De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur
x
Informatie over dit document
De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur
Tot de 'United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization' (UNESCO)
Parijs (Frankrijk)
Paus Johannes Paulus II
2 juni 1980
Pauselijke geschriften - Toespraken
1980, Archief van Kerken 35e jrg. p. 1043-1056
2 juni 1980
12 juni 2023
1933
nl
Referenties naar dit document: 9
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
1
Ik dank meneer Napoléon Leblanc, voorzitter van de algemene conferentie, meneer Chams Eldine El- Wakil, voorzitter van de uitvoerende raad, en meneer Amadou Mahtar-M'Bow, directeur-generaal van de organisatie, voor de vriendelijke welkomstwoorden welke zij tegenover mijn persoon hebben uitgesproken. Ik wil ook allen groeten die hier bijeengekomen zijn voor de honderdnegende zitting van de uitvoerende raad van de UNESCO. Ik zou niet weten hoe mijn vreugde te verbergen zoveel afgevaardigden van de naties van de hele wereld bij deze gelegenheid bijeen te zien, zoveel voortreffelijke persoonlijkheden, zoveel bekwaamheden, zoveel vermaarde vertegenwoordigers van de cultuur- en wetenschapswereld. Door mijn interventie zal ik proberen mijn bescheiden steentje bij te dragen aan het bouwwerk dat u, dames en heren, door uw overwegingen en besluiten op alle gebieden die tot de bevoegdheid van de UNESCO behoren, met onvermoeide arbeid en volharding opbouwt.
Meneer de voorzitter van de algemene conferentie,Allereerst wil ik mijn zeer hartelijke dankbetuigingen uitspreken voor de uitnodiging welke meneer Amadou Mahtar-M'Bow, directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor opvoeding, wetenschap en cultuur herhaaldelijk tot mij heeft gericht, en reeds sedert het eerste bezoek dat hij mij de eer deed te brengen. Talrijk zijn de redenen waarom ik blij ben vandaag te kunnen beantwoorden aan de uitnodiging welke ik terstond hoog heb gewaardeerd.
Meneer de voorzitter van de uitvoerende raad,
Meneer de directeur-generaal,
Dames en heren,
Ik dank meneer Napoléon Leblanc, voorzitter van de algemene conferentie, meneer Chams Eldine El- Wakil, voorzitter van de uitvoerende raad, en meneer Amadou Mahtar-M'Bow, directeur-generaal van de organisatie, voor de vriendelijke welkomstwoorden welke zij tegenover mijn persoon hebben uitgesproken. Ik wil ook allen groeten die hier bijeengekomen zijn voor de honderdnegende zitting van de uitvoerende raad van de UNESCO. Ik zou niet weten hoe mijn vreugde te verbergen zoveel afgevaardigden van de naties van de hele wereld bij deze gelegenheid bijeen te zien, zoveel voortreffelijke persoonlijkheden, zoveel bekwaamheden, zoveel vermaarde vertegenwoordigers van de cultuur- en wetenschapswereld. Door mijn interventie zal ik proberen mijn bescheiden steentje bij te dragen aan het bouwwerk dat u, dames en heren, door uw overwegingen en besluiten op alle gebieden die tot de bevoegdheid van de UNESCO behoren, met onvermoeide arbeid en volharding opbouwt.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Het zij me vergund te beginnen met me te beroepen op de oorsprong van uw organisatie. De gebeurtenissen die de stichting van de UNESCO hebben gekenmerkt inspireren mij tot vreugde en tot dankbaarheid jegens de voorzienigheid: de ondertekening van haar constitutie op 16 november 1945; het in kracht treden van deze constitutie en de oprichting van de organisatie op 4 november 1946; de overeenkomst tussen de UNESCO en de Organisatie van de Verenigde Naties in hetzelfde jaar. Uw organisatie is namelijk het werk van de naties die na de beëindiging van de verschrikkelijke tweede wereldoorlog werden gedreven door wat een spontaan verlangen naar vrede, eenheid en verzoening zou kunnen worden genoemd. Deze naties zochten naar middelen en vormen om deze nieuwe samenwerking op een duurzame manier vaste vorm te geven, te verdiepen en te waarborgen. De UNESCO is dus evenals de Organisatie van de Verenigde Naties ontstaan, omdat de volkeren wisten, dat aan de basis van de grote ondernemingen die bestemd zijn om de vrede en de vooruitgang van de mensheid op heel de aardbol te dienen, de noodzaak tot eenheid van de naties, tot wederzijds respect en internationale samenwerking ligt.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Daar ik het werk, de gedachte en de boodschap van mijn grote voorganger Paus Paulus VI voortzet, heb ik de eer gehad het woord te nemen voor de algemene vergadering van de Verenigde Naties in de maand oktober jongstleden [1942] op uitnodiging van meneer Kurt Waldheim, secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Kort daarop, op 12 november 1979, werd ik uitgenodigd door meneer Edouard Saouma, directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor voedsel en landbouw in Rome [2380]. In deze omstandigheden was het me gegeven kwesties te behandelen die diepgaand verbonden zijn met het geheel van de problemen die betrekking hebben op de vreedzame toekomst van de mens op aarde. Al deze problemen zijn namelijk nauw met elkaar verbonden. Wij bevinden ons tegenwoordig om zo te zeggen in een hecht systeem van communicerende vaten: de problemen van de cultuur, de wetenschap en de opvoeding doen zich in het leven van de naties en in de internationale betrekkingen niet onafhankelijk voor van de andere problemen van het menselijk bestaan, zoals die van de vrede of de honger. De problemen van de cultuur worden bepaald door andere dimensies van het menselijk bestaan evenals deze op hun beurt die bepalen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Er is ondanks alles - en ik heb dat in mijn toespraak tot de Verenigde Naties benadrukt door te verwijzen naar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens [1491] - een fundamentele dimensie welke de systemen welke het geheel van de mensheid structureren tot in hun fundamenten kan veranderen en het individuele en gemeenschappelijke menselijke bestaan kan bevrijden van de dreigingen die op haar rusten. Deze dimensie is de mens, de mens in zijn totaliteit, de mens die tegelijk leeft in de sfeer van de materiële waarden en in die van de geestelijke waarden. Het respect voor de onvervreemdbare rechten van de menselijke persoon ligt aan de basis van alles. vgl: De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede [[[1942|7.13]]] Elke bedreiging van de rechten van de mens in het kader van zijn geestelijke goederen of in die van zijn materiële goederen doet deze fundamentele dimensie geweld aan. Daarom heb ik in mijn toespraak tot de FAO [d:75] benadrukt, dat geen mens, geen land noch enig systeem ter wereld onverschillig kan blijven voor de 'geografie van de honger' en de reusachtige dreigingen welke eruit volgen, indien de gehele gerichtheid van de economische politiek, en vooral de rangorde van de investeringen niet wezenlijk en radicaal veranderen. vgl: Het ernstigste en meest dringende probleem is de strijd tegen de honger [[[2380|10]]] Terwijl ik verwijs naar de organen van uw organisatie, vestig ik daarom ook de aandacht op de noodzaak alle krachten te mobiliseren die de geestelijke dimensie van het menselijk bestaan richting geven, die getuigen van de voorrang van het geestelijke in de mens - van wat overeenkomt met de waardigheid van zijn verstand, zijn wil en zijn hart - om niet opnieuw te bezwijken aan de afschuwelijke vervreemding van het collectieve kwaad dat altijd klaar staat om de materiële machtsmiddelen te gebruiken in de vernietigingsstrijd van mensen tegen mensen en naties tegen naties.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Aan de oorsprong van de UNESCO liggen derhalve evenals aan de basis van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens [1491] deze voornaamste edele impulsen van het menselijk geweten, van het verstand en van de wil. Ik beroep me op deze oorsprong, op dit begin, op deze premissen en op deze eerste beginselen. In hun naam kom ik vandaag naar Parijs, naar de zetel van uw organisatie, met een verzoek: dat u aan het einde van een etappe van meer dan dertig jaar van uw werkzaamheden, u nog meer zoudt verenigen rond de idealen en beginselen van het allereerste begin. In hun naam veroorloof ik me nu ook u enkele werkelijk fundamentele beschouwingen voor te leggen, want alleen in hun licht schittert ten volle de betekenis van deze instelling welke de naam UNESCO draagt, Organisatie van de Verenigde Naties voor opvoeding, wetenschap en cultuur.
Referenties naar alinea 5: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Aan Kardinaal Agostino Casaroli, staatssecretaris, waarmee de Pauselijke Raad voor de Cultuur ingesteld is ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Opvoeden tot interculturele dialoog in katholieke scholen. Leven in harmonie voor een beschaving van liefde ->=geentekst=
De vrede, de rechten van de mens en van de volken, het menselijk leven, de arbeid en het gezin staan in het middelpunt van de zorg van de Heilige Stoel ->=geentekst=
Genus humanum arte et ratione vivit. vgl: Post. Analyt., n. 1 [[[1644]]] Deze woorden van een van de grootste genieën van het christendom, die tegelijk een vruchtbaar voortzetter was van het antieke denken, dragen verder dan het gebied en de hedendaagse betekenis van de oosterse cultuur, zodat zij middellandse zees of atlantisch zou zijn. Zij hebben een betekenis die van toepassing is op het geheel van de mensheid waar de verschillende tradities elkaar ontmoeten die haar geestelijk erfgoed vormen en de verschillende cultuurtijdperken. De wezenlijke betekenis van de cultuur is volgens deze woorden van de heilige Thomas van Aquino [d:242] gelegen in het feit, dat zij een kenmerk is van het menselijk leven als zodanig. De mens leeft een werkelijk menselijk leven dankzij cultuur. Het menselijk leven is ook in deze zin cultuur, dat de mens zich door haar onderscheidt en verschilt van al wat verder bestaat in de zichtbare wereld: de mens kan geen cultuur missen. De cultuur is een bijzondere wijze van het 'bestaan' en van het 'zijn' van de mens. De mens leeft altijd volgens een cultuur die hem eigen is, en die op haar beurt tussen de mensen een band schept die hen ook eigen is door het intermenselijke en sociale karakter van het menselijk bestaan te bepalen. In de eenheid van de cultuur als eigen wijze van het menselijk bestaan is tegelijkertijd de verscheidenheid van culturen geworteld waarbinnen de mens leeft. In deze verscheidenheid ontwikkelt de mens zich zonder evenwel het wezenlijke contact met de eenheid van de cultuur te verliezen als fundamentele en wezenlijke dimensie van zijn bestaan en zijn zijn.
Referenties naar alinea 6: 5
Dialoog tussen culturen voor een beschaving van liefde en vrede ->=geentekst=Aan Kardinaal Agostino Casaroli, staatssecretaris, waarmee de Pauselijke Raad voor de Cultuur ingesteld is ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Opvoeden tot interculturele dialoog in katholieke scholen. Leven in harmonie voor een beschaving van liefde ->=geentekst=
De vrede, de rechten van de mens en van de volken, het menselijk leven, de arbeid en het gezin staan in het middelpunt van de zorg van de Heilige Stoel ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Solidariteit tegenover alle grote initiatieven die de problemen van de mensheid trachten op te lossen ->=geentekst=
De mens die in de zichtbare wereld het unieke ontische subject van de cultuur is, is ook zijn unieke object en zijn maatstaf. De cultuur is datgene waardoor de mens als mens meer mens wordt, meer 'is', meer toegang heeft tot het 'zijn'. Daar ligt ook het kapitale onderscheid tussen wat de mens is en wat hij heeft, tussen zijn en hebben. De cultuur staat altijd in wezenlijke en noodzakelijke betrekking tot wat de mens is, terwijl zijn verhouding tot wat hij heeft, tot zijn 'hebben', niet alleen secundair is, maar geheel en al betrekkelijk. Alle 'hebben' van de mens is slechts belangrijk voor de cultuur, een creatieve factor voor de cultuur, in de mate waarin de mens door middel van zijn 'hebben' vollediger als mens kan 'zijn', vollediger mens kan worden in alle dimensies van zijn bestaan, in alles wat zijn menszijn kenmerkt. De ervaring van de verschillende tijdperken, zonder dit tijdperk uit te sluiten, toont aan dat over de cultuur allereerst in betrekking met de natuur van de mens wordt gedacht en gesproken en vervolgens op secundaire en indirecte wijze in betrekking tot de wereld van de producten. Dit doet niets af aan het feit dat wij het verschijnsel cultuur beoordelen vanuit hetgeen de mens voortbrengt, of dat wij daaruit tegelijk conclusies trekken over de mens. Een dergelijke benadering - typische wijze van het 'a posteriori' kernproces - houdt op zich de mogelijkheid in om in tegenovergestelde zin op te stijgen naar de ontischcausale afhankelijkheden. De mens en alleen de mens is de 'bewerker' of 'bewerkster' van de cultuur; de mens, en alleen de mens, brengt er zichzelf in tot uitdrukking en vindt er zijn eigen evenwicht in.
Referenties naar alinea 7: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Solidariteit tegenover alle grote initiatieven die de problemen van de mensheid trachten op te lossen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De hele mens subject van de cultuur
8
Libertatis conscientia ->=geentekst=
Aan Kardinaal Agostino Casaroli, staatssecretaris, waarmee de Pauselijke Raad voor de Cultuur ingesteld is ->=geentekst=
Solidariteit tegenover alle grote initiatieven die de problemen van de mensheid trachten op te lossen ->=geentekst=
Wij allen hier aanwezig ontmoeten elkaar op het terrein van de cultuur, de fundamentele werkelijkheid die ons verenigt en de grond is voor de oprichting en de doeleinden van de UNESCO. Door dit feit zelf ontmoeten wij elkaar rond de mens en, in zekere zin in hem, in de mens. Deze mens, die zich uitdrukt en zich objectiveert in en door de cultuur is enig, een geheel en ondeelbaar. Hij is tegelijk subject en bewerker van de cultuur. Men kan hem dientengevolge niet alleen beschouwen als resultaat van alle concrete omstandigheden van zijn bestaan, als resultaat - om maar een voorbeeld aan te halen - van de productieverhoudingen die in een bepaalde tijd de overhand hebben. Zou dit criterium van de productieverhoudingen dan niet enigszins een sleutel zijn voor het begrijpen van de historiciteit van de mens, voor het begrijpen van de cultuur en de vele vormen van zijn ontwikkeling? Dit criterium vormt ongetwijfeld een sleutel en zelfs een kostbare sleutel, maar het is niet de fundamentele sleutel, de grondsleutel. De menselijke culturen weerspiegelen, daar bestaat geen enkele twijfel over, de verschillende systemen van productieverhoudingen; maar het is niet dit of dat systeem, dat aan de cultuur ten grondslag ligt, maar dat is wel de mens, de mens die in het systeem leeft, die het aanvaardt of het probeert te veranderen. Men kan zich geen cultuur indenken zonder menselijke subjectiviteit en zonder menselijke oorzakelijkheid; maar op cultureel terrein is de mens altijd het eerste feit: de mens is het oorspronkelijke en fundamentele feit van de cultuur.
En dat is de mens altijd in zijn totaliteit: in het integrale geheel van zijn geestelijke en materiële subjectiviteit. Indien het onderscheid tussen geestelijke en materiële cultuur juist in functie staat van het karakter en de inhoud van de voortbrengselen waarin de cultuur zich uit, dan moet men tegelijk vaststellen, dat enerzijds de materiële cultuurwerken altijd een uiting zijn van een 'vergeestelijking' van de materie, een onderwerping van het materiële element aan de geestelijke krachten van de mens, dat wil zeggen aan zijn verstand en zijn wil - en dat anderzijds de geestelijke cultuurwerken op een bijzondere wijze een 'vermaterialisering' van de geest manifesteren, een incarnatie van wat geestelijk is. In de culturele werken schijnt deze dubbele karakteristiek ook oorspronkelijk en in gelijke mate blijvend te zijn.
Ziehier dan bij wijze van theoretische conclusie een voldoende basis om de cultuur te begrijpen door de integrale mens, door de hele werkelijkheid van zijn subjectiviteit heen. Ziehier ook - op het gebied van het handelen - de voldoende basis om in de cultuur altijd de integrale mens te zoeken, de mens geheel en al, in heel de waarheid van zijn geestelijke en lichamelijke subjectiviteit; de basis die voldoende is om geen verdeeldheden of vooropgestelde tegenstellingen boven de cultuur - authentiek menselijk systeem, prachtige synthese van de geest en het lichaam - te stellen. Dan zou het namelijk gaan om een verabsolutering van de materie in de structuur van een menselijk subject, of omgekeerd, om een verabsolutering van de geest in deze zelfde structuur, noch het een noch het ander geeft de waarheid over de mens weer en dient zijn cultuur.
En dat is de mens altijd in zijn totaliteit: in het integrale geheel van zijn geestelijke en materiële subjectiviteit. Indien het onderscheid tussen geestelijke en materiële cultuur juist in functie staat van het karakter en de inhoud van de voortbrengselen waarin de cultuur zich uit, dan moet men tegelijk vaststellen, dat enerzijds de materiële cultuurwerken altijd een uiting zijn van een 'vergeestelijking' van de materie, een onderwerping van het materiële element aan de geestelijke krachten van de mens, dat wil zeggen aan zijn verstand en zijn wil - en dat anderzijds de geestelijke cultuurwerken op een bijzondere wijze een 'vermaterialisering' van de geest manifesteren, een incarnatie van wat geestelijk is. In de culturele werken schijnt deze dubbele karakteristiek ook oorspronkelijk en in gelijke mate blijvend te zijn.
Ziehier dan bij wijze van theoretische conclusie een voldoende basis om de cultuur te begrijpen door de integrale mens, door de hele werkelijkheid van zijn subjectiviteit heen. Ziehier ook - op het gebied van het handelen - de voldoende basis om in de cultuur altijd de integrale mens te zoeken, de mens geheel en al, in heel de waarheid van zijn geestelijke en lichamelijke subjectiviteit; de basis die voldoende is om geen verdeeldheden of vooropgestelde tegenstellingen boven de cultuur - authentiek menselijk systeem, prachtige synthese van de geest en het lichaam - te stellen. Dan zou het namelijk gaan om een verabsolutering van de materie in de structuur van een menselijk subject, of omgekeerd, om een verabsolutering van de geest in deze zelfde structuur, noch het een noch het ander geeft de waarheid over de mens weer en dient zijn cultuur.
Referenties naar alinea 8: 4
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Libertatis conscientia ->=geentekst=
Aan Kardinaal Agostino Casaroli, staatssecretaris, waarmee de Pauselijke Raad voor de Cultuur ingesteld is ->=geentekst=
Solidariteit tegenover alle grote initiatieven die de problemen van de mensheid trachten op te lossen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Ik zou hier willen stilstaan bij een andere wezenlijke overweging, bij een werkelijkheid van een geheel andere orde. Wij kunnen namelijk het feit aanroeren dat de Heilige Stoel bij de UNESCO is vertegenwoordigd door zijn permanente waarnemer waarvan de aanwezigheid in het perspectief ligt van de aard zelf van de Apostolische Stoel. Deze aanwezigheid is op een nog veel ruimere wijze in overeenstemming met de aard en de zending van de Katholieke Kerk en indirect met die van heel het Christendom. Ik neem de gelegenheid welke mij vandaag wordt geboden, waar om een persoonlijke en diepe overtuiging uit te spreken. De aanwezigheid van de Apostolische Stoel bij uw organisatie vindt - ofschoon ook gemotiveerd door de bijzondere soevereiniteit van de Heilige Stoel - bovenal zijn bestaansreden in de organische en constructieve band welke er bestaat tussen de godsdienst in het algemeen en het christendom in het bijzonder enerzijds, en de cultuur anderzijds. Deze betrekking strekt zich uit tot veelvoudige werkelijkheden die als concrete uitdrukkingen van de cultuur in de verschillende tijdperken van de geschiedenis moeten worden bepaald en op alle punten van de aardbol. Het zal ongetwijfeld niet overdreven zijn vooral te verklaren, dat door een menigte van feiten, heel Europa - van de Atlantische Oceaan tot de Oeral - in de geschiedenis van iedere natie als die van de hele gemeenschap getuigt van de band tussen de cultuur en het christendom.
Terwijl ik daarop wijs, wil ik op geen enkele manier het erfgoed van de andere continenten kleineren, noch het bijzondere en de waarde van ditzelfde erfgoed die voortvloeien uit andere religieuze, humanistische en ethische inspiratiebronnen. Veeleer wil ik aan alle culturen samen van de mensenfamilie, van de oudste tut die welke van onze tijd zijn, mijn diepste en oprechtste hulde brengen. Denkend aan alle culturen wil ik hier in Parijs bij de zetel van de UNESCO met luider stem, met eerbied en bewondering zeggen: 'Ziedaar de mens!' Ik wil mijn bewondering verkondigen voor de scheppingsrijkdom van de menselijke geest, voor de voortdurende inspanningen om de identiteit van de mens te Ieren kennen en te versterken: van deze mens die altijd aanwezig is in alle bijzondere vormen van cultuur.
Terwijl ik daarop wijs, wil ik op geen enkele manier het erfgoed van de andere continenten kleineren, noch het bijzondere en de waarde van ditzelfde erfgoed die voortvloeien uit andere religieuze, humanistische en ethische inspiratiebronnen. Veeleer wil ik aan alle culturen samen van de mensenfamilie, van de oudste tut die welke van onze tijd zijn, mijn diepste en oprechtste hulde brengen. Denkend aan alle culturen wil ik hier in Parijs bij de zetel van de UNESCO met luider stem, met eerbied en bewondering zeggen: 'Ziedaar de mens!' Ik wil mijn bewondering verkondigen voor de scheppingsrijkdom van de menselijke geest, voor de voortdurende inspanningen om de identiteit van de mens te Ieren kennen en te versterken: van deze mens die altijd aanwezig is in alle bijzondere vormen van cultuur.
Referenties naar alinea 9: 1
Solidariteit tegenover alle grote initiatieven die de problemen van de mensheid trachten op te lossen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
De Kerk en cultuur ->=geentekst=
Tot de Kardinalen bij gelegenheid van het uitwisselen van Kerstwensen ->=geentekst=
Wanneer ik daarentegen spreek van de plaats van de Kerk en van de Apostolische Stoel bij uw organisatie, denk ik niet alleen aan alle cultuurwerken waarin de mens zich in de loop van de laatste tweeduizend jaar uitte, die Christus en het Evangelie had aangenomen, noch aan de instellingen van verschillende aard die uit dezelfde inspiratie op de gebieden van opvoeding, onderwijs, weldadigheid, sociale bijstand en zovele anderen zijn voortgekomen. Ik denk vooral, dames en heren, aan de fundamentele band van het Evangelie, dat wil zeggen van de boodschap van Christus en de Kerk met de mens in zijn menszijn zelf. Deze band is namelijk in de grond zelf schepper van cultuur. Om cultuur te scheppen moet men de mens tot zijn laatste consequenties en algeheel beschouwen als een bijzondere en autonome waarde, als subject, drager van de transcendentie van de persoon. Men moet de mens om zichzelf verklaren, en niet om enig ander motief of reden: alleen om zichzelf! Men moet de mens veeleer beminnen omdat hij mens is, men moet de liefde voor de mens eisen wegens de bijzondere waardigheid die hij bezit. Het geheel van verklaringen betreffende de mens maakt deel uit van het wezen zelf van de boodschap van Christus en de zending van de Kerk ondanks alles wat kritische geesten in deze zaken hebben mogen verklaren en alles wat de tegenovergestelde stromingen van de godsdienst in het algemeen en van het Christendom in het bijzonder hebben kunnen doen.
In de loop van de geschiedenis zijn wij reeds meer dan eens, en we zijn het nog, de getuigen geweest van een proces. van een zeer betekenisvol verschijnsel. Daar waar de religieuze instellingen werden afgeschaft, waar de denkbeelden en werken geboren uit de religieuze inspiratie werden beroofd van hun burgerrecht, hervinden de mensen deze zelfde grondslagen buiten de institutionele wegen om door de confrontatie welke in de waarheid en uit innerlijke drang tot stand komt tussen wat hun menszijn vormt en wat vervat ligt in de christelijke boodschap.
Dames en heren, u zult mij deze verklaring wel willen vergeven. Door haar af te leggen heb ik absoluut niemand willen beledigen. Ik verzoek u te begrijpen, dat ik in naam van wat ik ben, me niet kan onthouden van dit getuigenis. Het draagt ook deze waarheid over de cultuur in zich - waaraan niet stilzwijgend voorbij kan worden gegaan - wanneer men in haar zoekt alwat menselijk is, datgene waarin de mens zich uitdrukt of waardoor hij het subject van zijn bestaan wil zijn. En daarover sprekend zou ik tegelijkertijd des te meer mijn erkentelijkheid willen betuigen voor de banden welke de UNESCO met de Apostolische Stoel verbinden, de banden waarvan mijn aanwezigheid vandaag een bijzondere uitdrukking wil zijn.
In de loop van de geschiedenis zijn wij reeds meer dan eens, en we zijn het nog, de getuigen geweest van een proces. van een zeer betekenisvol verschijnsel. Daar waar de religieuze instellingen werden afgeschaft, waar de denkbeelden en werken geboren uit de religieuze inspiratie werden beroofd van hun burgerrecht, hervinden de mensen deze zelfde grondslagen buiten de institutionele wegen om door de confrontatie welke in de waarheid en uit innerlijke drang tot stand komt tussen wat hun menszijn vormt en wat vervat ligt in de christelijke boodschap.
Dames en heren, u zult mij deze verklaring wel willen vergeven. Door haar af te leggen heb ik absoluut niemand willen beledigen. Ik verzoek u te begrijpen, dat ik in naam van wat ik ben, me niet kan onthouden van dit getuigenis. Het draagt ook deze waarheid over de cultuur in zich - waaraan niet stilzwijgend voorbij kan worden gegaan - wanneer men in haar zoekt alwat menselijk is, datgene waarin de mens zich uitdrukt of waardoor hij het subject van zijn bestaan wil zijn. En daarover sprekend zou ik tegelijkertijd des te meer mijn erkentelijkheid willen betuigen voor de banden welke de UNESCO met de Apostolische Stoel verbinden, de banden waarvan mijn aanwezigheid vandaag een bijzondere uitdrukking wil zijn.
Referenties naar alinea 10: 3
Aan Kardinaal Agostino Casaroli, staatssecretaris, waarmee de Pauselijke Raad voor de Cultuur ingesteld is ->=geentekst=De Kerk en cultuur ->=geentekst=
Tot de Kardinalen bij gelegenheid van het uitwisselen van Kerstwensen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Uit dit alles komt een bepaald aantal zeer gewichtige conclusies naar voren. De beschouwingen die ik namelijk ten beste heb gegeven, tonen duidelijk aan dat de eerste en wezenlijke taak van de cultuur in het algemeen, en ook van iedere cultuur, de opvoeding is. De opvoeding bestaat namelijk daarin, dat de mens steeds meer mens wordt, dat hij meer kan 'zijn' en niet alleen dat hij meer kan 'hebben', en dat hij bijgevolg door alwat hij 'heeft', al wat hij 'bezit', steeds vollediger mens weet te 'zijn'. Daarvoor moet de mens weten niet alleen 'meer te zijn met de anderen' maar ook 'voor de anderen'. De opvoeding is van fundamenteel belang voor de vorming van de intermenselijke en sociale verhoudingen. Ook hier kom ik terecht bij een geheel van grondwaarheden op het gebied waarvan de tradities van het christendom afkomstig van het Evangelie de opvoedkundige ervaringen ontmoeten van zoveel goedwillende en diep wijze mensen, zo talrijk in alle eeuwen van de geschiedenis. Deze mensen die groot blijken, louter door hun menselijkheid welke zij weten te delen met de anderen, vooral met de jongeren, ontbreken niet minder in onze tijd. Tegelijk getuigen de crisissymptomen van allerlei aard waaraan de overigens best uitgeruste milieus en samenlevingen bezwijken - crises die vooral de jongere generaties treffen - om strijd, dat het werk van de opvoeding van de mens niet alleen met behulp van de instellingen wordt verwezenlijkt, met behulp van georganiseerde en materiële middelen, al zijn ze ook voortreffelijk. Zij maken aldus duidelijk dat het belangrijkste altijd de mens is, de mens en zijn moreel gezag dat voortkomt uit de waarheid van zijn beginselen en de overeenstemming van zijn daden met deze beginselen.
Referenties naar alinea 11: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Als de meest bevoegde wereldorganisatie voor alle problemen van de cultuur, kan de UNESCO niet deze andere absoluut allereerste vraag negeren: wat te doen opdat de opvoeding van de mens vooral in het gezin wordt verwezenlijkt?
Welke is de staat van de openbare moraliteit welke aan het gezin, en vooral aan de ouders, het noodzakelijke morele gezag tot dat doel zal waarborgen? Welke vormen van wetgeving ondersteunt dit gezag of verzwakt het daarentegen, of breekt het af? De oorzaken van successen en mislukkingen in de vorming van de mens liggen altijd zowel in het innerlijk zelf van het scheppende fundamentele milieu van de cultuur dat het gezin is, als op een hoger niveau, dat van de bevoegdheid van de staat en zijn organen waarvan zij afhankelijk blijven. Deze problemen kunnen niet nalaten bezinning en bezorgdheid op te roepen voor het forum waar de gekwalificeerde vertegenwoordigers van de staten elkaar ontmoeten. Er bestaat geen twijfel over, dat het eerste en fundamentele culturele feit de geestelijk rijpe mens is, dat wil zeggen, de mens die volledig is gevormd, de mens die in staat is zichzelf te vormen en anderen te vormen. Er bestaat nog minder twijfel over, dat de eerste en fundamentele dimensie van de cultuur de gezonde moraliteit is: de morele cultuur.
Welke is de staat van de openbare moraliteit welke aan het gezin, en vooral aan de ouders, het noodzakelijke morele gezag tot dat doel zal waarborgen? Welke vormen van wetgeving ondersteunt dit gezag of verzwakt het daarentegen, of breekt het af? De oorzaken van successen en mislukkingen in de vorming van de mens liggen altijd zowel in het innerlijk zelf van het scheppende fundamentele milieu van de cultuur dat het gezin is, als op een hoger niveau, dat van de bevoegdheid van de staat en zijn organen waarvan zij afhankelijk blijven. Deze problemen kunnen niet nalaten bezinning en bezorgdheid op te roepen voor het forum waar de gekwalificeerde vertegenwoordigers van de staten elkaar ontmoeten. Er bestaat geen twijfel over, dat het eerste en fundamentele culturele feit de geestelijk rijpe mens is, dat wil zeggen, de mens die volledig is gevormd, de mens die in staat is zichzelf te vormen en anderen te vormen. Er bestaat nog minder twijfel over, dat de eerste en fundamentele dimensie van de cultuur de gezonde moraliteit is: de morele cultuur.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Op dit gebied vindt men ongetwijfeld talrijke bijzondere kwesties, maar de ervaring toont aan dat alles met elkaar in verband staat, en dat deze kwesties in duidelijke systemen van onderlinge afhankelijkheid staan. Heeft zich bijvoorbeeld in het geheel van het opvoedingsproces, van de schoolopvoeding in het bijzonder, geen eenzijdige verlegging naar de opleiding in de ruime zin van het woord voorgedaan? Indien men de proporties ziet die dit verschijnsel aanneemt, alsook de stelselmatige toeneming van de opleiding welke alleen verwijst naar wat de mens bezit, komt de mens zelf dan daardoor niet steeds meer in het duister? Dat heeft dan een echte vervreemding van de opvoeding tot gevolg: in plaats van te werken voor hetgeen de mens moet 'zijn', werkt zij alleen voor datgene waarop de mens zich kan verheffen op het gebied van het 'hebben', van het 'bezit'. Een verdere étappe in de vervreemding is dat de mens door hem van zijn eigen subjectiviteit te beroven, eraan gewend wordt voorwerp van veelvuldige manipulaties te worden: de ideologische of politieke manipulaties welke door middel van de publieke opinie plaats vinden; die welke worden bewerkt door middel van de monopolie of de beheersing; door de economische machten of door de politieke machten van de sociale communicatiemiddelen; de manipulatie tenslotte welke erin bestaat het leven te Ieren zien als een specifieke manipulatie van zichzelf.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De schijnbare imperatieven van onze maatschappij
13a
Het lijkt dat dergelijke gevaren op het gebied van de opvoeding vooral de samenlevingen met een meer ontwikkelde technische beschaving bedreigen. Deze samenlevingen staan tegenover de bijzondere crisis van de mens welke bestaat in een groeiend gebrek aan vertrouwen ten opzichte van het eigen menszijn, van de zin van het feit mens te zijn en van de bevestiging en vreugde die eruit voortvloeien en die bron van schepping zijn. De hedendaagse beschaving probeert de mens een reeks schijnbare imperatieven op te leggen, welke haar woordvoerders rechtvaardigen door een beroep te doen op het beginsel van de ontwikkeling en de vooruitgang. Aldus bijvoorbeeld in plaats van de eerbied voor het leven, 'de imperatief zich van het leven te ontdoen en het te vernietigen; in plaats van de liefde welke een verantwoordelijke persoonsgemeenschap is, 'de imperatief van het maximum aan seksueel genot buiten elk gevoel voor verantwoordelijkheid om; in plaats van de voorrang van de waarheid in het handelen, de 'voorrang' van gangbaar gedrag, subjectief en onmiddellijk succes.
In dit alles komt indirect een grote stelselmatige verloochening van het gezonde streven, dat het streven is mens te zijn. Laten we geen illusies koesteren: het systeem gebaseerd op deze valse imperatieven, van deze fundamentele afwijzingen kunnen de toekomst van de mens en de toekomst van de cultuur bepalen.
In dit alles komt indirect een grote stelselmatige verloochening van het gezonde streven, dat het streven is mens te zijn. Laten we geen illusies koesteren: het systeem gebaseerd op deze valse imperatieven, van deze fundamentele afwijzingen kunnen de toekomst van de mens en de toekomst van de cultuur bepalen.
Referenties naar alinea 13a: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Aan Kardinaal Agostino Casaroli, staatssecretaris, waarmee de Pauselijke Raad voor de Cultuur ingesteld is ->=geentekst=
Solidariteit tegenover alle grote initiatieven die de problemen van de mensheid trachten op te lossen ->=geentekst=
De smaak voor God ->=geentekst=
Indien in naam van de toekomst van de cultuur moet worden verkondigd dar de mens het recht heeft meer te 'zijn', en indien men om dezelfde reden een gezonde voorrang voor het gezin moet eisen in het geheel van het opvoedingswerk van de mens tot een waarachtig menszijn, moet men in dezelfde lijn ook het recht van de natie plaatsen; men moet deze ook plaatsen aan de basis van de cultuur en de opvoeding.
De natie is namelijk de grote gemeenschap van mensen die door verschillende banden zijn verenigd, maar vooral juist door de cultuur. De natie bestaat 'door' de cultuur en 'voor' de cultuur en zij is dus de grote opvoedster van de mensen opdat zij in de gemeenschap 'meer' zouden kunnen 'zijn'. Zij is de gemeenschap die op een geschiedenis kan bogen welke de geschiedenis van de enkeling en van het gezin overstijgt. In deze gemeenschap, in functie waarvan elk gezin opvoedt, begint het gezin zijn opvoedingswerk door wat het meest eenvoudige is, de taal, door de mens die nog in zijn allereerste stadium is te leren spreken om lid te worden van de gemeenschap welke zijn gezin en zijn natie is. Bij alles wat ik nu verkondig en wat ik nog verder zal ontwikkelen, geven mijn woorden een persoonlijke ervaring weer, een getuigenis dat persoonlijk is in zijn soort. Ik ben een zoon van een natie welke de grootste ervaringen van de geschiedenis heeft beleefd, welke haar buren verscheidene malen ter dood hebben veroordeeld, maar welke heeft overleefd en welke zichzelf is gebleven. Zij heeft haar identiteit bewaard, en zij heeft ondanks de verdelingen en buitenlandse bezettingen haar nationale soevereiniteit bewaard, niet door zich op de middelen van fysiek geweld te verlaten, maar alleen door op haar cultuur te steunen. Deze cultuur is in die omstandigheden van een grotere kracht gebleken dan alle andere krachten. Wat ik hier zeg over het recht van de natie op grond van haar cultuur en haar toekomst is dus niet de weerklank van enige 'nationalisme', maar het gaat steeds over een hecht element van menselijke ervaring en menselijke perspectieven over de ontwikkeling van de mens. Er bestaat een fundamentele soevereiniteit van de samenleving welke tot uiting komt in de cultuur van de natie. Het gaat om de soevereiniteit waardoor tegelijkertijd de mens in hoogste mate soeverein is. En wanneer ik me zo uitdruk, denk ik eveneens met een diepe innerlijke ontroering aan de culturen van zoveel oude volkeren welke niet zijn gezwicht toen zij zich tegenover de beschavingen van de overweldigers zagen gesteld: en zij zijn voor de mens nog de bron van zijn 'zijn' als mens in de innerlijke waarheid van zijn menszijn. Ik denk ook met bewondering aan de culturen van de nieuwe samenlevingen, van die welke tot leven worden gewekt in de gemeenschap van de eigen natie - helemaal zoals mijn natie tien eeuwen geleden tot leven is gewekt - en die strijden om hun eigen identiteit en hun eigen waarden te handhaven tegen de invloeden en de druk van van buitenaf opgelegde modellen.
De natie is namelijk de grote gemeenschap van mensen die door verschillende banden zijn verenigd, maar vooral juist door de cultuur. De natie bestaat 'door' de cultuur en 'voor' de cultuur en zij is dus de grote opvoedster van de mensen opdat zij in de gemeenschap 'meer' zouden kunnen 'zijn'. Zij is de gemeenschap die op een geschiedenis kan bogen welke de geschiedenis van de enkeling en van het gezin overstijgt. In deze gemeenschap, in functie waarvan elk gezin opvoedt, begint het gezin zijn opvoedingswerk door wat het meest eenvoudige is, de taal, door de mens die nog in zijn allereerste stadium is te leren spreken om lid te worden van de gemeenschap welke zijn gezin en zijn natie is. Bij alles wat ik nu verkondig en wat ik nog verder zal ontwikkelen, geven mijn woorden een persoonlijke ervaring weer, een getuigenis dat persoonlijk is in zijn soort. Ik ben een zoon van een natie welke de grootste ervaringen van de geschiedenis heeft beleefd, welke haar buren verscheidene malen ter dood hebben veroordeeld, maar welke heeft overleefd en welke zichzelf is gebleven. Zij heeft haar identiteit bewaard, en zij heeft ondanks de verdelingen en buitenlandse bezettingen haar nationale soevereiniteit bewaard, niet door zich op de middelen van fysiek geweld te verlaten, maar alleen door op haar cultuur te steunen. Deze cultuur is in die omstandigheden van een grotere kracht gebleken dan alle andere krachten. Wat ik hier zeg over het recht van de natie op grond van haar cultuur en haar toekomst is dus niet de weerklank van enige 'nationalisme', maar het gaat steeds over een hecht element van menselijke ervaring en menselijke perspectieven over de ontwikkeling van de mens. Er bestaat een fundamentele soevereiniteit van de samenleving welke tot uiting komt in de cultuur van de natie. Het gaat om de soevereiniteit waardoor tegelijkertijd de mens in hoogste mate soeverein is. En wanneer ik me zo uitdruk, denk ik eveneens met een diepe innerlijke ontroering aan de culturen van zoveel oude volkeren welke niet zijn gezwicht toen zij zich tegenover de beschavingen van de overweldigers zagen gesteld: en zij zijn voor de mens nog de bron van zijn 'zijn' als mens in de innerlijke waarheid van zijn menszijn. Ik denk ook met bewondering aan de culturen van de nieuwe samenlevingen, van die welke tot leven worden gewekt in de gemeenschap van de eigen natie - helemaal zoals mijn natie tien eeuwen geleden tot leven is gewekt - en die strijden om hun eigen identiteit en hun eigen waarden te handhaven tegen de invloeden en de druk van van buitenaf opgelegde modellen.
Referenties naar alinea 14: 4
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Aan Kardinaal Agostino Casaroli, staatssecretaris, waarmee de Pauselijke Raad voor de Cultuur ingesteld is ->=geentekst=
Solidariteit tegenover alle grote initiatieven die de problemen van de mensheid trachten op te lossen ->=geentekst=
De smaak voor God ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Gesprek en onderhandelen zijn de enige weg om een echte vrede te verkrijgen ->=geentekst=
Terwijl ik mij tot u richt, dames en heren, u die nu meer dan dertig jaar op deze plaats samenkomt in naam van de voorrang van de culturele werkelijkheden van de mens, van de menselijke gemeenschappen, van de volkeren en de naties, zeg ik u: waakt met alle middelen die u ter beschikking staan over de fundamentele soevereiniteit welke elke natie krachtens zijn eigen cultuur bezit. Beschermt haar als uw oogappel voor de toekomst, voor de grote mensenfamilie. Beschermt haar! Staat niet toe dat deze fundamentele soevereiniteit de prooi zou worden van een of ander politiek of economisch belang. Staat niet toe dat zij het slachtoffer zou worden van totalitaire, imperialistische systemen of hegenomieën waarvoor de mens slechts geldt als voorwerp van overheersing en niet als subject van zijn eigen menselijk bestaan. Voor deze geldt de natie - hun eigen natie of de andere - ook als voorwerp van overheersing en lokaas voor verschillende belangen en niet als subject: het subject van de soevereiniteit welke voortkomt uit de authentieke cultuur waaraan het als iets eigens toebehoort. Zijn er op de kaart van Europa en de wereld geen naties die een uitstekende historische soevereiniteit bezitten welke uit hun cultuur voortkomt en die evenwel tegelijkertijd van hun volle soevereiniteit zijn beroofd? Is dit geen belangrijk punt voor de toekomst van de menselijke cultuur, belangrijk vooral voor onze tijd, op het moment dat het zo hoognodig is de resten van het kolonialisme op te ruimen?
Referenties naar alinea 15: 2
Gesprek en onderhandelen zijn de enige weg om een echte vrede te verkrijgen ->=geentekst=Gesprek en onderhandelen zijn de enige weg om een echte vrede te verkrijgen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Deze soevereiniteit die bestaat en haar oorsprong ontleent aan de eigen cultuur van de natie en de samenleving, aan de voorrang van het gezin bij het werk van de opvoeding, en tenslotte aan de persoonlijke waardigheid van iedere mens, moet de fundamentele maatstaf blijven bij de behandelingswijze van het voor de huidige mensheid belangrijke probleem van de sociale communicatiemiddelen (van de informatie welke ermee is verbonden en ook wat de 'massacultuur' wordt genoemd). Daar deze middelen 'sociale' communicatiemiddelen zijn, mogen ze geen middelen tot overheersing van anderen worden van de kant van de politieke machthebbers of van financiële machten die hun programma en model opleggen. Zij moeten het uitdrukkingsmiddel - en welk een belangrijk middel! - worden van de samenleving die zich van hen bedient en die het bestaan ervan dan ook waarborgt. Zij moeten rekening houden met de werkelijke behoeften van deze samenleving. Zij moeten met de cultuur van de natie en haar geschiedenis rekening houden. Zij moeten de verantwoordelijkheid van het gezin op het gebied van de opvoeding eerbiedigen. Zij moeten met het welzijn van de mens, met zijn waardigheid, rekening houden. Zij mogen niet aan de maatstaf van het belang, de sensatie en het onmiddellijk succes worden onderworpen, maar rekening houdend met de eisen van de ethiek moeten ze dienen tot opbouw van een 'meer menselijk' leven.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Genus humanum arte et ratione vivit. Men bevestigt in de grond van de zaak, dat de mens zichzelf is door de waarheid en nog meer zichzelf wordt door de steeds volmaaktere kennis van de waarheid. Ik zou hier, dames en heren, alle verdiensten willen prijzen van uw organisatie, en tegelijk de betrokkenheid en alle inspanningen van de staten en instellingen die u vertegenwoordigt op de weg van de popularisering van het onderwijs in alle graden en op alle niveaus, op de weg van de uitbanning van het analfabetisme welke het gebrek aan alle, zelfs elementaire onderricht betekent, een treurig gebrek niet alleen vanuit het gezichtspunt van de elementaire cultuur van enkelingen en van milieus, maar ook vanuit het oogpunt van de sociaaleconomische vooruitgang. Er zijn verontrustende tekenen van nalatigheid op dit gebied die samenhangen met een dikwijls radicaal ongelijke en onrechtvaardige verdeling van de goederen: denken wij aan de situaties waarin naast een weinig talrijke plutocratische oligarchie menigten hongerende burgers bestaan die in ellende leven. Deze nalatigheid kan niet langs de weg van bloedige strijd om de macht worden te niet gedaan, maar vooral langs de weg van de stelselmatige alfabetisering; door de spreiding en popularisering van het onderwijs. Een aldus gerichte inspanning is noodzakelijk wil men vervolgens de veranderingen bewerken die op sociaaleconomisch gebied onvermijdelijk zijn. De mens die 'meer is' dankzij ook aan wat hij 'heeft' en aan wat hij 'bezit', moet weten te bezitten, dat wil zeggen over de middelen die hij bezit beschikken en ze beheren voor het eigen welzijn en voor het algemeen welzijn. Tot dit doel is onderwijs onontbeerlijk.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Het probleem van het onderwijs is altijd nauw verbonden geweest met de zending van de Kerk. In de loop van de eeuwen heeft zij scholen gesticht op alle niveaus; zij heeft het ontstaan gegeven aan de middeleeuwse universiteiten in Europa: in Parijs en in Bologna, in Salamanca en Heidelberg, in Krakau en in Leuven. Ook in onze tijd levert zij dezelfde bijdrage overal waar werkzaamheid op dit gebied wordt gevraagd en gerespecteerd. Het zij mij vergund op deze plaats voor de katholieke gezinnen het recht op te eisen, dat aan alle gezinnen toekomt, hun kinderen onderwijs te geven op scholen die overeenkomen met hun eigen wereldbeschouwing, en vooral het strikte recht van gelovige ouders hun kinderen op de scholen niet onderworpen te zien aan programma's welke door het atheïsme zijn geïnspireerd. Het gaat daarbij namelijk om een van de fundamentele rechten van de mens en van het gezin.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Het onderwijssysteem is organisch verbonden met het systeem van de verschillende oriëntaties om de wetenschap in praktijk te brengen en te populariseren, daartoe dienen de instellingen van onderwijs van hoger niveau, de universiteiten en ook, gezien de huidige ontwikkeling van de specialisatie en de wetenschappelijke methoden, de gespecialiseerde instellingen. Het gaat daarbij om instellingen waarover het moeilijk spreken is zonder diepe ontroering. Het zijn de werkbanken waarbij de roeping van de mens tot kennen, alsook de wezenlijke band van de mensheid met de waarheid als doel van de kennis, een dagelijkse werkelijkheid worden, in zekere zin het dagelijks brood worden van zoveel leraren, geëerde sterren van de wetenschap en rond hen de jonge onderzoekers die toegewijd zijn aan de wetenschap en haar toepassingen, evenals van de menigte studenten die deze centra van wetenschap en kennis bezoeken.
Wij staan hier als het ware op de hoogste sporten van de ladder welke de mens sedert het begin beklimt naar de kennis van de werkelijkheid van de wereld welke hem omgeeft, en naar die van de mysteries van zijn menszijn. Dit historisch proces heeft in onze tijd mogelijkheden bereikt die voorheen onbekend waren; het heeft voor het menselijk verstand tot nu toe onverwachte horizonten geopend. Het zou moeilijk zijn hier in details te treden, want op de weg van de kennis zijn de specialisatierichtingen zo talrijk als de ontwikkeling van de wetenschap ruim is.
Wij staan hier als het ware op de hoogste sporten van de ladder welke de mens sedert het begin beklimt naar de kennis van de werkelijkheid van de wereld welke hem omgeeft, en naar die van de mysteries van zijn menszijn. Dit historisch proces heeft in onze tijd mogelijkheden bereikt die voorheen onbekend waren; het heeft voor het menselijk verstand tot nu toe onverwachte horizonten geopend. Het zou moeilijk zijn hier in details te treden, want op de weg van de kennis zijn de specialisatierichtingen zo talrijk als de ontwikkeling van de wetenschap ruim is.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De UNESCO ontmoetingspunt van de menselijke cultuur
20
Uw organisatie is een ontmoetingsplaats, van een ontmoeting die in de breedste zin ieder zo wezenlijk terrein van de menselijke cultuur omvat. Dit gehoor is derhalve helemaal de aangewezen plaats om alle wetenschapsmensen te begroeten en bijzondere hulde te brengen aan hen die hier aanwezig zijn en die voor hun werken de hoogste erkenning hebben verkregen en de grootste onderscheidingen van de wereld. Het zij mij vergund nu ook enkele wensen uit te spreken die, daar twijfel ik niet aan, het denken en het hart van de leden van deze doorluchtige vergadering samenbrengen.
Hetzelfde wat ons in het wetenschappelijk werk bemoedigt - ons bemoedigt en ook diep verheugt - deze voortgang van de onbaatzuchtige kennis van de waarheid welke de geleerde met de grootste toewijding dient en soms met gevaar voor zijn gezondheid en zelfs voor zijn leven, dat zelfde moet ons met zorg vervullen over alles wat in tegenspraak is met de beginselen van belangeloosheid en objectiviteit, alles wat van de wetenschap een werktuig zou maken om doelstellingen te bereiken die niets met haar hebben uit te staan. Ja, we moeten ons bezorgd maken over alles wat deze louter niet-wetenschappelijke doelstellingen voorstellen en veronderstellen door van de wetenschapsmensen te eisen, dat zij zich in hun dienst stellen zonder hen toe te staan te oordelen en te beslissen in alle onafhankelijkheid van geest, over de menselijke en ethische gepastheid van dergelijke doelstellingen of door hen te bedreigen de consequenties ervan te dragen wanneer zij weigeren eraan bij te dragen. Hebben deze niet-wetenschappelijke doelstellingen waarvan ik spreek, dit probleem dat ik voorleg, bewijzen of commentaren nodig? U weet waarop ik doel: dat is voldoende om op het feit te zinspelen, dat er onder hen die voor de internationale rechtbanken werden gedaagd aan het eind van de laatste wereldoorlog, ook wetenschapsmensen waren. Dames en heren, ik bid u me deze woorden niet kwalijk te nemen, maar ik zou niet trouw zijn aan de plichten van mijn ambt, wanneer ik ze niet uitspreek, niet om op het verleden terug te komen, maar om de toekomst van de wetenschap en de menselijke cultuur te verdedigen: meer nog om de toekomst van de mens en de wereld te verdedigen! Ik denk dat Socrates, die in zijn weinig alledaagse rechtschapenheid heeft kunnen beweren dat de wetenschap tegelijk een morele deugd is, zijn zekerheid zou moeten prijsgeven als hij de ervaringen van onze tijd onder ogen zou kunnen krijgen.
Hetzelfde wat ons in het wetenschappelijk werk bemoedigt - ons bemoedigt en ook diep verheugt - deze voortgang van de onbaatzuchtige kennis van de waarheid welke de geleerde met de grootste toewijding dient en soms met gevaar voor zijn gezondheid en zelfs voor zijn leven, dat zelfde moet ons met zorg vervullen over alles wat in tegenspraak is met de beginselen van belangeloosheid en objectiviteit, alles wat van de wetenschap een werktuig zou maken om doelstellingen te bereiken die niets met haar hebben uit te staan. Ja, we moeten ons bezorgd maken over alles wat deze louter niet-wetenschappelijke doelstellingen voorstellen en veronderstellen door van de wetenschapsmensen te eisen, dat zij zich in hun dienst stellen zonder hen toe te staan te oordelen en te beslissen in alle onafhankelijkheid van geest, over de menselijke en ethische gepastheid van dergelijke doelstellingen of door hen te bedreigen de consequenties ervan te dragen wanneer zij weigeren eraan bij te dragen. Hebben deze niet-wetenschappelijke doelstellingen waarvan ik spreek, dit probleem dat ik voorleg, bewijzen of commentaren nodig? U weet waarop ik doel: dat is voldoende om op het feit te zinspelen, dat er onder hen die voor de internationale rechtbanken werden gedaagd aan het eind van de laatste wereldoorlog, ook wetenschapsmensen waren. Dames en heren, ik bid u me deze woorden niet kwalijk te nemen, maar ik zou niet trouw zijn aan de plichten van mijn ambt, wanneer ik ze niet uitspreek, niet om op het verleden terug te komen, maar om de toekomst van de wetenschap en de menselijke cultuur te verdedigen: meer nog om de toekomst van de mens en de wereld te verdedigen! Ik denk dat Socrates, die in zijn weinig alledaagse rechtschapenheid heeft kunnen beweren dat de wetenschap tegelijk een morele deugd is, zijn zekerheid zou moeten prijsgeven als hij de ervaringen van onze tijd onder ogen zou kunnen krijgen.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De wetenschap wijden aan de verdediging van het leven van de mens
21
Wij geven er ons rekenschap van, dames en heren, dat de toekomst van de mens en de wereld wordt bedreigd, radicaal bedreigd, ondanks de ongetwijfeld edele bedoelingen van de mensen met kennis, de wetenschapsmensen. En zij wordt bedreigd, omdat de bewonderenswaardige resultaten van hun onderzoekingen en ontdekkingen, vooral op het gebied van de natuurwetenschappen, werden en nog steeds worden uitgebuit - ten nadele van de ethische imperatief - tot doelstellingen die niet met de eisen van de wetenschap hebben uit te staan, en tot doeleinden van vernietiging en dood, en die tot een tot nu toe nooit gekende graad werkelijk onvoorstelbare schade veroorzaken. Terwijl de wetenschap is geroepen om in dienst van het leven van de mens te staan, stelt men te dikwijls vast, dat zij tot een slaaf gemaakt wordt van doeleinden die vernietigend zijn voor de echte waardigheid van de mens en voor het menselijk leven. Dat is het geval wanneer het wetenschappelijk onderzoek zelf gericht is op deze doeleinden of wanneer haar resultaten worden toegepast voor doeleinden die tegengesteld zijn aan het welzijn van de mensheid. Dit blijkt ook waar te zijn zowel op het gebied van de genetische manipulaties en de biologische experimenten als op het gebied van de chemische, bacteriologische of nucleaire bewapening.
Twee overwegingen brengen mij ertoe vooral de nucleaire dreiging waaronder de huidige wereld gebukt gaat, aan uw overweging te onderwerpen en die, wanneer zij niet wordt bezworen, tot de vernietiging zou kunnen leiden van de vruchten van de cultuur, de voortbrengselen van de beschaving welke door de eeuwen heen tot stand zijn gebracht door de opeenvolgende generaties mensen die geloofden in de voorrang van de geest en die noch inspanningen noch vermoeienissen hebben geschuwd. De eerste overweging is deze. Geopolitieke redenen, economische problemen van wereldformaat, afschuwelijk onbegrip, gekwetste nationale trots, het materialisme van onze tijd en het verval van de morele waarden hebben onze wereld in een situatie van onzekerheid gebracht t.a.v. een breekbaar evenwicht, dat het gevaar loopt van het ene moment op het andere te worden vernietigd ten gevolge van beoordelings-, informatie- of interpretatiefouten.
Bij dit verontrustend perspectief komt een andere overweging. Kan men er in onze dagen nog zeker van zijn, dat de verbreking van het evenwicht niet tot oorlog zou leiden, en tot een oorlog welke niet zou aarzelen zijn toevlucht te nemen tot kernwapens? Tot nu toe wordt gezegd, dat de kernwapens een afschrikkingsmacht vormen die het uitbreken van een grotere oorlog heeft voorkomen, en dat is waarschijnlijk waar. Maar men kan zich tegelijkertijd afvragen of dat altijd zo zal zijn. De kernwapens van elke orde van grootte of van elk type die er zijn, worden ieder jaar meer geperfectioneerd, en zij worden toegevoegd aan het arsenaal van een toenemend aantal landen. Hoe kan men er zeker van zijn, dat het gebruik van kernwapens zelfs voor nationale verdedigingsdoeleinden of bij beperkte conflicten, geen onvermijdelijke escalatie ten gevolge zal hebben welke een verwoesting meebrengt die de mensheid nooit zou mogen overwegen, noch aanvaarden? Maar moet ik u, mensen van wetenschap en cultuur, niet vragen uw ogen niet te sluiten voor wat een kernoorlog kan betekenen voor heel de mensheid? vgl: Op de 13e Wereldvredesdag [[[5680]]]
Twee overwegingen brengen mij ertoe vooral de nucleaire dreiging waaronder de huidige wereld gebukt gaat, aan uw overweging te onderwerpen en die, wanneer zij niet wordt bezworen, tot de vernietiging zou kunnen leiden van de vruchten van de cultuur, de voortbrengselen van de beschaving welke door de eeuwen heen tot stand zijn gebracht door de opeenvolgende generaties mensen die geloofden in de voorrang van de geest en die noch inspanningen noch vermoeienissen hebben geschuwd. De eerste overweging is deze. Geopolitieke redenen, economische problemen van wereldformaat, afschuwelijk onbegrip, gekwetste nationale trots, het materialisme van onze tijd en het verval van de morele waarden hebben onze wereld in een situatie van onzekerheid gebracht t.a.v. een breekbaar evenwicht, dat het gevaar loopt van het ene moment op het andere te worden vernietigd ten gevolge van beoordelings-, informatie- of interpretatiefouten.
Bij dit verontrustend perspectief komt een andere overweging. Kan men er in onze dagen nog zeker van zijn, dat de verbreking van het evenwicht niet tot oorlog zou leiden, en tot een oorlog welke niet zou aarzelen zijn toevlucht te nemen tot kernwapens? Tot nu toe wordt gezegd, dat de kernwapens een afschrikkingsmacht vormen die het uitbreken van een grotere oorlog heeft voorkomen, en dat is waarschijnlijk waar. Maar men kan zich tegelijkertijd afvragen of dat altijd zo zal zijn. De kernwapens van elke orde van grootte of van elk type die er zijn, worden ieder jaar meer geperfectioneerd, en zij worden toegevoegd aan het arsenaal van een toenemend aantal landen. Hoe kan men er zeker van zijn, dat het gebruik van kernwapens zelfs voor nationale verdedigingsdoeleinden of bij beperkte conflicten, geen onvermijdelijke escalatie ten gevolge zal hebben welke een verwoesting meebrengt die de mensheid nooit zou mogen overwegen, noch aanvaarden? Maar moet ik u, mensen van wetenschap en cultuur, niet vragen uw ogen niet te sluiten voor wat een kernoorlog kan betekenen voor heel de mensheid? vgl: Op de 13e Wereldvredesdag [[[5680]]]
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Dames en heren, de wereld zal niet lang op deze weg kunnen voortgaan. Aan de mens die zich bewust is van de situatie en van de inzet welke zich laat leiden door het elementaire gevoel voor verantwoordelijkheden die op ieder rusten, dringt zich een overtuiging op die tegelijk een morele imperatief is: men moet de gewetens mobiliseren! Men moet de inspanningen van de menselijke gewetens vergroten in de mate van de spanning tussen goed en kwaad, waaraan de mensen aan het einde van de twintigste eeuw zijn onderworpen. Men moet overtuigd worden van de voorrang van de ethiek op de techniek, de voorrang van de persoon op de dingen, van de superioriteit van de geest op de materie. vgl: Redemptor Hominis [[[237|16]]] De zaak van de mens zal worden gediend indien de wetenschap een verbond sluit met het geweten. De wetenschapsmens zal werkelijk de mensheid helpen indien hij 'de zin voor de transcendentie van de mens over de wereld en van God over de mens' bewaart. De diepe overeenstemming welke de waarheid van de wetenschap en de waarheid van het geloof verbindt [[1431|4]]
Terwijl ik aldus de gelegenheid van mijn aanwezigheid bij de zetel van de UNESCO vandaag aangrijp, richt ik mij als zoon van de mensheid en bisschop van Rome, direct tot u, wetenschapsmensen, tot u die hier vergaderd bent, tot u de hoogste autoriteiten op alle gebieden van de moderne wetenschap. En ik richt me via u tot uw collega's en vrienden van alle landen en alle continenten. Ik richt mij tot u in naam van deze verschrikkelijke dreiging welke op de mensheid drukt, en tegelijk in naam van de toekomst en het welzijn van deze mensheid in de hele wereld. En ik smeek u: laten we al onze krachten inspannen om de voorrang van de ethiek op alle terreinen van de wetenschap te vestigen en te respecteren. Laten wij vooral onze krachten inspannen om het menselijk gezin voor het afschuwelijke perspectief van een kernoorlog te bewaren!
Ik heb dit onderwerp aangeroerd voor de algemene vergadering van de Organisatie van de Verenigde Naties in New York op 2 oktober van het vorig jaar. vgl: De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede [[[1942]]] Ik spreek er vandaag tot u over. Ik richt me tot uw verstand en uw hart, boven de hartstochten, ideologieën en grenzen uit. Ik richt me tot allen die door hun politieke of economische macht ertoe zouden kunnen worden gebracht en dikwijls worden gebracht om aan de wetenschapsmensen de voorwaarden voor hun werk en hun richting op te leggen. Ik richt mij voor alles tot iedere wetenschapsmens persoonlijk en tot heel de internationale wetenschappelijke gemeenschap.
U bent allen tezamen een enorme macht: de macht van het verstand en van de gewetens! Toont u machtiger dan de machtigsten van onze hedendaagse wereld! Besluit het bewijs te leveren van de edelste solidariteit met de mensheid: die welke is gebaseerd op de waardigheid van de menselijke persoon. Sticht de vrede, beginnend met het fundament: de eerbiediging van alle rechten van de mens, zowel die welke zijn verbonden met zijn materiële en economische dimensie als die welke zijn verbonden met de geestelijke en innerlijke dimensie van zijn bestaan in deze wereld. Moge de wijsheid u inspireren! Moge de liefde u leiden, de liefde die de toenemende dreiging van de haat en de vernietiging al onderdrukken! Wetenschapsmensen, zet al uw morele gezag in om de mensheid te redden van de kernvernietiging.
Terwijl ik aldus de gelegenheid van mijn aanwezigheid bij de zetel van de UNESCO vandaag aangrijp, richt ik mij als zoon van de mensheid en bisschop van Rome, direct tot u, wetenschapsmensen, tot u die hier vergaderd bent, tot u de hoogste autoriteiten op alle gebieden van de moderne wetenschap. En ik richt me via u tot uw collega's en vrienden van alle landen en alle continenten. Ik richt mij tot u in naam van deze verschrikkelijke dreiging welke op de mensheid drukt, en tegelijk in naam van de toekomst en het welzijn van deze mensheid in de hele wereld. En ik smeek u: laten we al onze krachten inspannen om de voorrang van de ethiek op alle terreinen van de wetenschap te vestigen en te respecteren. Laten wij vooral onze krachten inspannen om het menselijk gezin voor het afschuwelijke perspectief van een kernoorlog te bewaren!
Ik heb dit onderwerp aangeroerd voor de algemene vergadering van de Organisatie van de Verenigde Naties in New York op 2 oktober van het vorig jaar. vgl: De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede [[[1942]]] Ik spreek er vandaag tot u over. Ik richt me tot uw verstand en uw hart, boven de hartstochten, ideologieën en grenzen uit. Ik richt me tot allen die door hun politieke of economische macht ertoe zouden kunnen worden gebracht en dikwijls worden gebracht om aan de wetenschapsmensen de voorwaarden voor hun werk en hun richting op te leggen. Ik richt mij voor alles tot iedere wetenschapsmens persoonlijk en tot heel de internationale wetenschappelijke gemeenschap.
U bent allen tezamen een enorme macht: de macht van het verstand en van de gewetens! Toont u machtiger dan de machtigsten van onze hedendaagse wereld! Besluit het bewijs te leveren van de edelste solidariteit met de mensheid: die welke is gebaseerd op de waardigheid van de menselijke persoon. Sticht de vrede, beginnend met het fundament: de eerbiediging van alle rechten van de mens, zowel die welke zijn verbonden met zijn materiële en economische dimensie als die welke zijn verbonden met de geestelijke en innerlijke dimensie van zijn bestaan in deze wereld. Moge de wijsheid u inspireren! Moge de liefde u leiden, de liefde die de toenemende dreiging van de haat en de vernietiging al onderdrukken! Wetenschapsmensen, zet al uw morele gezag in om de mensheid te redden van de kernvernietiging.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
De waarden van de technologie in overeenstemming brengen met de waarden van het geweten ->=geentekst=
Het was me vandaag gegeven een van de vurigste verlangens van mijn hart te verwezenlijken. Het was me gegeven hier zelf in het hart van de Areopaag welke die van de hele wereld is, door te dringen. Het was me gegeven tot u allen, u leden van de Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur, tot u die werken voor het welzijn en voor de verzoening van de mensen en de volkeren via alle gebieden van de cultuur, het onderwijs, de wetenschap en de informatie, te zeggen en u toe te roepen uit de grond van mijn ziel:
Mijn slotwoord is dit: houdt niet op. Gaat door, gaat altijd door.
- Ja! de toekomst van de mens hangt af van de cultuur!
- Ja! de vrede van de wereld hangt af van de voorrang van de Geest!
- Ja! de vreedzame toekomst van de mensheid hangt af van de liefde!
Mijn slotwoord is dit: houdt niet op. Gaat door, gaat altijd door.
Referenties naar alinea 23: 2
Tot de Kardinalen bij gelegenheid van het uitwisselen van Kerstwensen ->=geentekst=De waarden van de technologie in overeenstemming brengen met de waarden van het geweten ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 9
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1933-de-algehele-menselijkheid-van-de-mens-komt-tot-uitdrukking-in-nl