De rol van de Sacramenten
x
Informatie over dit document
De rol van de Sacramenten
16e catechese in deze reeks over de H. Apostel Paulus
Paus Benedictus XVI
10 december 2008
Pauselijke geschriften - Audiënties
2008, Libreria Editrice Vaticana
Vertaling uit het Italiaans, alineanummering en -indeling: Past. Chr. van Buijtenen pr.
Vertaling uit het Italiaans, alineanummering en -indeling: Past. Chr. van Buijtenen pr.
10 december 2008
15 maart 2010
2776
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Het eerste is dat onze menselijke geschiedenis van meet af aan vervuild is door het misbruik van de geschapen vrijheid, die zich probeert te emanciperen van de wil van God. En zo vindt zij niet de ware vrijheid, maar verzet zich tegen de waarheid en vervalst bijgevolg onze menselijk werkelijkheid. Vooral vervalst zij de fundamentele verhoudingen: die met God, die tussen man en vrouw, en die tussen de mens en de natuur. We hebben gezegd dat deze vervuiling van onze geschiedenis zich door heel haar weefsel heen verbreidt en dat dit overgeërfd gebrek steeds is toegenomen en nu overal zichtbaar is. Dit is het eerste.
Het tweede is dit: van sint Paulus hebben we geleerd dat er een nieuw begin in en van de geschiedenis bestaat in Jezus Christus, Degene die mens is én God. Met Jezus, die van God komt, begint een nieuwe geschiedenis die vorm krijgt door zijn ‘ja’ tegen de Vader, en die daarom niet gefundeerd is op de trots van een valse emancipatie, maar op de liefde en de waarheid.
Beste broeders en zusters,Paulus volgend, hebben we in de catechese van afgelopen woensdag [2770] twee dingen gezien.
Het eerste is dat onze menselijke geschiedenis van meet af aan vervuild is door het misbruik van de geschapen vrijheid, die zich probeert te emanciperen van de wil van God. En zo vindt zij niet de ware vrijheid, maar verzet zich tegen de waarheid en vervalst bijgevolg onze menselijk werkelijkheid. Vooral vervalst zij de fundamentele verhoudingen: die met God, die tussen man en vrouw, en die tussen de mens en de natuur. We hebben gezegd dat deze vervuiling van onze geschiedenis zich door heel haar weefsel heen verbreidt en dat dit overgeërfd gebrek steeds is toegenomen en nu overal zichtbaar is. Dit is het eerste.
Het tweede is dit: van sint Paulus hebben we geleerd dat er een nieuw begin in en van de geschiedenis bestaat in Jezus Christus, Degene die mens is én God. Met Jezus, die van God komt, begint een nieuwe geschiedenis die vorm krijgt door zijn ‘ja’ tegen de Vader, en die daarom niet gefundeerd is op de trots van een valse emancipatie, maar op de liefde en de waarheid.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Maar nu stelt zich de vraag: hoe kunnen wij in dit nieuwe begin, in deze nieuwe geschiedenis binnengaan? Hoe bereikt deze nieuwe geschiedenis mij? Met de eerste vervuilde geschiedenis zijn we onvermijdelijk verbonden door onze biologische afstamming, omdat we allemaal tot het ene lichaam van de mensheid behoren. Maar hoe komt de communio, de gemeenschap met Jezus, de nieuwe geboorte om binnen te gaan in de nieuwe mensheid en er deel van uit te maken, tot stand? Hoe komt Jezus in mijn leven, in mijn wezen?
Het fundamentele antwoord van Paulus, van heel het Nieuwe Testament is: Hij komt door het werk van de heilige Geest. Zet de eerste geschiedenis zich, om zo te zeggen, in gang door de biologie, de tweede zet zich in gang door de Heilige Geest, de Geest van de verrezen Christus. Deze Geest heeft op Pinksteren het begin geschapen van de nieuwe mensheid, van de nieuwe gemeenschap, de Kerk, het Lichaam van Christus.
Het fundamentele antwoord van Paulus, van heel het Nieuwe Testament is: Hij komt door het werk van de heilige Geest. Zet de eerste geschiedenis zich, om zo te zeggen, in gang door de biologie, de tweede zet zich in gang door de Heilige Geest, de Geest van de verrezen Christus. Deze Geest heeft op Pinksteren het begin geschapen van de nieuwe mensheid, van de nieuwe gemeenschap, de Kerk, het Lichaam van Christus.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Maar we moeten nog concreter zijn: deze Geest van Christus, de Heilige Geest, hoe kan Hij mijn Geest worden? Het antwoord is, dat dit op drie manieren gebeurt die innig met elkaar verbonden zijn.
De eerste is deze: de Geest van Christus klopt aan de deur van mijn hart, raakt mij inwendig. Maar aangezien de nieuwe mensheid een waarachtig lichaam moet zijn, aangezien de Geest ons moet verenigen en er echt een gemeenschap van moet maken, en omdat het te boven komen van verdeeldheden en het bijeenbrengen van de verstrooiden kenmerkend is voor het nieuwe begin, bedient deze Geest zich van twee elementen van zichtbaar bijeenbrengen: van het Woord van de verkondiging, en van de Sacramenten, in het bijzonder van het Doopsel en de Eucharistie.
In de Brief aan de Romeinen zegt Sint Paulus: “Als uw mond belijdt, dat Jezus de Heer is, en uw hart gelooft dat God Hem van de doden heeft opgewekt, zult gij gered worden” (Rom. 10, 9) [b:Rom. 10, 9], dat wil zeggen: zul je de nieuwe geschiedenis binnengaan, een geschiedenis van leven en niet van dood. Daarna vervolgt Paulus: “Maar hoe kan men Hem aanroepen zonder in Hem te geloven? Hoe in Hem geloven zonder van Hem te hebben gehoord? Hoe kan men van Hem horen, als niemand Hem verkondigt? En hoe zullen zij Hem verkondigen, als zij niet zijn gezonden” (Rom. 10, 14-15) [b:Rom. 10, 14-15]. En even verder zegt hij nog: “Zo ontstaat dan het geloof door de prediking” (Rom. 10, 17) [b:Rom. 10, 17] Noot van de vertaler:.. Noot van de vertaler: letterlijk: “het geloof is uit het horen”. Het geloof is geen product van ons denken, van onze reflectie; het is iets nieuws dat wij niet zelf kunnen uitvinden maar alleen als gave kunnen ontvangen, als iets geheel nieuws, dat van God komt. En het geloof komt niet uit het lezen, maar uit het horen. Het is niet alleen maar iets innerlijks, maar een relatie met Iemand. Het veronderstelt een ontmoeting met de verkondiging en veronderstelt daarom het bestaan van de Ander die verkondigt en gemeenschap doet ontstaan.
De eerste is deze: de Geest van Christus klopt aan de deur van mijn hart, raakt mij inwendig. Maar aangezien de nieuwe mensheid een waarachtig lichaam moet zijn, aangezien de Geest ons moet verenigen en er echt een gemeenschap van moet maken, en omdat het te boven komen van verdeeldheden en het bijeenbrengen van de verstrooiden kenmerkend is voor het nieuwe begin, bedient deze Geest zich van twee elementen van zichtbaar bijeenbrengen: van het Woord van de verkondiging, en van de Sacramenten, in het bijzonder van het Doopsel en de Eucharistie.
In de Brief aan de Romeinen zegt Sint Paulus: “Als uw mond belijdt, dat Jezus de Heer is, en uw hart gelooft dat God Hem van de doden heeft opgewekt, zult gij gered worden” (Rom. 10, 9) [b:Rom. 10, 9], dat wil zeggen: zul je de nieuwe geschiedenis binnengaan, een geschiedenis van leven en niet van dood. Daarna vervolgt Paulus: “Maar hoe kan men Hem aanroepen zonder in Hem te geloven? Hoe in Hem geloven zonder van Hem te hebben gehoord? Hoe kan men van Hem horen, als niemand Hem verkondigt? En hoe zullen zij Hem verkondigen, als zij niet zijn gezonden” (Rom. 10, 14-15) [b:Rom. 10, 14-15]. En even verder zegt hij nog: “Zo ontstaat dan het geloof door de prediking” (Rom. 10, 17) [b:Rom. 10, 17] Noot van de vertaler:.. Noot van de vertaler: letterlijk: “het geloof is uit het horen”. Het geloof is geen product van ons denken, van onze reflectie; het is iets nieuws dat wij niet zelf kunnen uitvinden maar alleen als gave kunnen ontvangen, als iets geheel nieuws, dat van God komt. En het geloof komt niet uit het lezen, maar uit het horen. Het is niet alleen maar iets innerlijks, maar een relatie met Iemand. Het veronderstelt een ontmoeting met de verkondiging en veronderstelt daarom het bestaan van de Ander die verkondigt en gemeenschap doet ontstaan.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Het Doopsel
En wat tenslotte die verkondiging aangaat: wie verkondigt spreekt niet uit zichzelf, maar wordt gezonden. Hij staat in een geheel van gezonden zijn dat begint bij Jezus die gezonden is door de Vader, dat overgaat op de apostelen - het woord ‘apostelen’ betekent ‘gezondenen’ - en dat zich voortzet in het ambt, in de zendingen die door de apostelen worden overgedragen. Het nieuwe weefsel van de geschiedenis wordt zichtbaar in dit geheel, in deze structuur van zendingen, waarin wij uiteindelijk God zelf horen spreken, zijn persoonlijk Woord: de Zoon spreekt met ons, komt ons nabij. Het Woord is vlees geworden, Jezus, om werkelijk een nieuwe mensheid te scheppen.
Daarom wordt het woord van de verkondiging Sacrament in het Doopsel, dat wedergeboorte is uit het water en de Geest, zoals Johannes zal zeggen. In het zesde hoofdstuk van de Brief aan de Romeinen spreekt Paulus op een heel diepzinnige manier over het Doopsel. We hebben die tekst horen voorlezen. Maar misschien is het goed hem te herhalen: “Of weet gij niet dat, toen wij in Jezus Christus werden gedoopt, wij in Zijn dood gedoopt werden? Wij zijn door het doopsel samen met Hem begraven in de dood opdat, zoals Christus uit de doden werd opgewekt door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij een nieuwe levenswandel zouden voeren” (Rom. 6, 3-4) [b:Rom. 6, 3-4] Noot van de vertaler: Om de.. Noot van de vertaler: Om de uitleg beter te kunnen volgen is hier gekozen voor een letterlijke vertaling van uit het Grieks en niet voor de interpreterende Willibrordvertaling: “Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Jezus Christus, ons heeft doen delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden leiden” (WB 1975)
En wat tenslotte die verkondiging aangaat: wie verkondigt spreekt niet uit zichzelf, maar wordt gezonden. Hij staat in een geheel van gezonden zijn dat begint bij Jezus die gezonden is door de Vader, dat overgaat op de apostelen - het woord ‘apostelen’ betekent ‘gezondenen’ - en dat zich voortzet in het ambt, in de zendingen die door de apostelen worden overgedragen. Het nieuwe weefsel van de geschiedenis wordt zichtbaar in dit geheel, in deze structuur van zendingen, waarin wij uiteindelijk God zelf horen spreken, zijn persoonlijk Woord: de Zoon spreekt met ons, komt ons nabij. Het Woord is vlees geworden, Jezus, om werkelijk een nieuwe mensheid te scheppen.
Daarom wordt het woord van de verkondiging Sacrament in het Doopsel, dat wedergeboorte is uit het water en de Geest, zoals Johannes zal zeggen. In het zesde hoofdstuk van de Brief aan de Romeinen spreekt Paulus op een heel diepzinnige manier over het Doopsel. We hebben die tekst horen voorlezen. Maar misschien is het goed hem te herhalen: “Of weet gij niet dat, toen wij in Jezus Christus werden gedoopt, wij in Zijn dood gedoopt werden? Wij zijn door het doopsel samen met Hem begraven in de dood opdat, zoals Christus uit de doden werd opgewekt door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij een nieuwe levenswandel zouden voeren” (Rom. 6, 3-4) [b:Rom. 6, 3-4] Noot van de vertaler: Om de.. Noot van de vertaler: Om de uitleg beter te kunnen volgen is hier gekozen voor een letterlijke vertaling van uit het Grieks en niet voor de interpreterende Willibrordvertaling: “Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Jezus Christus, ons heeft doen delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden leiden” (WB 1975)
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
In deze catechese kunnen wij ons natuurlijk niet begeven in een gedetailleerde uitleg van deze niet gemakkelijke tekst. Ik zou alleen drie dingen willen opmerken.
Het eerste: “wij werden gedoopt” is een passieve werkwoordsvorm. Niemand kan zichzelf dopen. Hij heeft de ander nodig. Niemand kan zichzelf christen maken. Christen worden is een passief proces. Alleen door een ander kunnen wij tot christen worden gemaakt, en deze “ander” die ons tot christenen maakt, die ons de gave van het geloof geeft, is in eerste instantie de gemeenschap van gelovigen, de Kerk. Van de Kerk ontvangen wij het geloof, ontvangen wij het Doopsel. Zonder ons door deze gemeenschap te laten vormen, worden wij geen christen. Een autonoom christendom, in de zin van zichzelf voortbrengend, is een tegenspraak in zichzelf.
In eerste instantie is deze "ander" dus de gemeenschap van gelovigen, de Kerk, maar in tweede instantie handelt ook deze gemeenschap niet uit zichzelf, volgens haar eigen ideeën en verlangens. Ook de gemeenschap leeft in hetzelfde passieve proces: alleen Christus kan de Kerk bouwen. Christus is de ware gever van de Sacramenten. Dit is het eerste punt: niemand doopt zichzelf, niemand maakt zichzelf tot christen. Christen worden wij.
Het eerste: “wij werden gedoopt” is een passieve werkwoordsvorm. Niemand kan zichzelf dopen. Hij heeft de ander nodig. Niemand kan zichzelf christen maken. Christen worden is een passief proces. Alleen door een ander kunnen wij tot christen worden gemaakt, en deze “ander” die ons tot christenen maakt, die ons de gave van het geloof geeft, is in eerste instantie de gemeenschap van gelovigen, de Kerk. Van de Kerk ontvangen wij het geloof, ontvangen wij het Doopsel. Zonder ons door deze gemeenschap te laten vormen, worden wij geen christen. Een autonoom christendom, in de zin van zichzelf voortbrengend, is een tegenspraak in zichzelf.
In eerste instantie is deze "ander" dus de gemeenschap van gelovigen, de Kerk, maar in tweede instantie handelt ook deze gemeenschap niet uit zichzelf, volgens haar eigen ideeën en verlangens. Ook de gemeenschap leeft in hetzelfde passieve proces: alleen Christus kan de Kerk bouwen. Christus is de ware gever van de Sacramenten. Dit is het eerste punt: niemand doopt zichzelf, niemand maakt zichzelf tot christen. Christen worden wij.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Het tweede is dit: het Doopsel is meer dan een wassing. Het is sterven en verrijzen. Paulus zelf, sprekend in de Brief aan de Galaten over de ommekeer die zich in zijn leven voltrokken heeft in de ontmoeting met de verrezen Christus, beschrijft het met de woorden: “Ik ben gestorven” (Gal. 2, 19-20) [b:Gal. 2, 19-20]. Er begint op dat moment werkelijk een nieuw leven. Christen worden is meer dan een cosmetische operatie die aan een al min of meer compleet bestaan nog iets moois zou toevoegen. Het is een nieuw begin, is opnieuw geboren worden: sterven en verrijzen. Het spreekt van zelf dat in de verrijzenis opnieuw opkomt wat er in het voorafgaande leven aan goeds was.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Het derde is: de materie maakt deel uit van het Sacrament. Het christendom is geen louter spirituele werkelijkheid. Het impliceert het lichaam. Het impliceert de kosmos, het heelal, en strekt zich uit tot de nieuwe aarde en de nieuwe hemelen. Keren we terug naar het laatste woord uit de tekst van sint Paulus: zo kunnen wij - zegt hij - “een nieuwe levenswandel voeren”. Een punt van gewetensonderzoek voor ons allemaal: een nieuwe levenswandel voeren en dit door het Doopsel.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De Eucahristie
Komen we nu bij het Sacrament van de Eucharistie. Ik heb al in andere catechesen vgl: Paulus, de Twaalf en de Kerk van vóór Paulus [[[2574]]] vgl: De ecclesiologische dimensie van het denken van Paulus [[[2626]]] laten zien met welk een diep respect sint Paulus de overlevering over de Eucharistie letterlijk doorgeeft zoals hij die ontvangen heeft van hen die van die laatste avond de getuigen waren. Hij geeft deze woorden door als een kostbare schat die aan zijn trouw werd toevertrouwd. En zo horen wij in deze woorden letterlijk de getuigen van die laatste avond. Luisteren we naar de woorden van de Apostel: “Zelf heb ik immers van de Heer de overlevering ontvangen die ik u op mijn beurt heb doorgegeven, dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, brood nam en na gedankt te hebben, het brak en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis’. Zo ook na de maaltijd de beker, met de woorden: ‘Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dit, elke keer dat gij hem drinkt, tot mijn gedachtenis’.” (1 Kor. 11, 23-25) [b:1 Kor. 11, 23-25]. Het is een onuitputtelijke tekst. Ook hierover in deze catechese, alleen maar twee korte opmerkingen.
Paulus geeft de woorden van de Heer over de beker aldus door: deze beker “is het nieuwe verbond in mijn bloed”. In deze woorden gaat een verwijzing schuil naar twee fundamentele teksten uit het Oude Testament. De eerste verwijzing is naar de belofte van een nieuw verbond in het Boek van de profeet Jeremia. Jezus zegt tegen Zijn leerlingen en tegen ons: nu, in dit uur, wordt door Mij en door Mijn dood dit nieuwe verbond werkelijkheid; door mijn bloed begint in de wereld deze nieuwe geschiedenis van de mensheid.
Maar in deze woorden ligt ook een verwijzing naar het moment van het verbond van de Sinaï, waar Mozes heeft gezegd: “Dit is het bloed van het verbond dat de Heer, op grond van al deze woorden, met u sluit” (Ex. 24, 8) [b:Ex. 24, 8]. Dáár ging het om het bloed van dieren. Het bloed van de dieren kon alleen maar uitdrukking zijn van een verlangen, van een wachten op het ware offer, de ware eredienst. Met de gave van de beker, de kelk, geeft de Heer ons het ware offer. Het enige ware offer is de liefde van de Zoon. Met de gave van deze liefde, deze eeuwige liefde, gaat de wereld het nieuwe verbond binnen. Eucharistie vieren betekent dat Christus ons Zichzelf geeft, Zijn liefde, om ons aan Zichzelf gelijkvormig te maken en zo de nieuwe wereld te scheppen.
Komen we nu bij het Sacrament van de Eucharistie. Ik heb al in andere catechesen vgl: Paulus, de Twaalf en de Kerk van vóór Paulus [[[2574]]] vgl: De ecclesiologische dimensie van het denken van Paulus [[[2626]]] laten zien met welk een diep respect sint Paulus de overlevering over de Eucharistie letterlijk doorgeeft zoals hij die ontvangen heeft van hen die van die laatste avond de getuigen waren. Hij geeft deze woorden door als een kostbare schat die aan zijn trouw werd toevertrouwd. En zo horen wij in deze woorden letterlijk de getuigen van die laatste avond. Luisteren we naar de woorden van de Apostel: “Zelf heb ik immers van de Heer de overlevering ontvangen die ik u op mijn beurt heb doorgegeven, dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, brood nam en na gedankt te hebben, het brak en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis’. Zo ook na de maaltijd de beker, met de woorden: ‘Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dit, elke keer dat gij hem drinkt, tot mijn gedachtenis’.” (1 Kor. 11, 23-25) [b:1 Kor. 11, 23-25]. Het is een onuitputtelijke tekst. Ook hierover in deze catechese, alleen maar twee korte opmerkingen.
Paulus geeft de woorden van de Heer over de beker aldus door: deze beker “is het nieuwe verbond in mijn bloed”. In deze woorden gaat een verwijzing schuil naar twee fundamentele teksten uit het Oude Testament. De eerste verwijzing is naar de belofte van een nieuw verbond in het Boek van de profeet Jeremia. Jezus zegt tegen Zijn leerlingen en tegen ons: nu, in dit uur, wordt door Mij en door Mijn dood dit nieuwe verbond werkelijkheid; door mijn bloed begint in de wereld deze nieuwe geschiedenis van de mensheid.
Maar in deze woorden ligt ook een verwijzing naar het moment van het verbond van de Sinaï, waar Mozes heeft gezegd: “Dit is het bloed van het verbond dat de Heer, op grond van al deze woorden, met u sluit” (Ex. 24, 8) [b:Ex. 24, 8]. Dáár ging het om het bloed van dieren. Het bloed van de dieren kon alleen maar uitdrukking zijn van een verlangen, van een wachten op het ware offer, de ware eredienst. Met de gave van de beker, de kelk, geeft de Heer ons het ware offer. Het enige ware offer is de liefde van de Zoon. Met de gave van deze liefde, deze eeuwige liefde, gaat de wereld het nieuwe verbond binnen. Eucharistie vieren betekent dat Christus ons Zichzelf geeft, Zijn liefde, om ons aan Zichzelf gelijkvormig te maken en zo de nieuwe wereld te scheppen.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Het tweede belangrijke aspect van zijn leer over de Eucharistie komt aan bod in diezelfde eerste Brief aan de Korintiërs waar sint Paulus zegt: “Geeft niet de beker der zegening die wij zegenen, gemeenschap met het bloed van Christus? Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het brood één is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood” (1 Kor. 10, 16-17) [b:1 Kor. 10, 16-17]. Uit deze woorden spreekt evenzeer het persoonlijke als het sociale karakter van het Sacrament van de Eucharistie. Christus verenigt Zich persoonlijk met ieder van ons, maar dezelfde Christus verenigt Zich ook met de man en met vrouw naast mij. En het brood is voor mij en ook voor de ander. Zo verenigt Christus ons allen met Zichzelf en Hij verenigt ons allen met elkaar. In de communie ontvangen wij Christus maar Christus verenigt zich evenzeer met mijn naaste: Christus en de naaste zijn in de Eucharistie niet van elkaar los te maken. En zo zijn wij allen tezamen één brood, één lichaam. Een Eucharistie zonder solidariteit met de anderen betekent misbruik maken van de Eucharistie. En hier komen we ook bij de wortel uit die tegelijkertijd het centrum is van zijn leer over de Kerk als Lichaam van Christus, van de verrezen Christus.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Bezien we ook nog heel het realisme van deze leer. Christus geeft ons in de Eucharistie Zijn lichaam, geeft Zichzelf in Zijn lichaam en maakt ons zo tot zijn lichaam. Als een mens gewoon brood eet, wordt dit brood door het proces van de vertering deel van zijn lichaam, omgevormd tot substantie van menselijk leven. Maar in de heilige Communie vindt het omgekeerde proces plaats. Christus, de Heer, neemt ons in zich op, voert ons binnen in Zijn verheerlijkt Lichaam en zo worden wij allen tezamen Zijn Lichaam.
Wie alleen maar het 12de hoofdstuk van de eerste Brief aan de Korintiërs (1 Kor. 12) [b:1 Kor. 12] zou lezen en het 12de hoofdstuk van de Brief aan de Romeinen (Rom. 12) [b:Rom. 12] zou kunnen denken dat het woord over het Lichaam van Christus als een organisch geheel van genadegaven alleen maar een soort socio-theologische vergelijking is. In feite werd in de Romeinse politiek deze vergelijking met het lichaam waarvan de diverse ledematen een eenheid vormen, gebruikt voor de Staat zelf, om uit te drukken dat de Staat een organisch geheel is waarbinnen ieder zijn functie heeft, waar het veelvoud aan en de diversiteit van de functies één lichaam vormen, en waar ieder zijn plaats heeft. Wie alleen het 12de hoofdstuk van de eerste Brief aan de Korintiërs leest, zou kunnen denken dat Paulus dit alleen maar over brengt op de Kerk en dat het hier ook alleen maar over een sociologie van de Kerk gaat.
Maar door dit 10de hoofdstuk (1 Kor. 10) [b:1 Kor. 10] in gedachten te houden, zien we dat dit realisme met betrekking tot de Kerk heel anders is, een veel diepere waarheid bevat dan de enkel de realiteit van een staatsorganisme. Want Christus geeft werkelijk zijn Lichaam en maakt ons tot zijn lichaam. Wij worden werkelijk verenigt met het verrezen lichaam van Christus, en zo met elkaar verenigd. De Kerk is niet alleen maar een corporatie zoals de Staat, zij is een lichaam. Zij is niet gewoon maar een organisatie, maar werkelijk een levend organisme.
Wie alleen maar het 12de hoofdstuk van de eerste Brief aan de Korintiërs (1 Kor. 12) [b:1 Kor. 12] zou lezen en het 12de hoofdstuk van de Brief aan de Romeinen (Rom. 12) [b:Rom. 12] zou kunnen denken dat het woord over het Lichaam van Christus als een organisch geheel van genadegaven alleen maar een soort socio-theologische vergelijking is. In feite werd in de Romeinse politiek deze vergelijking met het lichaam waarvan de diverse ledematen een eenheid vormen, gebruikt voor de Staat zelf, om uit te drukken dat de Staat een organisch geheel is waarbinnen ieder zijn functie heeft, waar het veelvoud aan en de diversiteit van de functies één lichaam vormen, en waar ieder zijn plaats heeft. Wie alleen het 12de hoofdstuk van de eerste Brief aan de Korintiërs leest, zou kunnen denken dat Paulus dit alleen maar over brengt op de Kerk en dat het hier ook alleen maar over een sociologie van de Kerk gaat.
Maar door dit 10de hoofdstuk (1 Kor. 10) [b:1 Kor. 10] in gedachten te houden, zien we dat dit realisme met betrekking tot de Kerk heel anders is, een veel diepere waarheid bevat dan de enkel de realiteit van een staatsorganisme. Want Christus geeft werkelijk zijn Lichaam en maakt ons tot zijn lichaam. Wij worden werkelijk verenigt met het verrezen lichaam van Christus, en zo met elkaar verenigd. De Kerk is niet alleen maar een corporatie zoals de Staat, zij is een lichaam. Zij is niet gewoon maar een organisatie, maar werkelijk een levend organisme.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Het Huwelijk
Tenslotte enkel nog een heel kort woord over het Sacrament van het Huwelijk. In de Brief aan de Korintiërs staan slechts een paar verwijzingen, terwijl de Brief aan de Efeziërs werkelijk een diepzinnige theologie van het Huwelijk heeft ontwikkeld. Paulus definieert hier het Huwelijk als een “groot mysterie”. Hij zegt dat “met betrekking tot Christus en zijn Kerk” (Ef. 5, 32) [[b:Ef. 5, 32]]. In die passage wordt een wederzijdsheid openbaar die in een verticale dimensie haar vorm vindt. De wederzijdse onderdanigheid moet immers de taal van de liefde adopteren, die haar model heeft in de liefde van Christus voor de Kerk.
Deze relatie tussen Christus en de Kerk maakt het theologale aspect van de huwelijksliefde tot het belangrijkste en verheerlijkt de affectieve relatie tussen de gehuwden. Een authentiek huwelijk wordt dan goed beleefd als men zich bij een constante menselijke en affectieve groei inspant om steeds de band te bewaren met de werkdadigheid van het Woord en met de betekenis van het Doopsel. Christus heeft de Kerk geheiligd, haar zuiverend met het waterbad dat vergezeld gaat van het Woord. De deelname aan het Lichaam en Bloed van de Heer doet, naast het zichtbaar maken ervan, niets anders dan een eenheid verstevigen die door de genade onontbindbaar is gemaakt.
Tenslotte enkel nog een heel kort woord over het Sacrament van het Huwelijk. In de Brief aan de Korintiërs staan slechts een paar verwijzingen, terwijl de Brief aan de Efeziërs werkelijk een diepzinnige theologie van het Huwelijk heeft ontwikkeld. Paulus definieert hier het Huwelijk als een “groot mysterie”. Hij zegt dat “met betrekking tot Christus en zijn Kerk” (Ef. 5, 32) [[b:Ef. 5, 32]]. In die passage wordt een wederzijdsheid openbaar die in een verticale dimensie haar vorm vindt. De wederzijdse onderdanigheid moet immers de taal van de liefde adopteren, die haar model heeft in de liefde van Christus voor de Kerk.
Deze relatie tussen Christus en de Kerk maakt het theologale aspect van de huwelijksliefde tot het belangrijkste en verheerlijkt de affectieve relatie tussen de gehuwden. Een authentiek huwelijk wordt dan goed beleefd als men zich bij een constante menselijke en affectieve groei inspant om steeds de band te bewaren met de werkdadigheid van het Woord en met de betekenis van het Doopsel. Christus heeft de Kerk geheiligd, haar zuiverend met het waterbad dat vergezeld gaat van het Woord. De deelname aan het Lichaam en Bloed van de Heer doet, naast het zichtbaar maken ervan, niets anders dan een eenheid verstevigen die door de genade onontbindbaar is gemaakt.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
En luisteren we tot slot naar het woord van sint Paulus aan de Filippensen: “De Heer is nabij” (Fil. 4, 5) [b:Fil. 4, 5]. Mij lijkt dat we begrepen hebben dat door middel van het Woord en de Sacramenten in heel ons leven de Heer nabij is. Bidden wij opdat wij steeds meer in het diepst van ons wezen door deze aanwezigheid geraakt kunnen worden, opdat de blijdschap geboren wordt - die blijdschap, die geboren wordt wanneer Jezus werkelijk nabij is!
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/2776-de-rol-van-de-sacramenten-nl