De herders en allen - priesters, leken en religieuzen - die onder dikwijls zeer moeilijke omstandigheden werken voor de evangelisatie en de menselijke ontwikkeling, moeten vol hoop zijn bij de gedachte aan zoveel buitengewone bronnen van heiligheid, welke het levende geloof van het volk van God omvat. Men moet ervoor zorgen, dat deze rijkdom van de
sensus fidei (geloofszin) zich ten volle kan ontwikkelen en overvloedig vruchten kan dragen. Door een diepgaande beschouwing van het heilsplan, zoals dat ten aanzien van de maagd van het
Magnificat verloopt, het geloof van de armen helpen zich met duidelijkheid uit te drukken en zich in het leven weer te geven: dat is een edele kerkelijke taak, welke de theoloog wacht. Zo vormt een theologie van de vrijheid en van de bevrijding, als trouwe echo van het
Magnificat van Maria, dat in de gedachtenis van de Kerk wordt bewaard, een eis van onze tijd. Maar het zou een ernstige ontaarding zijn zich de krachten van de volksvroomheid toe te eigenen om ze tot een louter aards bevrijdingsplan om te buigen, dat heel snel een illusie en een oorzaak van nieuwe vormen van slavernij zou blijken. Zij die zo voor de ideologieën van de wereld en de vermeende noodzaak van geweld zwichten, zijn niet langer trouw aan de hoop, aan haar durf en moed, zoals de lofzang aan de God van barmhartigheid, welke de maagd ons leert, die verheerlijkt.