Een kerk in veel talen en volkeren
x
Informatie over dit document
Een kerk in veel talen en volkeren
Richtlijnen voor de zielzorg onder allochtone Katholieken
Mgr. dr. Josef Voss
13 maart 2003
Bisschoppenconferenties - Richtlijnen - Duitsland
2004, Bisschoppelijke Commissie Cura Migratorum, Utrecht / Stg. InterKerk
De auteur is Voorzitter van Commissie XIV (Migratie) van de Duitse Bisschoppenconferentie
Vert. uit het Duits
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Vert. uit het Duits
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
2004
M. de Leur, pr.
1 december 2023
261
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Ten geleide
Het vaak aangehaalde woord van de "pelgrimerende Kerk" of de "Kerk onderweg" is niet alleen een beeld dat tot meditatie uitnodigt, maar het is een beeld van de dagelijks te ervaren werkelijkheid. Migratie in haar verschillende vormen van immigratie, verder doorreizen, emigratie, verdrijving, vlucht, het zoeken van werk en illegaal verblijf, hoort tot de realiteit van onze maatschappij en daarmee ook tot de realiteit van de Kerk.
In een tijd waarin men, als over iets vanzelfsprekends, het heeft over de globalisering van de economie, van de financiële, toeristische en communicatiemarkten; in een tijd, waarin de economie van ons land aangewezen is op open grenzen voor de export, is het een illusie te denken, dat de grenzen voor mensen hermetisch gesloten kunnen worden.
Als het waar is, dat "de mens de weg der kerk" is Redemptor Hominis [[237|14]] , dan is en blijft de zielzorg onder buitenlanders een uitdaging voor de Kerk. Sinds de overeenkomst tussen de Duitse en de Italiaanse regering over het aanwerven van werkkrachten uit Italië in 1955, gevolgd door overeenkomsten tot aanwerving in bijna alle Middellandse-Zee-staten, stond de migratie in de afgelopen decennia heel sterk in het teken van de "gastarbeiders". In de 70-er en 80-er jaren kwamen de vluchtelingen en de asielzoekers daarbij. In al die jaren zijn de anderstalige missionarissen/zielzorgers en medewerkers uit de sociale diensten van de Caritas voor de werkzoekende migranten overtuigende gidsen geweest, die hen in moeilijke situaties nabij waren en die hun onzekerheid en vaak ook hun mensonwaardige levensomstandigheden gedeeld hebben. In deze jaren stond de zielzorg voor buitenlanders overwegend in het teken van voorlopigheid. Vanuit zowel de staten als de kerk ging men er van uit, dat de buitenlandse werknemers en ook de vluchtelingen maar tijdelijk hier waren: ze wilden zo snel mogelijk geld verdienen om daarmee in hun eigen land een bestaan op te bouwen. Dit was een verkeerde inschatting en zelfbedrog. Ook al was de wens van een levensavond later in eigen land bij veel gastarbeiders aanwezig, gewoonlijk werd hij niet verwerkelijkt, omdat hun kinderen en kleinkinderen hier in Duitsland wonen en ook omdat de gastarbeiders zelf in hun eigen land vreemdelingen geworden zijn. De verschillende parochies van en voor buitenlanders mogen er trots op zijn, dat ze de immigranten uit verschillende landen in den vreemde een vaderland hebben bezorgd.
Deze situatie is intussen volkomen veranderd. In de Europese Unie bestaat vrij verkeer van personen. De mobiliteit over de grenzen van vroeger maakt deel uit van onze steeds meer aaneen groeiende wereld.
Veel gastarbeiders van de eerste generatie blijven ook op hun oude dag in Duitsland; een steeds groeiend aantal uitstekend opgeleide immigranten is werkzaam op verschillende plaatsen binnen onze economie. De allochtone parochies worden zeer complex; ze hadden niet slechts een tijdelijke taak, maar ze blijven een noodzaak, als de kerk de mensen terzijde wil blijven staan. De hier aangeboden nieuwe richtlijnen voor de zielzorg onder buitenlanders zijn met het oog op deze gewijzigde situatie geformuleerd.
Van de ene kant nemen deze richtlijnen de oerbehoefte van de mens serieus, dat hij zijn geloof, zijn diepste hoop en verlangens wil beleven en vieren in zijn eigen taal, zijn eigen tradities en zijn eigen cultuur. Dat hoort bij de menselijke identiteit.
Van de andere kant behoren christenen op grond van hun doop en vormsel allemaal even oorspronkelijk tot de kerk; d.w.z. dat tot een plaatselijke parochie, op grond van doopsel en vormsel, gelijkberechtigde christenen behoren met verschillende talen en culturen. Christenen met een "minderheidstaal" en een "minderheidscultuur" zijn bij ons geen gasten, maar behoren evenzeer van meet af aan tot de parochie als de mensen met de "meerderheidstaal". De Handelingen van de Apostelen laten ons reeds de ene kerk met vele talen en culturen zien en deze veelheid is een rijkdom.
De Heilige Geest moge ons allen vervullen, zodat we deze rijkdom ontdekken en dat "de velen" ook vandaag en morgen "in hun eigen taal mogen horen spreken van Gods grote daden" (Hand. 2, 11) [b:Hand. 2, 11].
In een tijd waarin men, als over iets vanzelfsprekends, het heeft over de globalisering van de economie, van de financiële, toeristische en communicatiemarkten; in een tijd, waarin de economie van ons land aangewezen is op open grenzen voor de export, is het een illusie te denken, dat de grenzen voor mensen hermetisch gesloten kunnen worden.
Als het waar is, dat "de mens de weg der kerk" is Redemptor Hominis [[237|14]] , dan is en blijft de zielzorg onder buitenlanders een uitdaging voor de Kerk. Sinds de overeenkomst tussen de Duitse en de Italiaanse regering over het aanwerven van werkkrachten uit Italië in 1955, gevolgd door overeenkomsten tot aanwerving in bijna alle Middellandse-Zee-staten, stond de migratie in de afgelopen decennia heel sterk in het teken van de "gastarbeiders". In de 70-er en 80-er jaren kwamen de vluchtelingen en de asielzoekers daarbij. In al die jaren zijn de anderstalige missionarissen/zielzorgers en medewerkers uit de sociale diensten van de Caritas voor de werkzoekende migranten overtuigende gidsen geweest, die hen in moeilijke situaties nabij waren en die hun onzekerheid en vaak ook hun mensonwaardige levensomstandigheden gedeeld hebben. In deze jaren stond de zielzorg voor buitenlanders overwegend in het teken van voorlopigheid. Vanuit zowel de staten als de kerk ging men er van uit, dat de buitenlandse werknemers en ook de vluchtelingen maar tijdelijk hier waren: ze wilden zo snel mogelijk geld verdienen om daarmee in hun eigen land een bestaan op te bouwen. Dit was een verkeerde inschatting en zelfbedrog. Ook al was de wens van een levensavond later in eigen land bij veel gastarbeiders aanwezig, gewoonlijk werd hij niet verwerkelijkt, omdat hun kinderen en kleinkinderen hier in Duitsland wonen en ook omdat de gastarbeiders zelf in hun eigen land vreemdelingen geworden zijn. De verschillende parochies van en voor buitenlanders mogen er trots op zijn, dat ze de immigranten uit verschillende landen in den vreemde een vaderland hebben bezorgd.
Deze situatie is intussen volkomen veranderd. In de Europese Unie bestaat vrij verkeer van personen. De mobiliteit over de grenzen van vroeger maakt deel uit van onze steeds meer aaneen groeiende wereld.
Veel gastarbeiders van de eerste generatie blijven ook op hun oude dag in Duitsland; een steeds groeiend aantal uitstekend opgeleide immigranten is werkzaam op verschillende plaatsen binnen onze economie. De allochtone parochies worden zeer complex; ze hadden niet slechts een tijdelijke taak, maar ze blijven een noodzaak, als de kerk de mensen terzijde wil blijven staan. De hier aangeboden nieuwe richtlijnen voor de zielzorg onder buitenlanders zijn met het oog op deze gewijzigde situatie geformuleerd.
Van de ene kant nemen deze richtlijnen de oerbehoefte van de mens serieus, dat hij zijn geloof, zijn diepste hoop en verlangens wil beleven en vieren in zijn eigen taal, zijn eigen tradities en zijn eigen cultuur. Dat hoort bij de menselijke identiteit.
Van de andere kant behoren christenen op grond van hun doop en vormsel allemaal even oorspronkelijk tot de kerk; d.w.z. dat tot een plaatselijke parochie, op grond van doopsel en vormsel, gelijkberechtigde christenen behoren met verschillende talen en culturen. Christenen met een "minderheidstaal" en een "minderheidscultuur" zijn bij ons geen gasten, maar behoren evenzeer van meet af aan tot de parochie als de mensen met de "meerderheidstaal". De Handelingen van de Apostelen laten ons reeds de ene kerk met vele talen en culturen zien en deze veelheid is een rijkdom.
De Heilige Geest moge ons allen vervullen, zodat we deze rijkdom ontdekken en dat "de velen" ook vandaag en morgen "in hun eigen taal mogen horen spreken van Gods grote daden" (Hand. 2, 11) [b:Hand. 2, 11].
Dr. Josef Voß
wijbisschop / voorzitter van Commissie XIV (Migratie)
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Opmerkingen vooraf over de geschiedenis van de migratie
1
In de tijd na de Tweede Wereldoorlog ontstond in het kader van de West-Duitse wederopbouw een intensieve fase van immigratie van mensen uit andere Europese en niet-Europese landen. Deze migratiegolf in de vorm van aanwerving van werknemers werd bevorderd door internationale verdragen, die van de kant van de oude Bondsrepubliek werden gesloten met de klassieke gastarbeidernaties zoals Italië (1955), Spanje (1960), Griekenland (1960), Turkije (1961) en Portugal (1964) en in een latere fase met het toenmalige Joegoslavië. Mensen uit deze en andere landen hebben door hun werk in hoge mate bijgedragen tot het zogenaamde Wirtschaftswunder (economisch wonder).
Toch bleek al vroeg, voor welke uitdagingen staat en kerk met het oog op deze immigratie geplaatst werden. Niet alleen de taal-, maar ook de culturele en mentaliteitsverschillen in de omgang met de zogenaamde gastarbeiders en hun meestal al snel nakomende gezinnen plaatsten de katholieke kerk voor een ernstig pastoraal probleem. Door het gebrek aan priesters in de West-Duitse parochies werd min of meer systematisch in het buitenland gezocht naar priesters, die in staat zouden moeten zijn om de katholieken in hun eigen moedertaal te begeleiden of te verzorgen.
Al op dit vroege tijdstip had de Duitse Bisschoppenconferentie (niet in de laatste plaats op grond van de ervaringen met de eigen emigrantenzielzorg in het buitenland) contact opgenomen met de bisschoppenconferenties van de zogenaamde gastarbeiderlanden en hen verzocht, priesters te sturen voor de pastoraal voor de eigen landgenoten in de oude Bondsrepubliek Duitsland. Dit was van groot belang, want de katholieken met een andere taal en cultuur, die naar Duitsland kwamen, maakten niet alleen kennis met andere vormen van vroomheid, maar ook met een door veel sociale problemen anders getinte situatie dan die van de Duitse katholieken. De missies voor de katholieken met een andere moedertaal werden zo een brug voor die families, maar tevens een centrum voor bevordering en instandhouding van het geloof en van de eigen cultuur.
In de DDR zag het er anders uit. Hier was er slechts een aantal van enkele duizenden verdragswerknemers uit socialistische broederstaten (Angola, Mozambique, Vietnam), die politiek en sociaal geïsoleerd leefden. Contacten met de katholieke kerk waren er niet, omdat het niet om katholieken ging of omdat die niet naar voren kwamen. Na de hereniging van Duitsland in 1990 trokken de evangelische en de katholieke kerk zich het lot van deze DDR-verdragswerknemers aan.
Met die missies scheen men voldoende rekening te hebben gehouden met de behoeften van de anderstalige katholieken. De in 1997 verschenen Gemeenschappelijke boodschap van de kerken aangaande de uitdagingen van migratie en vlucht (& en de vreemdeling die binnen uw poorten is) zag het ook zo: In de afgelopen decennia bleken de anderstalige missies binnen de katholieke kerk te hebben voldaan. Door het ter beschikkingstellen van ruimtes in de anderstalige missies konden en kunnen de verschillende taalgroepen elkaar ontmoeten om de communicatie onder elkaar te praktiseren en in stand te houden; in nauwe samenwerking onder andere met de adviesdiensten van de Caritas worden raad en hulp aangeboden om de problemen aan te kunnen, die het leven in den vreemde met zich meebrengt. Door geloofsverkondiging en door vieringen in de moedertaal en door het instandhouden van de eigen tradities hebben vele migranten in "moedertaal-parochies" oriëntering, houvast en levenshulp gekregen. Met het oprichten van zielzorgeenheden voor gelovigen met een andere taal (momenteel ongeveer 540 met even zovele buitenlandse zielzorgers) heeft de kerk antwoord gegeven op het feit, dat geloofsverkondiging en geloofservaring behoren tot die levensgebieden, die sterk beïnvloed zijn door cultuur, traditie, gewoonten en taal. De kerk gaat in op de fundamentele behoeften van de mensen aan een "thuisgevoel" en solidariteit en dàt op een manier, die de territoriale Duitstalige parochies alleen maar met moeite kunnen benaderen" (nr. 224).
"De moedertaal-parochies betekenen voor de migranten gemeenschap en leefruimte, waarin ze met hun taal en geloofstraditie een zorg krijgen, hun eigen cultureel en godsdienstig leven beleven en zo hun identiteit kunnen vinden. In de "vreemde-taal-parochies" is de ervaring mogelijk van de universaliteit en de oecumenische dimensie van de kerk. Vanuit dit perspectief zijn de "moedertaal-parochies" niet een aanbod in concurrentie met de territoriale parochies, maar een kans waardoor het leven van de parochie ter plaatse verrijkt wordt" (nr. 225).
Hier kreeg men een idee van wat in de decennia na de tweede wereldoorlog nog niet volkomen duidelijk kon zijn: de intensieve verbinding van de buitenlandse missies met de plaatselijke parochie in Duitsland.
Nu hebben we in het gebied van de oude Bondsrepubliek te maken met een veranderde situatie, die niet meer alleen wordt getekend dor de eerste generatie migranten. Een tweede, derde en vierde zijn daarna ontstaan. De eerste generatie werd nog gekenmerkt door een tekort aan talenkennis, relatief laag opleidings- en ontwikkelingsniveau, ten dele een leven zonder gezin, een gepland kort verblijf en een verwachte spoedige terugkeer naar het vaderland. Deze situatie is intussen volledig veranderd: Het aanvankelijk geplande "korte verblijf" is een vast verblijf geworden, met toch nog wijd verspreide dromen van een terugkeer. Dat brengt consequenties voor het leven in het "nieuwe vaderland" met zich mee: de eerste generatie stond of staat voor de keuze tussen het blijven in het tweede vaderland of de terugkeer naar het eerste. De tweede en derde generatie heeft een sociale gelijkstelling trachten te bereiken. Ze heeft veel Duitse gewoonten overgenomen, maar de praktijk van delen van de "oude" cultuur behouden. Daarom moet ze ook in haar godsdienstig leven haar eigen identiteit kunnen vinden en kunnen beleven.
In de laatste jaren kwamen er bovendien meer vluchtelingen en ook mensen zonder verblijfsvergunning naar Duitsland. Onder hen zijn veel katholieken, aan wie de migrantenzielzorg in de toekomst meer aandacht zal moeten schenken.
Op grond van al het tot nu toe genoemde, maar ook nog op andere gronden staat de "vreemde-taal-zielzorg" voor nieuwe uitdagingen:
Vooral in de dichtbevolkte centra is het duidelijk, dat er in kerk en maatschappij een multiculturele ontwikkeling plaats gevonden heeft. Deze is ook en vooral waar te nemen in parochies met een anderstalige moedertaal. Een hele bundel factoren draagt ertoe bij, dat het karakter van deze parochies verandert:
Het blijft echter gelden, dat de anderstalige parochies deel zijn van de plaatselijke kerk; deel met een eigen opdracht. Als levende en actieve parochies hebben ze een hoge waarde en maken ze een vast deel uit van de plaatselijke kerk. De Duitstalige en de anderstalige parochies vormen een deel van de ene kerk met haar vele talen en culturen. Juist daarin drukt zich hun universaliteit en hun katholiciteit uit.
Toch bleek al vroeg, voor welke uitdagingen staat en kerk met het oog op deze immigratie geplaatst werden. Niet alleen de taal-, maar ook de culturele en mentaliteitsverschillen in de omgang met de zogenaamde gastarbeiders en hun meestal al snel nakomende gezinnen plaatsten de katholieke kerk voor een ernstig pastoraal probleem. Door het gebrek aan priesters in de West-Duitse parochies werd min of meer systematisch in het buitenland gezocht naar priesters, die in staat zouden moeten zijn om de katholieken in hun eigen moedertaal te begeleiden of te verzorgen.
Al op dit vroege tijdstip had de Duitse Bisschoppenconferentie (niet in de laatste plaats op grond van de ervaringen met de eigen emigrantenzielzorg in het buitenland) contact opgenomen met de bisschoppenconferenties van de zogenaamde gastarbeiderlanden en hen verzocht, priesters te sturen voor de pastoraal voor de eigen landgenoten in de oude Bondsrepubliek Duitsland. Dit was van groot belang, want de katholieken met een andere taal en cultuur, die naar Duitsland kwamen, maakten niet alleen kennis met andere vormen van vroomheid, maar ook met een door veel sociale problemen anders getinte situatie dan die van de Duitse katholieken. De missies voor de katholieken met een andere moedertaal werden zo een brug voor die families, maar tevens een centrum voor bevordering en instandhouding van het geloof en van de eigen cultuur.
In de DDR zag het er anders uit. Hier was er slechts een aantal van enkele duizenden verdragswerknemers uit socialistische broederstaten (Angola, Mozambique, Vietnam), die politiek en sociaal geïsoleerd leefden. Contacten met de katholieke kerk waren er niet, omdat het niet om katholieken ging of omdat die niet naar voren kwamen. Na de hereniging van Duitsland in 1990 trokken de evangelische en de katholieke kerk zich het lot van deze DDR-verdragswerknemers aan.
Met die missies scheen men voldoende rekening te hebben gehouden met de behoeften van de anderstalige katholieken. De in 1997 verschenen Gemeenschappelijke boodschap van de kerken aangaande de uitdagingen van migratie en vlucht (& en de vreemdeling die binnen uw poorten is) zag het ook zo: In de afgelopen decennia bleken de anderstalige missies binnen de katholieke kerk te hebben voldaan. Door het ter beschikkingstellen van ruimtes in de anderstalige missies konden en kunnen de verschillende taalgroepen elkaar ontmoeten om de communicatie onder elkaar te praktiseren en in stand te houden; in nauwe samenwerking onder andere met de adviesdiensten van de Caritas worden raad en hulp aangeboden om de problemen aan te kunnen, die het leven in den vreemde met zich meebrengt. Door geloofsverkondiging en door vieringen in de moedertaal en door het instandhouden van de eigen tradities hebben vele migranten in "moedertaal-parochies" oriëntering, houvast en levenshulp gekregen. Met het oprichten van zielzorgeenheden voor gelovigen met een andere taal (momenteel ongeveer 540 met even zovele buitenlandse zielzorgers) heeft de kerk antwoord gegeven op het feit, dat geloofsverkondiging en geloofservaring behoren tot die levensgebieden, die sterk beïnvloed zijn door cultuur, traditie, gewoonten en taal. De kerk gaat in op de fundamentele behoeften van de mensen aan een "thuisgevoel" en solidariteit en dàt op een manier, die de territoriale Duitstalige parochies alleen maar met moeite kunnen benaderen" (nr. 224).
"De moedertaal-parochies betekenen voor de migranten gemeenschap en leefruimte, waarin ze met hun taal en geloofstraditie een zorg krijgen, hun eigen cultureel en godsdienstig leven beleven en zo hun identiteit kunnen vinden. In de "vreemde-taal-parochies" is de ervaring mogelijk van de universaliteit en de oecumenische dimensie van de kerk. Vanuit dit perspectief zijn de "moedertaal-parochies" niet een aanbod in concurrentie met de territoriale parochies, maar een kans waardoor het leven van de parochie ter plaatse verrijkt wordt" (nr. 225).
Hier kreeg men een idee van wat in de decennia na de tweede wereldoorlog nog niet volkomen duidelijk kon zijn: de intensieve verbinding van de buitenlandse missies met de plaatselijke parochie in Duitsland.
Nu hebben we in het gebied van de oude Bondsrepubliek te maken met een veranderde situatie, die niet meer alleen wordt getekend dor de eerste generatie migranten. Een tweede, derde en vierde zijn daarna ontstaan. De eerste generatie werd nog gekenmerkt door een tekort aan talenkennis, relatief laag opleidings- en ontwikkelingsniveau, ten dele een leven zonder gezin, een gepland kort verblijf en een verwachte spoedige terugkeer naar het vaderland. Deze situatie is intussen volledig veranderd: Het aanvankelijk geplande "korte verblijf" is een vast verblijf geworden, met toch nog wijd verspreide dromen van een terugkeer. Dat brengt consequenties voor het leven in het "nieuwe vaderland" met zich mee: de eerste generatie stond of staat voor de keuze tussen het blijven in het tweede vaderland of de terugkeer naar het eerste. De tweede en derde generatie heeft een sociale gelijkstelling trachten te bereiken. Ze heeft veel Duitse gewoonten overgenomen, maar de praktijk van delen van de "oude" cultuur behouden. Daarom moet ze ook in haar godsdienstig leven haar eigen identiteit kunnen vinden en kunnen beleven.
In de laatste jaren kwamen er bovendien meer vluchtelingen en ook mensen zonder verblijfsvergunning naar Duitsland. Onder hen zijn veel katholieken, aan wie de migrantenzielzorg in de toekomst meer aandacht zal moeten schenken.
Op grond van al het tot nu toe genoemde, maar ook nog op andere gronden staat de "vreemde-taal-zielzorg" voor nieuwe uitdagingen:
- een afnemend geloofsbewustzijn in bijna alle landen van Europa, in het kielzog waarvan veel tradities verdwijnen;
- een toenemend gebrek aan priesters, ook in veel landen waar de migranten vandaan komen, zodat er nauwelijks nog buitenlandse zielzorgers naar Duitsland komen;
- dalende financiële inkomsten in de bisdommen;
- de opbouw van structuren in de nieuwe bondslanden, én
- een noodzakelijke herbezinning op de inhoud en de doelstellingen van de "vreemde-taal-zielzorg".
Vooral in de dichtbevolkte centra is het duidelijk, dat er in kerk en maatschappij een multiculturele ontwikkeling plaats gevonden heeft. Deze is ook en vooral waar te nemen in parochies met een anderstalige moedertaal. Een hele bundel factoren draagt ertoe bij, dat het karakter van deze parochies verandert:
- de immigratie uit Oost-Europa,
- de immigratie uit Latijns Amerika,
- "arbeidsverdrag werknemers en -neemsters",
- vluchtelingen,
- illegale migranten,
- een roterende en een pendelbeweging bij EU-burgers,
- jongeren, die beter Duits spreken dan hun moedertaal, maar toch hun "thuis" zien in de parochies van hun moedertaal,
- een toename van migranten, die op hun oude dag niet teruggaan naar hun land van herkomst,
- hoog opgeleide migranten.
Het blijft echter gelden, dat de anderstalige parochies deel zijn van de plaatselijke kerk; deel met een eigen opdracht. Als levende en actieve parochies hebben ze een hoge waarde en maken ze een vast deel uit van de plaatselijke kerk. De Duitstalige en de anderstalige parochies vormen een deel van de ene kerk met haar vele talen en culturen. Juist daarin drukt zich hun universaliteit en hun katholiciteit uit.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Kerk en migratie in Duitsland
2
Of het nu gaat om vreedzame of gewelddadige verhuizingen: migratie is een constante factor in de geschiedenis van de mensheid. Nieuw is in de moderne tijd niet de massa-uittocht van vluchtelingen als gevolg van oorlog of verdrijving, maar de vaak voorkomende transnationale mobiliteit van individuele personen. Velen slaan aan het trekken om een menswaardig leven te kunnen gaan leiden - legaal of illegaal, als werknemers of als vluchtelingen - om te ontkomen aan economische nood of politieke of godsdienstige onderdrukking. Als uitdrukking van het verlangen naar een beter leven is de vreedzame migratie een van de rechten van de mens. De " Universele Verklaring van de Rechten van de Mens [1491]" stelt nadrukkelijk dat "iedere mens het recht heeft, ieder land, inclusief zijn eigen land, te verlaten of daarin terug te keren" Art. 13, 2e alinea [1491|(13)].
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Een diaconaal-juridische en een zielzorgerlijk-missionaire taak
3
De kerk, wier wezen "mede bepaald wordt door uittocht en migratie", heeft ten aanzien van de moderne migratie een dubbele taak: een diaconaal-juridische en een zielzorgerlijk-missionaire.
De kerk heeft krachtens haar zending "het recht en de plicht" zich overal in te mengen, waar mensen lijden. Deze inmenging kan soms ook een vraagteken zetten bij wettelijke voorrechten. Dit is tot uiting gekomen in gevallen van asiel in kerkgebouwen. Ook als de kerk in haar officiële inmenging ten gunste van migranten voor allen - niet alleen voor de christelijke migranten - juridische stappen onderneemt, blijft toch de vraag staande, of de kerk altijd voldoende gebruik heeft gemaakt van haar juridische taken. Moet de kerk in de toekomst niet nog sterker opkomen voor betere voorwaarden voor migranten (met name uit de tweede en derde generatie) inzake de burgerlijke rechten? Zou ze er in de toekomst niet nog meer voor moeten zorgen, dat de verscheidenheid van de mensen niet alleen maar een oorzaak van conflicten is, maar vooral ook een bron van wederzijdse verrijking?
Tegelijkertijd weet de kerk, dat "de sociale hulp niet los te maken is van de zielzorg" en dat de moderne migraties ook een zielzorgerlijk-missionaire uitdaging zijn. Als men de geschiedenis bekijkt van de "zielzorg onder buitenlanders" in Duitsland, valt het op hoe verschillend de daarvoor bindende opvattingen voor en na de tweede wereldoorlog waren.
In de eerste fase van de werknemers-migratie rond 1900, toen de immigranten voornamelijk uit het oosten kwamen, trachtten de Duitse bisdommen op twee manieren te werk te gaan: "Van de ene kant trachtte men Duitse priesters met kennis van andere talen te vinden voor de zielzorg onder buitenlanders en de parochiepriesters of seminaristen de betreffende talen te laten leren; van de andere kant werden buitenlandse priesters naar Duitsland gehaald en in dienst gesteld van hun landgenoten". Door de massa-immigratie tengevolge van de werving van arbeidskrachten uit het Middellandse-Zeegebied rond het midden van de jaren vijftig, kwam de nadruk eenzijdig te liggen op het inzetten van zielzorgers uit het land van de migranten. Drie redenen gaven hier de doorslag:
De kerk heeft krachtens haar zending "het recht en de plicht" zich overal in te mengen, waar mensen lijden. Deze inmenging kan soms ook een vraagteken zetten bij wettelijke voorrechten. Dit is tot uiting gekomen in gevallen van asiel in kerkgebouwen. Ook als de kerk in haar officiële inmenging ten gunste van migranten voor allen - niet alleen voor de christelijke migranten - juridische stappen onderneemt, blijft toch de vraag staande, of de kerk altijd voldoende gebruik heeft gemaakt van haar juridische taken. Moet de kerk in de toekomst niet nog sterker opkomen voor betere voorwaarden voor migranten (met name uit de tweede en derde generatie) inzake de burgerlijke rechten? Zou ze er in de toekomst niet nog meer voor moeten zorgen, dat de verscheidenheid van de mensen niet alleen maar een oorzaak van conflicten is, maar vooral ook een bron van wederzijdse verrijking?
Tegelijkertijd weet de kerk, dat "de sociale hulp niet los te maken is van de zielzorg" en dat de moderne migraties ook een zielzorgerlijk-missionaire uitdaging zijn. Als men de geschiedenis bekijkt van de "zielzorg onder buitenlanders" in Duitsland, valt het op hoe verschillend de daarvoor bindende opvattingen voor en na de tweede wereldoorlog waren.
In de eerste fase van de werknemers-migratie rond 1900, toen de immigranten voornamelijk uit het oosten kwamen, trachtten de Duitse bisdommen op twee manieren te werk te gaan: "Van de ene kant trachtte men Duitse priesters met kennis van andere talen te vinden voor de zielzorg onder buitenlanders en de parochiepriesters of seminaristen de betreffende talen te laten leren; van de andere kant werden buitenlandse priesters naar Duitsland gehaald en in dienst gesteld van hun landgenoten". Door de massa-immigratie tengevolge van de werving van arbeidskrachten uit het Middellandse-Zeegebied rond het midden van de jaren vijftig, kwam de nadruk eenzijdig te liggen op het inzetten van zielzorgers uit het land van de migranten. Drie redenen gaven hier de doorslag:
- de eis van Pius XII om de zielzorg voor emigranten zoveel mogelijk over te dragen aan priesters uit hetzelfde volk ( Exsul Familia Nazarethana [400|33]),
- het feit, dat binnen de kortste keren veel katholieken uit vijf naties in de Duitse parochies kwamen én
- "de sterke verbetering van de financiële situatie, die de bisdommen in staat stelde een willekeurig aantal missionarissen te salariëren".
- De pastorale verantwoording voor de anderstalige katholieken, die volgens theologische criteria uiteindelijk bij de lokale parochie ligt, werd dus in zekere mate gedelegeerd. Ook de kerk ging er toen nog van uit, dat het verblijf van de buitenlandse katholieken niet van lange duur zou zijn. Pas in 1973 (dus 18 jaar na het begin van het zogenaamde "gastarbeiderstijdperk"), toen het steeds duidelijker werd dat de "gasten" in feite immigranten waren geworden, hielden de Duitse katholieken zich principieel bezig met het probleem van de zielzorg onder de buitenlanders. Het document "De buitenlandse werknemers - een vraag aan kerk en maatschappij" van de gezamenlijke synode van de bisdommen in de Bondsrepubliek Duitsland houdt weliswaar ook verder vast aan het concept van de zielzorg in de moedertaal en verwacht daarom van de missionarissen, dat ze "de eigen cultuur als belangrijke drager van het godsdienstig leven in stand houden en de daarvoor dienstige instellingen en evenementen bevorderen". Van de andere kant echter moeten de missionarissen ook doen aan een "bemiddeling tussen de culturen" en hun landgenoten "met name diegenen die voorgoed of voor een langere tijd in de Bondsrepubliek willen blijven, in staat proberen te brengen, ook aan het Duitse godsdienstig en parochieel leven deel te nemen".
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Verdiensten, grenzen en nieuwe taken voor de naar moedertaal georganiseerde "Zielzorg voor buitenlanders"
4
Verdienste
Als men terugkijkt, moet men het werk van de "moedertaal-priesters en sociale werkers" bijzonder waarderen. Zij hebben hun gelovigen in den vreemde begeleid en voor hen door diaconie en zielzorg het heil van het Evangelie toegankelijk gemaakt. Zeker, veel zielzorgers, vooral uit de Zuid-Europese landen, moesten ondervinden dat ze ook met niet-praktiserende katholieken te maken hadden, voor wie kerkbezoek en ontvangen van de sacramenten weinig te betekenen hadden en die van hun kerk eerder menselijke hulp en solidariteit dan godsdienstige verzorging verwachtten.
Maar van de andere kant hebben veel werkmigranten pas in den vreemde een "samaritaanse" kerk leren kennen, die zich om hun menselijke noden bekommerde; en in de zielzorgers hebben ze vrienden en reisgenoten gevonden, die hun migrantenbestaan deelden. De verdiensten van de moedertaal-missies hebben in het gemeenschappelijke "woord van de kerken": "... en de vreemdeling die binnen uw poorten is" terecht waardering gevonden: "... in nauwe samenwerking met onder andere de adviesdiensten van de Caritas worden raad en hulp aangeboden om de problemen aan te kunnen, die het leven in den vreemde met zich meebrengt (nr. 224). ... De moedertaal-parochies bieden de migranten een gemeenschap en een leefruimte, waarin ze met name ook met hun taal en hun geloofstraditie er-bij-horen en hulp krijgen, cultureel en godsdienstig leven en op die manier hun identiteit kunnen vinden. In de vreemdtalige parochies wordt de universaliteit en de oecumenische dimensie van de kerk voelbaar. Gezien vanuit dit perspectief zijn de moedertaal-parochies niet een aanbod, dat met de lokale parochie concurreert, maar een mogelijkheid waardoor het leven van de kerk ter plaatse verrijkt wordt".
Als men terugkijkt, moet men het werk van de "moedertaal-priesters en sociale werkers" bijzonder waarderen. Zij hebben hun gelovigen in den vreemde begeleid en voor hen door diaconie en zielzorg het heil van het Evangelie toegankelijk gemaakt. Zeker, veel zielzorgers, vooral uit de Zuid-Europese landen, moesten ondervinden dat ze ook met niet-praktiserende katholieken te maken hadden, voor wie kerkbezoek en ontvangen van de sacramenten weinig te betekenen hadden en die van hun kerk eerder menselijke hulp en solidariteit dan godsdienstige verzorging verwachtten.
Maar van de andere kant hebben veel werkmigranten pas in den vreemde een "samaritaanse" kerk leren kennen, die zich om hun menselijke noden bekommerde; en in de zielzorgers hebben ze vrienden en reisgenoten gevonden, die hun migrantenbestaan deelden. De verdiensten van de moedertaal-missies hebben in het gemeenschappelijke "woord van de kerken": "... en de vreemdeling die binnen uw poorten is" terecht waardering gevonden: "... in nauwe samenwerking met onder andere de adviesdiensten van de Caritas worden raad en hulp aangeboden om de problemen aan te kunnen, die het leven in den vreemde met zich meebrengt (nr. 224). ... De moedertaal-parochies bieden de migranten een gemeenschap en een leefruimte, waarin ze met name ook met hun taal en hun geloofstraditie er-bij-horen en hulp krijgen, cultureel en godsdienstig leven en op die manier hun identiteit kunnen vinden. In de vreemdtalige parochies wordt de universaliteit en de oecumenische dimensie van de kerk voelbaar. Gezien vanuit dit perspectief zijn de moedertaal-parochies niet een aanbod, dat met de lokale parochie concurreert, maar een mogelijkheid waardoor het leven van de kerk ter plaatse verrijkt wordt".
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Grenzen
Het voornamelijk naar de moedertaal georganiseerde kerkelijke werk onder de migranten leidde echter - vooral op het vlak van de zielzorg - ook tot duidelijke problemen. Zo voelden de Duitse parochies zich niet competent voor de zorg voor de migranten binnen hun grenzen. Sommige migrantenparochies ontwikkelden zich ook tot een soort "nevenparochie" voor een niet-geïntegreerd deel van hun bevolking. Het Centraal Comité voor de Duitse katholieken heeft het in 1996 als volgt geformuleerd: "Het komt erop aan het al te veelvuldige naast-elkaar-leven telkens weer open te breken en te gaan streven naar samenwerking. Veel fouten uit het verleden moeten gecorrigeerd worden. Er moeten samenwerkende parochiemodellen worden ontwikkeld. Er moet ook een beroep gedaan worden op de competentie van de anderstalige missies, wanneer er organen moeten worden gevormd in bisdomverband of in andere verbanden. De anderstalige katholieken moeten in alle adviescommissies en vakgebieden een structurele plaats krijgen. Vooral op het gebied van de algehele vorming, in de verschillende werkgroepen, in besturen en in de concrete dagelijkse gang van zaken moet er rekening worden gehouden met interculturele aspecten".
Slechts in beperkte mate kon de naar moedertaal georganiseerde zielzorg de migranten uit de tweede en derde generatie, die op den duur wilden blijven, begeleiden en voorbereiden op een actief meedoen in de Duitstalige parochie. Daardoor werd een van de doelstellingen niet bereikt, die in het document van de synode wordt aangeduid: de inculturatie in de plaatselijke parochie. Maar men mag niet over het hoofd zien, dat de Duitstalige parochies het hiermee even moeilijk hadden en nog hebben.
Het voornamelijk naar de moedertaal georganiseerde kerkelijke werk onder de migranten leidde echter - vooral op het vlak van de zielzorg - ook tot duidelijke problemen. Zo voelden de Duitse parochies zich niet competent voor de zorg voor de migranten binnen hun grenzen. Sommige migrantenparochies ontwikkelden zich ook tot een soort "nevenparochie" voor een niet-geïntegreerd deel van hun bevolking. Het Centraal Comité voor de Duitse katholieken heeft het in 1996 als volgt geformuleerd: "Het komt erop aan het al te veelvuldige naast-elkaar-leven telkens weer open te breken en te gaan streven naar samenwerking. Veel fouten uit het verleden moeten gecorrigeerd worden. Er moeten samenwerkende parochiemodellen worden ontwikkeld. Er moet ook een beroep gedaan worden op de competentie van de anderstalige missies, wanneer er organen moeten worden gevormd in bisdomverband of in andere verbanden. De anderstalige katholieken moeten in alle adviescommissies en vakgebieden een structurele plaats krijgen. Vooral op het gebied van de algehele vorming, in de verschillende werkgroepen, in besturen en in de concrete dagelijkse gang van zaken moet er rekening worden gehouden met interculturele aspecten".
Slechts in beperkte mate kon de naar moedertaal georganiseerde zielzorg de migranten uit de tweede en derde generatie, die op den duur wilden blijven, begeleiden en voorbereiden op een actief meedoen in de Duitstalige parochie. Daardoor werd een van de doelstellingen niet bereikt, die in het document van de synode wordt aangeduid: de inculturatie in de plaatselijke parochie. Maar men mag niet over het hoofd zien, dat de Duitstalige parochies het hiermee even moeilijk hadden en nog hebben.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Nieuwe diaconale en zielzorgtaken
De eigen dynamiek van de migratie heeft in de laatste jaren tot nieuwe uitdagingen geleid, waar de naar moedertaal georganiseerde zielzorg tot nu toe te weinig rekening mee houdt:
De eigen dynamiek van de migratie heeft in de laatste jaren tot nieuwe uitdagingen geleid, waar de naar moedertaal georganiseerde zielzorg tot nu toe te weinig rekening mee houdt:
- Er is intussen een tweede en derde generatie van migranten, die ten dele een eigen mentaliteit heeft ontwikkeld. Ze leven vanuit verschillende culturen en hebben geen Duitse maar ook geen Italiaanse, Spaanse, Poolse of Kroatische identiteit, maar ze zien zichzelf als Duits-Italianen, Duits-Spanjaarden, Duits-Polen en Duits-Kroaten.
- Veel gastarbeiders van de eerste generatie brengen hun levensavond in Duitsland door met een behoefte aan nieuwe diaconale en zielzorgerlijke diensten.
- Het proces van de Europese eenwording heeft enerzijds het einde bezegeld van het "gastarbeidertijdperk" en anderzijds een nieuwe, meer mobiele transnationale arbeidersmigratie veroorzaakt.
- Vluchtbewegingen en illegale migratie zijn door de toenemende globalisering en na de ineenstorting van de communistische staten sterker geworden.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Theologische principes voor een vernieuwde migrantenzielzorg
- Artikel 1 Kerk als exodusgemeenschap: een multi-etnisch Godsvolk vanuit de volkeren en onder de volkeren
7
Het Nieuwe Testament moet gezien worden tegen de horizon van een universeel Messiaans alternatief van een nieuwe exodus/bond. Zelfs de intiemste leerlingen van Jezus schijnen tijd nodig te hebben gehad om de door Hem verkondigde Rijk-Gods-Boodschap met zijn universeel Gods-kindschap te begrijpen als een nieuwe lezing van de Exoduservaring. Het duidelijkst blijkt dit uit de bewustzijnsverandering die Simon Petrus heeft doorgemaakt. Petrus begrijpt pas met behulp van een droom, voorafgaand aan het bezoek bij de Romeinse hoofdman Cornelius, dat het volk Gods bestaat uit uitverkorenen uit alle volkeren. Bij Cornelius aangekomen moet Petrus dan ook zijn veranderd bewustzijn uitschreeuwen: "Nu besef ik pas goed, dat er bij God geen aanzien des persoons bestaat, maar dat uit welk volk ook ieder die Hem vreest en het goede doet, Hem welgevallig is" (Hand. 10, 34-35) [b:Hand. 10, 34-35].
Bij Paulus werkt de bewustzijnsverandering zich nog sterker uit. Paulus is voortaan de drijvende kracht om de universele boodschap van het kindschap Gods aan de niet-joden te verkondigen. In de Paulinische theologie is er geen zin, die de door de christelijke boodschap ingetreden nieuwe situatie beter vertolkt dan Gal. 3: 28: "Er is geen jood of heiden meer, er is geen slaaf of vrije, er is geen man en vrouw: allen tezamen zijt gij één persoon in Christus Jezus". En Paulus trekt daaruit de conclusie: "Maar als gij bij Christus hoort, dan zijt ge ook Abrahams 'nageslacht', erfgenamen krachtens de belofte" (Gal. 3, 28-29) [b:Gal. 3, 28-29], dus Gods uitverkoren volk.
Ook in de eerste Petrusbrief brengt de onbekende auteur de brede nieuwtestamentische consensus over het begrip "volk Gods" (volk van de uitverkorenen uit alle volkeren) tot uitdrukking, doordat hij het proces van het volk-worden van het oude Exodus overdraagt op de Christus-gemeente: "Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk (...). Gij, vroeger geen volk, nu Gods volk" (1 Pt. 2, 9 vv.) [b:1 Pt. 2, 9]. Voor dit volk uit de volkeren geldt het woord: "Eén Heer, één geloof, één doop. Eén God en Vader van allen, die is boven allen en met allen en in allen" (Ef. 4, 5-6) [b:Ef. 4, 5-6].
Kerk is "geen natuurlijk gegroeid volk, maar een uitverkoren volk, dat subject is geworden van een nieuwe, ongehoorde geschiedenis van God met de mensen en dat zich identificeert, doordat het deze heilsgeschiedenis vertelt en probeert om daaruit te leven. Men kan niet kerk, niet Gods volk zijn, zonder mede drager te zijn van deze geschiedenis. Kerk-zijn is een beweging, is uitverkoren-zijn, Exodus, het opgeheven hoofd, de ommekeer van het hart, navolging, aanneming van het leven en van zijn lijdensverhaal in het licht van een grote belofte. Kerk is niet voorstelbaar zonder deze beweging, waarin een volk drager van een nieuwe geschiedenis wordt. Zo begint de kerk ook historisch als een grote vrijheidsbeweging, weg uit de dwang van archaïsche volkeren. En de vroege geschiedenis van de kerk laat zien, hoe hoog de prijs was om zich te bevrijden uit het populisme van de toenmalige maatschappijen en een 'nieuw volk' te worden."
Bij Paulus werkt de bewustzijnsverandering zich nog sterker uit. Paulus is voortaan de drijvende kracht om de universele boodschap van het kindschap Gods aan de niet-joden te verkondigen. In de Paulinische theologie is er geen zin, die de door de christelijke boodschap ingetreden nieuwe situatie beter vertolkt dan Gal. 3: 28: "Er is geen jood of heiden meer, er is geen slaaf of vrije, er is geen man en vrouw: allen tezamen zijt gij één persoon in Christus Jezus". En Paulus trekt daaruit de conclusie: "Maar als gij bij Christus hoort, dan zijt ge ook Abrahams 'nageslacht', erfgenamen krachtens de belofte" (Gal. 3, 28-29) [b:Gal. 3, 28-29], dus Gods uitverkoren volk.
Ook in de eerste Petrusbrief brengt de onbekende auteur de brede nieuwtestamentische consensus over het begrip "volk Gods" (volk van de uitverkorenen uit alle volkeren) tot uitdrukking, doordat hij het proces van het volk-worden van het oude Exodus overdraagt op de Christus-gemeente: "Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk (...). Gij, vroeger geen volk, nu Gods volk" (1 Pt. 2, 9 vv.) [b:1 Pt. 2, 9]. Voor dit volk uit de volkeren geldt het woord: "Eén Heer, één geloof, één doop. Eén God en Vader van allen, die is boven allen en met allen en in allen" (Ef. 4, 5-6) [b:Ef. 4, 5-6].
Kerk is "geen natuurlijk gegroeid volk, maar een uitverkoren volk, dat subject is geworden van een nieuwe, ongehoorde geschiedenis van God met de mensen en dat zich identificeert, doordat het deze heilsgeschiedenis vertelt en probeert om daaruit te leven. Men kan niet kerk, niet Gods volk zijn, zonder mede drager te zijn van deze geschiedenis. Kerk-zijn is een beweging, is uitverkoren-zijn, Exodus, het opgeheven hoofd, de ommekeer van het hart, navolging, aanneming van het leven en van zijn lijdensverhaal in het licht van een grote belofte. Kerk is niet voorstelbaar zonder deze beweging, waarin een volk drager van een nieuwe geschiedenis wordt. Zo begint de kerk ook historisch als een grote vrijheidsbeweging, weg uit de dwang van archaïsche volkeren. En de vroege geschiedenis van de kerk laat zien, hoe hoog de prijs was om zich te bevrijden uit het populisme van de toenmalige maatschappijen en een 'nieuw volk' te worden."
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Het ontstaan van nationale verschillen
8
De missionaire opdracht van de christenen en het door hen verkondigde universele kindschap Gods hebben de grondvesten van de antieke wereld aan het wankelen gebracht. Met de kerstening van de verschillende volkeren en de verheffing van Christendom tot staatsgodsdienst begonnen twee "volksmodellen" in de geschiedenis van het christendom werkzaam te worden:
- Naar het Armeense model (begin 4e eeuw) ontstaat binnen de christenheid een veelvoud van "uitverkoren volkeren", die zichzelf als christelijke "cultuurnaties' beschouwen. Het christendom werd nationaal aangenomen, dat wil zeggen dat de nationale cultuur een christelijk stempel kreeg en het christendom een nationaal stempel - binnen de oosterse christenheid vaak in de vorm van nationale kerken. Deze zijn zich bewust van het christelijke universalisme, te weten het behoren tot een supranationale geloofsgemeenschap, maar toch nog meer gericht op een cultureel en kerkelijk verschil. Ze zien hun historische zending in de eerste plaats in het redden en bewaren van hun eigen speciale nationale godsdienstig-culturele identiteit.
- Naar het Romeinse model (na 381) ontstaan er imperiale staatsnaties, die verschillende volkeren omvatten en meer op assimilatie gericht zijn. In het christendom zien ze een gemeenschappelijke noemer boven de nationale verschillen uit, een vervanging van de oude politieke godsdienst van het Romeinse rijk.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Inculturatie en migrantenzielzorg
9
De historische weg van het christendom heeft met het ontstaan van vele nationaal getinte vormen grote inculturatie-prestaties geleverd en christelijke naties en culturen doen ontstaan, waarin men een uitdrukking van het Pinksterwonder kan zien: iedereen bidt tot God in zijn eigen taal en niettemin bestaat er een gemeenschappelijk bewustzijn, tot een universele kerk te behoren. Deze inculturatie, volgens het principe van "één volk Gods in veel talen en culturen" die door staatsgrenzen van elkaar gescheiden zijn, heeft echter ook haar schaduwkanten. Ze kan worden misbruikt om particularismen te accentueren, die het culturele verschil benadrukken en alleen maar een keurig gescheiden nationaal-kerkelijke identiteit bevorderen.
Tegenover de uitdaging van een moderne migrantenzielzorg heeft zo'n inculturatie-principe toch maar een beperkte geldigheid. Daarom benadrukken zowel de universele als de lokale richtlijnen voor de migrantenzielzorg niet alleen maar de klassieke inculturatie in de herkomstculturen van de migranten als principe van pastoraal. Wat evenzeer vereist wordt is de inculturatie in de zich veranderende culturen van de migranten (inculturatie "onderweg") en de inculturatie in de plaatselijke kerk (doel-inculturatie).
Inculturatie in de zich veranderende culturen der migranten: Bij alle nadruk op het recht van behoud van de moedertaal en van het geestelijk erfgoed houden de richtlijnen er toch aan vast, dat 'de manier waarop' - de juridische vormen en de passende duur van de godsdienstige bijstand voor de migranten in het algemeen en in ieder afzonderlijk geval - dat dit alles zeer wel overlegd en voortdurend aan de verschillende situaties aangepast moet worden. Hier worden onder andere genoemd: "de duur van de emigratie en het proces van de integratie (in de eerste generatie en in de volgende), de verschillen in cultuur (taal en ritus), de omstandigheden van de emigratie: een periodieke, blijvende of in tijd begrensde emigratie, een emigratie van kleine groepen of van grote massa's, geografisch geconcentreerd of gespreid" De pastorali migratorum cura [[284|11]]. Met andere woorden: de migrantenzielzorg moet, evenals de zielzorg in het algemeen constant worden aangepast aan de levensomstandigheden en de culturele verderontwikkeling van de mensen.
Met name de migranten uit de tweede en derde generatie leiden een "leven in meer dan één cultuur", trouwen met mensen uit het nieuwe vaderland of met migranten uit weer andere culturen. Bij hen wortelen de taal en de gewoonten van het nieuwe land zich hoe langer hoe meer. Dit ontstaan van zogenaamde meng-etniciteiten is normaal en was altijd al de regel bij de moderne migratie in de tijd van de industrialisering. Maar op het gebied van het religieuze en parochiële leven ontdekken de immigranten, dat er uitsluitend naar moedertalen keurig gescheiden aanbiedingen bestaan, die op de hier genoemde ontwikkelingen niet ingaan.
Inculturatie in de plaatselijke kerk betekent meer dan alleen maar de deelname aan Duitstalig godsdienstig en parochieel leven, die door het synodedocument wordt verwacht. Inculturatie is namelijk een wederzijds proces. Ook de plaatselijke kerk moet tegenover de migratie bereid zijn tot inculturatie, tot het opnemen van en het zich aanpassen aan de nieuwe mensen.
De ontwikkeling van een levende katholiciteit veronderstelt dat in de Duitse parochies en in de anderstalige missies de nodige voorwaarden worden geschapen die het de migranten mogelijk maken, hun eigen identiteit ook werkelijk te beleven. Niet alleen de migrantenzielzorgers, maar ook de "inheemse" zielzorgers zouden bruggenbouwers moeten zijn voor inculturatie en intercultureel begrip. De gewenste inculturatie in de plaatselijke kerk is alleen dan mogelijk, wanneer in de toekomst in plaats van een "monoculturele" een "multiculturele" pastoraal gepraktiseerd wordt. Dat wil zeggen, dat de inmiddels ingetreden multiculturele situatie van de maatschappij moet worden doorgetrokken naar een "pastorale structuurconstante' met de daarbij behorende consequenties voor de opleiding van missionarissen en "inheemse" zielzorgers met talenkennis.
Het Christendom was oorspronkelijk multicultureel met het "visioen", in een en dezelfde maatschappij het volk Gods uit volkeren te zijn, waarin geen "Grieken" en "Joden" meer zijn. Pas later werd de inculturatie in de verschillende "nationale culturen" nodig. Kerk werd op die manier meer en meer begrepen als volk Gods in veel nationaal getinte volkeren en culturen. Deze visie heeft in de katholieke kerk na het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] door de grotere betekenis van de lokale kerken een bijzondere betekenis gekregen. Tegelijkertijd benadrukt het Concilie het oer-christelijke begrip van "volk Gods" en geeft zicht op de "eenheid van de familie der mensheid" en op het "éénworden" van de wereld.
Het Tweede Vaticaans Concilie spreekt op indrukwekkende wijze over het nieuwe "Godsvolk", dat onder alle volkeren der aarde woont en uit al die volkeren zijn burgers betrekt. Het Concilie wijst bovendien op universaliteit en katholiciteit als kenmerken van dit nieuwe "Godsvolk": "op grond van deze katholiciteit dragen de afzonderlijke delen hun eigen gaven aan en schenken die aan de andere delen en aan heel de kerk, zodat het geheel en de afzonderlijke delen groter worden door allen die de gemeenschap met elkaar onderhouden en samenwerken aan een volheid in eenheid".
Zo'n katholiciteit laat echter pas zien wat ze waard is, als christenen, komend uit verschillende volkeren, de grenzen van de verschillende nationale staten doorbreken en leven in één en dezelfde maatschappij. Pas dan worden christenen praktisch uitgedaagd, te laten zien dat ze echt "een volk van volkeren" zijn. Zo biedt de door migratiebewegingen in alle Europese staten ontstane multiculturele maatschappij de mogelijkheid, weer aan te knopen aan de "Volk-Gods-ervaring" van de oerkerk.
Tegenover de uitdaging van een moderne migrantenzielzorg heeft zo'n inculturatie-principe toch maar een beperkte geldigheid. Daarom benadrukken zowel de universele als de lokale richtlijnen voor de migrantenzielzorg niet alleen maar de klassieke inculturatie in de herkomstculturen van de migranten als principe van pastoraal. Wat evenzeer vereist wordt is de inculturatie in de zich veranderende culturen van de migranten (inculturatie "onderweg") en de inculturatie in de plaatselijke kerk (doel-inculturatie).
Inculturatie in de zich veranderende culturen der migranten: Bij alle nadruk op het recht van behoud van de moedertaal en van het geestelijk erfgoed houden de richtlijnen er toch aan vast, dat 'de manier waarop' - de juridische vormen en de passende duur van de godsdienstige bijstand voor de migranten in het algemeen en in ieder afzonderlijk geval - dat dit alles zeer wel overlegd en voortdurend aan de verschillende situaties aangepast moet worden. Hier worden onder andere genoemd: "de duur van de emigratie en het proces van de integratie (in de eerste generatie en in de volgende), de verschillen in cultuur (taal en ritus), de omstandigheden van de emigratie: een periodieke, blijvende of in tijd begrensde emigratie, een emigratie van kleine groepen of van grote massa's, geografisch geconcentreerd of gespreid" De pastorali migratorum cura [[284|11]]. Met andere woorden: de migrantenzielzorg moet, evenals de zielzorg in het algemeen constant worden aangepast aan de levensomstandigheden en de culturele verderontwikkeling van de mensen.
Met name de migranten uit de tweede en derde generatie leiden een "leven in meer dan één cultuur", trouwen met mensen uit het nieuwe vaderland of met migranten uit weer andere culturen. Bij hen wortelen de taal en de gewoonten van het nieuwe land zich hoe langer hoe meer. Dit ontstaan van zogenaamde meng-etniciteiten is normaal en was altijd al de regel bij de moderne migratie in de tijd van de industrialisering. Maar op het gebied van het religieuze en parochiële leven ontdekken de immigranten, dat er uitsluitend naar moedertalen keurig gescheiden aanbiedingen bestaan, die op de hier genoemde ontwikkelingen niet ingaan.
Inculturatie in de plaatselijke kerk betekent meer dan alleen maar de deelname aan Duitstalig godsdienstig en parochieel leven, die door het synodedocument wordt verwacht. Inculturatie is namelijk een wederzijds proces. Ook de plaatselijke kerk moet tegenover de migratie bereid zijn tot inculturatie, tot het opnemen van en het zich aanpassen aan de nieuwe mensen.
De ontwikkeling van een levende katholiciteit veronderstelt dat in de Duitse parochies en in de anderstalige missies de nodige voorwaarden worden geschapen die het de migranten mogelijk maken, hun eigen identiteit ook werkelijk te beleven. Niet alleen de migrantenzielzorgers, maar ook de "inheemse" zielzorgers zouden bruggenbouwers moeten zijn voor inculturatie en intercultureel begrip. De gewenste inculturatie in de plaatselijke kerk is alleen dan mogelijk, wanneer in de toekomst in plaats van een "monoculturele" een "multiculturele" pastoraal gepraktiseerd wordt. Dat wil zeggen, dat de inmiddels ingetreden multiculturele situatie van de maatschappij moet worden doorgetrokken naar een "pastorale structuurconstante' met de daarbij behorende consequenties voor de opleiding van missionarissen en "inheemse" zielzorgers met talenkennis.
Het Christendom was oorspronkelijk multicultureel met het "visioen", in een en dezelfde maatschappij het volk Gods uit volkeren te zijn, waarin geen "Grieken" en "Joden" meer zijn. Pas later werd de inculturatie in de verschillende "nationale culturen" nodig. Kerk werd op die manier meer en meer begrepen als volk Gods in veel nationaal getinte volkeren en culturen. Deze visie heeft in de katholieke kerk na het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] door de grotere betekenis van de lokale kerken een bijzondere betekenis gekregen. Tegelijkertijd benadrukt het Concilie het oer-christelijke begrip van "volk Gods" en geeft zicht op de "eenheid van de familie der mensheid" en op het "éénworden" van de wereld.
Het Tweede Vaticaans Concilie spreekt op indrukwekkende wijze over het nieuwe "Godsvolk", dat onder alle volkeren der aarde woont en uit al die volkeren zijn burgers betrekt. Het Concilie wijst bovendien op universaliteit en katholiciteit als kenmerken van dit nieuwe "Godsvolk": "op grond van deze katholiciteit dragen de afzonderlijke delen hun eigen gaven aan en schenken die aan de andere delen en aan heel de kerk, zodat het geheel en de afzonderlijke delen groter worden door allen die de gemeenschap met elkaar onderhouden en samenwerken aan een volheid in eenheid".
Zo'n katholiciteit laat echter pas zien wat ze waard is, als christenen, komend uit verschillende volkeren, de grenzen van de verschillende nationale staten doorbreken en leven in één en dezelfde maatschappij. Pas dan worden christenen praktisch uitgedaagd, te laten zien dat ze echt "een volk van volkeren" zijn. Zo biedt de door migratiebewegingen in alle Europese staten ontstane multiculturele maatschappij de mogelijkheid, weer aan te knopen aan de "Volk-Gods-ervaring" van de oerkerk.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Pastorale consequenties
10
Op grond van hetgeen tot nu toe gezegd is, ontstaat een hele reeks consequenties voor het pastorale handelen van de kerk in de toekomst. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende groepen. Dit onderscheid wordt gemaakt:
- op grond van taal en nationaliteit: parochies met één taal en één nationaliteit; parochies met één taal maar met verschillende nationaliteiten,
- op grond van duur en reden van het verblijf: migranten, die zich blijvend vestigen en mensen met een tijdelijk verblijf om reden van beroep, studie en dergelijke,
- op grond van de juridische status van het verblijf: al dan niet beperkt verblijfsrecht, recht of geen recht op werk, recht op hereniging met echtgenoten of gezinnen enzovoort,
- op grond van criteria van de arbeidsmarkt: hoogopgeleide werknemers; zelfstandigen; werkelozen; werknemers,
- op grond van de bevolkingsdichtheid van de migranten: veel en dicht op elkaar wonende parochianen; over een groter gebied verspreide parochianen én
- op grond van de leeftijdsstructuur: kinderen/jongeren, volwassenen, ouderen.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Structurele richtsnoeren en pastorale richtlijnen voor de toekomst
11
Ten aanzien van de beschreven situatie en de ingrijpende veranderingen moet het concept voor de zielzorg onder anderstalige christenen op bovendiocesaan niveau nader worden vastgelegd. Bij de zeer gevarieerde probleemstelling is dat een moeilijke onderneming. Er moet rekening mee gehouden worden, dat mensen uit bepaalde culturen het met de integratie in een nieuwe omgeving aanzienlijk gemakkelijker hebben dan anderen. Verder moet men er weer op een andere manier op letten, dat er naast de 'klassieke' missies, wier leden nu al in de tweede en derde generatie in Duitsland wonen, ook anderstalige groepen en parochies zijn, die hun verblijf in Duitsland uitdrukkelijk als tijdelijk hebben aangegeven, omdat ze met tijdelijke contracten (b.v. als vaklieden in de industrie, wetenschap en economie) met hun gezinnen in Duitsland wonen.
Ongeacht deze verschillen kunnen er toch met het oog op het "profiel van een missionaris" en de plaats van de missie in de plaatselijke kerk enkele bindende richtsnoeren worden geformuleerd. Daaronder vallen:
Ongeacht deze verschillen kunnen er toch met het oog op het "profiel van een missionaris" en de plaats van de missie in de plaatselijke kerk enkele bindende richtsnoeren worden geformuleerd. Daaronder vallen:
- degelijke kennis van de Duitse taal bij priesters of pastorale werkers,
- duidelijke afspraken of toekomstplannen wat betreft de duur van het werk en de pastorale behoeften,
- regelmatige en stabiele contacten met de bisdommen, c.q. de reguliere oversten en de bisschoppenconferenties van de landen van herkomst van de missionarissen, waardoor men er van op aan kan, dat alleen geschikte en goede voorbereide zielzorgers in Duitsland worden aangesteld,
- "proeftijden", die van wezenlijk belang kunnen zijn voor beide partijen, als er beslissingen moeten worden genomen,
- gelijke rechten (financiële positie, verzekering, evt. pensioen) voor buitenlands en Duits pastoraal personeel,
- financiële gelijke behandeling van pastorale activiteiten in anderstalige missies en in Duitse parochies, waarbij behalve bij de verschillende getalsterkten eventueel ook de diasporasituatie en andere factoren een rol moeten spelen,
- inpassing van de organisatievorm en pastorale hoofdpunten van een missie in de structuur van de plaatselijke kerk (verplichting tot het oprichten van parochie- of pastorale raden en financiële commissies, meedoen met universele solidariteitscollectes, eigen financiering uit opbrengsten van collectes, enz.). Zo kan een vereeuwigde "gaststatus in het buitenland" overwonnen worden,
- kwalificatie en de bereidheid van de kant van de uit het buitenland komende fulltime pastorale werkers om mee te doen in het pastoraat van de plaatselijke parochie en de bereidheid om voor de duur van het werk in het buitenland in het geheel van de pastorale samenwerking ook blijvende taken op zich te nemen, én
- een verbetering van de verzorging van anderstalige katholieken buiten de grote bevolkingscentra.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Consequenties en eventuele modellen
12
Uit de bovengenoemde cataloog van "richtsnoeren" komen de volgende perspectieven of organisatievormen naar voren in de pastoraal van anderstalige gelovigen, die tevens rekening houden met de oude theologische inzichten en met maatschappelijke en materiële feiten:
De hier beschreven doelstellingen zullen bovendien alleen maar kunnen worden verwezenlijkt, wanneer de plaatselijke kerk in Duitsland bereid is om te erkennen dat ze een tientallen jaren oud probleem stiefmoederlijk heeft behandeld en dus wat goed heeft te maken. De anderstalige parochies hebben ook nog het een en ander in te halen en intussen moet kritisch worden bekeken in hoeverre de katholieke kerk in Duitsland op het ogenblik ook maar in staat is, de vereiste integratie te realiseren. Ook voor deze achtergrond mag men geen te hoge eisen stellen en de noodzakelijke wijzigingsprocessen zullen over een vrij lange tijd moeten worden uitgesmeerd.
- centrale "moedertaal-missies" of meldpunten in de grote centra met veel leden van een bepaalde taalgroep,
- plannen voor een pastoraal in dekenaten en andere instanties, die meerdere taalgroepen omvatten. Anderstalige pastorale vakkrachten zijn vanzelfsprekend ook leden van zielzorgteams en werken mee in de planning en uitvoering van de plaatselijke pastoraal,
- overname van een kleine Duitstalige parochie door een tweetalige anderstalige priester, die zowel een taak heeft in de plaatselijke pastoraal als in de moedertalige zielzorg van zijn landgenoten en wiens kerkrechtelijke positie telkens kan worden aangepast,
- taalkundige en pastorale kwalificatie van Duitse pastorale roepingen voor medewerking in de zielzorg onder anderstalige christenen, zo mogelijk al tijdens de pastorale opleiding,
- voorbereiding bij de Duitstalige aanstaande priesters op de multiculturele pastoraal (b.v. vakantie of studiejaren in anderstalige bisdommen in en buiten Europa),
- niet langer regelmatige vieringen met heel kleine groepen (afgezien van bijzondere feesten),
- sluiting van heel weinig mensen omvattende moedertaalmissies, wanneer men die, na alle mogelijkheden te hebben geprobeerd, door gebrek aan personeel niet kan behouden,
- bevordering van deelname van anderstalige christenen in werkgroepen in alle pastorale takken van de Duitse plaatselijke kerk,
- versterkte aanwezigheid van de buitenlandse missies in de bisdommedia,
- geregelde uitnodiging van diocesane buitenlandmedewerkers op bijeenkomsten van anderstalige zielzorgers,
- bewuste bevordering van tweetalige zielzorg-mogelijkheden, zodat de daarvoor gekwalificeerden gemakkelijker een plaats in een Duitse parochie kunnen krijgen, als ook
- geregeld gemeenschappelijke vieringen voor alle anderstalige missies.
De hier beschreven doelstellingen zullen bovendien alleen maar kunnen worden verwezenlijkt, wanneer de plaatselijke kerk in Duitsland bereid is om te erkennen dat ze een tientallen jaren oud probleem stiefmoederlijk heeft behandeld en dus wat goed heeft te maken. De anderstalige parochies hebben ook nog het een en ander in te halen en intussen moet kritisch worden bekeken in hoeverre de katholieke kerk in Duitsland op het ogenblik ook maar in staat is, de vereiste integratie te realiseren. Ook voor deze achtergrond mag men geen te hoge eisen stellen en de noodzakelijke wijzigingsprocessen zullen over een vrij lange tijd moeten worden uitgesmeerd.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 In de overgangsfase
13
De nieuwe richtlijnen voor de pastoraal onder anderstalige christenen moeten met werkelijkheidszin en geduld worden gevolgd. Beslist vermeden moeten die plannen worden, die de schijn wekken dat hier alleen om financiële redenen gereorganiseerd wordt. Een bewustzijns- en een gewetensvorming onder de christenen in de Duitse parochies is dringend noodzakelijk. De katholieke kerk moet duidelijker te herkennen zijn als de gemeenschap, waarin verschillende volken, talen en culturen als een verrijking worden ervaren. Maar ook de in Duitsland levende anderstalige katholieken moeten hun nieuwe leefwereld duidelijker gaan zien als de plek, waarop God hen begeleidt en hen roept als de kerkelijke gemeenschap van het ene Godsvolk.
Te wensen is ook, dat Duitse parochies meer hulpbereid zijn, als buitenlandse missies wegens het uitvallen van hun zielzorger ineens voor langere tijd in een luchtledig komen te hangen. Medeverantwoordelijkheid op dit gebied moet een zwaartepunt van de Duitstalige zielzorg worden.
Tijdens de huidige overgangsperiode komen de bisschoppen, de nationale directeur voor de zielzorg onder buitenlanders, de diocesane verantwoordelijken, de gedelegeerden en de sprekers als ook de Duitstalige pastoors en dekens voor een uitdaging te staan, die ze alleen maar aan zullen kunnen door groot wederkerig respect en vertrouwen.
Te wensen is ook, dat Duitse parochies meer hulpbereid zijn, als buitenlandse missies wegens het uitvallen van hun zielzorger ineens voor langere tijd in een luchtledig komen te hangen. Medeverantwoordelijkheid op dit gebied moet een zwaartepunt van de Duitstalige zielzorg worden.
Tijdens de huidige overgangsperiode komen de bisschoppen, de nationale directeur voor de zielzorg onder buitenlanders, de diocesane verantwoordelijken, de gedelegeerden en de sprekers als ook de Duitstalige pastoors en dekens voor een uitdaging te staan, die ze alleen maar aan zullen kunnen door groot wederkerig respect en vertrouwen.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 Pastorale en juridische richtlijnen
- Artikel 1 Algemene pastorale richtlijnen
14
- De anderstalige missies moeten worden opgenomen in het plaatselijke of dekenale geheel.
- Iedere missie moet een partnerschap krijgen met de parochie, waarin ze het meest thuis is.
- Wanneer anderstalige parochies in een diasporasituatie zijn, moeten ze dienovereenkomstig gesteund en gefinancierd worden.
- Iedere missie moet voor de verwerkelijking van haar pastorale taken de nodige lokaliteiten hebben. Hier ligt ook een medeverantwoordelijkheid van de plaatselijke parochies.
- Iedere missie voor anderstalige katholieken moet, net als iedere territoriale parochie, een pastorale of parochieraad hebben, die onder andere de aanwezigheid, medewerking en medeverantwoordelijkheid van leken in het leven van de missie benadrukt en bevordert.
- De gewone en de voortgezette opleiding van priesters en leken in de pastorale beroepen moet zowel door de leiding van de bisdommen als door de missies zelf aanbevolen en gericht bevorderd worden.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Voorwaarden en eisen bij benoemingen
15
De bisschoppenconferentie van het uitzendende land moet worden gewezen op de volgende voorwaarden, die een nieuwe zielzorger dient te vervullen:
- gedocumenteerde basale kennis van de Duitse taal,
- kennis van de pastorale situatie in Duitsland,
- voldoende en gedocumenteerde pastorale ervaring in zijn eigen land, alsmede
- de bereidheid tot samenwerking met de verantwoordelijken (op dekenaal en diocesaan niveau) in Duitsland.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Voor de benoeming in Duitsland moet een aanstellingsgesprek plaats hebben, waarin blijkt, dat de bisschop of de reguliere overste de kandidaat ter beschikking stelt en dat deze de voorwaarden kent en bereid is, die te vervullen:
- De aanstelling is vooreerst tijdelijk (1 à 2 jaar). In deze tijd moet de taalkundige na-kwalificatie en het wennen in de plaatselijke omstandigheden worden bevorderd en onderzocht (b.v. meedoen bij ontmoetingen of vergaderingen, samenwerking met de Duitse parochie, enz.).
- De verantwoordelijken in het betreffende dekenaat moeten een plan opstellen voor de inwerkperiode en de daarbij behorende maatregelen nemen.
- Tijdens de werkzaamheid van de buitenlandse helper moet het Duitse bisdom contact onderhouden met het uitzendende bisdom (b.v. eens per jaar).
- In het kader van een coöperatieve pastoraal moet, zo mogelijk, het aanvaarden van een pastorale medeverantwoordelijkheid in de Duitstalige parochie ter plaatse worden aanbevolen.
- Een aanstelling voor 'bepaalde tijd' (5 tot 8 jaar) verdient aanbeveling en moet reeds in de voorafgaande bespreking worden vastgelegd.
- De betreffende gedelegeerden houden de Duitse nationale directeur op de hoogte van de verdere opleiding en maatregelen en stemmen die af met de Duitse bisdommen onder de schriftelijke leiding van de nationale directeur.
- Er moeten plannen zijn voor het geval van een vacature van de functie. De verantwoordelijke leken van de betreffende missie moeten tijdig geïnformeerd worden, zodat de samenwerking met de plaatselijke parochie kan worden voorbereid. Voorkomen moet worden, dat afzonderlijke groepen zich uit de structuur van het betroffen bisdom losmaken.
- De zielzorger moet eraan meewerken, dat diegenen van zijn landgenoten die aan de voorwaarden voldoen en dit wensen, op den duur met en in de Duitstalige parochies leven en daar hun inbreng hebben.
- Leider van een vreemdtalige missie kan ook een Duitse pastoor zijn, mits hij voldoet aan de eisen (o.a. taalkundige kwalificatie).
- Na afloop van de afgesproken diensttijd in Duitsland en een bepaalde tijd in zijn thuis-bisdom moet voor de zielzorger een verdere diensttijd in Duitsland mogelijk zijn.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Procedure-kwesties
17
Volgens de richtlijnen voor de benoeming, verplaatsing en ontslag van buitenlandse zielzorgers in de bisdommen van de Bondsrepubliek (DBK/Würzburg-Himmelspforten, 12.06.1978) geldt onder andere:
- De bisdommen moeten een fulltime buitenlandse zielzorger pas aanstellen, nadat de nationale directeur voor de buitenlanderzielzorg en de bevoegde gedelegeerde de benoeming hebben goedgekeurd.
- De nationale directeur zal dat in de regel pas doen, wanneer de bisschoppenconferentie van het thuisland of haar officiële gedelegeerden documenteren dat de kandidaat aangesteld kan worden.
- Bijzondere aandacht verdienen de "Pastorale en juridische hoofdrichtlijnen voor de buitenlanderszielzorg". Evenzo de "Richtlijnen voor de Poolstalige zielzorg in Duitsland" van 17 september 2001. De Instructio " De pastorali migratorum cura [284]" van 1969 blijft nog steeds de grondslag van de moedertaal-zielzorg. Daarin staat onder andere: "De bisschoppenconferentie van het bestemmingsland zorgt er dan voor dat de (op grond van de presentatie-oorkonde) opgenomen kapelaans of missionarissen aan de plaatselijke Ordinarii worden toegewezen en door hen voor de immigrantenzielzorg ter beschikking gesteld" 2 [[284|36]].
- Voordat een benoeming plaats vindt, moet aan de volgende formaliteiten zijn voldaan:
- een presentatie-oorkonde aan de Duitse bisschoppenconferentie (vertegenwoordigd door de nationale directeur),
- een aanbeveling van de nationale directeur in overleg met de gedelegeerde en de bevoegde buitenlandmedewerker van het betreffende bisdom.
- De uiteindelijke benoeming geschiedt door de bisschop van het diocees, waarin de nieuwbenoemde gaat werken.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/261-een-kerk-in-veel-talen-en-volkeren-nl