Tot de deelnemers aan het symposium over Evangelium Vitae en de Wet en het Elfde Internationale Colloquium over Romeins en Canoniek Recht
x
Informatie over dit document
Tot de deelnemers aan het symposium over Evangelium Vitae en de Wet en het Elfde Internationale Colloquium over Romeins en Canoniek Recht
Paus Johannes Paulus II
24 mei 1996
Pauselijke geschriften - Toespraken
1996, Libreria Editrice Vaticana
2010, werkvert.: Sorores Christi
2010, werkvert.: Sorores Christi
24 mei 1996
14 februari 2024
2773
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Ik begroet Kardinaal Alfonso Lopez Trujillo en dank hem voor de gevoelens die hij heeft uitgesproken ook namens degenen die aan de werkzaamheden deelnemen. Ik begroet ook Aartsbisschop Julian Herranz, Bisschop Elio Sgreccia, de academische vertegenwoordigers van de Pauselijke Athenea in Rome evenals de eminente professoren en onderzoekers van meer dan 200 universiteiten en faculteiten van rechtswetenschappen over de hele wereld, die aan deze conventie hebben deelgenomen. Ik druk mijn grote tevredenheid uit over dit samenwerkingsproject van de drie pauselijke instituten die deze bijeenkomst hebben mogelijk gemaakt. Hun gemeenschappelijke bedoeling is dieper te graven in een fundamenteel aspect van de leer die voorgesteld wordt in de Encycliek Evangelium Vitae [2], met andere woorden dat van de relatie tussen de cultuur van het leven en de sfeer van de wet, vanuit het standpunt van het filosofisch onderzoek, het educatief werk en de gerechtelijke werkzaamheid. Het is een complex thema dat ernstige overweging verdient.
Eminenties, Eerbiedwaardige Broeders in het Bisschopsambt,Het is mij een genoegen ieder van u van harte welkom te heten. Mijn gedachten gaan in de eerste plaats uit naar alle deelnemers aan het symposium over " Evangelium Vitae [2] en de Wet", georganiseerd door de Pauselijke Raden voor het Gezin [d:93] en de Interpretatie van Wetteksten [d:98], in samenwerking met de Pauselijke Academie voor het Leven [d:160].
geëerde Dames en Heren,
Ik begroet Kardinaal Alfonso Lopez Trujillo en dank hem voor de gevoelens die hij heeft uitgesproken ook namens degenen die aan de werkzaamheden deelnemen. Ik begroet ook Aartsbisschop Julian Herranz, Bisschop Elio Sgreccia, de academische vertegenwoordigers van de Pauselijke Athenea in Rome evenals de eminente professoren en onderzoekers van meer dan 200 universiteiten en faculteiten van rechtswetenschappen over de hele wereld, die aan deze conventie hebben deelgenomen. Ik druk mijn grote tevredenheid uit over dit samenwerkingsproject van de drie pauselijke instituten die deze bijeenkomst hebben mogelijk gemaakt. Hun gemeenschappelijke bedoeling is dieper te graven in een fundamenteel aspect van de leer die voorgesteld wordt in de Encycliek Evangelium Vitae [2], met andere woorden dat van de relatie tussen de cultuur van het leven en de sfeer van de wet, vanuit het standpunt van het filosofisch onderzoek, het educatief werk en de gerechtelijke werkzaamheid. Het is een complex thema dat ernstige overweging verdient.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Ik begroet Bisschop Angelo Scola, rector van de Pauselijke Universiteit van Lateranen en de academici van ieder continent die samengekomen zijn om de relatie te bespreken tussen ethiek en wet in de vorming van moderne wetsystemen.
Dit thema is één van de fundamentele kwesties die in elke generatie een uitdaging betekenen voor de beste energieën van het menselijk denken. Daarom leidt de bestudering van moderne wetsystemen naar het opnieuw en herformuleren van een gepaste en relevante band tussen ethiek en wet, met voortdurende verwijzing naar de basisprincipes van de menselijke persoon, precies zoals ze gedefinieerd worden in de Encycliek Evangelium Vitae [2].
Dit thema is één van de fundamentele kwesties die in elke generatie een uitdaging betekenen voor de beste energieën van het menselijk denken. Daarom leidt de bestudering van moderne wetsystemen naar het opnieuw en herformuleren van een gepaste en relevante band tussen ethiek en wet, met voortdurende verwijzing naar de basisprincipes van de menselijke persoon, precies zoals ze gedefinieerd worden in de Encycliek Evangelium Vitae [2].
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Inderdaad, de Encycliek [2] had de bedoeling opnieuw op te komen voor de visie op het menselijk leven die geheel voortvloeit uit de christelijke openbaring, maar waarvan de essentie ook met het menselijk verstand kan gekend worden. Zij heeft ook rekening gehouden met de verrijking die het rationeel denken in de loop der eeuwen ontwikkeld heeft. Eigenlijk is de erkenning van de waarde van het menselijk leven vanaf de conceptie tot zijn natuurlijk einde, een prestatie van de beschaving die moet behoed worden als een elementair goed van de persoon en van de samenleving. Vandaag is het in vele samenlevingen echter niet ongewoon een soort regressie van de beschaving te zien, als resultaat van een onvolledig en soms verstoord begrip van menselijke vrijheid, dat dikwijls publieke legitimatie vindt in het wetsysteem van de Staat. Dat wil zeggen, het gebeurt dat het respect dat moet gegeven worden aan het onvervreemdbaar recht op leven van elk menselijk wezen, bestreden wordt door een subjectivistisch begrip van vrijheid, los van de morele wet. Dit begrip, dat gebaseerd is op ernstige dwalingen tegenover de natuur en de rechten zelf van de persoon, komt vaak voor wanneer het recht op leven van onschuldige, ongeboren menselijke wezens wettelijk onderdrukt wordt en op basis van een meerderheid in het juridisch systeem ingevoerd wordt.
Het is daarom nuttig, zowel vanuit filosofisch als juridisch standpunt, de nauwe band te belichten tussen de Encyclieken Veritatis Splendor [83] en Evangelium Vitae [2]: eerstgenoemde onderlijnt de invloed van de ontwrichting van de morele en juridische orde die uitgevoerd wordt door “gedachtestromingen die uitmonden in het losmaken van de menselijke vrijheid van haar essentiële en constitutieve band met de waarheid” Veritatis Splendor [[83|4]]. Waar Evangelium Vitae [2] spreekt over de dringende behoefte om een “nieuwe cultuur van het leven” aan te moedigen en over “de essentiële band tussen vrijheid en waarheid”, benadrukt de nood om “de noodzakelijke band tussen vrijheid en waarheid” opnieuw te herstellen want “wanneer vrijheid losgemaakt wordt van de objectieve waarheid, wordt het onmogelijk persoonlijke rechten te baseren op een stevige rationele grond ” Evangelium Vitae [[2|96]].
Het recht op vrijheid van een persoon beamen terwijl men de objectieve waarheid over diezelfde persoon ontkent, maakt het onmogelijk een intrinsiek waarachtig rechtssysteem op te bouwen, omdat het precies de menselijke persoon is – zoals hij geschapen werd – die de fundering en het doel is van het sociale leven dat door de wet moet gediend worden.
Het is daarom nuttig, zowel vanuit filosofisch als juridisch standpunt, de nauwe band te belichten tussen de Encyclieken Veritatis Splendor [83] en Evangelium Vitae [2]: eerstgenoemde onderlijnt de invloed van de ontwrichting van de morele en juridische orde die uitgevoerd wordt door “gedachtestromingen die uitmonden in het losmaken van de menselijke vrijheid van haar essentiële en constitutieve band met de waarheid” Veritatis Splendor [[83|4]]. Waar Evangelium Vitae [2] spreekt over de dringende behoefte om een “nieuwe cultuur van het leven” aan te moedigen en over “de essentiële band tussen vrijheid en waarheid”, benadrukt de nood om “de noodzakelijke band tussen vrijheid en waarheid” opnieuw te herstellen want “wanneer vrijheid losgemaakt wordt van de objectieve waarheid, wordt het onmogelijk persoonlijke rechten te baseren op een stevige rationele grond ” Evangelium Vitae [[2|96]].
Het recht op vrijheid van een persoon beamen terwijl men de objectieve waarheid over diezelfde persoon ontkent, maakt het onmogelijk een intrinsiek waarachtig rechtssysteem op te bouwen, omdat het precies de menselijke persoon is – zoals hij geschapen werd – die de fundering en het doel is van het sociale leven dat door de wet moet gediend worden.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
De centrale plaats van de menselijke persoon in de wet wordt effectief uitgedrukt door het klassieke aforisme: “Hominum causa omne ius constitutum est”. Dit betekent dat de wet, wet is indien en in hoeverre zij gebaseerd is op de mens en zijn waarheid. Wie ziet niet dat het basisprincipe van ieder waarachtig rechtssysteem ernstig bedreigd wordt door beperkende opvattingen over de essentie en waardigheid van de mens, zoals systemen die geïnspireerd zijn door immanentisme en agnosticisme? Soortgelijke opvattingen hebben in de eeuw die op zijn einde loopt, het ontstaan gegeven aan de legalisatie van zware schendingen van de mensenrechten, in het bijzonder van het recht op leven.
Ter gelegenheid van het juridisch “Symposium” bij de viering van de 10e verjaardag van de afkondiging van het nieuwe Wetboek van Kerkelijk Recht [30], maakte ik de opmerking dat “juist zoals de mens, door Christus verlost en door het Doopsel in de Kerk tot persoon gemaakt ‘met plichten en rechten eigen aan christenen, in overeenstemming met hun toestand’, ... centraal staat in het kerkrechtelijk systeem, zo worden ook burgerlijke samenlevingen door het voorbeeld van de Kerk uitgenodigd om in hun wettelijk systeem de menselijke persoon centraal te plaatsen, nooit af te wijken van de eisen van de natuurwet en evenmin te vervallen in de willekeur van verkeerde ideologieën. De eisen van de natuurwet zijn inderdaad geldig voor elke plaats en elk volk, vandaag en altijd, omdat zij ingevingen zijn van de recta ratio, waarin de essentie ligt van de natuurwet, zoals de H. Thomas uitlegt: ‘Elke menselijke wet heeft juist zoveel van de natuurwet omdat zij van de natuurwet afgeleid is’ ia-iiae q. 95 a. 2 [[t:ia-iiae q. 95 a. 2]]. Tot de deelnemers aan het internationale symposium over het kerkelijk recht [[3815|(7)]] Het klassieke denken had dit reeds gevat, zoals Cicero het uitdrukte: ‘Waarachtige wet is inderdaad de juiste rede overeenkomstig de natuur die aan iedereen meegedeeld is, die constant is en voortdurend oproept tot plicht met een bevel en afleidt van misdaad met een verbod; wie staat, beveelt noch verbiedt zij niet zonder resultaat, en zij brengt de boze evenmin tot daden door haar bevelen of verboden’ 3, 33: Lact., Inst., VI, 8, 6-9 [[3814]]”.
Ter gelegenheid van het juridisch “Symposium” bij de viering van de 10e verjaardag van de afkondiging van het nieuwe Wetboek van Kerkelijk Recht [30], maakte ik de opmerking dat “juist zoals de mens, door Christus verlost en door het Doopsel in de Kerk tot persoon gemaakt ‘met plichten en rechten eigen aan christenen, in overeenstemming met hun toestand’, ... centraal staat in het kerkrechtelijk systeem, zo worden ook burgerlijke samenlevingen door het voorbeeld van de Kerk uitgenodigd om in hun wettelijk systeem de menselijke persoon centraal te plaatsen, nooit af te wijken van de eisen van de natuurwet en evenmin te vervallen in de willekeur van verkeerde ideologieën. De eisen van de natuurwet zijn inderdaad geldig voor elke plaats en elk volk, vandaag en altijd, omdat zij ingevingen zijn van de recta ratio, waarin de essentie ligt van de natuurwet, zoals de H. Thomas uitlegt: ‘Elke menselijke wet heeft juist zoveel van de natuurwet omdat zij van de natuurwet afgeleid is’ ia-iiae q. 95 a. 2 [[t:ia-iiae q. 95 a. 2]]. Tot de deelnemers aan het internationale symposium over het kerkelijk recht [[3815|(7)]] Het klassieke denken had dit reeds gevat, zoals Cicero het uitdrukte: ‘Waarachtige wet is inderdaad de juiste rede overeenkomstig de natuur die aan iedereen meegedeeld is, die constant is en voortdurend oproept tot plicht met een bevel en afleidt van misdaad met een verbod; wie staat, beveelt noch verbiedt zij niet zonder resultaat, en zij brengt de boze evenmin tot daden door haar bevelen of verboden’ 3, 33: Lact., Inst., VI, 8, 6-9 [[3814]]”.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
De constitutieve elementen van de objectieve waarheid over de mens en zijn waardigheid zijn diep geworteld in de recta ratio, in de ethiek en in de natuurwet: dit zijn waarden die ieder positief wettelijk systeem voorafgaan en die de wetgeving van de grondwettelijke Staat altijd moet beschermen, onttrekken aan de willekeurige wil van enkelingen en aan de arrogantie van de machtigen.
Met het oog op het atheïstisch humanisme dat de essentiële relatie van het menselijk wezen met zijn Goddelijke oorsprong en eeuwige bestemming negeert of zelfs ontkent, is het de plicht van de christenen en bijzonder van herders en theologen, het Evangelie van het leven te verkondigen in overeenstemming met de leer van het Tweede Vaticaans Concilie dat naar de kern van het probleem gaat met een lapidaire zin: “In werkelijkheid licht het mysterie van de mens alleen op in het mysterie van het mens geworden Woord” Gaudium et Spes [[575|22]].
Deze dringende taak komt vooral christelijke juristen toe en spoort hen aan op het domein van hun competentie te wijzen op de intrinsieke zwakte van een wet die de transcendente dimensie van de persoon uitsluit. Inderdaad, het gezondste fundament van iedere wet die de onschendbaarheid, integriteit en vrijheid van de persoon waarborgt, ligt in het feit dat hij geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis (Gen. 1, 27) [[b:Gen. 1, 27]].
Met het oog op het atheïstisch humanisme dat de essentiële relatie van het menselijk wezen met zijn Goddelijke oorsprong en eeuwige bestemming negeert of zelfs ontkent, is het de plicht van de christenen en bijzonder van herders en theologen, het Evangelie van het leven te verkondigen in overeenstemming met de leer van het Tweede Vaticaans Concilie dat naar de kern van het probleem gaat met een lapidaire zin: “In werkelijkheid licht het mysterie van de mens alleen op in het mysterie van het mens geworden Woord” Gaudium et Spes [[575|22]].
Deze dringende taak komt vooral christelijke juristen toe en spoort hen aan op het domein van hun competentie te wijzen op de intrinsieke zwakte van een wet die de transcendente dimensie van de persoon uitsluit. Inderdaad, het gezondste fundament van iedere wet die de onschendbaarheid, integriteit en vrijheid van de persoon waarborgt, ligt in het feit dat hij geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis (Gen. 1, 27) [[b:Gen. 1, 27]].
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Op dit punt, is een probleem dat rechtstreeks de discussie aangaat tussen biologen, moralisten en juristen, dat van de fundamentele rechten van de persoon, die in elk menselijk subject moeten erkend worden gedurende heel zijn leven en in het bijzonder vanaf het ogenblik van zijn ontstaan.
“Het menselijk wezen”, zoals de Instructie Donum Vitae [72] in herinnering brengt en zoals de Encycliek Evangelium Vitae [2] bevestigt, “dient geëerbiedigd te worden en behandeld als een persoon vanaf het ogenblik van de conceptie; en daarom moeten vanaf datzelfde ogenblik zijn rechten als een persoon erkend worden, waaronder in de eerste plaats het onschendbaar recht op leven van ieder onschuldig menselijk wezen’ Evangelium Vitae [[2|60]] vgl: Donum Vitae [[[72|1]]].
Deze bewering is volledig in harmonie met de essentiële rechten van het individu, erkend en beschermd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (art. 3) [1491|(3)].
Hoewel onderscheid gemaakt wordt tussen de betrokken wetenschappen en erkend wordt dat de bijdrage van het persoonsbegrip een filosofische kwestie is, moeten we de biologische status van het embryo dat een menselijk individu is met hoedanigheden en een waardigheid die eigen zijn aan de persoon, als uitgangspunt nemen. Het menselijk embryo heeft fundamentele rechten, het bezit namelijk onmisbare bestanddelen voor de activiteit van een wezen overeenkomstig zijn natuur, om zijn plaats te kunnen innemen volgens zijn eigen levensprincipe.
Het recht op leven, als een bestanddeel dat vanaf de bevruchting intrinsiek del uitmaakt van de biologische status van het menselijk individu, is daarom ook het door de natuur vastgelegde punt voor de definitie van de ethische en juridische status van het ongeboren kind.
Vooral de norm van de wet is geroepen om de juridische status van het embryo te bepalen als een subject van rechten, door het te erkennen als een biologisch onweerlegbaar feit dat in zichzelf om waarden vraagt die noch de morele noch de juridische orde kunnen ontkennen.
Om dezelfde reden beschouw ik het als mijn plicht opnieuw op te komen voor deze onschendbare rechten van het menselijk wezen vanaf zijn conceptie voor al de embryo’s die dikwijls aan invriezing (cryo-bewaring) onderworpen worden, en in vele gevallen het voorwerp worden van puur geëxperimenteer of erger, bestemd worden voor geprogrammeerde vernietiging, met instemming van de wet.
Zo bevestig ik eveneens dat omwille van de waardigheid van de menselijke persoon en omdat hij tot het leven geroepen werd, het ten zeerste ongeoorloofd is methodes van voortplanting te gebruiken die Donum Vitae [72] voor de morele leer onaanvaardbaar verklaart.
De ongeoorloofdheid van deze ingrepen bij het ontstaan van het leven en op menselijke embryo’s werd reeds verklaard vgl: Donum Vitae [[[72|11]]] doch het is noodzakelijk dat de principes waarop deze morele reflectie gebaseerd is, tot op het niveau van de wetgeving gebracht wordt.
Daarom doe ik een oproep tot het geweten van de wetenschappelijke autoriteiten in de wereld en in het bijzonder tot artsen, om op te houden met de productie van menselijke embryo’s, rekening houdend met het feit dat er geen moreel geoorloofde oplossing lijkt te zijn voor de humane bestemming van de duizenden en duizenden ingevroren embryo’s die het subject zijn en blijven van essentiële rechten en daarom door de wet zouden moeten beschermd worden als menselijke personen.
Ik doe ook een oproep tot alle juristen, dat zij ervoor werken dat Staten en internationale instituten de natuurlijk rechten wettelijk erkennen vanaf de eerste oorsprong van het menselijk leven en dat zij evenzo de onvervreemdbare rechten verdedigen die deze duizenden ingevroren embryo’s intrinsiek verworven hebben vanaf het ogenblik van de bevruchting.
Regeringsleiders kunnen zich aan deze plicht niet onttrekken indien de waarde van de democratie, die geworteld is in de erkenning van de onvervreemdbare rechten van ieder menselijk individu, van in het begin moet beschermd worden.
“Het menselijk wezen”, zoals de Instructie Donum Vitae [72] in herinnering brengt en zoals de Encycliek Evangelium Vitae [2] bevestigt, “dient geëerbiedigd te worden en behandeld als een persoon vanaf het ogenblik van de conceptie; en daarom moeten vanaf datzelfde ogenblik zijn rechten als een persoon erkend worden, waaronder in de eerste plaats het onschendbaar recht op leven van ieder onschuldig menselijk wezen’ Evangelium Vitae [[2|60]] vgl: Donum Vitae [[[72|1]]].
Deze bewering is volledig in harmonie met de essentiële rechten van het individu, erkend en beschermd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (art. 3) [1491|(3)].
Hoewel onderscheid gemaakt wordt tussen de betrokken wetenschappen en erkend wordt dat de bijdrage van het persoonsbegrip een filosofische kwestie is, moeten we de biologische status van het embryo dat een menselijk individu is met hoedanigheden en een waardigheid die eigen zijn aan de persoon, als uitgangspunt nemen. Het menselijk embryo heeft fundamentele rechten, het bezit namelijk onmisbare bestanddelen voor de activiteit van een wezen overeenkomstig zijn natuur, om zijn plaats te kunnen innemen volgens zijn eigen levensprincipe.
Het recht op leven, als een bestanddeel dat vanaf de bevruchting intrinsiek del uitmaakt van de biologische status van het menselijk individu, is daarom ook het door de natuur vastgelegde punt voor de definitie van de ethische en juridische status van het ongeboren kind.
Vooral de norm van de wet is geroepen om de juridische status van het embryo te bepalen als een subject van rechten, door het te erkennen als een biologisch onweerlegbaar feit dat in zichzelf om waarden vraagt die noch de morele noch de juridische orde kunnen ontkennen.
Om dezelfde reden beschouw ik het als mijn plicht opnieuw op te komen voor deze onschendbare rechten van het menselijk wezen vanaf zijn conceptie voor al de embryo’s die dikwijls aan invriezing (cryo-bewaring) onderworpen worden, en in vele gevallen het voorwerp worden van puur geëxperimenteer of erger, bestemd worden voor geprogrammeerde vernietiging, met instemming van de wet.
Zo bevestig ik eveneens dat omwille van de waardigheid van de menselijke persoon en omdat hij tot het leven geroepen werd, het ten zeerste ongeoorloofd is methodes van voortplanting te gebruiken die Donum Vitae [72] voor de morele leer onaanvaardbaar verklaart.
De ongeoorloofdheid van deze ingrepen bij het ontstaan van het leven en op menselijke embryo’s werd reeds verklaard vgl: Donum Vitae [[[72|11]]] doch het is noodzakelijk dat de principes waarop deze morele reflectie gebaseerd is, tot op het niveau van de wetgeving gebracht wordt.
Daarom doe ik een oproep tot het geweten van de wetenschappelijke autoriteiten in de wereld en in het bijzonder tot artsen, om op te houden met de productie van menselijke embryo’s, rekening houdend met het feit dat er geen moreel geoorloofde oplossing lijkt te zijn voor de humane bestemming van de duizenden en duizenden ingevroren embryo’s die het subject zijn en blijven van essentiële rechten en daarom door de wet zouden moeten beschermd worden als menselijke personen.
Ik doe ook een oproep tot alle juristen, dat zij ervoor werken dat Staten en internationale instituten de natuurlijk rechten wettelijk erkennen vanaf de eerste oorsprong van het menselijk leven en dat zij evenzo de onvervreemdbare rechten verdedigen die deze duizenden ingevroren embryo’s intrinsiek verworven hebben vanaf het ogenblik van de bevruchting.
Regeringsleiders kunnen zich aan deze plicht niet onttrekken indien de waarde van de democratie, die geworteld is in de erkenning van de onvervreemdbare rechten van ieder menselijk individu, van in het begin moet beschermd worden.
Referenties naar alinea 6: 1
Dignitas Personae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Geëerde dames en heren, deze korte bemerkingen volstaan om de waarde te benadrukken van uw bijdrage aan de vooruitgang niet alleen van de burgerlijke samenleving maar eerst en vooral van de kerkelijke gemeenschap, die nu geëngageerd is in de nieuwe evangelisatie op de drempel van het derde christelijke millennium. Dit is de grote uitdaging voor de verantwoordelijkheid van de gelovigen, veroorzaakt door de ethische verarming van burgerlijke wetten aangaande de bescherming van bepaalde aspecten van het menselijk leven.
Het positivistisch wetsbegrip, samen met het ethisch relativisme, elimineert niet alleen een betrouwbaar referentiepunt uit het burgerlijk samenleven maar verlaagt de waardigheid van de persoon en bedreigt de fundamentele structuren van de democratie. Ik ben zeker dat iedereen al het mogelijke, moedig en duidelijk zal doen opdat de burgerwetten de waarheid van de persoon, zijn realiteit als een intelligent en vrij wezen, evenals zijn spirituele dimensie en de transcendente natuur van zijn bestemming, verzekeren.
Ik hoop ten zeerste dat beide symposia,waar de resultaten samengebracht werden van het onderzoek dat door de respectievelijke dicasteries en academische instituten werd uitgevoerd, ertoe bijdragen dat men begrijpt dat de leer van de Kerk over de relatie tussen ethiek en wet, in het licht van de Encycliek Evangelium Vitae [2], exclusief ten dienste staat van de mens en de samenleving.
Ik hoop eveneens dat de Kerk door ieders inspanning het Evangelie van het leven mag brengen naar het hart van iedere man en vrouw ... en doet doordringen tot ieder deel van de samenleving Evangelium Vitae [[2|80]].
Met deze wensen verleen ik van harte mijn Apostolische Zegen aan u allen die hier samengekomen bent, aan uw assistenten en al uw dierbaren.
Het positivistisch wetsbegrip, samen met het ethisch relativisme, elimineert niet alleen een betrouwbaar referentiepunt uit het burgerlijk samenleven maar verlaagt de waardigheid van de persoon en bedreigt de fundamentele structuren van de democratie. Ik ben zeker dat iedereen al het mogelijke, moedig en duidelijk zal doen opdat de burgerwetten de waarheid van de persoon, zijn realiteit als een intelligent en vrij wezen, evenals zijn spirituele dimensie en de transcendente natuur van zijn bestemming, verzekeren.
Ik hoop ten zeerste dat beide symposia,waar de resultaten samengebracht werden van het onderzoek dat door de respectievelijke dicasteries en academische instituten werd uitgevoerd, ertoe bijdragen dat men begrijpt dat de leer van de Kerk over de relatie tussen ethiek en wet, in het licht van de Encycliek Evangelium Vitae [2], exclusief ten dienste staat van de mens en de samenleving.
Ik hoop eveneens dat de Kerk door ieders inspanning het Evangelie van het leven mag brengen naar het hart van iedere man en vrouw ... en doet doordringen tot ieder deel van de samenleving Evangelium Vitae [[2|80]].
Met deze wensen verleen ik van harte mijn Apostolische Zegen aan u allen die hier samengekomen bent, aan uw assistenten en al uw dierbaren.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/2773-tot-de-deelnemers-aan-het-symposium-over-evangelium-vitae-nl