en de moeilijkheden van het leven in vroeger tijden leert kennen. Wanneer men de werken van de Vaders en van de kerkelijke schrijvers opslaat, dan zal men daarentegen zonder enige moeite kunnen vaststellen dat de waarschuwende stem van deze oude leer telkens opnieuw weerklinkt. Overigens dienen de burgers van Rome voldoende op de hoogte te zijn van de opvattingen van de H. Bernardus, die immers van het grootste belang zijn, niet alleen om ons in te lichten over de omstandigheden van zijn tijd, maar ook om de priesters van alle tijden te leren. Het moge u dan ook niet schijnen te verwonderen, als de laatste Patriarch van Venetië, die als „dienaar der dienaren Gods" over het bestuur van de gehele Kerk is aangesteld, nog de opvattingen huldigt, die weergegeven worden in de werken van zijn beroemde voorganger, de H. Laurentius Justinianus, de eerste Patriarch: deze werken immers zijn rijk aan pure christelijke wijsheid; staat hem zelfs toe gaarne van de geboden gelegenheid gebruik te maken om u voor te stellen enkele korte, maar zeer schone uitspraken van die voortreffelijke leraar in het geestelijk leven te overwegen: zij behandelen op geschikte wijze de kwestie, waarover Wij spreken, n.l. het goede of slechte gebruik van de taal.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
In het boek, getiteld „Over de tucht en de volmaaktheid in het gesprek van de monnik", vervolgt hij, na een uiteenzetting van de leer van de H. Apostel Jakobus in zijn Katholieke Brief:
„Niets wordt zó in strijd geacht met de mens die God dient en naar de volmaaktheid streeft, als een onbeheerste en onbezonnen taal, die alle eenheid van geest verdrijft en vernietigt. Wie verkiest zich aan God te wijden en zich aan Hem over te geven, moet daarom zijn tong beheersen en beteugelen, en hij moet trachten haar aan de leiding van het verstand te onderwerpen. Zij is namelijk de deur, waarlangs de duivel dikwijls toegang heeft tot het hart en waardoor de gehele innerlijke gesteldheid van de mens duidelijk aan het licht treedt. Waar immers de tong los is, daar kan niets verborgen blijven. Indien zij wordt beteugeld, rust zij de mens uit met goede manieren, verschaft zij rust aan zijn geest, bezorgt hem een zuiver geweten en maakt hem bij allen bemind. Men moet niemand verstandig achten, die de draagwijdte van zijn woorden niet kent. Alvorens ze uit te spreken, moet men ze eerst goed overwegen: wanneer ze ondoordacht worden uitgesproken, zijn ze nauwelijks onberispelijk te noemen. Een onverstandig iemand spreekt al naar gelang het hem te binnen valt. Maar wie God wil behagen, zal zwijgzaam zijn. Niet hij, die er een vermetele taal op na houdt, heeft de eeuwige wijsheid waarlijk lief." p. 89, l, 47 [[3011]]
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
En terwijl hij zijn mening duidelijk toelicht, zet hij zijn betoog voort en prijst in goed gekozen en bemoedigende termen de weldaden van de taal, wanneer deze geïnspireerd wordt door de tweevoudige liefde: tot God en tot de mensen. Zijn lofspraak onderscheidt zich door zijn aangename trant en de lichtende klaarte van zijn gedachten, als hij zo op onvergetelijk schone wijze prachtig spreekt van de H. Maagd Maria, die bij de begroeting van de engel diep in gedachten verzonken het zwijgen bewaart: maar die bij haar heilige nicht Elisabeth het uitjubelt in een lofzang, het „ Magnificat [663|607]", en met haar welluidende stem ter ere van de Zaligmaker Jezus Christus, de onsterfelijke en onzichtbare Koning der eeuwen (1 Tim. 1, 17) [[b:1 Tim. 1, 17]], de lofzang aanheft, die door de eeuwen heen meegezongen wordt.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Zeer beminde Broeders en zonen! Zo dikwijls in een vroom gesprek de beoefening der deugden en de aanschouwing van de goddelijke liefde het onderwerp zijn, vragen zij, die begrip en waardering hebben voor het hemelse, niet beter dan hier langer bij stil te staan, zoals dat, volgens de overlevering, de H. Benedictus en zijn vrome zusters Scholastica bij hun verblijf in het klooster van Monte Cassino overkwam. Maar moge dit weinige, wat Wij u vandaag en gisteren in eenvoudige bewoordingen hebben gezegd, volstaan tot nut en bmoediging van allen.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Slotwens
23
Daarom zij het Ons geoorloofd voor u allen de wens te vormen, dat gij, uit wat Wij gezegd hebben, een blij genot zult putten: moge dit — zoals een zoete toespijs de broodmaaltijd — de lezing en de bestudering van de Constituties der Synode met een aangename smaak vervullen. Met de beoordeling hiervan zullen deze prachtige feestdagen voorbijgaan, waarop de priesters van Rome in broederlijke eensgezindheid tezamen verenigd zijn. Zoals gij terecht weet, hebben Wij aan de aanbevelingen uit het Hoofdstuk, getiteld „Over de Hervorming" van de 21ste zitting van het Concilie van Trente [d:21] en waarin als het ware de grondslagen worden gelegd voor de beoefening van de heiligheid door de priesters, vooral drie onderwerpen ontleend, die betrekking hebben op het leven en het karakter van iedere priester en van alle gelovigen, n.l. het hoofd, het hart en de tong. Wat Wij hebben gezegd, gehoord of bij Onszelf hebben overdacht, heeft Ons nog duidelijker doen uitkomen en waardevoller doen schijnen de kracht en de betekenis van de woorden, die men vindt in de decreten van het Concilie van Trente [d:21] en die Wij hier opnieuw aanhalen als samenvatting en voornaamste inhoud van Onze besluiten:
„Daar in hen zelfs kleine tekortkomingen zeer groot kunnen zijn, moeten zij ook deze vermijden, zodat hun handelingen bij allen eerbied afdwingen".Dit is inderdaad de hoogste vorm van het katholiek priesterschap: dit is het verheven ideaal van de priester, n.l. om, naar het volmaakte voorbeeld van Christus, in Zijn licht en door Hem na te volgen, de gelovigen voor te gaan, en hen aldus te brengen tot eerbied en liefde.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Dit zijn dus Onze wensen: mogen zij in ieder van u en in allen, nu en in de toekomst, een gelukkige vervulling vinden.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/2932-ad-vobiscum-nl