Over het priesterschap (postuum gepubliceerd)
x
Informatie over dit document
Over het priesterschap (postuum gepubliceerd)
Bij de 50e verjaardag van de stichting van het regionale seminarie van Apulië
Paus Pius XII
19 oktober 1958
Pauselijke geschriften - Toespraken
1958, Katholiek Archief 13e jrg., p. 1189-1198
19 oktober 1958
15 maart 2010
2873
nl
Referenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Bij gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de stichting van het regionale seminarie van Apulië had Zijne Heiligheid Pius XII erin toegestemd om samen met de Kardinaal-Prefect van de Congregatie der Seminaries en Universiteiten, de Prelaten van Apulië, de leraren en de leerlingen van het Groot Seminarie te ontvangen. De audiëntie zou op zondag 19 oktober hebben plaats gevonden. Voor deze gelegenheid had de Heilige Vader de volgende toespraak voorbereid:
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- === Inleiding
1
Naar het voorbeeld van de Goddelijke Meester, die er de voorkeur aan gaf om zich met zijn Apostelen af te zonderen om hun geest te verrijken met zijn wijsheid en oneindige goedheid, “seorsum autem discipulis suis disserebat omnia” (Mc. 4, 34) [b:Mc. 4, 34], voelen ook Wij, zijn onwaardige Plaatsbekleder op aarde, Ons gelukkig u in Onze woning te kunnen ontvangen, dierbare zonen, leraren, oud-leerlingen van het Regionaal Seminarie van Apulië. Met aan het hoofd Zijne Eminentie de Kardinaal Prefect van de H. Congregatie der Seminaries en Universiteiten en onder leiding van de zeer ijverige aartsbisschoppen en bisschoppen uit de streek van Apulië, zijt gij naar Ons gekomen om de viering van de verjaardag van de stichting van uw Instituut op een plechtige en vruchtbare wijze te bekronen. Als Wij het nooit vreemd hebben gevonden aan Onze taak als Opperherder om de onderscheidene groepen van Christus' kudde te ontmoeten, wat dan te zeggen van deze ontmoeting met u, dierbare Seminaristen, hoop van de Kerk, ook Onze hoop, ranken in de wijngaard des Heren, toekomstige erfgenamen van het pand van heil en heiligheid, geroepen om, op een bijzondere manier, te zijn “het zout der aarde” en “het licht der wereld” (Mt. 5, 13-14) [[b:Mt. 5, 13-14]]? Naast met uiterste zorg te waken over de noden van de gelovigen is er immers niets belangrijker en beter dat de Heilige Vader voor de Kerk kan doen, zoals elke bisschop in zijn eigen diocees, dan zich met toewijding in te zetten voor de volledige vorming van hen, die, voor het heil van alle volkeren, op aarde de mystieke tegenwoordigheid van Christus de Opperpriester zullen moeten bestendigen, zichtbaar geworden in hen die tot aan het einde der tijden de belofte bezitten dat zij in zekere zin met Hem en de Vader een zullen zijn: “Qui vos audit me audit et qui vos spernit me spernit. Qui autem me spernit, spernit eum qui misit me” (Lc. 10, 16) [b:Lc. 10, 16].
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Naast dit verheven motief, waarom gij dierbaar zijt aan uw Herders, komt het andere, zeer nauw verbonden met het eerste: het natuurlijke verlangen om de degelijkheid en de vooruitgang te verzekeren van het werk waaraan zij geheel hun leven wijden. De Kerk is, in zekere zin, eveneens een gezin; voor haar eer, haar ontwikkeling en haar eenheid offeren haar Herders zich op als vaders. Na haar onder de concrete en beperkte vorm van diocesen of parochies als erfdeel van hun voorgangers ontvangen te hebben, zouden zij, die haar beminnen en dienen met de inzet en opoffering van eigen persoon, de gedachte van een mogelijk uitsterven hetzij door gebrek aan roepingen hetzij door gebrek aan bekwame opvolgers niet kunnen verdragen. Zoals in elk groot gezin is degene die aan het hoofd staat bezorgd voor de eenheid, het voortbestaan en het behoud van het luisterrijke erfdeel. Gij nu, seminaristen, gij zijt voor Ons, voor uw bisschoppen en voor de oudere geestelijken de toekomstige erfgenamen van het verheven gezin dat gij zijt binnengetreden en van het indrukwekkende erfdeel van genaden en geestelijke goederen, met zoveel opofferingen door ontelbare generaties tot stand gebracht. Dat is de reden waarom gij het voorwerp zijt van een toegewijde en voortdurende zorg en waarom het Seminarie door de bisschop en door de geestelijken als hun oogappel wordt beschouwd. Gij zijt daarom bijzonder welkom, dierbare leerlingen van het Regionaal Seminarie van Apulië, aan wie Ons hart, naar het voorbeeld van de goddelijke Zaligmaker, werkelijk alles zou willen toevertrouwen, “omnia”, maar Wij zullen Ons tevreden moeten stellen met slechts enkele fundamentele princiepen aangaande de priesteropleiding in herinnering te roepen, zeker als Wij zijn van de wijze leiding van uw leraren met hun kostbare kennis van regels en ervaring die de Kerk in de loop der eeuwen op dit zo belangrijke en moeilijke terrein heeft verworven. Maar voordat Wij hiertoe overgaan, willen Wij eerst delen in uw vreugde om uw gouden feest en samen met u iets van dit verleden ophalen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Hoewel de jubileavieringen van organismen, verenigingen en instituten, die men zo dikwijls in Onze aanwezigheid en met Onze zegen wenst te besluiten, onderling van karakter verschillen, willen zij toch alle iets gemeenschappelijks tot uiting brengen: getuigen dat de vitaliteit van het organisme de proef der jaren heeft doorstaan en de uitdrukking van de vaste wil om met nog meer ijver voort te gaan op de weg naar het gestelde doel. Voorzeker is dat eveneens uw gedachte bij het gouden feest van uw Seminarie. Ook andere gedachten en gevoelens gaan met deze f eesten gepaard, zoals de stille voldoening betrokken te zijn bij een voortreffelijk werk, de erkentelijkheid tegenover al degenen die hiervoor de eerste voren getrokken hebben en de vruchtbaarheid ervan hebben verzekerd, het verlangen om de sympathie bij hen te verlevendigen die een heel leven achter zich hebben en die, als zij een verheven positie innemen, als het ware geroepen zijn om te getuigen voor dit werk; tenslotte, maar niet het minste, het verlangen om uit het verleden nuttige lering te trekken en om vanuit de oorspronkelijke beginselen de geest te vernieuwen. Deze herdenkingen zijn niet nutteloos; zij zijn integendeel zeer vruchtbaar, want voor het merendeel van de werken die bloeien in de Kerk van Christus is een terugkeer naar de bronnen gelijk aan een verfrissend bad in de oorspronkelijke geest die door de Heer werd ingegeven. Wanneer de Kerk op haar dagelijkse gang van haar heilige en onbesmette mantel het onvermijdelijke stof van de tijd, dat haar soms belette voort te gaan, heeft willen afschudden, heeft zij overigens nooit een beter middel gevonden dan terug te keren naar de geest en de regels van haar beginperiode, niet om zich terug te trekken binnen de beperkte grenzen en terug te keren naar de eenvoudige middelen die haar worden opgelegd door de wet die elke menselijke vooruitgang bepaalt, maar om mensen en middelen opnieuw te doordringen van die zuivere en intens goddelijke atmosfeer die haar oorsprong kenmerkt.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Op een analoge manier wilt gij terugkeren met een dierbare herinnering aan de eerste stichtingsjaren van uw Seminarie, die zo vol waren van de geest van de H. Plus X, terecht beschouwd als de stichter van de Regionale Seminaries, in het bijzonder van het uwe, dat chronologisch het eerste is van al degene die door Hem werden opgericht. Daar ook Wij graag ertoe willen bijdragen om uw ijver voor de vorming van de seminaristen tot het priesterschap aan te sporen en te vergroten, willen Wij u enkele gedachten voorhouden, waarbij Wij Ons laten inspireren door de gedachtenis aan de Heilige Paus.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Inderdaad, wie zou Ons beter in deze zaak met zijn licht kunnen helpen dan Hij, Pius X, de heilige priester die, gedurende de jaren die aan zijn verkiezing voorafgingen, zich voortdurend inzette om in de seminaries grote groepen priesters te vormen naar het hart van God; en wiens Pontificaat het hart schijnt uit te maken van wat men zou kunnen noemen “de gouden eeuw” van de seminaries? Hoewel de Kerk te allen tijde bezorgd is geweest voor een zorgvuldige priesteropleiding; hoewel de geschiedenis terecht aan het Concilie van Trente de grote verdienste toekent de seminaries in het leven te hebben geroepen, waarvan een groot gedeelte hun oorsprong dankt aan die decreten en nog steeds een voorbeeldenswaardige faam hebben, vooral in Rome; is toch hun opvallende bloei, zowel wat getal, organisatie als vruchtbaarheid betreft, en hun wijze aanpassing aan de nieuwe omstandigheden van de tijd pas ongeveer honderd jaar geleden begonnen. Er bestaat een grote rijkdom aan documenten en akten die de priesteropleiding betreffen, uitgevaardigd door Onze onmiddellijke Voorgangers, van wie ieder zich onderscheidt door zijn eigen verdiensten. Men zou bijvoorbeeld in Plus IX degene kunnen zien die, op het Concilie van het Vaticaan, nieuwe voorschriften toevoegde aan die welke reeds op het Concilie van Trente waren bekrachtigd; in Léo XIII de onvergelijkelijke reorganisator van de gewijde studies; in Plus X de vurige bezieler van heiligheid en priesterlijke ijver; in Benedictus XV degene die verdere voorzieningen trof voor de organisatie van deze instelling, zowel door de afkondiging van het Wetboek voor canoniek recht als door de oprichting van de H. Congregatie van de Seminaries en de Universiteiten; in Pius XI degene die het werk van zijn Voorgangers heeft vervolmaakt, vooral door aan de Regionale Seminaries van Italië indrukwekkende gebouwen te geven, waaronder het uwe, dat van Molfetta. Dit zal echter altijd verbonden blijven met de verheven figuur van de heilige Pius X, omdat het het oudste is van al degene die hij gesticht heeft.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Het samenvallen van het stichtingsjaar van Lecca met de datum van de Exhortatio Apostolica “ Haerent animo - Ad Clerum [387]” (4 augustus 1908), waarin de heilige Paus, als wilde hij zichzelf hekelen, het ideaal van de priester uiteenzette, geeft op een welsprekende wijze een beeld van het eerste ontstaan der Regionale Seminaries en het doel waarvoor zij werden opgericht. Enkele jaren later, aangemoedigd door de gelukkige ervaringen van het eerste, dat bestemd was voor de seminaristen van Apulië en Lucanië, richtte hij het andere seminarie op in Catanzaro voor Calabrië, en gaf hij zijn Apostolische Constitutie " Susceptum inde [2874]" uit Acta Ap. Sedis, a. 6, 1914, p. 213-218 [[2874]], algemeen aangeduid als het "magna charta" van de Regionale Seminaries. Maar op deze feestdag herinnert gij u met een warm hart de brief gericht aan de paters van de Sociëteit van Jezus in de Provincie Napels; aan hun zorg werd het nieuwe seminarie toevertrouwd; in deze brief zei de heilige Paus dat hij "in de geest aanwezig was op het feest" van de opening. Welnu, dierbare leraren en leerlingen, zoals men een gegronde reden heeft om te menen dat de heilige "Stichter", in de glorie des hemels, zijn "eerste Interdiocesaan Seminarie" niet heeft vergeten, zo wordt van u gevraagd u, naar zijn leer en zijn voorbeeld, in te zetten om te zorgen dat zijn gezegende geest altijd onder u aanwezig blijft. Dat zal zeker het geval zijn, als gij de wens van zijn edelmoedig hart tot werkelijkheid brengt, die ligt uitgedrukt in deze zin: "Moge uw Seminarie 'een model-seminarie' zijn" Over interdiocesane seminaries [[2875]].
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Op welke manier kan een seminarie de titel "model-seminarie" verdienen? Dit stellen Wij Ons voor aan u uiteen te zetten door enkele korte overdenkingen, als een blijvende vrucht van uw gouden feest. De term "model-seminarie" betekent, in de gedachtegang van de Stichter van de Regionale Seminaries, een voorbeeldige volmaaktheid in de verwezenlijking van het doel dat aan hen gesteld wordt. In de opleidingsinternaten, zoals de seminaries zijn, waar alles tot in de puntjes is voorzien en geregeld — van de dagindeling tot de verschillende godsdienstoefeningen en studietijden toe — kan een zuiver uiterlijke en automatische naleving van de bestaande normen, vooral als zij eerder worden ondergaan dan met een oprechte instemming geaccepteerd, zeer gemakkelijk de indruk wekken van een organisme met een verrassende orde en tucht; maar dit is geen proef noch een waarborg dat het essentiële doel wordt bereikt, dat bestaat in de degelijke vorming van het priestergeweten en in het richten van alle persoonlijke vermogens op het leven van een volmaakte Godsgezant.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Het principe en het fundament van de priesteropleiding zijn daarom gelegen in een klare en vaste overtuiging van de verheven waardigheid van het Priesterschap: een overtuiging die onder invloed van de goddelijke genade opvlamt in de geest. Alleen op deze manier kan deze waarheid zich aan de wil opdringen onder de vorm van een goed, dat in de hoogste mate waardevol en begerenswaardig is; het is de schat van het land, "de kostbare parel", die elke zelfverloochening waard is (Mt. 13, 44-45) [[b:Mt. 13, 44-45]]. Zij bepaalt de richting in het leven, zij geeft waarde aan de minste handeling in het dagelijkse leven van de seminarist, zij doet hem elk voorschrift aanvaarden, elke zelfverloochening als een zegen beschouwen, de inspanning van de studie en de last van de tucht waarderen. De getuigenissen over de verheven waardigheid van het Priesterschap zijn, vanaf de tijd der Apostelen tot op onze dagen, zo overvloedig en zo eensluidend dat de leraar en de leerling hieruit gemakkelijk kunnen putten. Deze waardevolle traditie volgend, hebben Wijzelf geen enkele gelegenheid voorbij laten gaan om de aandacht van de priesters en de seminaristen daarop te vestigen, vooral door de Exhortatio Apostolica " Menti Nostrae [678]". Wij willen op het ogenblik daar niets aan toevoegen, maar alleen enkele van deze ideeën enigszins ontwikkelen en Wij hebben het daarom nuttig geoordeeld u de volgende gedachten voor te houden.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 Zich voorbereiden op het Priesterschap betekent zich een priesterlijke geest eigen maken
9
Het sacramentele karakter van het Priesterschap bezegelt van de kant van God een eeuwig besluit van zijn liefdevolle voorkeur en eist aan de andere kant de heiliging van het uitverkoren schepsel. Maar vanwege zijn waardigheid en zijn zending eist het Priesterschap eveneens de inzet van de gehele persoon van het schepsel op straffe van te worden veroordeeld zoals de gast uit de parabel die geen bruiloftskleed aan had of de dienaren die de goddelijke talenten verkwistten (Mt. 22, 11-12; Mt. 25, 15-30) [[b:Mt. 22, 11-12; Mt. 25, 15-30]]. Aan de waardigheid die door God verleend wordt moet daarom een waardigheid beantwoorden die men zich heeft eigen gemaakt, waarvoor een enkele wilsact of een eenvoudig verlangen, hoe sterk die ook mogen zijn, niet voldoende is. Om priester te worden, dient men zich werkelijk een priesterlijke geest eigen te maken, door voortdurend al zijn geestelijke vermogens en krachten aan te wenden om zijn ziel te vormen naar het model van Christus, de Opperpriester. Deze geestelijke metamorfose, waarvan men zich noch de moeilijkheden noch de intieme vreugden dient te ontveinzen, moet het doel zijn van het opvoedkundige werk van de seminaries. De terminus ad quem van deze innerlijke verandering zal de persoon van de kandidaat en zijn toekomstige activiteit moeten betreffen.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
In alle nederigheid en oprechtheid moet de seminarist zich gewennen aan een opvatting van zijn persoon die totaal afwijkt van en hoger is dan die van de gewone christen, ook al is hij van de besten; hij zal zijn een uitverkorene onder het volk, iemand die begiftigd is met goddelijke charismata, een bewaarder van de goddelijke macht, in een woord een "alter Christus", die de plaats zal innemen van de mens met al zijn noden en in zijn natuurlijke toestand. Zijn leven zal niet langer meer toebehoren aan hem maar aan Christus; het is Christus zelf die in hem leeft (Gal. 2, 20) [[b:Gal. 2, 20]]. Hij behoort niet zichzelf toe, zoals hij ook niet toebehoort aan ouders, vrienden, zelfs niet aan een bepaald land: hij zal een alomvattende liefde ademen. Zijn eigen gedachten, zijn wil, zijn gevoelens zullen niet meer van hem zijn, maar van Christus, die zijn leven is. Deze ideeën kunnen te gedurfd schijnen voor onze tijd, waarin het motto "Zijn eigen leven leven" algemeen wordt aanvaard als een onbetwistbaar axioma, zelfs als het betekent ongebreidelde autonomie en vrijheid; maar is de priester niet “het zout der aarde” en “het licht der wereld”? (Mt. 5, 13-14) [b:Mt. 5, 13-14].
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Eveneens anders en meer verheven is de voorstelling van de wereld in de geest van de priester. De ogen van de priester zien alleen een wereld bevolkt door zielen met hun eigenschappen, hun moeilijkheden, hun wonden en hun noden. De uitwendige zintuigen komen ook in contact met de lichamen, maar alleen inzoverre zij tabernakels zijn van God of bestemd zijn het te worden, en met de stoffelijke goederen inzover zij bijdragen tot de glorie van God. Deze geestelijke instelling die de bekoringen van de stoffelijke wereld verzwakt, versterkt de liefde voor hen wier leven vol droefheid is en tranen: naar hen gaat bij voorkeur de priesterziel uit. Hoewel hij leeft in de wereld, voelt de priester zich toch niet een gevangene van de wereld, noch onder de soms hevige aandrang der passies noch onder de last van de smart; maar vrij, zoals elke geest die zich beweegt in zijn natuurlijke omgeving, beheerst hij de gebeurtenissen, de tegenstrijdigheden, de ijdelheid van de tijd en de stof. Hij gaat aan het hoofd van al degenen die zich wensen te verzetten tegen de slavernij van de zonde door de oorlog te verklaren aan de lusten van het vlees, van de ogen en aan de hoogmoed van het leven (1 Joh. 2, 16) [[b:1 Joh. 2, 16]]. Een uitgesproken vijand van de “wereld” (1 Joh. 2, 15) [[b:1 Joh. 2, 15]], vreest hij haar wraak niet, bezwijkt niet voor haar bedreigingen en verwacht van haar geen beloning. Ook van de Kerk verwacht hij geen aardse beloning voor zijn inspanningen, uiterst voldaan als hij is met de eer "de medewerker van God" te mogen zijn en met de onuitsprekelijke troost die God voor zijn dienaren heeft weggelegd.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
De seminarist zal zich eveneens een dergelijke opvatting eigen maken aangaande zijn toekomstige activiteit als “bedienaar van Christus” en “uitdeler van Gods geheimenissen” (1 Kor. 4, 1) [b:1 Kor. 4, 1], als “medewerker van God” (1 Kor. 3, 5) [b:1 Kor. 3, 5]. Zijn heilige bediening zal elk van zijn acties en werken moeten bepalen. Hij zal een man moeten zijn van heilige en juiste bedoelingen, gelijkend op die welke God bewegen in zijn handelen. Elke interventie van een persoonlijke intentie, die alleen de natuur tot oorsprong zou hebben, zal moeten worden beschouwd als onwaardig aan het gewijde karakter en als een afwijking van zijn juiste handelwijze. Als bepaalde activiteiten hem ruimschoots menselijke voldoening schenken, zal hij daarvoor God erkentelijk moeten zijn en ze beschouwen als een steun, maar niet als een vervanging, van de bovennatuurlijke intenties. Zijn voornaamste activiteit echter zal zuiver priesterlijk zijn, dat wil zeggen middelaar zijn voor de mensen door aan God het offer van het Nieuwe Verbond op te dragen, de Sacramenten toe te dienen en het woord Gods te prediken, naast het bidden van het goddelijk officie waarbij hij de gehele mensheid vertegenwoordigt en voor haar bidt. Afgezien van de zeldzame gevallen van goddelijke inspiratie, zou de priester die niet eerbiedig en veelvuldig het altaar zou bestijgen, zoals de gewijde canons dat voorschrijven vgl: Codex Iuris Canonici (1917) [[[2620|(805-806)]]], en niet, indien nodig, de Sacramenten zou toedienen, gelijken op een boom, door de Heer geplant in zijn wijngaard, misschien bewonderenswaardig om zijn vele eigenschappen, maar daarentegen betreurenswaardig onvruchtbaar en nutteloos. Nog meer negatief echter zou het oordeel moeten luiden over de priester die, in zijn waardering, boven de uitoefening van de sacramentele macht voorrang zou verlenen aan uiterlijke activiteiten, hoe verheven, zoals de wetenschap, en hoe nuttig, zoals sociaal en liefdadig werk, zij ook mogen zijn, alhoewel hij, indien hij door zijn bisschop voor wetenschappelijke studies of liefdewerken is aangewezen, in beide gevallen een waardevol en heden ten dage noodzakelijk apostolaat kan vinden. Niet alleen God en de Kerk, maar ook de gelovige leken, soms zelfs de meest lauwen, willen in de priester voor alles graag zien de Bedienaar van God, altijd omgeven door hetzelfde stralende aureool als de heilige monstrans. Het is immers niet alleen zijn werk dat hei-lig is, maar ook zijn persoon. Geplaatst voor de eis van de Kerk om uw zielen zo diepgaand om te vormen en te sublimeren, moogt gij in alle nederigheid de woorden herhalen: “Quomodo, fiet istud?” (Lc. 1, 34) [b:Lc. 1, 34]; maar moge dan het vertrouwen op de almacht van de genade u geruststellen.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Zich voorbereiden op het Priesterschap betekent zich vormen tot geschikte instrumenten in de handen van God
13
De welwillendheid van God kent geen grenzen als het gaat om hen, die Hij uitkiest als instrumenten bij de uitvoering van zijn heilsbesluiten! Bewaarder en uitdeler van de heilsmiddelen, kan de priester er niet over beschikken naar eigen goeddunken, omdat hij er de "bedienaar" van is, maar toch behoudt hij de autonomie van zijn persoon, de vrijheid en verantwoordelijkheid van zijn handelingen. Hij is bijgevolg een bewust instrument van Christus, die, als een geniaal beeldhouwer, hem gebruikt als beitel om in de zielen het beeld van God te houwen. Wee als het instrument de hand van de goddelijke kunstenaar niet zou willen volgen; wee als het, naar eigen goedvinden, het ontwerp zou vervormen! Het werk zou blijken erg middelmatig te zijn, als het instrument, door zijn eigen schuld, ongeschikt zou zijn! Het doel van de seminaries is juist het volgende: de jonge seminaristen te leiden, opdat zij volmaakte, doeltreffende en volgzame instrumenten worden van Christus.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Voor alles “volmaakte”, dat wil zeggen toegerust met de eigenschappen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het gewijde ambt. Ongetwijfeld kent gij deze eigenschappen; maar Wij zouden graag willen dat gij zoudt inzien, dat de volmaaktheid van de priester niet een op zichzelf staand gegeven is; zij volgt de natuurlijke en menselijke volmaaktheid van de persoon als mens en is erop gebaseerd. Men wordt niet een volmaakt priester als men niet, in zekere zin, een volmaakte mens is. Het is deze opvatting die het fundament schijnt te zijn van de gewijde canons, die van hem die moet gewijd worden eisen, dat hij vrij is van gebreken en tekortkomingen vgl: Codex Iuris Canonici (1917) [[[2620|(984.987)]]]. Deze eis wordt om zo te zeggen gedeeld door het gelovige volk, dat in zijn herder bij voorkeur een man wenst te zien die zich ook door natuurlijke gaven en deugden van anderen onderscheidt, een persoon voortreffelijk door zijn intellectuele en morele gaven; beschaafd, intelligent, evenwichtig in zijn oordeel, zeker en rustig in zijn handelen, onpartijdig en ordelijk, edelmoedig en gemakkelijk bereid te vergeven, vriend van eensgezindheid en vijand van ledigheid, in één woord de “perfectus homo Dei” (2 Tim. 3, 17) [b:2 Tim. 3, 17]. Voor de priester zijn de zogenaamde natuurlijke deugden eveneens eisen van net apostolaat, omdat hij zonder hen gemakkelijk zou kunnen beledigen of afstoten. Op deze reeds verkregen volmaaktheid moet dan de volmaaktheid van de priesterlijke staat gebouwd worden, dat wil zeggen de heiligheid. In Onze reeds aangehaalde Exhortatio [678] hebben Wij uitvoerig de gelijkwaardigheid van Priesterschap en Heiligheid uiteengezet en duidelijk gemaakt dat zij een en dezelfde betekenis hebben. Dat is de eerste factor die van de priester een volmaakt instrument van Christus maakt, omdat net instrument des te volmaakter en doeltreffender is naarmate net nauwer verbonden is met de voornaamste oorzaak, die Christus is.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Zijn doeltreffendheid wordt, bovendien, bevestigd door zijn kennis, vooral zijn theologische kennis. Maar Wij hebben Ons echter verscheidene malen bij andere gelegenheden en in officiële documenten met de wetenschappelijke vorming van de priesters beziggehouden Zie Paus Pius XII, Discorsi e.. Zie Paus Pius XII, Discorsi e Radiomessaggi, vol. 1, pag. 211—228 Humani Generis [[470]].
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Wees er diep van overtuigd dat het onmogelijk is een doeltreffend instrument te zijn voor de Kerk, tenzij men een beschaving en ontwikkeling heeft die aangepast is aan de huidige tijd. In talrijke gevallen zal noch de vurigheid van zijn eigen overtuiging noch zijn liefdevolle ijver voldoende zijn om de zielen te veroveren. De mensen hebben gelijk, wanneer zij vragen om "heilige en geleerde" priesters. Dat de studie dan uw ascese zij, te meer omdat zij God als voorwerp heeft! Maar al hangen de volmaaktheid en de doeltreffendheid van het instrument af van God, de volgzaamheid hangt af van de menselijke wil. Een weerspannig instrument, onwillig in de handen van de kunstenaar, is nutteloos en gevaarlijk. Het wordt eerder een instrument van ondergang. God kan echter alles tot stand brengen met een goed gedisponeerd instrument, ook al is het onvolmaakt. Met een onwillig instrument daarentegen kan hij niets doen. Volgzaamheid betekent gehoorzaamheid, meer nog, "beschikbaarheid in de handen van God" voor welk werk, voor welke nood, voor welke verandering ook. Deze volledige beschikbaarheid wordt verkregen door zich los te maken van zijn persoonlijke inzichten, zijn eigen belangen en zelfs van de meest verheven ondernemingen. Deze onthechting is gebaseerd op die ootmoedige waarheid welke de Heer ons leerde: ,”Als gij alles zult hebben gedaan wat u is opgedragen, zeg dan: Wij zijn nutteloze dienaren!” (Lc. 17, 10) [b:Lc. 17, 10]. Zoals Wij reeds hebben opgemerkt, houdt dit geenszins in dat wij onverschillig moeten staan tegenover het ons opgedragen werk, noch dat wij geen rechtmatige voldoening mogen hebben bij het zien van de verkregen resultaten. De tucht die men u op het seminarie met een alleszins vaderlijke genegenheid oplegt, heeft geen enkel ander doel dan u op te voeden tot deze volmaakte volgzaamheid tegenover Christus en de Kerk.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Zich voorbereiden op standvastigheid
17
Alles schijnt erg gemakkelijk, dierbare seminaristen, in deze jaren van voorbereiding waaraan gij een zoete herinnering zult bewaren en waaraan gij met lichte heimwee zult terugdenken. Uw huidig enthousiasme, de hoge idealen die u bezielen, de vurigheid waarmede gij naar de volmaaktheid streeft, laten u misschien een vruchtbaar en rustig priesterleven vermoeden waarvan de kalmte zelfs niet door de strijd tegen de vijanden van God zal worden verstoord. Wij wensen het u van harte toe; maar Wij kunnen niet stilzwijgend aan de werkelijkheid voorbijgaan.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Tot nu toe hebt gij u voorbereid om de moeilijkheden van elke dag te dragen, u oefenend in waakzaamheid en standvastigheid. Maar met het voortschrijden van de jaren, met de opstapeling van werk en met het afnemen van de natuurlijke krachten van lichaam en geest, is het niet meer dan normaal dat zich plotseling in uw geest een of andere diepgaande crisis openbaart die elk ideaal wegvaagt en de felst brandende ijver uitdooft. In dergelijke kritieke omstandigheden, die soms gepaard gaan met een onverwacht losslaan van de hartstochten, constateert men dat de meest elementaire voorzichtigheid niet meer in acht wordt genomen en dat soms de meest gebiedende plichten worden verwaarloosd. Soms echter, en dat is niet zelden, steekt de crisis op als een onverwachte tyfoon over een kalme zee. Het koortsachtige ritme van het moderne leven dat de geest belet na te denken, de ontelbare hinderlagen die men elke dag op zijn weg tegenkomt, de min of meer bewuste verwarring van de geesten, dat alles werkt mede om die innerlijke moeilijkheden te veroorzaken. De priester die tot dan toe een “bijzondere mens” was, bevindt zich tenslotte in dezelfde positie als degenen die men gewoonlijk “zenuwachtig en opgewonden” noemt, niet meer in staat om opnieuw de teugels ter hand te nemen en hun zelfbeheersing te herwinnen. Als dat gebeurde, zou niemand de ontwikkeling kunnen voorzien van een roeping die tot dan toe ongestoord en vruchtbaar was. Wij sporen u aan, dierbare seminaristen, vanaf dit ogenblik u vertrouwd te maken met de gedachte dat een dergelijke mogelijkheid in de toekomst werkelijkheid kan worden en u erop voor te bereiden. Voor alles, ga uw krachten na, maar vergeet niet hierbij in aanmerking te nemen degene die God u zal geven; doe al het mogelijke om ze ongeschonden te bewaren en om ze te vermeerderen, hierbij de voorzorgen en hulpmiddelen gebruikend die u door de Kerk zo ruimschoots ter beschikking worden gesteld. Bij de beoefening van de standvastigheid zult gij veel hulp ondervinden van de wijze voorlichting van uw geestelijke leidsman en, bovendien, van de voortdurende verbetering van uw levenswijze, van het naleven van uw dagorde, van de gematigdheid in het ondernemen en uitvoeren van uiterlijke activiteiten. God roept u tot een verheven waardigheid en de hulpmiddelen die u ter beschikking staan zijn talrijk en worden u rechtstreeks gegeven; maar alles zou in een pijnlijke desillusie kunnen eindigen, als gij u er niet op zoudt toeleggen, zoals de wijze maagden deden, waakzaam te zijn en te volharden. En de oudere geestelijken zouden Wij willen aanraden: Stel de jonge priester niet teleur. Ongetwijfeld zijn de desillusies onvermijdelijk, hetzij zij voortkomen uit algemeen menselijke oorzaken, hetzij uit bijzondere plaatselijke omstandigheden; zij mogen echter niet het gevolg zijn van het feit dat oudere priesters, misschien ontmoedigd door de teleurstellingen van het werkelijke leven, de frisse energie van de jonge priester verstikken. De rijpe ervaring eist niet een beslist neen, laat hem plannen maken, laat hem proberen, en als het niet wil lukken, bemoedig hem en spoor hem aan tot nieuwe pogingen.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Slot
19
Dat zijn de gedachten, dierbare seminaristen, die Wij u wilden meegeven op dit blijde ogenblik. Ondertussen vertrouwen Wij aan u, de leraren, deze uitverkoren groep jonge, zuivere en vurige zielen toe, waarmede gij alles zult kunnen bereiken met de hulp van de goddelijke genade, als gij, op uw beurt, u laat leiden door de richtlijnen van de Kerk. Werk uit al uw krachten mede om van hen ware priesterzielen te maken naar Gods hart, werkzame apostelen voor het heil en de heiliging van de dierbare bevolking van Apulië, voortzetters van de roemrijke tradities van uw diocesen. Moge de heilige Paus Pius X uw voorspreker zijn bij de troon van God en zijn Heilige Moeder, opdat zijn wensen, die eveneens de Onze zijn, in vervulling mogen gaan.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/2873-over-het-priesterschap-postuum-gepubliceerd-nl