Wij beperken ons hier tot het volgende: In de
Latijnse Kerk zijn de bisschops- en priesterwijding
verbonden met het charisma van het celibaat. Dat
wil zeggen met de plicht, ongehuwd en in volkomen
kuisheid te leven. Het gaat om een vrijwillig
ongehuwd-zijn “omwille van het Rijk der hemelen”
Vgl. Mt. 19, 12
. Het is een bijzonder teken van de
navolging van Jezus, die zelf ongehuwd leefde, en
een teken van de volkomen beschikbaarheid voor
God en de mensen. Het celibaat is eveneens een
eschatologisch teken omdat het de overtuiging
levend houdt, dat “de wereld die wij zien voorbijgaat”
(
1 Kor. 7, 31) en het Rijk Gods op komst is. Het
is van existentiële betekenis omdat het aan betrokkene
als het ware telkens vraagt of het Rijk Gods
echt die parel is, waarvoor hij al het andere heeft
prijsgegeven
Vgl. Mt. 13, 44-46
. Het is voorts een
teken van solidariteit, want het celibaat maakt de
priester vrij voor de totale dienst aan “de zaak des
Heren” (
1 Kor. 7, 32).
Vaticanum II heeft de celibaatsverplichting
voor kandidaten voor het priesterschap
opnieuw goedgekeurd en bekrachtigd. Het
2e Vaticaans Concilie - Decreet
Presbyterorum Ordinis
Over het leven en dienst van de priester
(7 december 1965)
stelt, dat het celibaat “om meerdere redenen
past bij het priesterschap”
2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 16. Wij zijn ervan
overtuigd dat het huidige priestergebrek een symptoom
is van een diepere en bredere crisis, die niet
geïsoleerd en apart opgelost kan worden door een
uiterlijke verandering van een wet. Het gegeven
dat niet alleen de ongehuwde staat, maar ook
huwelijk en gezin in een crisis verkeren lijkt onze
visie te bevestigen. Een verlevendiging van het
geloof van de gedoopten en een intensivering van
het zoeken naar het Rijk Gods, dienen bij het
gesprek over de ambtsproblematiek op de eerste
plaats te komen.