
Paus Benedictus XVI - 4 mei 2008
In Zijn afscheidswoorden tot Zijn leerlingen, heeft Jezus veel nadruk gelegd op het belang van Zijn terugkeer naar de Vader, de bekroning van heel Zijn zending: Hij is inderdaad in de wereld gekomen om de mens bij God te brengen, niet in gedachten – zoals een filosoof of wijze meester – maar werkelijk, als een herder die de schapen naar de schaapstal wil brengen.
Deze exodus naar het hemels vaderland, die Jezus als eerste beleefd heeft, heeft Hij helemaal voor ons gedaan. Voor ons is Hij uit de hemel neergedaald, voor ons is Hij ten hemel opgestegen, nadat Hij zich in alles aan ons gelijk gemaakt heeft, vernederd werd tot in de dood aan het kruis, en na de afgrond gesmaakt te hebben van uiterste Godverlatenheid. Juist daarom heeft de Vader Zijn welbehagen in Hem gesteld en heeft Hij Hem verheven (Fil. 2, 9) door Hem de volheid van Zijn heerlijkheid terug te geven, maar dit keer mét onze mensheid. God in de mens – de mens in God: dit is voortaan een waarheid, geen theoretische maar een feitelijke. Daarom is christelijke hoop, die op Christus gebouwd is, geen illusie, maar zoals de brief aan de Hebreeën zegt, “het veilige en vaste anker van onze ziel” (Hebr. 6, 19), een anker dat doordringt tot in de hemel waarheen Christus ons is voorgegaan.
En waaraan heeft de mens van vandaag meer behoefte dan hieraan: een vast anker voor zijn bestaan? Ziedaar dan opnieuw de verbazende zin van Maria’s aanwezigheid onder ons. Door onze blik op Haar te richten, zoals de eerste leerlingen, worden wij onmiddellijk verwezen naar de werkelijkheid van Jezus: de Moeder verwijst naar de Zoon, die niet meer lichamelijk in ons midden is, maar die ons in het huis van de Vader verwacht. Jezus vermaant ons, niet naar boven te blijven kijken, maar verenigd te zijn in gebed om de gave van de Heilige Geest af te smeken. Voor wie opnieuw uit den hoge geboren wordt, dat wil zeggen uit de Heilige Geest, wordt namelijk de toegang tot het Rijk der Hemelen ontsloten Vgl. Joh. 3, 3-5 en de eerste om uit den hoge herboren te worden is juist de Maagd Maria. Wij richten ons daarom tot Haar in de volheid van de paasvreugde.