
Paus Benedictus XVI - 22 februari 2007
Het lijdt geen twijfel dat er sprake is van een volledige deelname aan de Eucharistie als men ook persoonlijk het altaar nadert om de Communie te ontvangen. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1388 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 55 Toch moet men er op letten dat deze op zich juiste uitspraak niet leidt tot een zeker automatisme onder de gelovigen, als zou men enkel door het feit dat men zich tijdens de liturgie in de kerk bevindt het recht of misschien ook de plicht hebben om tot de eucharistische Tafel te naderen. Ook wanneer het niet mogelijk is tot de sacramentele Communie te naderen, blijft de deelname aan de heilige Mis noodzakelijk, geldig, betekenisvol en vruchtbaar. In deze omstandigheden is het goed het verlangen naar de volle vereniging met Christus levendig te houden met bijvoorbeeld de praktijk van de geestelijke communie, waaraan Johannes Paulus II heeft herinnerd Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Kerk leeft van de Eucharistie, Ecclesia de Eucharistia (17 apr 2003), 34 en die door heilige leermeesters van het geestelijk leven is aangeraden. Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 80, a. 1,2 Vgl. H. Teresia van Avila, Weg van de volmaaktheid, Camino de perfección. hfd. 35 Vgl. Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 14-16