Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Beste broeders en zusters! Ik stel u enkele aspecten voor van de leer van Gregorius van Nyssa, over wie we al gesproken hebben.
Op de eerste plaats geeft Gregorius van Nyssa blijk van een heel verheven kijk op de waardigheid van de mens. Het doel van de mens, zegt de heilige Bisschop, is zich gelijkvormig te maken aan God, en dit doel bereikt hij vooral door de liefde voor en de kennis en beoefening van de deugden, "lichtende stralen die neerdalen vanuit de goddelijke natuur" , in een aanhoudende beweging van kiezen voor het goede, zoals de wedloper zich naar voren uitstrekt.
Gregorius gebruikt in deze een treffend beeld dat al in de Brief van Paulus aan de Filippensen staat: épekteinómenos , dat wil zeggen: "me uitstrekkend" naar wat groter is, naar de waarheid en de liefde. Deze beeldrijke uitdrukking verwijst naar een diepe werkelijkheid: de volmaaktheid die wij willen vinden is niet iets dat eens en voorgoed veroverd wordt; volmaaktheid bestaat in dit onderweg blijven, in een voortdurende bereid zijn om vooruit te gaan, want de volledige gelijkenis met God wordt nooit bereikt; we zijn er altijd naar onderweg .
De geschiedenis van elke ziel is die van een liefde die telkens vervuld wordt en die tegelijkertijd open staat naar nieuwe verten, want God verruimt voortdurend de mogelijkheden van de ziel, om haar in staat te maken steeds groter goed te ontvangen. God zelf, die in ons de kiemen van het goede heeft gelegd en van wie alle initiatief tot heiligheid uitgaat, "modelleert het blok... door onze geest bij te vijlen en schoon te maken, vormt Hij in ons Christus" .
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Met zorg preciseert Gregorius:
"In werkelijkheid is het niet ons werk en evenmin het resultaat van een menselijk vermogen om gelijk te worden aan de Godheid, maar het is het resultaat van de vrijgevigheid van God, die aan onze natuur vanaf haar oorsprong de genade heeft bewezen van de gelijkenis met Hem" .
Het gaat er dus voor de ziel "niet om, iets van God te kennen, maar om God in zich te hebben" . Overigens, zo tekent Gregorius met scherpzinnigheid aan, "de godheid is zuiverheid, bevrijding van de hartstochten en verwijdering van alle kwaad: als dit alles in je is, is God werkelijk in je" .
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Wanneer wij God in ons hebben, wanneer de mens God liefheeft, wil hij, door die wederkerigheid die eigen is aan de wet van de liefde, hetzelfde als wat God wil , en werkt hij dus met God mee om in zichzelf het goddelijk beeld te modelleren, zodat
"onze geestelijke geboorte het resultaat is van een vrije keuze, en wij in zekere zin onze eigen ouders zijn, onszelf scheppend zoals wij zelf willen zijn, en door onze wil onszelf vormend naar het model dat wij kiezen" .
Om op te gaan naar God, moet de mens zich reinigen:
"De weg die de menselijke natuur terugbrengt naar de hemel, is geen andere dan zich te verwijderen van het kwaad van deze wereld... Aan God gelijk worden, betekent rechtvaardig worden, heilig en goed... Als dus, volgens Ecclesiastès , 'God in de hemel is' en als het u een genoegen is om, volgens de profeet , 'bij de Heer te vertoeven', dan volgt daar noodzakelijk uit dat u dáár moet zijn waar God zich bevindt, omdat u met God verenigd bent. Omdat Hij u heeft opgedragen om, wanneer u bidt, God Vader te noemen, zegt Hij u (daarmee) om zonder meer gelijk te worden aan uw hemelse Vader, door een leven dat God waardig is, zoals de Heer ons dat elders nog duidelijker zegt: 'Weest dus volmaakt zoals uw Vader in de hemel volmaakt is' " .
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Op deze weg van geestelijke ascese is Christus het Voorbeeld en de Meester, die ons het mooie beeld van God laat zien . Ieder van ons merkt, al kijkend naar Hem, "de schilder te zijn van het eigen leven", met de wil als uitvoerder van het werk en de deugden als de kleuren waarvan hij zich kan bedienen . Wanneer nu de mens beschouwd wordt als waardig om de naam van Christus te dragen, hoe moet hij zich dan gedragen? Gregorius antwoordt aldus: "(Hij moet) steeds in zijn binnenste zijn eigen gedachten, woorden en werken onderzoeken om te zien of zij op Christus gericht zijn of zich van Hem verwijderen" . En dit punt is belangrijk voor de waarde die hij aan het woord christen toekent. Christen is iemand die de naam van Christus draagt en die daarom ook in zijn leven zich gelijkvormig moet maken aan Hem. Door het Doopsel nemen wij, christenen, een grote verantwoordelijkheid op ons.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Maar Christus - herinnert (ons) Gregorius - is ook in de armen aanwezig, waardoor deze nooit beledigd mogen worden:
"veracht niet degenen die uitgestrekt terneerliggen, alsof daardoor voor hen niets meer zou gelden. Bedenk wie zij zijn en je zult hun waardigheid ontdekken: zij vertegenwoordigen voor ons de Persoon van de Zaligmaker. En zo is het ook: want de Heer gaf hun in zijn goedheid zijn eigen Persoon, opdat degenen die hart van hart zijn en de vijanden van de armen, daardoor met medelijden bewogen zouden worden" .
Gregorius, zo zeiden we, spreekt over een opgang: over de opgang naar God in het gebed door middel van de zuiverheid van hart; maar ook over de opgang door middel van de liefde voor de naaste. De liefde is de ladder die leidt naar God. Bijgevolg drukt de Nyssener elk van zijn toehoorders op het hart: "Wees edelmoedig jegens deze broeders, jegens de slachtoffers van het ongeluk. Geef de hongerige wat je aan je buik ontzegt" .
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Met grote duidelijkheid herinnert Gregorius eraan dat wij allemaal van God afhankelijk zijn en daarom roept hij uit:
"Denk niet dat alles van u is! Er moet ook een deel voor de armen zijn, voor de vrienden van God. Immers, de waarheid is dat alles van God komt, de Vader van allen, en dat wij broeders zijn en tot dezelfde afstamming behoren" .
Laat daarom, zo insisteert Gregorius, de christen zich onderzoeken:
"Waartoe dient je het vasten en je van vlees onthouden, als je vervolgens je tanden zet je broeder? Wat voor winst voor God haal je eruit dat je van het jouwe niet eet, als je vervolgens, door als een onrechtvaardige te handelen, uit de handen van de arme weggrist wat van hem is?" .
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Laten we deze catecheses van ons over de drie grote Cappadocische Vaders besluiten door nog dat belangrijke aspect van de geestelijke leer van Gregorius van Nyssa te vernoemen dat het gebed is. Om vooruit te gaan op de weg van de volmaaktheid en God in zich te ontvangen, de Heilige Geest in zich te dragen, de liefde van God, moet de mens zich in vertrouwen tot Hem wenden in het gebed:
"Door het gebed slagen wij er in bij God te blijven. Maar wie bij God is, is ver van de vijand. Het gebed is ondersteuning en verdediging van de kuisheid, een rem op de toorn, een bedaren en beheersen van de trots. Het gebed is bewaking van de maagdelijkheid, bescherming van de trouw in het huwelijk, hoop voor hen die waken, overvloed aan vruchten voor wie het land bewerken, veiligheid voor wie zich aan boord bevindt" .
In zijn gebed put de christen altijd inspiratie uit het gebed des Heren:
"Als we willen bidden dat het Rijk van God over ons neerdaalt, laten we dit dan vragen met de kracht van het Woord: dat ik weggehaald word van het bederf, dat ik bevrijd word van de dood, dat ik losgemaakt word uit de ketenen van de dwaling; moge nooit de dood over mij heersen, dat nooit de tirannie van het kwaad macht over ons heeft, de tegenstander mij niet overheerst noch mij tot zijn gevangene maakt door de zonde, maar moge uw Rijk over mij komen, opdat de hartstochten die nu heer en meester over mij zijn, zich van mij zullen verwijderen of, beter nog, vernietigd worden" .
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Aan het eind van zijn aardse leven, zal de christen zo in vrede tot God kunnen wenden. Hierover sprekend, denkt de heilige Gregorius aan de dood van zuster Macrina en schrijft hij dat zij op het ogenblik van haar dood zo tot God gebeden heeft: "Gij die op aarde macht hebt om de zonden te vergeven, vergeef mij 'opdat ik weer op adem kan komen' , en opdat ik voor uw ogen zonder vlek bevonden wordt, op het ogenblik waarop ik van mijn lichaam wordt ontdaan , zodat mijn geest, heilig en zonder vlek , in uw handen ontvangen wordt zoals 'wierook naar U opstijgt' " .
Dit onderricht van de heilige Gregorius blijft altijd geldig: niet alleen spreken over God, maar God in zich dragen. We doen dat door de inspanning van het gebed en door te leven in de geest van de liefde voor al onze broeders en zusters.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/2023-h-gregorius-van-nyssa-2-enige-aspecten-van-zijn-leer-nl