Brief aan de kinderen
x
Informatie over dit document
Brief aan de kinderen
In het kader van het Jaar van het Gezin
Paus Johannes Paulus II
13 december 1994
Pauselijke geschriften - Brieven
1995, SRKK, Utrecht
1995
4 januari 2024
1780
nl
Referenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Jezus is geboren
1
Over enkele dagen zullen we Kerstmis vieren, een grote belevenis voor de kinderen van ieder gezin. Dit jaar zal het een nog groter feest zijn, omdat het het Jaar van het Gezin is. Voordat dit jaar voorbij is, wil ik aan jullie, de kinderen van de hele wereld, een brief schrijven om samen met jullie de vreugde over deze grote gebeurtenis te delen. Kerstmis is het feest van een kind, van een pasgeboren baby. Daarom is het ook jullie feest! Jullie kijken er met spanning naar uit; jullie bereiden je er vol blijdschap op voor, en jullie tellen de dagen en zelfs de uren, af tot de nacht van Bethlehem. Ik zie jullie haast voor me: jullie zetten de kerststal op, thuis, in de parochie, overal ter wereld, en zo laten jullie de sfeer en omstandigheden herleven die er waren bij de geboorte van de Heer.
Inderdaad staan met Kerstmis de stal en de kribbe vooraan in de kerk. En iedereen haast zich erheen, als was het een spirituele pelgrimstocht, net als de herders in de nacht van Jezus’ geboorte. Later komen de Wijzen uit het verre Oosten. Zij volgen de ster tot aan de plaats waar zich de Verlosser van de hele wereld bevindt.
Jullie gaan ook kerststallen bekijken in de kersttijd; waar jullie stil staan om te kijken naar het Kind dat daar ligt op wat stro. Jullie kijken naar zijn Moeder, naar de heilige jozef, de beschermer van de Verlosser. Terwijl jullie naar de heilige Familie kijken, denken jullie aan je eigen thuis, aan het gezin waarin jullie geboren zijn. Jullie denken aan je moeder die je ter wereld heeft gebracht, en ook aan je vader. Zij zorgen voor het gezinsleven en voor jullie opvoeding. Ouders moeten immers niet alleen kinderen krijgen maar ze ook van jongsaf opvoeden.
Beste kinderen, nu ik jullie schrijf denk ik aan de tijd, lang geleden, dat ik net zo jong was als jullie. Ook ik beleefde de vredige sfeer van Kerstmis, en zodra de ster van Bethlehem straalde, ging ik met mijn vriendjes gauw naar de kribbe om weer mee te maken wat er tweeduizend jaar geleden in Palestina is gebeurd. Vooral met zingen lieten wij, kinderen, zien hoe blij wij waren. Wat zijn de kerstliederen die traditiegetrouw door alle volkeren bij de kribbe worden gezongen toch prachtig en ontroerend! Wat zijn ze diepzinnig, en vooral: wat spreekt er een blijdschap en tederheid uit voor het goddelijk Kind dat in de heilige nacht ter wereld kwam.
Ook de dagen na Christus’ geboorte zijn feestdagen. Zo kreeg, overeenkomstig de traditie van het Oude Testament, het Kind acht dagen later een naam en werd Jezus genoemd. Veertig dagen later wordt herdacht dat Jezus, zoals iedere oudste zoon in Israël, in de tempel aan God werd opgedragen. Bij de gelegenheid had er een bijzondere ontmoeting plaats: toen de Maagd Maria met het Kind de tempel binnenging, kwam de oude Simeon haar tegemoet; hij nam de kleine Jezus in zijn armen en sprak de profetische woorden: “Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël” (Lc. 2, 29-32) [b:Lc. 2, 29-32]. Daarna wendde hij zich tot Maria, en voegde eraan toe: “Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen ziel zal door een zwaard woorden doorboord” (Lc. 2, 34-35) [b:Lc. 2, 34-35]. Vanaf de eerste dagen van Jezus’ leven klinkt zo de aankondiging van het Lijden, waarin zijn Moeder Maria eens zal delen: op Goede Vrijdag zal ze zwijgend onder het kruis staan van haar zoon.
Overigens zal zij al snel na de geboorte van de kleine Jezus zien hoe Hij aan een groot gevaar wordt blootgesteld: de wrede koning Herodes zal het bevel geven om alle kinderen onder de twee jaar te vermoorden, en Jezus zal met zijn ouders naar Egypte moeten vluchten.
Ik ben er van overtuigd dat jullie goed op de hoogte zijn van alles wat er in samenhang met Jezus’ geboorte is gebeurd. Het wordt jullie verteld door jullie ouders, door de priesters, de onderwijzers, de catechisten; en ieder jaar beleven jullie dat geestelijk weer opnieuw tijdens de kersttijd, samen met de hele kerk. Jullie weten dus welke drama’s er geweest zijn in Jezus’ jeugd.
Beste vrienden, in het verhaal over het kind van Bethlehem kunnen jullie het lot herkennen van de kinderen in de hele wereld. Natuurlijk: een kind betekent niet alleen een vreugde voor zijn ouders maar ook voor de kerk en de hele maatschappij; maar helaas zijn er in onze tijd, op allerlei plaatsen in de wereld, ook veel kinderen die lijden en bedreigd worden: ze lijden honger en ellende, sterven aan ziektes en ondervoeding, ze vallen als slachtoffer van oorlogen, ze worden door hun ouders in de steek gelaten en zijn gedoemd, dakloos rond te zwerven en moeten de warmte missen van een eigen thuis; volwassenen doen hen allerlei geweld aan en buiten hen uit. Hoe kan iemand onverschillig blijven bij het lijden van zoveel kinderen, met name als het op een of andere manier door volwassenen wordt veroorzaakt?
Inderdaad staan met Kerstmis de stal en de kribbe vooraan in de kerk. En iedereen haast zich erheen, als was het een spirituele pelgrimstocht, net als de herders in de nacht van Jezus’ geboorte. Later komen de Wijzen uit het verre Oosten. Zij volgen de ster tot aan de plaats waar zich de Verlosser van de hele wereld bevindt.
Jullie gaan ook kerststallen bekijken in de kersttijd; waar jullie stil staan om te kijken naar het Kind dat daar ligt op wat stro. Jullie kijken naar zijn Moeder, naar de heilige jozef, de beschermer van de Verlosser. Terwijl jullie naar de heilige Familie kijken, denken jullie aan je eigen thuis, aan het gezin waarin jullie geboren zijn. Jullie denken aan je moeder die je ter wereld heeft gebracht, en ook aan je vader. Zij zorgen voor het gezinsleven en voor jullie opvoeding. Ouders moeten immers niet alleen kinderen krijgen maar ze ook van jongsaf opvoeden.
Beste kinderen, nu ik jullie schrijf denk ik aan de tijd, lang geleden, dat ik net zo jong was als jullie. Ook ik beleefde de vredige sfeer van Kerstmis, en zodra de ster van Bethlehem straalde, ging ik met mijn vriendjes gauw naar de kribbe om weer mee te maken wat er tweeduizend jaar geleden in Palestina is gebeurd. Vooral met zingen lieten wij, kinderen, zien hoe blij wij waren. Wat zijn de kerstliederen die traditiegetrouw door alle volkeren bij de kribbe worden gezongen toch prachtig en ontroerend! Wat zijn ze diepzinnig, en vooral: wat spreekt er een blijdschap en tederheid uit voor het goddelijk Kind dat in de heilige nacht ter wereld kwam.
Ook de dagen na Christus’ geboorte zijn feestdagen. Zo kreeg, overeenkomstig de traditie van het Oude Testament, het Kind acht dagen later een naam en werd Jezus genoemd. Veertig dagen later wordt herdacht dat Jezus, zoals iedere oudste zoon in Israël, in de tempel aan God werd opgedragen. Bij de gelegenheid had er een bijzondere ontmoeting plaats: toen de Maagd Maria met het Kind de tempel binnenging, kwam de oude Simeon haar tegemoet; hij nam de kleine Jezus in zijn armen en sprak de profetische woorden: “Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël” (Lc. 2, 29-32) [b:Lc. 2, 29-32]. Daarna wendde hij zich tot Maria, en voegde eraan toe: “Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen ziel zal door een zwaard woorden doorboord” (Lc. 2, 34-35) [b:Lc. 2, 34-35]. Vanaf de eerste dagen van Jezus’ leven klinkt zo de aankondiging van het Lijden, waarin zijn Moeder Maria eens zal delen: op Goede Vrijdag zal ze zwijgend onder het kruis staan van haar zoon.
Overigens zal zij al snel na de geboorte van de kleine Jezus zien hoe Hij aan een groot gevaar wordt blootgesteld: de wrede koning Herodes zal het bevel geven om alle kinderen onder de twee jaar te vermoorden, en Jezus zal met zijn ouders naar Egypte moeten vluchten.
Ik ben er van overtuigd dat jullie goed op de hoogte zijn van alles wat er in samenhang met Jezus’ geboorte is gebeurd. Het wordt jullie verteld door jullie ouders, door de priesters, de onderwijzers, de catechisten; en ieder jaar beleven jullie dat geestelijk weer opnieuw tijdens de kersttijd, samen met de hele kerk. Jullie weten dus welke drama’s er geweest zijn in Jezus’ jeugd.
Beste vrienden, in het verhaal over het kind van Bethlehem kunnen jullie het lot herkennen van de kinderen in de hele wereld. Natuurlijk: een kind betekent niet alleen een vreugde voor zijn ouders maar ook voor de kerk en de hele maatschappij; maar helaas zijn er in onze tijd, op allerlei plaatsen in de wereld, ook veel kinderen die lijden en bedreigd worden: ze lijden honger en ellende, sterven aan ziektes en ondervoeding, ze vallen als slachtoffer van oorlogen, ze worden door hun ouders in de steek gelaten en zijn gedoemd, dakloos rond te zwerven en moeten de warmte missen van een eigen thuis; volwassenen doen hen allerlei geweld aan en buiten hen uit. Hoe kan iemand onverschillig blijven bij het lijden van zoveel kinderen, met name als het op een of andere manier door volwassenen wordt veroorzaakt?
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Jezus brengt de Waarheid
2
Het kind dat we met Kerstmis zien liggen in de kribbe, is geleidelijk groter geworden. Zoals jullie weten ging Hij, toen Hij twaalf jaar was, bij gelegenheid van het paasfeest voor de eerste keer met Maria en Jozef van Nazareth naar Jeruzalem. Temidden van de menigte van pelgrims raakte Hij zijn ouders kwijt en ging met de andere kinderen van zijn leeftijd luisteren naar de leraren van de tempel, een soort ‘catechismusles’ als het ware. De feesten waren namelijk een goede gelegenheid om aan kinderen van de leeftijd van Jezus het geloof door te geven. Maar bij deze gelegenheid gebeurde het dat deze heel bijzondere knaap uit Nazareth het niet alleen maar liet bij het stellen van schrandere vragen, maar dat Hij ook diepzinnige antwoorden begon te geven aan zijn leermeesters. De tempelgeleerden verbaasden zich nog meer over deze antwoorden dan over de vragen die Hij stelde. Diezelfde verbazing zal er later zijn bij Jezus’ openbaar optreden: wat er in de tempel gebeurde was nog maar een begin, en als het ware een voorbode van wat enige jaren later zou gebeuren.
Lieve jongens en meisjes die nu even oud zijn als de twaalfjarige Jezus toen; moeten jullie hier niet denken aan de catechismuslessen die jullie krijgen in de parochie of op school? Ik zou jullie een paar vragen willen stellen. Wat denken jullie van die lessen? Doen jullie er even actief aan mee als de twaalfjarige Jezus in de tempel? Gaan jullie er op school of in de parochie regelmatig heen? Helpen jullie ouders je daarbij?
Toen Jezus twaalf jaar was, werd Hij zo door die catechese daar in de tempel van Jeruzalem geboeid dat Hij zijn ouders er bijna door vergat. Maria en Jozef waren al met de andere pelgrims op de terugreis naar Nazareth toen ze merkten dat Hij weg was.
Lange tijd zochten ze naar Hem. Ze gingen weer terug en pas op de derde dag vonden zij Hem in Jeruzalem in de tempel. "Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht" (Lc. 2, 48) [b:Lc. 2, 48]. Wat een eigenaardig antwoord geeft Jezus, en wat geeft het ons te denken! "Wat hebt ge toch naar Mij gezocht", zegt Hij; "wist ge dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?" (Lc. 2, 49) [b:Lc. 2, 49]. Het was niet makkelijk om zich bij dat antwoord neer te leggen. De evangelist Lucas voegt er eenvoudig aan toe dat "Maria alles wat er gebeurd was in haar hart bewaarde" (Lc. 2, 51) [b:Lc. 2, 51].
Het was inderdaad een antwoord dat pas later, toen Jezus als volwassen man zou beginnen te prediken, te begrijpen zou zijn. Hij verklaarde toen dat Hij omwille van zijn Vader in de hemel bereid was alle lijden te ondergaan en zelfs te sterven aan het kruis. Vanuit Jeruzalem keerde Jezus met Maria en Jozef terug naar Nazareth en was hun onderdanig (Lc. 2, 51) [[b:Lc. 2, 51]]. Over de tijd die aan zijn openbaar optreden voorafging zegt het Evangelie enkel dat Hij "met de jaren toenam in wijsheid en welwilligheid bij God en bij de mensen" (Lc. 2, 52) [b:Lc. 2, 52].
Lieve kinderen, als jullie naar het kindje in de kribbe kijken, moeten jullie in Hem al de twaalfjarige knaapweten te ontdekken die in de tempel van Jeruzalem met de geleerden in gesprek is. Hij is dezelfde die later als volwassen man, toen Hij dertig jaar oud was, Gods woord zal gaan verkondigen; die de twaalf apostelen zal kiezen, en achter wie grote aantallen mensen zullen aanlopen die dorsten naar de waarheid.
Bij iedere stap die Hij zet, zal Hij zijn buitengewone leer bekrachtigen met de tekenen van goddelijke macht : blinden zal Hij weer doen zien. Zieken genezen en zelfs doden weer tot leven wekken. En een van de weer ten leven gewekte doden zal het twaalfjarige dochtertje van Jaïrus zijn, en ook de zoon van de weduwe van Naïm, die levend aan zijn diep bedroefde moeder wordt teruggegeven. Zó is dat alles gebeurt: als dit pasgeboren Kind eenmaal volwassen is geworden, zal Hij als Meester van de goddelijke Waarheid laten zien dat Hij bijzonder veel van kinderen houdt. Hij zal tegen de apostelen zeggen: ‘’laat die kinderen toch bij Mij komen en houdt ze niet tegen’’. En Hij zegt erbij: "Want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods" (Mc. 10, 14) [b:Mc. 10, 14]. Als bij een andere gelegenheid de apostelen de vraag bespreken wie van hen de voornaamste is, zal Hij een kind in hun midden plaatsen en zeggen: "Als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult gij het Rijk der hemelen zeker niet binnengaan" (Mt. 18, 3) [b:Mt. 18, 3]. Bij diezelfde gelegenheid zal Hij ook streng waarschuwen: "Als iemand een van deze kleinen die in Mij geloven aanstoot geeft, zou het beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals hing en hem liet verdrinken in de diepste zee" (Mt. 18, 6) [b:Mt. 18, 6] Wat zijn kinderen in Jezus’ ogen belangrijk! Men zou zelfs kunnen zeggen dat het evangelie vol is van de waarheid over kinderen. Men zou het hele evangelie zelfs kunnen lezen als ‘het evangelie van het kind’.
Wat is immers de betekenis van "als ge niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult ge het Rijk der hemelen zeker niet binnengaan"? Is het niet dat Jezus het kind ook aan volwassenen ten voorbeeld stelt? Het kind heeft iets wat nooit mag ontbreken bij iemand die het Rijk der hemelen wil binnengaan. De hemel wordt beloofd aan allen die zo eenvoudig zijn als kinderen, aan allen die zoals zij, een ontspannen vertrouwen hebben, en door en door goed en zuiver zijn. Alleen zij kunnen in God een Vader vinden, en dankzij Jezus op hun beurt kinderen worden van God.
Is dat niet wat Kerstmis vooral wil zeggen? Wij lezen bij Johannes: "het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond" (Joh. 1, 14) [b:Joh. 1, 14], en ook: "aan allen die Hem aanvaardden gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden" (Joh. 1, 12) [b:Joh. 1, 12]. Een kind van God! Dierbare kinderen, jullie zijn de zoon of dochter van jullie ouders. En God wil dat we allemaal door de genade zijn aangenomen kinderen zijn. Dat is de echte bron voor de kerstvreugde, waarover ik jullie schrijf, nu het Jaar van het Gezin bijna is afgelopen. Weest verheugd over dit ‘evangelie van goddelijk kindschap’. Ik hoop dat door die vreugde de komende feestelijkheden rond Kerstmis in dit Jaar van het Gezin erg vruchtbaar zullen zijn!
Lieve jongens en meisjes die nu even oud zijn als de twaalfjarige Jezus toen; moeten jullie hier niet denken aan de catechismuslessen die jullie krijgen in de parochie of op school? Ik zou jullie een paar vragen willen stellen. Wat denken jullie van die lessen? Doen jullie er even actief aan mee als de twaalfjarige Jezus in de tempel? Gaan jullie er op school of in de parochie regelmatig heen? Helpen jullie ouders je daarbij?
Toen Jezus twaalf jaar was, werd Hij zo door die catechese daar in de tempel van Jeruzalem geboeid dat Hij zijn ouders er bijna door vergat. Maria en Jozef waren al met de andere pelgrims op de terugreis naar Nazareth toen ze merkten dat Hij weg was.
Lange tijd zochten ze naar Hem. Ze gingen weer terug en pas op de derde dag vonden zij Hem in Jeruzalem in de tempel. "Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht" (Lc. 2, 48) [b:Lc. 2, 48]. Wat een eigenaardig antwoord geeft Jezus, en wat geeft het ons te denken! "Wat hebt ge toch naar Mij gezocht", zegt Hij; "wist ge dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?" (Lc. 2, 49) [b:Lc. 2, 49]. Het was niet makkelijk om zich bij dat antwoord neer te leggen. De evangelist Lucas voegt er eenvoudig aan toe dat "Maria alles wat er gebeurd was in haar hart bewaarde" (Lc. 2, 51) [b:Lc. 2, 51].
Het was inderdaad een antwoord dat pas later, toen Jezus als volwassen man zou beginnen te prediken, te begrijpen zou zijn. Hij verklaarde toen dat Hij omwille van zijn Vader in de hemel bereid was alle lijden te ondergaan en zelfs te sterven aan het kruis. Vanuit Jeruzalem keerde Jezus met Maria en Jozef terug naar Nazareth en was hun onderdanig (Lc. 2, 51) [[b:Lc. 2, 51]]. Over de tijd die aan zijn openbaar optreden voorafging zegt het Evangelie enkel dat Hij "met de jaren toenam in wijsheid en welwilligheid bij God en bij de mensen" (Lc. 2, 52) [b:Lc. 2, 52].
Lieve kinderen, als jullie naar het kindje in de kribbe kijken, moeten jullie in Hem al de twaalfjarige knaapweten te ontdekken die in de tempel van Jeruzalem met de geleerden in gesprek is. Hij is dezelfde die later als volwassen man, toen Hij dertig jaar oud was, Gods woord zal gaan verkondigen; die de twaalf apostelen zal kiezen, en achter wie grote aantallen mensen zullen aanlopen die dorsten naar de waarheid.
Bij iedere stap die Hij zet, zal Hij zijn buitengewone leer bekrachtigen met de tekenen van goddelijke macht : blinden zal Hij weer doen zien. Zieken genezen en zelfs doden weer tot leven wekken. En een van de weer ten leven gewekte doden zal het twaalfjarige dochtertje van Jaïrus zijn, en ook de zoon van de weduwe van Naïm, die levend aan zijn diep bedroefde moeder wordt teruggegeven. Zó is dat alles gebeurt: als dit pasgeboren Kind eenmaal volwassen is geworden, zal Hij als Meester van de goddelijke Waarheid laten zien dat Hij bijzonder veel van kinderen houdt. Hij zal tegen de apostelen zeggen: ‘’laat die kinderen toch bij Mij komen en houdt ze niet tegen’’. En Hij zegt erbij: "Want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods" (Mc. 10, 14) [b:Mc. 10, 14]. Als bij een andere gelegenheid de apostelen de vraag bespreken wie van hen de voornaamste is, zal Hij een kind in hun midden plaatsen en zeggen: "Als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult gij het Rijk der hemelen zeker niet binnengaan" (Mt. 18, 3) [b:Mt. 18, 3]. Bij diezelfde gelegenheid zal Hij ook streng waarschuwen: "Als iemand een van deze kleinen die in Mij geloven aanstoot geeft, zou het beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals hing en hem liet verdrinken in de diepste zee" (Mt. 18, 6) [b:Mt. 18, 6] Wat zijn kinderen in Jezus’ ogen belangrijk! Men zou zelfs kunnen zeggen dat het evangelie vol is van de waarheid over kinderen. Men zou het hele evangelie zelfs kunnen lezen als ‘het evangelie van het kind’.
Wat is immers de betekenis van "als ge niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult ge het Rijk der hemelen zeker niet binnengaan"? Is het niet dat Jezus het kind ook aan volwassenen ten voorbeeld stelt? Het kind heeft iets wat nooit mag ontbreken bij iemand die het Rijk der hemelen wil binnengaan. De hemel wordt beloofd aan allen die zo eenvoudig zijn als kinderen, aan allen die zoals zij, een ontspannen vertrouwen hebben, en door en door goed en zuiver zijn. Alleen zij kunnen in God een Vader vinden, en dankzij Jezus op hun beurt kinderen worden van God.
Is dat niet wat Kerstmis vooral wil zeggen? Wij lezen bij Johannes: "het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond" (Joh. 1, 14) [b:Joh. 1, 14], en ook: "aan allen die Hem aanvaardden gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden" (Joh. 1, 12) [b:Joh. 1, 12]. Een kind van God! Dierbare kinderen, jullie zijn de zoon of dochter van jullie ouders. En God wil dat we allemaal door de genade zijn aangenomen kinderen zijn. Dat is de echte bron voor de kerstvreugde, waarover ik jullie schrijf, nu het Jaar van het Gezin bijna is afgelopen. Weest verheugd over dit ‘evangelie van goddelijk kindschap’. Ik hoop dat door die vreugde de komende feestelijkheden rond Kerstmis in dit Jaar van het Gezin erg vruchtbaar zullen zijn!
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Jezus geeft zichzelf
3
Beste vrienden, de eerste Heilige Communie betekent ongetwijfeld een onvergetelijke ontmoeting met Jezus; het is een dag om aan terug te denken als aan een van de mooiste dagen van je leven. De Eucharistie, die door Christus op de vooravond van zijn lijden tijdens het laatste Avondmaal is ingesteld, is een sacrament van het Nieuwe Verbond, en zelfs het grootste van de sacramenten; daarin geeft de Heer zichzelf tot voedsel voor de ziel onder de gedaanten van brood en wijn. De eerste keer ontvangen de kinderen het op plechtige wijze – bij de eerste Heilige Communie -, en zij worden uitgenodigd om daarna zo vaak mogelijk te communie te gaan om in intieme vriendschap te blijven met Jezus. Zoals jullie weten moet iemand gedoopt zijn als hij de heilige communie wil ontvangen: het Doopspel is het eerste van de sacramenten en het meest noodzakelijk voor het heil. Dopen is een grote gebeurtenis! In de eerste eeuwen van de Kerk waren het voornamelijk volwassenen die het doopsel ontvingen, en de plechtigheid eindigde met de deelname aan de eucharistie; het was net zo’n plechtige gebeurtenis als tegenwoordig de eerste Heilige Communie.
Later ging men vooral pasgeboren kinderen dopen; bij velen van jullie, beste kinderen, was dat ook het geval, zodat jullie niets meer weten van de dag van je doopsel. De grootste plechtigheid werd uitgesteld tot de dag van de eerste Heilige Communie. Iedere jongen en ieder meisje uit een katholiek gezin kent dat gebruik: de eerste Heilige Communie wordt beleefd als een groot familiefeest. Samen met het kind dat zijn of haar eerste Heilige Communie doet, gaan op die dag ouders, peetoom en peettante, broers en zusjes, soms ook onderwijzers en leraren, te communie.
Daarnaast is de dag van de eerste Heilige Communie een groot feest in de parochie. De dag waarop ikzelf met de andere kinderen voor het eerst de Eucharistie ontving in de parochiekerk van mijn geboortedorp herinner ik mij nog als was het gisteren. Om ze nooit te vergeten wordt die gebeurtenis gewoonlijk vastgelegd met een familiefoto. Een dergelijke foto gaat meestal met iemand mee gedurende de rest van zijn leven. In de loop van de tijd beleeft men bij het bladeren in het fotoalbum weer alle emoties van die ogenblikken, de volkomen vreugde die men gevoelde bij de ontmoeting met Jezus, die uit liefde de Verlosser is geworden van de mensen. Voor veel kinderen is in de geschiedenis van de kerk de eucharistie een bron van geestelijke kracht geweest, en soms zelfs de heldenmoed! Denken we maar bijvoorbeeld aan de jeugdige heiligen, jongens en meisjes, uit de eerste eeuwen, die ook nu nog in de hele kerk bekend zijn en vereerd worden. De heilige Agnes, die in Rome woonde, de heilige Agatha, die op Sicilië de marteldood stierf, de heilige Tarcisius, een jonge knaap die terecht ‘martelaar van de Eucharistie wordt genoemd, omdat hij liever wilde sterven dan Jezus uit handen geven, die hij onder de gedaante van brood bij zich droeg.
En zo waren er alle eeuwen door, en ook in onze dagen, onder de heiligen en zaligen van de kerk steeds ook kinderen en jonge mensen. Zoals Jezus in het Evangelie laat zien hoe Hij een bijzonder vertrouwen heeft in de kinderen, zo heeft zijn Moeder Maria altijd een bijzondere moederlijke zorg getoond voor de kleintjes. Denk maar aan Bernadette van Lourdes, aan de kinderen van La Salette, en in onze eeuw aan de kinderen van Fatima: Lucia, Francisco en Jacinta.
Ik sprak hierboven over het het ‘evangelie van het kind’: heeft dat niet op een bijzondere wijze vorm gekregen in de spiritualiteit van de heilige Theresia van het Kindje Jezus? Het staat vast: Jezus en zijn Moeder kiezen vaak kinderen uit om aan hen zeer belangrijke opdrachten toe te vertrouwen voor het leven van de kerk en van de mensheid. Ik heb er maar enkelen genoemd die iedereen kent, maar er zijn nog heel veel anderen die minder bekend zijn! De Verlosser schijnt met hen zijn bezorgdheid te delen voor de andere mensen, voor de ouders, voor de andere jongens en meisjes, voor hun vriendjes. Hij verlangt naar hun gebed. Hoeveel vermag niet het gebed van de kinderen! Dat gebed wordt ook een voorbeeld voor de volwassenen: bidden in eenvoudig en volkomen vertrouwen betekent bidden zoals kinderen dat kunnen.
Ik kom nu bij een belangrijk punt van mijn brief: aan het einde van het Jaar van het Gezin wil ik aan jullie, mijn kleine vrienden, de problemen toevertrouwen van jullie thuis en van de gezinnen in de hele wereld. En dat is nog niet alles. Ik heb nog andere intenties waarvoor ik jullie vraag te bidden. De paus rekent erg op jullie gebed. We moeten samen bidden, veel bidden, opdat de mensheid die uit miljarden mensen bestaat, steeds meer het gezin wordt van God en in vrede kan leven. In het begin van deze brief heb ik herinnerd aan het onnoemelijk leed dat aan zoveel kinderen in deze eeuw is aangedaan, en dat velen van hen ook nu nog meemaken. Hoeveel sterven nu niet in onze dagen als slachtoffer van de haat die in verschillende streken heerst, op de Balkan bijvoorbeeld, en in sommige landen van Afrika! Het was juist toen ik nadacht over deze gebeurtenissen die ons allemaal zo bedroefd maken, dat ik besloot om aan jullie, lieve kinderen, beste jonge mensen, te vragen om voor de vrede te willen bidden. Jullie weten heel goed: liefde en eendracht zijn bouwstenen voor de vrede; haat en geweld maken haar kapot. Instinctief willen jullie niets weten van haat, en worden jullie geboeid door liefde; daarom weet de paus zeker dat jullie niet zullen weigeren te doen wat hij vraagt, maar dat jullie samen met hem zult bidden om vrede op de wereld, met hetzelfde enthousiasme waarmee jullie bidden om vrede en eendracht in jullie familie.
Later ging men vooral pasgeboren kinderen dopen; bij velen van jullie, beste kinderen, was dat ook het geval, zodat jullie niets meer weten van de dag van je doopsel. De grootste plechtigheid werd uitgesteld tot de dag van de eerste Heilige Communie. Iedere jongen en ieder meisje uit een katholiek gezin kent dat gebruik: de eerste Heilige Communie wordt beleefd als een groot familiefeest. Samen met het kind dat zijn of haar eerste Heilige Communie doet, gaan op die dag ouders, peetoom en peettante, broers en zusjes, soms ook onderwijzers en leraren, te communie.
Daarnaast is de dag van de eerste Heilige Communie een groot feest in de parochie. De dag waarop ikzelf met de andere kinderen voor het eerst de Eucharistie ontving in de parochiekerk van mijn geboortedorp herinner ik mij nog als was het gisteren. Om ze nooit te vergeten wordt die gebeurtenis gewoonlijk vastgelegd met een familiefoto. Een dergelijke foto gaat meestal met iemand mee gedurende de rest van zijn leven. In de loop van de tijd beleeft men bij het bladeren in het fotoalbum weer alle emoties van die ogenblikken, de volkomen vreugde die men gevoelde bij de ontmoeting met Jezus, die uit liefde de Verlosser is geworden van de mensen. Voor veel kinderen is in de geschiedenis van de kerk de eucharistie een bron van geestelijke kracht geweest, en soms zelfs de heldenmoed! Denken we maar bijvoorbeeld aan de jeugdige heiligen, jongens en meisjes, uit de eerste eeuwen, die ook nu nog in de hele kerk bekend zijn en vereerd worden. De heilige Agnes, die in Rome woonde, de heilige Agatha, die op Sicilië de marteldood stierf, de heilige Tarcisius, een jonge knaap die terecht ‘martelaar van de Eucharistie wordt genoemd, omdat hij liever wilde sterven dan Jezus uit handen geven, die hij onder de gedaante van brood bij zich droeg.
En zo waren er alle eeuwen door, en ook in onze dagen, onder de heiligen en zaligen van de kerk steeds ook kinderen en jonge mensen. Zoals Jezus in het Evangelie laat zien hoe Hij een bijzonder vertrouwen heeft in de kinderen, zo heeft zijn Moeder Maria altijd een bijzondere moederlijke zorg getoond voor de kleintjes. Denk maar aan Bernadette van Lourdes, aan de kinderen van La Salette, en in onze eeuw aan de kinderen van Fatima: Lucia, Francisco en Jacinta.
Ik sprak hierboven over het het ‘evangelie van het kind’: heeft dat niet op een bijzondere wijze vorm gekregen in de spiritualiteit van de heilige Theresia van het Kindje Jezus? Het staat vast: Jezus en zijn Moeder kiezen vaak kinderen uit om aan hen zeer belangrijke opdrachten toe te vertrouwen voor het leven van de kerk en van de mensheid. Ik heb er maar enkelen genoemd die iedereen kent, maar er zijn nog heel veel anderen die minder bekend zijn! De Verlosser schijnt met hen zijn bezorgdheid te delen voor de andere mensen, voor de ouders, voor de andere jongens en meisjes, voor hun vriendjes. Hij verlangt naar hun gebed. Hoeveel vermag niet het gebed van de kinderen! Dat gebed wordt ook een voorbeeld voor de volwassenen: bidden in eenvoudig en volkomen vertrouwen betekent bidden zoals kinderen dat kunnen.
Ik kom nu bij een belangrijk punt van mijn brief: aan het einde van het Jaar van het Gezin wil ik aan jullie, mijn kleine vrienden, de problemen toevertrouwen van jullie thuis en van de gezinnen in de hele wereld. En dat is nog niet alles. Ik heb nog andere intenties waarvoor ik jullie vraag te bidden. De paus rekent erg op jullie gebed. We moeten samen bidden, veel bidden, opdat de mensheid die uit miljarden mensen bestaat, steeds meer het gezin wordt van God en in vrede kan leven. In het begin van deze brief heb ik herinnerd aan het onnoemelijk leed dat aan zoveel kinderen in deze eeuw is aangedaan, en dat velen van hen ook nu nog meemaken. Hoeveel sterven nu niet in onze dagen als slachtoffer van de haat die in verschillende streken heerst, op de Balkan bijvoorbeeld, en in sommige landen van Afrika! Het was juist toen ik nadacht over deze gebeurtenissen die ons allemaal zo bedroefd maken, dat ik besloot om aan jullie, lieve kinderen, beste jonge mensen, te vragen om voor de vrede te willen bidden. Jullie weten heel goed: liefde en eendracht zijn bouwstenen voor de vrede; haat en geweld maken haar kapot. Instinctief willen jullie niets weten van haat, en worden jullie geboeid door liefde; daarom weet de paus zeker dat jullie niet zullen weigeren te doen wat hij vraagt, maar dat jullie samen met hem zult bidden om vrede op de wereld, met hetzelfde enthousiasme waarmee jullie bidden om vrede en eendracht in jullie familie.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Looft de Naam van de Heer
4
Aan het einde van deze brief, beste jongens en meisjes, wil ik jullie herinneren aan de woorden van een psalm die mij altijd erg heeft ontroerd: Laudate pueri Dominum! Looft, kinderen, de Heer, looft de Naam van de Heer. Gezegend zij de Naam van de Heer, nu en tot in eeuwigheid! Van de opgang van de zon tot haar dalen zij geprezen de Naam van de Heer (Ps. 112, 1-3) [[b:Ps. 112, 1-3]]! Terwijl ik mediteer over de woorden van de psalm zie ik voor mijn ogen de gezichten van de kinderen langs trekken uit de hele wereld, van Noord tot Zuid, van Oost tot West. En tegen jullie allemaal, beste kinderen,- welke taal jullie ook spreken, van welk ras of nationaliteit jullie ook zijn – zeg ik Looft de Naam van de Heer! En aangezien de mens God op de eerste plaats moet loven door zijn leven, mogen jullie niet vergeten wat de twaalfjarige Jezus tegen zijn Moeder en Jozef zei in de tempel/ van Jeruzalem: "Wist ge dan niet dat ik in het huis van mijn vader moest zijn?" (Lc. 2, 49) [b:Lc. 2, 49]. De mens prijst God als hij de stem volgt die hem roept. God roept iedere mens, en zijn stem weerklinkt reeds in het hart van het kind: Hij roept mensen tot het huwelijk of om priester te zijn, Hij roept ze tot het godgewijde leven of misschien om te werken in de missie ... wie zal het zeggen? Beste jongens en meisjes, jullie moeten bidden om te ontdekken wat jullie roeping is en om die edelmoedig te volgen.
Looft de Naam van de Heer! Overal ter wereld kijken de kinderen in de nacht van Bethlehem gelovig naar het pasgeboren Kind en ervaren zij de grote vreugde van het Kerstfeest. Ieder in hun eigen taal prijzen zij zingend de Naam va de Heer. En zo zijn over heel de aarde lieflijke klanken te horen van de kerstliederen. Het zijn tedere en ontroerende woorden die weerklinken in alle talen van de mensen; het lijkt op een feestlied dat van de aarde opstijgt en zich verenigt met de zang van de engelen die boven de stal van Bethlehem de heerlijkheid van God verkondigen: ‘’Eer van God in den Hoge, en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft’’ (Lc. 2, 14) [b:Lc. 2, 14]. De welbeminde Zoon van God komt onder ons tegenwoordig als een pasgeboren kind; om Hem heen voelen de kinderen van alle volken de liefdevolle blik van Zijn hemelse Vader op zich gericht, en ze zijn vol vreugde omdat God van hen houdt. Geen mens kan zonder liefde leven hij is geroepen om God en zijn evenmens lief te hebben, maar om waarlijk lief te hebben moet hij er zeker van zijn dat God van hem houdt. God heeft jullie lief, beste kinderen! Dát wil ik jullie aan het einde van het Jaar van het Gezin zeggen naar aanleiding van de feestelijkheden van Kerstmis dat heel in het bijzonder jullie feest is. Ik hoop dat het voor jullie een blij en ongestoord feest zal zijn; ik hoop dat jullie daardoor inniger de liefde zullen ervaren van je ouders, broers en zusjes en andere familieleden. Moge dankzij jullie, dierbare jongelui en kinderen, die liefde dan ook uitgaan naar alle mensen om jullie heen en zelfs naar de hele wereld. Dan zal ze ook de mensen bereiken die haar het meest nodig hebben, vooral de lijdende en in de steek gelaten mensen. Is er wel een grotere vreugde denkbaar dan die welke de vrucht is van de liefde? Is er wel een grotere vreugde dan die welke U, Jezus, met Kerstmis geeft aan de harten van de mensen en met name aan die van de kinderen?
Goddelijk Kind, hef je handje op en zegen je jonge vrienden, zegen de kinderen van de gehele aarde!
Looft de Naam van de Heer! Overal ter wereld kijken de kinderen in de nacht van Bethlehem gelovig naar het pasgeboren Kind en ervaren zij de grote vreugde van het Kerstfeest. Ieder in hun eigen taal prijzen zij zingend de Naam va de Heer. En zo zijn over heel de aarde lieflijke klanken te horen van de kerstliederen. Het zijn tedere en ontroerende woorden die weerklinken in alle talen van de mensen; het lijkt op een feestlied dat van de aarde opstijgt en zich verenigt met de zang van de engelen die boven de stal van Bethlehem de heerlijkheid van God verkondigen: ‘’Eer van God in den Hoge, en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft’’ (Lc. 2, 14) [b:Lc. 2, 14]. De welbeminde Zoon van God komt onder ons tegenwoordig als een pasgeboren kind; om Hem heen voelen de kinderen van alle volken de liefdevolle blik van Zijn hemelse Vader op zich gericht, en ze zijn vol vreugde omdat God van hen houdt. Geen mens kan zonder liefde leven hij is geroepen om God en zijn evenmens lief te hebben, maar om waarlijk lief te hebben moet hij er zeker van zijn dat God van hem houdt. God heeft jullie lief, beste kinderen! Dát wil ik jullie aan het einde van het Jaar van het Gezin zeggen naar aanleiding van de feestelijkheden van Kerstmis dat heel in het bijzonder jullie feest is. Ik hoop dat het voor jullie een blij en ongestoord feest zal zijn; ik hoop dat jullie daardoor inniger de liefde zullen ervaren van je ouders, broers en zusjes en andere familieleden. Moge dankzij jullie, dierbare jongelui en kinderen, die liefde dan ook uitgaan naar alle mensen om jullie heen en zelfs naar de hele wereld. Dan zal ze ook de mensen bereiken die haar het meest nodig hebben, vooral de lijdende en in de steek gelaten mensen. Is er wel een grotere vreugde denkbaar dan die welke de vrucht is van de liefde? Is er wel een grotere vreugde dan die welke U, Jezus, met Kerstmis geeft aan de harten van de mensen en met name aan die van de kinderen?
Goddelijk Kind, hef je handje op en zegen je jonge vrienden, zegen de kinderen van de gehele aarde!
Vanuit het Vaticaan, 13 december 1994.
Paus Johannes Paulus II
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1780-brief-aan-de-kinderen-nl