Ecclesiae de mysterio
x
Informatie over dit document
Ecclesiae de mysterio
Interdicasteriële Instructie over enige vragen betreffende de medewerking van lekengelovigen aan het dienstwerk van de priesters
Msgr. Darío Castrillón Hoyos
Msgr. Crescenzio Sepe,
Msgr. James Francis Stafford,
Joseph Kard. Ratzinger,
Msgr. Jorge Arturo Medina Estévez,
Bernardin Kard. Gantin,
Jozef Kard. Tomko,
Eduardo Kard. Martinez Somalo,
Msgr. Julían Herranz
Msgr. James Francis Stafford,
Joseph Kard. Ratzinger,
Msgr. Jorge Arturo Medina Estévez,
Bernardin Kard. Gantin,
Jozef Kard. Tomko,
Eduardo Kard. Martinez Somalo,
Msgr. Julían Herranz
Congregatie voor de Clerus,
Pauselijke Raad voor de Leken,
Congregatie voor de Geloofsleer,
Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de discipline van de Sacramenten,
Congregatie voor de Bisschoppen,
Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren,
Congregatie voor Instituten van het Godgewijde Leven en Sociëteiten van Apostolisch Leven,
Pauselijke Raad voor de Interpretatie van Wetsteksten
Pauselijke Raad voor de Leken,
Congregatie voor de Geloofsleer,
Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de discipline van de Sacramenten,
Congregatie voor de Bisschoppen,
Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren,
Congregatie voor Instituten van het Godgewijde Leven en Sociëteiten van Apostolisch Leven,
Pauselijke Raad voor de Interpretatie van Wetsteksten
15 augustus 1997
Curie - Instructies
1997, Libreria Editrice Vaticana
1997
SRKK
31 oktober 2022
1377
nl
Referenties naar dit document: 8
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- === Voorwoord
Uit het mysterie van de Kerk ontspringt de uitnodiging aan alle leden van het mystieke lichaam om actief mee te werken aan de zending en de opbouw van het volk Gods in een organische gemeenschap, volgens de verscheidene diensten en charisma’s. De echo van deze uitnodiging heeft herhaaldelijk weerklonken in de documenten van het leergezag, in het bijzonder sinds het Tweede Vaticaans Concilie. vgl: Lumen Gentium [[[617|33]]] vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|24]]]
Vooral tijdens de laatste drie gewone algemene vergaderingen van de Bisschoppensynode heeft men opnieuw de identiteit bevestigd die eigen is aan de lekengelovigen, de gewijde bedienaren en de godgewijden, die bestaat binnen het kader van de gemeenschappelijke waardigheid en verscheidenheid van functies; en men heeft alle gelovigen aangemoedigd om de Kerk op te bouwen door in gemeenschap samen te werken voor het heil van de wereld.
Het is nodig om de noodzaak en het belang van de apostolische activiteit van de lekengelovigen in de huidige en toekomstige evangelisatie voor ogen te houden. De Kerk mag dit werk niet terzijde laten, omdat het tot haar wezen behoort als volk Gods, en omdat ze dit nodig heeft om zo haar eigen evangelische zending te realiseren.
De roeping van alle gelovigen om actief deel te nemen aan de zending van de Kerk is niet onbeantwoord gebleven. De Bisschoppensynode van 1987 heeft geconstateerd
Er bestaat, in feite, een samenwerking van alle gelovigen op beide terreinen van de zending van de Kerk, zowel op het gebied van de spiritualiteit om de Boodschap van Christus en zijn genade te brengen aan de mensen, als op het gebied van het tijdelijke om de orde van de aardse werkelijkheid te doordringen van de evangelische geest en haar te volmaken. vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|5]]]. In het bijzonder op het eerste terrein – evangelisatie en heiliging - ”vullen lekenapostolaat en herderlijk ambt elkaar weerkering aan”. vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|6]]] Hierin hebben de lekengelovigen, mannen en vrouwen, talloos veel gelegenheden om actief te zijn, door een consequente getuigenis van persoonlijk, gezins- sociaal leven, door de verkondiging en heet samen delen van het evangelie van Christus in elke situatie, en door hun inzet om de christelijke beginselen te laten zien, te verdedigen en correct toe te passen op de actuele problemen. vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|6]]] In het bijzonder worden de herders aangemoedigd om ”de bedieningen, ambten en functies van de lekengelovigen te erkennen en te bevorderen, welke hun sacramentele grondslag hebben in het Doopsel en in het Vormsel en voor velen ook in het Huwelijk”. vgl: Christifideles laici [[[692|23]]]
Inderdaad heeft het leven van de Kerk op dit gebied een verrassende bloei gekend van pastoraal initiatieven, vooral na de opmerkelijke impuls gegeven door het Tweede Vaticaans Concilie en door het pauselijke leergezag.
Vandaag de dag in het bijzonder vraagt de primaire zorg voor de nieuwe evangelisatie, die het gehele volk Gods aangaat, samen met de ‘speciale voortrekkerspositie’ van de priesters, ook de volle herwaardering van het bewustzijn van het seculiere karakter van de zending van de leek. vgl: Lumen Gentium [[[617|31]]] vgl: Christifideles laici [[[692|15]]]
Deze opdracht opent voor de lekengelovigen ruimte horizonten, waarvan sommige nog moeten worden verkend. Ze hebben een opdracht in de wereld op het terrein van cultuur, van kunst en theater, van wetenschappelijk onderzoek, arbeid, communicatiemiddelen, politiek, economie, enzovoorts. Deze opdracht vraagt de bekwaamheid om efficiëntere middelen te ontwikkelen om deze terreinen in Jezus Christus hun volle betekenis te laten vinden. vgl: Gaudium et Spes [[[575|43]]]
Binnen dit ruimte gebied van eensgezinde werkzaamheid, hetzij specifiek spiritueel of religieus, hetzij in de heiliging van de wereld (consecratio mundi), bestaat er een apart terrein dat het gewijde dienstwerk van de clerus betreft, tot de uitoefening waarvan ook lekengelovigen, mannen en vrouwen, en natuurlijk ook de niet-gewijde leden van instituten van gewijd leven en van sociëteiten van apostolisch leven worden uitgenodigd om mee te helpen. Aan dit bijzondere terrein refereert het Tweede Vaticaans Concilie, waar het leert: ”Tenslotte vertrouwt de hiërarchie aan leken soms ook taken toe die nauw met het herderlijk ambt zijn verbonden: het godsdienstonderwijs, bepaalde liturgische functies, zielzorg.” Apostolicam Actuositatem [[653|24]]
Juist omdat het hier gaat om taken die zeer nauw verbonden zijn met de verplichtingen van de herders – die zelf als zodanig getekend moeten zijn met het wijdingsacrament – wordt een bijzondere nauwgezetheid gevraagd van de kant van allen die op een of andere wijze erbij zijn betrokken, opdat zowel de natuur en de zending van het gewijde dienstwerk als de als de roeping en seculiere aard van de lekengelovigen worden gewaarborgd. Meewerken betekent immers niet vervangen.
We constateren met tevredenheid dat in vele particuliere kerken de medewerking van niet-gewijde gelovigen aan het pastorale dienstwerk van de clerus zich op zeer positieve wijze ontwikkelt. Er zijn overvloedige resultaten, met respect voor de grenzen die vastliggen door het wezen van de sacramenten en door de verscheidenheid van charisma’s en kerkelijke functies, dankzij edelmoedige en verstandige oplossingen, om het hoofd te kunnen bieden aan situaties van gebrek of schaarste aan gewijde bedienaren. vgl: De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[[1380|2]]] Op deze wijze is dat aspect van communio duidelijk geworden, dat sommige leden van de Kerk, in de mate dat het hun mogelijk is – daar ze niet door heth merkteken van het wijdingssacrament zijn getekend – zich ijverig moeite getroosten om oplossingen te bieden in kritieke situaties en aanhoudende nood in sommige gemeenschappen te verhelpen. vgl: § 3 [[[30|230]]] vgl: § 2 [[[30|517]]] vgl: § 2 [[[30|861]]] vgl: § 2 [[[30|910]]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|943.1112]]] vgl: Christifideles laici [[[692|23]]] Deze gelovigen worden uitgenodigd en gevolmachtigd om precieze taken op zich te nemen, zowel belangrijke als delicate, gedragen door de genade van de Heer, begeleid door de gewijde bedienaren en welwillend aanvaard door de gemeenschappen ten bate waarvan zij hun diensten aanbieden. De gewijde herders zijn zeer erkentelijk voor de edelmoedigheid waarmee vele godgewijden en lekengelovigen zich aanbieden voor dit specifieke dienstwerk, dat uitgevoerd moet worden met een getrouwe kerkelijke geest (sensus Eclesiae) en opbouwende toewijding. Bijzondere dankbaarheid en bemoediging verdienen zij deze taken vervullen in situaties van christenvervolging, in missiegebieden, of deze nu territoriaal of cultureel bepaald zijn, waar de Kerk nog maar nauwelijks ingeplant is, of waar de priester alleen sporadisch aanwezig is. vgl: Redemptoris Missio [[[4|7]]]
Het is hier niet de plaats om de gehele theologische en pastorale rijkdom van de rol van de lekengelovigen in de Kerk uit diepen. Deze rijkdom is reeds uitgebreid toegelicht in de apostolische Exhortatie Christifideles laici [692].
Het doel van dit document is integendeel eenvoudigweg het verschaffen van een helder en gezaghebbend antwoord op de dringende en talrijke vragen die onze dicasteries hebben bereikt van de kant van bisschoppen, priesters en leken, geplaatst tegenover nieuwe vormen van ‘pastorale’ activiteit van niet-gewijde gelovigen in de parochies en bisdommen, en de om opheldering vragen.
Dikwijls immers gaat het om praktijken die, ook al zijn ze ontstaan in situaties van nood en schaarste en zijn ze vaak tot ontwikkeling gekomen vanuit de wil om edelmoedige hulp te verlenen in de pastorale activiteit, toch ernstige negatieve gevolgen kunnen ware kerkelijke communio. Dergelijke praktijken komen in sommige regio’s meer voor dan in andere, en soms zijn er grote verschillen binnen eenzelfde regio.
Ze roepen nochtans de zware pastorale verantwoordelijkheid op van al degenen, vooral de bisschoppen, vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|392]]] die zijn aangesteld voor de bevordering en de handhaving van de algemene discipline van de Kerk op basis van enkele leerstellige beginselen die reeds op duidelijke wijze door het Tweede Vaticaans Concilie vgl: Lumen Gentium [[[617]]] vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570]]] vgl: Presbyterorum Ordinis [[[704]]] vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653]]] en het daaropvolgende pauselijke leergezag vgl: Christifideles laici [[[692]]] vgl: Pastores Dabo Vobis [[[724]]] zijn uitgesproken.
Er is een bezinning tot stand gekomen binnen onze dicasteries; er is een symposium gehouden waaraan vertegenwoordigers hebben deel genomen van de episcopaten die het meest bij het probleem betrokken zijn en er is, tenslotte, een brede consultatie gehouden onder vele voorzitters van de Bisschoppenconferenties, andere hoge geestelijken en deskundigen op het gebied van uiteenlopende kerkelijke disciplines en van verschillende geografische afkomst. Er is een duidelijke overeenstemming gebleken, precies zoals het beschreven wordt in deze instructie, die nochtans niet pretendeert volledig te zijn, omdat ze zich beperkt tot het behandelen van die gevallen die op het moment het moest bekend zijn, en omdat er een uitermate grote variëteit is van bijzondere omstandigheden waarin deze gevallen zich voordoen.
De tekst, opgesteld op de betrouwbare basis van het buitengewoon en gewoon leergezag van de Kerk, wordt, voor een zorgvuldige toepassing, toevertrouwd aan de betrokken bisschoppen. Maar ook de geestelijke leiders van die kerkelijke districten waarin nu nog geen misbruiken voorkomen, worden ervan in kennis gesteld, omdat ook zij binnen korte tijd ermee te maken zouden kunnen hebben, aangezien hedendaagse verschijnselen zich snel kunnen verspreiden.
Vooraleer een antwoord te geven op concrete gevallen die ons zijn voorgelegd, is het noodzakelijk om, met het oog op de betekenis van het wijdingssacrament in de structuur van de Kerk, enkele korte en essentiële theologische elementen voorop te stellen. Deze zijn bedoeld om een gefundeerd inzicht te verschaffen in de kerkelijke discipline, die, in relatie tot de waarheid en de kerkelijke communio, de rechten en plichten van allen beoogt te bevorderen, met het oog op ”het zielenheil dat in de Kerk steeds de hoogste wet moet zijn”. Codex Iuris Canonici [[30|1752]]
Vooral tijdens de laatste drie gewone algemene vergaderingen van de Bisschoppensynode heeft men opnieuw de identiteit bevestigd die eigen is aan de lekengelovigen, de gewijde bedienaren en de godgewijden, die bestaat binnen het kader van de gemeenschappelijke waardigheid en verscheidenheid van functies; en men heeft alle gelovigen aangemoedigd om de Kerk op te bouwen door in gemeenschap samen te werken voor het heil van de wereld.
Het is nodig om de noodzaak en het belang van de apostolische activiteit van de lekengelovigen in de huidige en toekomstige evangelisatie voor ogen te houden. De Kerk mag dit werk niet terzijde laten, omdat het tot haar wezen behoort als volk Gods, en omdat ze dit nodig heeft om zo haar eigen evangelische zending te realiseren.
De roeping van alle gelovigen om actief deel te nemen aan de zending van de Kerk is niet onbeantwoord gebleven. De Bisschoppensynode van 1987 heeft geconstateerd
”hoezeer de Geest de Kerk is blijven verjongen en nieuwe krachten van heiligheid en deelname in vele lekengelovigen heeft opgewekt. Daarvan getuigen ondermeer de nieuwe stijl van samenwerking tussen priesters, religieuzen en lekengelovigen; de actieve deelname aan de liturgie, aan de verkondiging het woord van God en aan de catechese; de veelvoudige diensten en taken die toevertrouwd zijn aan de lekengelovigen en die zij op zich genomen hebben; de weelderige bloei van groepen, verenigingen en bewegingen van lekenspiritualiteit en –activiteit; de ruimere en belangrijkere deelname van de vrouwen aan het leven van de Kerk en aan de ontwikkeling van de maatschappij”. Christifideles laici [[692|30]]Eveneens tijdens de voorbereiding op de Bisschoppensynode van 1994 over het gewijde leven constateert men ”overal een oprecht verlangen om authentieke verhoudingen te scheppen van gemeenschap en samenwerking tussen bisschoppen, instituten van gewijd leven, seculiere clerus en leken”. Bisschoppensynode, IXe.. Bisschoppensynode, IXe Algemene Vergadering "over het gewijde leven", Instrumentum laboris, nr. 73 In de daarop volgende postsynodale apostolische Exhortatie bevestigd de paus de specifieke bijdrage van het gewijde leven aan de zending en aan de opbouw van de Kerk. vgl: Vita Consecrata [[[758|47]]]
Er bestaat, in feite, een samenwerking van alle gelovigen op beide terreinen van de zending van de Kerk, zowel op het gebied van de spiritualiteit om de Boodschap van Christus en zijn genade te brengen aan de mensen, als op het gebied van het tijdelijke om de orde van de aardse werkelijkheid te doordringen van de evangelische geest en haar te volmaken. vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|5]]]. In het bijzonder op het eerste terrein – evangelisatie en heiliging - ”vullen lekenapostolaat en herderlijk ambt elkaar weerkering aan”. vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|6]]] Hierin hebben de lekengelovigen, mannen en vrouwen, talloos veel gelegenheden om actief te zijn, door een consequente getuigenis van persoonlijk, gezins- sociaal leven, door de verkondiging en heet samen delen van het evangelie van Christus in elke situatie, en door hun inzet om de christelijke beginselen te laten zien, te verdedigen en correct toe te passen op de actuele problemen. vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|6]]] In het bijzonder worden de herders aangemoedigd om ”de bedieningen, ambten en functies van de lekengelovigen te erkennen en te bevorderen, welke hun sacramentele grondslag hebben in het Doopsel en in het Vormsel en voor velen ook in het Huwelijk”. vgl: Christifideles laici [[[692|23]]]
Inderdaad heeft het leven van de Kerk op dit gebied een verrassende bloei gekend van pastoraal initiatieven, vooral na de opmerkelijke impuls gegeven door het Tweede Vaticaans Concilie en door het pauselijke leergezag.
Vandaag de dag in het bijzonder vraagt de primaire zorg voor de nieuwe evangelisatie, die het gehele volk Gods aangaat, samen met de ‘speciale voortrekkerspositie’ van de priesters, ook de volle herwaardering van het bewustzijn van het seculiere karakter van de zending van de leek. vgl: Lumen Gentium [[[617|31]]] vgl: Christifideles laici [[[692|15]]]
Deze opdracht opent voor de lekengelovigen ruimte horizonten, waarvan sommige nog moeten worden verkend. Ze hebben een opdracht in de wereld op het terrein van cultuur, van kunst en theater, van wetenschappelijk onderzoek, arbeid, communicatiemiddelen, politiek, economie, enzovoorts. Deze opdracht vraagt de bekwaamheid om efficiëntere middelen te ontwikkelen om deze terreinen in Jezus Christus hun volle betekenis te laten vinden. vgl: Gaudium et Spes [[[575|43]]]
Binnen dit ruimte gebied van eensgezinde werkzaamheid, hetzij specifiek spiritueel of religieus, hetzij in de heiliging van de wereld (consecratio mundi), bestaat er een apart terrein dat het gewijde dienstwerk van de clerus betreft, tot de uitoefening waarvan ook lekengelovigen, mannen en vrouwen, en natuurlijk ook de niet-gewijde leden van instituten van gewijd leven en van sociëteiten van apostolisch leven worden uitgenodigd om mee te helpen. Aan dit bijzondere terrein refereert het Tweede Vaticaans Concilie, waar het leert: ”Tenslotte vertrouwt de hiërarchie aan leken soms ook taken toe die nauw met het herderlijk ambt zijn verbonden: het godsdienstonderwijs, bepaalde liturgische functies, zielzorg.” Apostolicam Actuositatem [[653|24]]
Juist omdat het hier gaat om taken die zeer nauw verbonden zijn met de verplichtingen van de herders – die zelf als zodanig getekend moeten zijn met het wijdingsacrament – wordt een bijzondere nauwgezetheid gevraagd van de kant van allen die op een of andere wijze erbij zijn betrokken, opdat zowel de natuur en de zending van het gewijde dienstwerk als de als de roeping en seculiere aard van de lekengelovigen worden gewaarborgd. Meewerken betekent immers niet vervangen.
We constateren met tevredenheid dat in vele particuliere kerken de medewerking van niet-gewijde gelovigen aan het pastorale dienstwerk van de clerus zich op zeer positieve wijze ontwikkelt. Er zijn overvloedige resultaten, met respect voor de grenzen die vastliggen door het wezen van de sacramenten en door de verscheidenheid van charisma’s en kerkelijke functies, dankzij edelmoedige en verstandige oplossingen, om het hoofd te kunnen bieden aan situaties van gebrek of schaarste aan gewijde bedienaren. vgl: De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[[1380|2]]] Op deze wijze is dat aspect van communio duidelijk geworden, dat sommige leden van de Kerk, in de mate dat het hun mogelijk is – daar ze niet door heth merkteken van het wijdingssacrament zijn getekend – zich ijverig moeite getroosten om oplossingen te bieden in kritieke situaties en aanhoudende nood in sommige gemeenschappen te verhelpen. vgl: § 3 [[[30|230]]] vgl: § 2 [[[30|517]]] vgl: § 2 [[[30|861]]] vgl: § 2 [[[30|910]]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|943.1112]]] vgl: Christifideles laici [[[692|23]]] Deze gelovigen worden uitgenodigd en gevolmachtigd om precieze taken op zich te nemen, zowel belangrijke als delicate, gedragen door de genade van de Heer, begeleid door de gewijde bedienaren en welwillend aanvaard door de gemeenschappen ten bate waarvan zij hun diensten aanbieden. De gewijde herders zijn zeer erkentelijk voor de edelmoedigheid waarmee vele godgewijden en lekengelovigen zich aanbieden voor dit specifieke dienstwerk, dat uitgevoerd moet worden met een getrouwe kerkelijke geest (sensus Eclesiae) en opbouwende toewijding. Bijzondere dankbaarheid en bemoediging verdienen zij deze taken vervullen in situaties van christenvervolging, in missiegebieden, of deze nu territoriaal of cultureel bepaald zijn, waar de Kerk nog maar nauwelijks ingeplant is, of waar de priester alleen sporadisch aanwezig is. vgl: Redemptoris Missio [[[4|7]]]
Het is hier niet de plaats om de gehele theologische en pastorale rijkdom van de rol van de lekengelovigen in de Kerk uit diepen. Deze rijkdom is reeds uitgebreid toegelicht in de apostolische Exhortatie Christifideles laici [692].
Het doel van dit document is integendeel eenvoudigweg het verschaffen van een helder en gezaghebbend antwoord op de dringende en talrijke vragen die onze dicasteries hebben bereikt van de kant van bisschoppen, priesters en leken, geplaatst tegenover nieuwe vormen van ‘pastorale’ activiteit van niet-gewijde gelovigen in de parochies en bisdommen, en de om opheldering vragen.
Dikwijls immers gaat het om praktijken die, ook al zijn ze ontstaan in situaties van nood en schaarste en zijn ze vaak tot ontwikkeling gekomen vanuit de wil om edelmoedige hulp te verlenen in de pastorale activiteit, toch ernstige negatieve gevolgen kunnen ware kerkelijke communio. Dergelijke praktijken komen in sommige regio’s meer voor dan in andere, en soms zijn er grote verschillen binnen eenzelfde regio.
Ze roepen nochtans de zware pastorale verantwoordelijkheid op van al degenen, vooral de bisschoppen, vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|392]]] die zijn aangesteld voor de bevordering en de handhaving van de algemene discipline van de Kerk op basis van enkele leerstellige beginselen die reeds op duidelijke wijze door het Tweede Vaticaans Concilie vgl: Lumen Gentium [[[617]]] vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570]]] vgl: Presbyterorum Ordinis [[[704]]] vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653]]] en het daaropvolgende pauselijke leergezag vgl: Christifideles laici [[[692]]] vgl: Pastores Dabo Vobis [[[724]]] zijn uitgesproken.
Er is een bezinning tot stand gekomen binnen onze dicasteries; er is een symposium gehouden waaraan vertegenwoordigers hebben deel genomen van de episcopaten die het meest bij het probleem betrokken zijn en er is, tenslotte, een brede consultatie gehouden onder vele voorzitters van de Bisschoppenconferenties, andere hoge geestelijken en deskundigen op het gebied van uiteenlopende kerkelijke disciplines en van verschillende geografische afkomst. Er is een duidelijke overeenstemming gebleken, precies zoals het beschreven wordt in deze instructie, die nochtans niet pretendeert volledig te zijn, omdat ze zich beperkt tot het behandelen van die gevallen die op het moment het moest bekend zijn, en omdat er een uitermate grote variëteit is van bijzondere omstandigheden waarin deze gevallen zich voordoen.
De tekst, opgesteld op de betrouwbare basis van het buitengewoon en gewoon leergezag van de Kerk, wordt, voor een zorgvuldige toepassing, toevertrouwd aan de betrokken bisschoppen. Maar ook de geestelijke leiders van die kerkelijke districten waarin nu nog geen misbruiken voorkomen, worden ervan in kennis gesteld, omdat ook zij binnen korte tijd ermee te maken zouden kunnen hebben, aangezien hedendaagse verschijnselen zich snel kunnen verspreiden.
Vooraleer een antwoord te geven op concrete gevallen die ons zijn voorgelegd, is het noodzakelijk om, met het oog op de betekenis van het wijdingssacrament in de structuur van de Kerk, enkele korte en essentiële theologische elementen voorop te stellen. Deze zijn bedoeld om een gefundeerd inzicht te verschaffen in de kerkelijke discipline, die, in relatie tot de waarheid en de kerkelijke communio, de rechten en plichten van allen beoogt te bevorderen, met het oog op ”het zielenheil dat in de Kerk steeds de hoogste wet moet zijn”. Codex Iuris Canonici [[30|1752]]
Referenties naar deze alinea: 1
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Theologische principes
- Artikel 1 Het algemeen en het ambtelijk priesterschap
1
Christus Jezus, eeuwige hogepriester, heeft gewild dat zijn uniek en oordeelbaar priesterschap aan zijn kerk zou worden doorgegeven. Zij is immers het volk van het nieuwe verbond: in haar woorden ”de gedoopten, door de wedergeboorte en de zalving van de heilige Geest, tot een geestelijke woonstede en een heilig priesterschap gewijd, om door alle werken van de christenen geestelijke offers op te dragen en de wonderdaden te verkondigen van Hem die hen uit de duisternis naar zijn wonderbaar licht heeft geroepen (1 Pt. 2, 4-10) [[b:1 Pt. 2, 4-10]]. Lumen Gentium [[617|10]]
Er is dus slechts ”één uitverkoren volk van God, ‘één Heer, één geloof, één doop’ (Ef. 4, 5) [b:Ef. 4, 5]; gelijk is de waardigheid van de ledematen krachtens hun wedergeboorte in Christus; gelijk de genade van het kindschap, gelijk de roeping tot volmaaktheid”. Lumen Gentium [[617|32]] Hoewel er tussen alle christenen ”gelijkheid bestaat ten aanzien van de aan al de gelovigen gemeenschappelijke waardigheid en de bedrijvigheid voor de opbouw van het lichaam van Christus”, worden ”enkelen, door de wil van Christus, als leeraars, uitdelers van de geheimenissen en herders over de anderen aangesteld”. Lumen Gentium [[617|32]] Het algemeen priesterschap van de gelovigen de ambtelijk of hiërarchische priesterschap zijn, ondanks dat ze ”wezenlijk en niet alleen naar rangorde van elkaar verschillen” toch op elkaar aan aangewezen; en het ene zowel als het andere heeft op zijn bijzondere wijze deel aan Christus’ priesterschap”. Lumen Gentium [[617|10]] Er is tussen hen een doeltreffende eenheid, want de heilige Geest maakt de kerk één in de gemeenschap en de bediening, en schenkt haar een verscheidenheid van hiërarchische en charismatische gaven. vgl: Lumen Gentium [[[617|4]]]
Het wezenlijk verschil tussen het algemeen en het ambtelijk priesterschap bevindt zich dus niet in het priesterschap van Christus, dat steeds enig en ondeelbaar blijft en ook niet in het heiligheid waartoe alle gelovigen geroepen worden. ”Het gewijde priesterschap betekent niet per se een hogere graad van heiligheid ten opzichte van het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen. Maar, met het gewijde priesterschap wordt door Christus in de Geest een bijzondere gave aan de priesters gegeven, opdat zij het volk van God kunnen helpen om trouw en volledig het gemeenschappelijk priesterschap, dat aan hen verleend is, uit te oefenen.” Pastores Dabo Vobis [[724|17]] In de opbouw van de Kerk, Christus’ lichaam, heerst er verscheidenheid van ledenmaten en functies; maar één is de Geest, ”die volgens de maat van zijn rijkdom overeenkomstig de noodzaak van de bedieningen zijn veelvuldige gaven uitdeelt ten bate van de kerk.” (1 Kor. 12, 1-11) [[b:1 Kor. 12, 1-11]] vgl: Lumen Gentium [[[617|7]]]
Het verschil bestaat in de wijze van deelname aan het priesterschap van Christus; het verschil is wezenlijk in deze zin: ”terwijl het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen zich verwezenlijkt door de ontplooiing van de doopgenade in een leven van geloof, hoop en liefde, een leven volgens de Geest, staat het ambtelijk priesterschap en heeft het betrekking op de ontplooiing van de doopgenade van alle christenen”. Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1547]] Als gevolg daarvan ”verschilt het ambtelijk priesterschap wezenlijk van het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen, omdat het een gewijde macht verleent ten dienste van de gelovigen”. Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1592]] Met dit doel wordt de priester aangespoord om te ”groeien in het bewustzijn van de diepe gemeenschap die hem verbindt met het volk van God”, om medeverantwoordelijkheid voor de gemeenschappelijke en enige heilszending op te wekken en te ontwikkelen, door bereidwillig en hartelijk alle charisma’s en taken die de Geest aan de gelovigen geeft voor de opbouw van de kerk naar waarde te schatten”. Pastores Dabo Vobis [[724|74]]
De kenmerken die het ambtelijk priesterschap van de bisschoppen en priesters doen verschillen van het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen – en die daarom ook grenzen aangegeven van de medewerking van deze laatsten aan het gewijde ambt – kunnen als volgt worden samengevat:
Het gewijde ambt wordt dus gebouwd op het fundament van de apostelen voor de opbouw van de kerk: (Ef. 2, 20; Hand. 21, 14) [[b:Ef. 2, 20; Hand. 21, 14]] ”Het is geheel ten behoeve van de kerk.” Pastores Dabo Vobis [[724|16]] ”Wezenlijk verbonden met de sacramentele natuur van het kerkelijk ambt is zijn karakter van dienstbaarheid. Immers, geheel afhankelijk van Christus die zijn dienaren hun zending en gezag geeft, zijn zij werkelijk ‘dienstknechten van Christus’ (Rom. 1, 1) [b:Rom. 1, 1], naar het beeld van Christus die uit vrije wil voor ons ‘het bestaan van een slaaf’ heeft aangenomen (Fil. 2, 7) [b:Fil. 2, 7]. Omdat het woord en de genade waarvan zij de bedienaren zijn, niet van hen zelf, maar van Christus zijn, die hun deze ten dienste van de anderen heeft toevertrouwd, moeten zij uit vrije wil slaaf van allen worden.” Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|876]]
Er is dus slechts ”één uitverkoren volk van God, ‘één Heer, één geloof, één doop’ (Ef. 4, 5) [b:Ef. 4, 5]; gelijk is de waardigheid van de ledematen krachtens hun wedergeboorte in Christus; gelijk de genade van het kindschap, gelijk de roeping tot volmaaktheid”. Lumen Gentium [[617|32]] Hoewel er tussen alle christenen ”gelijkheid bestaat ten aanzien van de aan al de gelovigen gemeenschappelijke waardigheid en de bedrijvigheid voor de opbouw van het lichaam van Christus”, worden ”enkelen, door de wil van Christus, als leeraars, uitdelers van de geheimenissen en herders over de anderen aangesteld”. Lumen Gentium [[617|32]] Het algemeen priesterschap van de gelovigen de ambtelijk of hiërarchische priesterschap zijn, ondanks dat ze ”wezenlijk en niet alleen naar rangorde van elkaar verschillen” toch op elkaar aan aangewezen; en het ene zowel als het andere heeft op zijn bijzondere wijze deel aan Christus’ priesterschap”. Lumen Gentium [[617|10]] Er is tussen hen een doeltreffende eenheid, want de heilige Geest maakt de kerk één in de gemeenschap en de bediening, en schenkt haar een verscheidenheid van hiërarchische en charismatische gaven. vgl: Lumen Gentium [[[617|4]]]
Het wezenlijk verschil tussen het algemeen en het ambtelijk priesterschap bevindt zich dus niet in het priesterschap van Christus, dat steeds enig en ondeelbaar blijft en ook niet in het heiligheid waartoe alle gelovigen geroepen worden. ”Het gewijde priesterschap betekent niet per se een hogere graad van heiligheid ten opzichte van het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen. Maar, met het gewijde priesterschap wordt door Christus in de Geest een bijzondere gave aan de priesters gegeven, opdat zij het volk van God kunnen helpen om trouw en volledig het gemeenschappelijk priesterschap, dat aan hen verleend is, uit te oefenen.” Pastores Dabo Vobis [[724|17]] In de opbouw van de Kerk, Christus’ lichaam, heerst er verscheidenheid van ledenmaten en functies; maar één is de Geest, ”die volgens de maat van zijn rijkdom overeenkomstig de noodzaak van de bedieningen zijn veelvuldige gaven uitdeelt ten bate van de kerk.” (1 Kor. 12, 1-11) [[b:1 Kor. 12, 1-11]] vgl: Lumen Gentium [[[617|7]]]
Het verschil bestaat in de wijze van deelname aan het priesterschap van Christus; het verschil is wezenlijk in deze zin: ”terwijl het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen zich verwezenlijkt door de ontplooiing van de doopgenade in een leven van geloof, hoop en liefde, een leven volgens de Geest, staat het ambtelijk priesterschap en heeft het betrekking op de ontplooiing van de doopgenade van alle christenen”. Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1547]] Als gevolg daarvan ”verschilt het ambtelijk priesterschap wezenlijk van het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen, omdat het een gewijde macht verleent ten dienste van de gelovigen”. Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1592]] Met dit doel wordt de priester aangespoord om te ”groeien in het bewustzijn van de diepe gemeenschap die hem verbindt met het volk van God”, om medeverantwoordelijkheid voor de gemeenschappelijke en enige heilszending op te wekken en te ontwikkelen, door bereidwillig en hartelijk alle charisma’s en taken die de Geest aan de gelovigen geeft voor de opbouw van de kerk naar waarde te schatten”. Pastores Dabo Vobis [[724|74]]
De kenmerken die het ambtelijk priesterschap van de bisschoppen en priesters doen verschillen van het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen – en die daarom ook grenzen aangegeven van de medewerking van deze laatsten aan het gewijde ambt – kunnen als volgt worden samengevat:
- het ambtelijk priesterschap is geworteld in de apostolische successie en is begiftigd met een gewijde macht, vgl: Lumen Gentium [[[617|10.18.27.28]]] vgl: Presbyterorum Ordinis [[[704|2.6]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk [[[1|1538.1576]]] die bestaat in de bevoegdheid en verantwoordelijkheid om te handelen in de persoon van Christus, Hoofd en Herder; vgl: Pastores Dabo Vobis [[[724|15]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk [[[1|875]]]
- het ambtelijk priesterschap maakt van de gewijde bedienaars dienaars van Christus en van de kerk door het gezag hebbende verkondiging van Gods Woord, door de viering van de sacramenten en door de pastorale leiding van de gelovigen. vgl: Pastores Dabo Vobis [[[724|16]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk [[[1|1592]]]
Het gewijde ambt wordt dus gebouwd op het fundament van de apostelen voor de opbouw van de kerk: (Ef. 2, 20; Hand. 21, 14) [[b:Ef. 2, 20; Hand. 21, 14]] ”Het is geheel ten behoeve van de kerk.” Pastores Dabo Vobis [[724|16]] ”Wezenlijk verbonden met de sacramentele natuur van het kerkelijk ambt is zijn karakter van dienstbaarheid. Immers, geheel afhankelijk van Christus die zijn dienaren hun zending en gezag geeft, zijn zij werkelijk ‘dienstknechten van Christus’ (Rom. 1, 1) [b:Rom. 1, 1], naar het beeld van Christus die uit vrije wil voor ons ‘het bestaan van een slaaf’ heeft aangenomen (Fil. 2, 7) [b:Fil. 2, 7]. Omdat het woord en de genade waarvan zij de bedienaren zijn, niet van hen zelf, maar van Christus zijn, die hun deze ten dienste van de anderen heeft toevertrouwd, moeten zij uit vrije wil slaaf van allen worden.” Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|876]]
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
Tussen Medellin en Puebla zijn tien jaar verlopen. De tweede conferentie van de Latijns-Amerikaanse bisschoppen die plechtig geopend werd door de heilige Vader, Paulus Vl, zaliger gedachtenis, heeft werkelijk een nieuwe periode ingeluid in het leven van de Kerk (cfr. Openingsrede van Paulus VI). Over ons continent, getekend door christelijke hoop en zwaar beladen met problemen, ,,verspreidt God een onmetelijk licht dat straalt op het verjongde gelaat van Zijn Kerk" (Voorstelling van de documenten van Medellin).
Te Puebla de los Angeles kwam de derde conferentie van de Latijns-Amerikaanse bisschoppen bijeen om de onderwerpen die reeds vroeger besproken werden te hernemen, en nieuwe taken op te nemen vanuit de inspiratie van het Evangelie van Jezus Christus.
De universele herder van onze Kerk, Paus Johannes Paulus II, is met ons geweest bij de opening van de werkzaamheden. Hij liet daar een pastorale bezorgdheid zien die ons diep ontroerd heeft. Zijn heldere woorden hebben brede en diepe krachtlijnen getekend voor onze bedenkingen en discussies in een geest van kerkelijke verbondenheid.
Gevoed door de kracht en de wijsheid van de Heilige Geest, en onder de moederlijke bescherming van de Allerheiligste Maagd Maria, O.-L.-Vrouw van Guadalupe, zijn we met toewijding, nederigheid en vertrouwen aan het einde van onze belangrijke taak gekomen. Wij kunnen Puebla niet verlaten en naar onze eigen kerken terugkeren zonder een woord van geloof, hoop en liefde te richten tot het volk van God dat is in Latijns-Amerika, in verbondenheid met alle volkeren van de wereld.
Voor alles willen we zeggen wie wij zijn: wij zijn de herders van de katholieke en apostolische Kerk, die geboren is uit het hart van Jezus Christus, de Zoon van de levende God.
Te Puebla de los Angeles kwam de derde conferentie van de Latijns-Amerikaanse bisschoppen bijeen om de onderwerpen die reeds vroeger besproken werden te hernemen, en nieuwe taken op te nemen vanuit de inspiratie van het Evangelie van Jezus Christus.
De universele herder van onze Kerk, Paus Johannes Paulus II, is met ons geweest bij de opening van de werkzaamheden. Hij liet daar een pastorale bezorgdheid zien die ons diep ontroerd heeft. Zijn heldere woorden hebben brede en diepe krachtlijnen getekend voor onze bedenkingen en discussies in een geest van kerkelijke verbondenheid.
Gevoed door de kracht en de wijsheid van de Heilige Geest, en onder de moederlijke bescherming van de Allerheiligste Maagd Maria, O.-L.-Vrouw van Guadalupe, zijn we met toewijding, nederigheid en vertrouwen aan het einde van onze belangrijke taak gekomen. Wij kunnen Puebla niet verlaten en naar onze eigen kerken terugkeren zonder een woord van geloof, hoop en liefde te richten tot het volk van God dat is in Latijns-Amerika, in verbondenheid met alle volkeren van de wereld.
Voor alles willen we zeggen wie wij zijn: wij zijn de herders van de katholieke en apostolische Kerk, die geboren is uit het hart van Jezus Christus, de Zoon van de levende God.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Eenheid en verscheidenheid van de ambtelijke taken
2
De functies van het gewijde ambt vormen, in hun geheel genomen, op grond van hun eigen fundament vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk [[[1|1587]]] een ondeelbare eenheid. De bron van de verlossende handeling, die door de ambtsdrager bekend en tegenwoordig gesteld wordt in de uitoefening van zijn functies is, evenals in Christus, vgl: Novo incipiente [[[1210|3]]] één en uniek: deze functies betreffen het onderricht, de heiliging en de leiding van de andere gelovigen. Deze eenheid kenmerkt de uitoefening van de taken van het gewijde ambt op een wezenlijke manier; onder verschillende perspectieven blijven ze altijd uitoefening van de rol van Christus als Hoofd van de Kerk.
De uitoefening van het munus docendi, sanctificandi et regendi van de kant van de gewijde ambtsdrager vormt de essentie van het herderlijk ambt; gezien hun ondeelbare eenheid kunnen de verschillende functies van de gewijde ambtsdrager niet gescheiden van elkaar opgevat worden; men moet ze in hun wisselwerking en onderlinge aanvulling beschouwen. Slechts in enkele functies, en tot op zekere hoogte, kunnen andere, niet-gewijde, gelovigen met herders meewerken, wanneer hun om die medewerking gevraagd wordt door het wettige gezag en op de wettige manier.
De uitoefening van het munus docendi, sanctificandi et regendi van de kant van de gewijde ambtsdrager vormt de essentie van het herderlijk ambt; gezien hun ondeelbare eenheid kunnen de verschillende functies van de gewijde ambtsdrager niet gescheiden van elkaar opgevat worden; men moet ze in hun wisselwerking en onderlinge aanvulling beschouwen. Slechts in enkele functies, en tot op zekere hoogte, kunnen andere, niet-gewijde, gelovigen met herders meewerken, wanneer hun om die medewerking gevraagd wordt door het wettige gezag en op de wettige manier.
”In zijn lichaam, dat de Kerk is, verdeelt Christus voortdurend de gaven van de bedieningen, waardoor wij, dankzij zijn kracht, elkaar ter zaligheid ten nutte kunnen zijn. ” Lumen Gentium [[617|7]]Deze leer dient weer bevestigd te worden, omdat sommige praktijken om aan het tekort aan gewijde bedienaars binnen de gemeenschappen tegemoet te komen, in enkele gevallen steunen op een opvatting van het algemeen priesterschap van de gelovigen welke zijn aard specifieke karakter verwart; ze werkt onder andere de vermindering van de kandidaten tot het priesterschap in de hand en verduistert de eigen aard van het seminarie als de geëigende plaats voor de vorming van de gewijde bedienaars. Het gaat om verschijnselen die nauw samenhangen: men dient goed over deze onderlinge afhankelijkheid na te denken om wijze en werkbare conclusies te trekken.
”De uitoefening van een dergelijke taak maakt van de lekengelovige geen herder. Wat in feite constitutief is voor de bediening is niet de taak, maar de sacramentele wijding. Alleen het wijdingsacrament verleent aan de gewijde bedienaar een bijzondere deelname in het ambt van Christus, het Hoofd en de Herder, en aan zijn eeuwig priesterschap. De taak die bij wijze van suppletie uitgeoefend wordt, ontleent haar legitimatie onmiddellijk en formeel aan de officiële afvaarding die door de herders gegeven worden en waarvan de concrete vervulling geleid wordt door het kerkelijk gezag.” Christifideles laici [[692|23]]
Referenties naar alinea 2: 1
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Onvervangbaarheid van het gewijde ambt
3
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Een gemeenschap van gelovigen, kan wil ze Kerk genoemd worden en het echt zijn, haar leiding niet afleiden van organisatorische criteria zoals deze gelden in verenigingen of politiek. Iedere particuliere kerk heeft haar leiding te danken aan Christus; fundamenteel is Hij het die aan zijn Kerk het apostolische ambt heeft toevertrouwd. Geen enkele gemeenschap kan dus aan zichzelf de leiding verlenen vgl: III, 2 [[[1088]]] of deze zelf vaststellen door een soort afvaarding. De uitoefening van het munus docendi et regendi vereist, in feite, de canonieke of juridische aanwijzingen van de kant van de hiërarchische overheid. vgl: Nota explicativa praevia - Ex Actis Ss. Oecumenici Concilii Vaticani II [[[740|5]]]
Het ambtelijk priesterschap is dus noodzakelijk voor het bestaan zelf van de gemeenschap als de kerk: ”Men moet dus niet denken dat het gewijde priesterschap volgt op de kerkgemeenschap, alsof deze gemeenschap gezien kan worden als reeds gevormd zonder het priesterschap". Pastores Dabo Vobis [[724|16]] Wanneer in de gemeenschap de priester afwezig is, is zij in feite beroofd van de uitoefening en de sacramentele functies van Christus Hoofd en Herder, die wezenlijk zijn voor het leven zelf van de kerkelijke gemeenschap.
Het ambtelijk priesterschap is derhalve absoluut onvervangbaar. Daaruit volgt onmiddellijk de noodzaak van een ijverige, goed geordende en aanhoudende roepingen-pastoraal om aan de kerk de nodige gewijde ambtsdragers te geven, evenals de noodzaak om een passende vorming te verzekeren voor al degenen die zich in de seminaries voorbereiden op het priesterschap. Elke andere oplossing om het probleem van het tekort aan gewijde bedienaars het hoofd te bieden kan alleen tot precaire gevolgen leiden.
Het ambtelijk priesterschap is dus noodzakelijk voor het bestaan zelf van de gemeenschap als de kerk: ”Men moet dus niet denken dat het gewijde priesterschap volgt op de kerkgemeenschap, alsof deze gemeenschap gezien kan worden als reeds gevormd zonder het priesterschap". Pastores Dabo Vobis [[724|16]] Wanneer in de gemeenschap de priester afwezig is, is zij in feite beroofd van de uitoefening en de sacramentele functies van Christus Hoofd en Herder, die wezenlijk zijn voor het leven zelf van de kerkelijke gemeenschap.
Het ambtelijk priesterschap is derhalve absoluut onvervangbaar. Daaruit volgt onmiddellijk de noodzaak van een ijverige, goed geordende en aanhoudende roepingen-pastoraal om aan de kerk de nodige gewijde ambtsdragers te geven, evenals de noodzaak om een passende vorming te verzekeren voor al degenen die zich in de seminaries voorbereiden op het priesterschap. Elke andere oplossing om het probleem van het tekort aan gewijde bedienaars het hoofd te bieden kan alleen tot precaire gevolgen leiden.
”Het bevorderen van de roepingen tot het priesterschap is een taak van de gehele christengemeenschap, die dit allereerst moet bewerken door een volkomen christelijk leven.” Optatam Totius Ecclesiae [[675|2]]Alle gelovigen zijn medeverantwoordelijk voor de bevordering van een positieve respons op de priesterroeping; ze moeten die moedigen door een steeds trouwere navolging van Jezus Christus, door de onverschilligheid van de omgeving te overwinnen, vooral in samenlevingen die sterk getekend zijn door het materialisme.
Referenties naar alinea 3: 2
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De medewerking van de niet-gewijde gelovigen aan het pastorale dienstwerk
4
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Wanneer de Conciliedocumenten over de verschillende aspecten van de medewerking van de niet-gewijde leken aan de zending van de kerk spreken, vermelden ze onder andere de rechtstreekse medewerking aan specifieke taken van de herders. vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|24]]] Immers, ”als de noodzaak of het nut van de kerk het eisen, kunnen de herders aan de lekengelovigen bepaalde taken toevertrouwen die met hun eigen herderlijke bediening verbonden zijn, maar niet het kenmerk van de wijding vereisen, in overeenstemming met de normen die vastgesteld zijn door het algemene recht. Christifideles laici [[692|23]] Deze medewerking is later door de postconciliaire wetgeving geregeld, in het bijzonder door het nieuwe Wetboek van Canoniek Recht [30].
Na over de plichten en de rechten van alle gelovigen gesproken te hebben, vgl: -223 [[[30|208]]] behandelt het kerkelijke wetboek vervolgens de plichten en rechten van de lekengelovigen, niet alleen de specifieke plichten en rechten van de lekengelovigen, niet alleen de specifieke plichten en rechten van hun seculiere staat, vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|225-227.231]]] maar ook andere taken en functies die niet exclusief aan hen toekomen aan alle gelovigen toe, hetzij gewijd hetzij niet gewijd, vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|225.228-229.231]]] terwijl andere op de lijn staan van directe dienst aan het gewijde ambt van de gewijde gelovigen. vgl: §§ 2-3, wat betreft het liturgische bereik [[[30|230]]] vgl: § 1, wat betreft andere bereiken van de geestelijke dienst betreft; de laatste paragraaf heeft betrekking op het bereik buiten het ambt van de clerus [[[30|228]]] De niet-gewijde leken hebben niet een recht om deze laatste taken of functies uit te oefenen; maar ze ”zijn bekwaam om door de gewijde herders aangenomen te worden voor die kerkelijke ambten en taken die zij volgens de voorschriften van het recht kunnen vervullen”, vgl: § 1 [[[30|228]]] of wel ”bij gebrek aan bedienaren... kunnen zij sommige van hun taken waarnemen... volgens de voorschriften van het recht”. § 3 [[30|230]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|517.776.861.910.943.1112]]]
Opdat een dergelijke medewerking zich harmonisch invoegt in de ambtelijke pastoraal, is het nodig dat de leerstellige uitgangspunten duidelijk zijn om pastorale afwijkingen en disciplinaire misbruiken te vermijden. Daarom moet ook met consistente vastberadenheid in heel de kerk een serieuze en loyale toepassing van de geldende bepalingen bevorderd worden, zonder de termen van de uitzonderlijkheid ten onrechte toe te passen op gevallen die niet als ‘uitzonderlijk’ aan te merken zijn.
Als ergens misbruiken en grensoverschrijdende praktijken vastgesteld worden, dienen de herders de nodige en passende middelen aan te wenden om tijdig hun verspreiding te voorkomen, zodat het zuivere besef van het wezen zelf van de Kerk niet aangetast wordt. In het bijzonder zullen ze de bestaande disciplinaire normen toepassen die het onderscheid en de complementariteit leren kennen en eerbiedigen van functies die van levensbelang zijn voor de kerkelijke communio. Waar dergelijke afwijkende praktijken al verspreid zijn, kan de competente overheid haar tussenkomst niet meer uitstellen om zich zo tot bewerker van communio te maken, die uitsluitend rond de waarheid kan bestaan. Communio, waarheid, gerechtigheid, vrede en liefde zijn onderling afhankelijke termen. vgl: Voorwoord [[[1381]]]
In het licht van bovengenoemde principes worden hieronder de passende middelen aangeboden om de aan onze dicasteries gesignaleerde misbruiken het hoofd te bieden.
Na over de plichten en de rechten van alle gelovigen gesproken te hebben, vgl: -223 [[[30|208]]] behandelt het kerkelijke wetboek vervolgens de plichten en rechten van de lekengelovigen, niet alleen de specifieke plichten en rechten van de lekengelovigen, niet alleen de specifieke plichten en rechten van hun seculiere staat, vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|225-227.231]]] maar ook andere taken en functies die niet exclusief aan hen toekomen aan alle gelovigen toe, hetzij gewijd hetzij niet gewijd, vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|225.228-229.231]]] terwijl andere op de lijn staan van directe dienst aan het gewijde ambt van de gewijde gelovigen. vgl: §§ 2-3, wat betreft het liturgische bereik [[[30|230]]] vgl: § 1, wat betreft andere bereiken van de geestelijke dienst betreft; de laatste paragraaf heeft betrekking op het bereik buiten het ambt van de clerus [[[30|228]]] De niet-gewijde leken hebben niet een recht om deze laatste taken of functies uit te oefenen; maar ze ”zijn bekwaam om door de gewijde herders aangenomen te worden voor die kerkelijke ambten en taken die zij volgens de voorschriften van het recht kunnen vervullen”, vgl: § 1 [[[30|228]]] of wel ”bij gebrek aan bedienaren... kunnen zij sommige van hun taken waarnemen... volgens de voorschriften van het recht”. § 3 [[30|230]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|517.776.861.910.943.1112]]]
Opdat een dergelijke medewerking zich harmonisch invoegt in de ambtelijke pastoraal, is het nodig dat de leerstellige uitgangspunten duidelijk zijn om pastorale afwijkingen en disciplinaire misbruiken te vermijden. Daarom moet ook met consistente vastberadenheid in heel de kerk een serieuze en loyale toepassing van de geldende bepalingen bevorderd worden, zonder de termen van de uitzonderlijkheid ten onrechte toe te passen op gevallen die niet als ‘uitzonderlijk’ aan te merken zijn.
Als ergens misbruiken en grensoverschrijdende praktijken vastgesteld worden, dienen de herders de nodige en passende middelen aan te wenden om tijdig hun verspreiding te voorkomen, zodat het zuivere besef van het wezen zelf van de Kerk niet aangetast wordt. In het bijzonder zullen ze de bestaande disciplinaire normen toepassen die het onderscheid en de complementariteit leren kennen en eerbiedigen van functies die van levensbelang zijn voor de kerkelijke communio. Waar dergelijke afwijkende praktijken al verspreid zijn, kan de competente overheid haar tussenkomst niet meer uitstellen om zich zo tot bewerker van communio te maken, die uitsluitend rond de waarheid kan bestaan. Communio, waarheid, gerechtigheid, vrede en liefde zijn onderling afhankelijke termen. vgl: Voorwoord [[[1381]]]
In het licht van bovengenoemde principes worden hieronder de passende middelen aangeboden om de aan onze dicasteries gesignaleerde misbruiken het hoofd te bieden.
Referenties naar alinea 4: 2
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Praktische bepalingen
4a
De volgende bepalingen zijn afgeleid van het geheel van de kerkelijke normen.
Referenties naar alinea 4a: 1
Dies Domini ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Noodzaak van een geëigende terminologie
5
De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk ->=geentekst=
De paus heeft, in zijn toespraak gericht tot de deelnemers aan het symposium over de ‘Medewerking van lekengelovigen aan het priesterlijke dienstwerk’, de noodzaak ervan onderstreept de verschillende betekenissen die de term ministerium heeft aangenomen in het theologische en juridisch taalgebruik, te verhelderen en te onderscheiden. vgl: De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[[1380|3]]]
- Par. 1
”Sinds enige tijd is het gebruik ingeburgerd om ministeri (bedieningen) niet alleen te gebruiken voor officia (ambten) en munera (functies) uitgeoefend door de herders krachtens het Wijdingssacrament, maar ook voor die welke uitgeoefend worden door niet-gewijde gelovigen, krachtens het gemeenschappelijk priesterschap. De terminologische kwestie wordt nog complexer en delicater wanneer men aan alle gelovigen de mogelijkheid toekent om sommige functies uit te oefenen – in een plaatsvervangende kwaliteit, door officiële zending verleend door de herders – die meer eigen zijn aan de clerici en die toch niet het kenteken van de wijding vereisen. Erkend moet worden dat de taal onzeker wordt, verward en dus niet meer geschikt om de geloofsleer uit te drukken, telkens wanneer, op welke wijze ook, het verschil ‘in essentie en niet alleen in graad’ verduisterd wordt tussen het gemeenschappelijk priesterschap van alle gedoopten en het gewijde priesterschap.” De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[1380|4]] - Par. 2
”Wat heeft toegelaten het begrip ministerium te verruimen tot de munera eigen aan de lekengelovigen, is het feit dat ook zij, naar hun maat deelnemen aan het ene priesterschap van Christus. De officia, hen tijdelijk toevertrouwd, zijn echter exclusief een vrucht van een zending van de Kerk. Alleen door blijvend te refereren aan het enige en fundamentele ‘dienstwerk van Christus’... is het geoorloofd, tot op zekere hoogte, de term ministerium, zonder dubbelzinnigheid, ook toe te passen op niet-gewijde gelovigen: dus zonder dat deze term wordt opgevat en beleefd als onterecht verlangen naar het gewijde dienstwerk, of als een voortschrijdende erosie van zijn specifieke eigenheid.
In deze oorspronkelijke zin drukt de term ministerium (servitium) alleen het werk uit waarmee leden van de Kerk, voor zichzelf en voor de wereld, de zending en het dienstwerk van Christus voorzetten. Wanneer echter de term verschillend wordt toegepast in verhouding tot en in vergelijking met de verschillende munera en officia, dan is het nodig om duidelijk op te merken, dat het alleen met betrekking tot de heilige wijding de volheid en eenduidigheid van betekenis verkrijgt die de traditie er altijd aan heeft toegekend”. De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[1380|3]]
- Par. 3
De niet-gewijde gelovige kan de algemene benaming van ‘buitengewone bedienaar’ alleen dan aannemen, wanneer hij door de bevoegde autoriteit wordt geroepen, om alleen bij wijze van plaatsvervanging, de opdrachten uit te voeren waarover wordt gesproken in canon 230, paragraaf 3 [30|230], vgl: Utrum minister extraordinarius sacrae communionis [[[3634]]] alsook in canon 943 [30|943] en 1112 [30|1112]. Natuurlijk mag wel de concrete term worden gebruikt waarmee de toevertrouwde functie in het kerkelijk recht wordt aangeduid, zoals catechist, acoliet, lector, enzovoorts.
De tijdelijke aanstelling in liturgische handelingen, waarover in canon 230, paragraaf 2 [30|230] wordt gesproken, verleent geen enkele speciale benaming aan de niet-gewijde gelovige vgl: Wanneer pastoraal-assistenten in het kader van een viering tot medewerkers in de pastorale dienst van de priester aangesteld worden, zal deze viering niet gelijktijdig zijn met de toediening van het Sacrament van de Wijding. Ook een ritus, die lijkt op die van een aanstelling tot acoliet of lector, moet vermeden worden. [[[3607]]] Het is bijgevolg niet geoorloofd, dat de niet-gewijde gelovigen benamingen aannemen zoals ‘pastor’, ‘kapelaan’, coördinator’, ‘moderator’ of andere die hun rol zouden kunnen verwarren met die van de pastor, en die uitsluitend toekomt aan de bisschop en de priester. Bij deze opsomming van.. Bij deze opsomming van voorbeelden moet men alle taalkundige uitdrukkingen betrekken, die overeenkomstig het spraakgebruik van de verschillende landen analoog of gelijkluidend zijn en die een leider- of plaatsvervangende rol betekenen.
Referenties naar alinea 5: 2
Novo millennio ineunte ->=geentekst=De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De bediening van het woord
6
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Bediening van het woord vgl: aangaande de diverse vormen van prediking [[[30|761]]] vgl: Praenotanda. Editio typica altera, Vaticaan 1981 [[[1209]]] Par. 1
De inhoud van deze bediening bestaat ”in de herderlijke verkondiging, de catechese en het gehele christelijke onderricht, waarin de liturgische homilie een bevoorrechte plaats dient in te nemen”. Dei Verbum [[576|24]]
De oorspronkelijke uitoefening van deze functies behoort tot de taak van de diocesane bisschop als leider, in zijn diocees, van de hele bediening van het woord vgl: § 2 [[[30|756]]] en is eveneens eigen aan de priesters, zijn medewerkers. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|757]]] Deze bediening komt ook toe aan de diakens, in gemeenschap met de bisschop en zijn presbyterium. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|757]]]
Par. 2
De niet-gewijde gelovigen hebben als gedoopten deel aan de profetische functie van Christus. Zij zijn Zijn getuigen en zijn begiftigd met geloofszin en met de genade van het woord. Allen zijn geroepen om steeds meer ”moedige verkondigers” te worden ”van het geloof in de toekomstige goederen” (Heb. 11, 1) [[b:Heb. 11, 1]]. Lumen Gentium [[617|35]] Het werk van de catechese hangt heden ten dage op bijzondere wijze af van hun inzet en edelmoedigheid in dienst van de Kerk.
Daarom kunnen de gelovigen en in het bijzonder de leden van de instituten van gewijd leven en van de sociëteiten van apostolisch leven geroepen worden om op wettige manier mee te werken aan de uitoefening van de bediening van het woord. vgl: § 1 [[[30|758-759.785]]]
Par. 3
Opdat de hulp genoemd in paragraaf 2 doeltreffend zal zijn is het nodig enige voorwaarden te noemen betreffende de wijze waarop dit geschiedt.
Canon 766 [30|766] van het Wetboek van canoniek Recht [30] stelt de voorwaarden vast waarop het bevoegde gezag aan niet-gewijde gelovigen kan toestaan om in een kerk of kapel te preken. De gebruikte woorden admiti possunt (kunnen toegelaten worden) maken duidelijk, dat het in geen enkel geval gaat om een recht dat hen eigen is, zoals het wel een specifiek recht is van de bisschoppen; Lumen Gentium [[617|25]] Codex Iuris Canonici [[30|763]] het is evenmin een bevoegdheid, zoals het dat wel is van de priesters en diakens. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|764]]]
De voorwaarden waaraan deze toestemming is verbonden - ”indien in bepaalde omstandigheden de noodzaak hiertoe aanwezig is”, ”of indien dit in bijzondere gevallen nuttig lijkt” - tonen de uitzonderlijkheid van het feit aan. Canon 766 [30|766] preciseert daarbij dat men steeds moet handelen volgens de voorschriften van de Bisschoppenconferentie (iuxta Episcoporum conferentiae praescipta). Door deze clausule stelt de geciteerde canon de eerste bron vast om te onderscheiden wanneer er in concrete gevallen sprake is van ”noodzaak” of de Bisschoppenconferentie, die de beoordeling van de Heilige Stoel nodig hebben, moeten immers de passende criteria vermelden die de diocesane bisschop helpen de geëigende pastorale beslissingen te nemen die alleen hem toekomen uit de natuur van zijn bisschoppelijke dienst.
Par. 4
In omstandigheden van een tekort aan gewijde bedienaren in bepaalde streken, kunnen zich blijvende en objectieve situaties voordoen die het nodig of nuttig maken om te denken aan de toelating van ongewijde gelovigen tot de prediking.
De preek in kerken en kapellen door niet-gewijde gelovigen kan toegestaan worden als plaatsvervanging van de gewijde bedienaren om speciale nuttige redenen in gevallen die vastgelegd zijn in de wetgeving van de universele kerk of van de Bisschoppenconferenties. Dit kan echter geen gewoonte worden, noch als een werkelijke promotie van de leken verstaan worden.
Par. 5
In het bijzonder bij de voorbereiding op de Sacramenten moeten de catechisten ervoor zorgen de aandacht van de leerlingen te richten op de rol en de figuur van de priester als enige uitdeler van de goddelijke mysteriën waarop zij zich voorbereiden.
De inhoud van deze bediening bestaat ”in de herderlijke verkondiging, de catechese en het gehele christelijke onderricht, waarin de liturgische homilie een bevoorrechte plaats dient in te nemen”. Dei Verbum [[576|24]]
De oorspronkelijke uitoefening van deze functies behoort tot de taak van de diocesane bisschop als leider, in zijn diocees, van de hele bediening van het woord vgl: § 2 [[[30|756]]] en is eveneens eigen aan de priesters, zijn medewerkers. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|757]]] Deze bediening komt ook toe aan de diakens, in gemeenschap met de bisschop en zijn presbyterium. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|757]]]
Par. 2
De niet-gewijde gelovigen hebben als gedoopten deel aan de profetische functie van Christus. Zij zijn Zijn getuigen en zijn begiftigd met geloofszin en met de genade van het woord. Allen zijn geroepen om steeds meer ”moedige verkondigers” te worden ”van het geloof in de toekomstige goederen” (Heb. 11, 1) [[b:Heb. 11, 1]]. Lumen Gentium [[617|35]] Het werk van de catechese hangt heden ten dage op bijzondere wijze af van hun inzet en edelmoedigheid in dienst van de Kerk.
Daarom kunnen de gelovigen en in het bijzonder de leden van de instituten van gewijd leven en van de sociëteiten van apostolisch leven geroepen worden om op wettige manier mee te werken aan de uitoefening van de bediening van het woord. vgl: § 1 [[[30|758-759.785]]]
Par. 3
Opdat de hulp genoemd in paragraaf 2 doeltreffend zal zijn is het nodig enige voorwaarden te noemen betreffende de wijze waarop dit geschiedt.
Canon 766 [30|766] van het Wetboek van canoniek Recht [30] stelt de voorwaarden vast waarop het bevoegde gezag aan niet-gewijde gelovigen kan toestaan om in een kerk of kapel te preken. De gebruikte woorden admiti possunt (kunnen toegelaten worden) maken duidelijk, dat het in geen enkel geval gaat om een recht dat hen eigen is, zoals het wel een specifiek recht is van de bisschoppen; Lumen Gentium [[617|25]] Codex Iuris Canonici [[30|763]] het is evenmin een bevoegdheid, zoals het dat wel is van de priesters en diakens. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|764]]]
De voorwaarden waaraan deze toestemming is verbonden - ”indien in bepaalde omstandigheden de noodzaak hiertoe aanwezig is”, ”of indien dit in bijzondere gevallen nuttig lijkt” - tonen de uitzonderlijkheid van het feit aan. Canon 766 [30|766] preciseert daarbij dat men steeds moet handelen volgens de voorschriften van de Bisschoppenconferentie (iuxta Episcoporum conferentiae praescipta). Door deze clausule stelt de geciteerde canon de eerste bron vast om te onderscheiden wanneer er in concrete gevallen sprake is van ”noodzaak” of de Bisschoppenconferentie, die de beoordeling van de Heilige Stoel nodig hebben, moeten immers de passende criteria vermelden die de diocesane bisschop helpen de geëigende pastorale beslissingen te nemen die alleen hem toekomen uit de natuur van zijn bisschoppelijke dienst.
Par. 4
In omstandigheden van een tekort aan gewijde bedienaren in bepaalde streken, kunnen zich blijvende en objectieve situaties voordoen die het nodig of nuttig maken om te denken aan de toelating van ongewijde gelovigen tot de prediking.
De preek in kerken en kapellen door niet-gewijde gelovigen kan toegestaan worden als plaatsvervanging van de gewijde bedienaren om speciale nuttige redenen in gevallen die vastgelegd zijn in de wetgeving van de universele kerk of van de Bisschoppenconferenties. Dit kan echter geen gewoonte worden, noch als een werkelijke promotie van de leken verstaan worden.
Par. 5
In het bijzonder bij de voorbereiding op de Sacramenten moeten de catechisten ervoor zorgen de aandacht van de leerlingen te richten op de rol en de figuur van de priester als enige uitdeler van de goddelijke mysteriën waarop zij zich voorbereiden.
Referenties naar alinea 6: 2
Dies Domini ->=geentekst=Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De homilie
7
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Richtlijnen voor de viering van de Eucharistie bij de Gemeenschap van Neocatechumenaat ->=geentekst=
Over bepaalde onderdelen van de H. Eucharistie ->=geentekst=
De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk ->=geentekst=
Par. 1
De homilie is een uitmuntende vorm van prediking, ”waarin de loop van het liturgisch jaar de geloofsmysterieën en de normen van christelijk leven vanuit de gewijde tekst uiteengezet worden”. Sacrosanctum Concilium [[570|52]] § 1 [[30|767]] De homilie maakt deel uit van de liturgie zelf. De homilie tijdens de eucharistieviering is daarom voorbehouden aan de gewijde bedienaren, priester of diaken. vgl: Catechesi Tradendae [[[572|48]]] vgl. Pauselijk Commissie voor.. vgl. Pauselijk Commissie voor de interpretatie van de decreten van het Tweede Vaticaans Concilie, Responsum, 11 januari 1971 vgl: d: AAS 61 (1969) 809 [[[1382|(6)]]] vgl: Institutio Generalis Missalis Romani [[[1383|(41.42.165)]]] vgl: a: AAS 62 (1970) 696 [[[1384|2]]] vgl: AAS 72 (1980) 331 [[[1381]]] De niet-gewijde gelovigen zijn hiervan uitgesloten, ook wanneer zij de taak vervullen van zogenaamde ‘pastorale assistenten’ of catechisten bij welke soort van communiteit of vereniging ook. Het gaat in feite niet om een eventuele grotere bekwaamheid in het spreken of theologische opleiding, maar om een bediening die is voorbehouden aan heb die het Wijdingsacrament hebben ontvangen. Zelfs de diocesane bisschop is niet gemachtigd te dispenseren van de norm van de canon omdat het niet slechts gaat om een disciplinaire wet vgl: Utrum Episcopus dioecesanus dispensare [[[3632]]], maar om een wet die de functies betreft van onderricht en heiliging die nauw met elkaar verbonden zijn.
Men kan dus niet de praktijk toestaan die bij sommige gelegenheden gepraktiseerd wordt, waarbij men de homilie aan seminaristen toevertrouwt, die theologie studeren, maar nog niet gewijd zijn. vgl: § 1 [[[30|266]]] De homilie kan niet beschouwd worden als een oefening voor de toekomstige ambtsuitoefening.
Op grond van canon 767, paragraaf 1 [30|767] dient men iedere vroegere norm waardoor niet-gewijde gelovigen de homilie konden houden gedurende de viering van de eucharistie als opgeheven te beschouwen. vgl: § 1, 2o [[[30|6]]]
Par. 2
Het is toegestaan een korte uitleg te geven om een beter verstaan van de liturgie die gevierd wordt te bevorderen. Bij wijze van uitzondering kan eveneens een eventueel getuigenis gegeven worden, maar altijd in overeenstemming met de liturgische norm en aangeboden bij gelegenheid van Eucharistieviering op bepaalde dagen (dag voor het seminarie, voor de zieken, enzovoorts), als men dit objectief opportuun acht als een illustratie op de homilie die regulier uitgesproken wordt door de celebrerende priester. Deze uitleg of dit getuigenis mogen niet dusdanige karakteristieken hebben dat ze voor een homilie kunnen worden aangezien.
Par. 3
De mogelijkheid van een dialoog in de homilie vgl: AAS 66 (1974) 44 [[[1324|48]]] kan soms met voorzichtigheid gebruikt worden door de celebrerende bedienaar als een middel van uitleg, waarmee men echter niet aan anderen de plicht van de prediking delegeert.
Par. 4
De homilie buiten de heilige Mis kan gehouden worden door niet-gewijde gelovigen in overeenstemming met het recht of de liturgische normen en met inachtneming van de clausules die daarin vervat zijn.
Par. 5
De homilie kan in geen geval toevertrouwd worden aan priesters of diakens die de clericale staat verloren hebben of die de uitoefening van het heilige ambt hebben neergelegd. vgl: Wat betreft priesters die een dispensatie van het celibaat hebben ontvangen. [[[5254|5]]]
De homilie is een uitmuntende vorm van prediking, ”waarin de loop van het liturgisch jaar de geloofsmysterieën en de normen van christelijk leven vanuit de gewijde tekst uiteengezet worden”. Sacrosanctum Concilium [[570|52]] § 1 [[30|767]] De homilie maakt deel uit van de liturgie zelf. De homilie tijdens de eucharistieviering is daarom voorbehouden aan de gewijde bedienaren, priester of diaken. vgl: Catechesi Tradendae [[[572|48]]] vgl. Pauselijk Commissie voor.. vgl. Pauselijk Commissie voor de interpretatie van de decreten van het Tweede Vaticaans Concilie, Responsum, 11 januari 1971 vgl: d: AAS 61 (1969) 809 [[[1382|(6)]]] vgl: Institutio Generalis Missalis Romani [[[1383|(41.42.165)]]] vgl: a: AAS 62 (1970) 696 [[[1384|2]]] vgl: AAS 72 (1980) 331 [[[1381]]] De niet-gewijde gelovigen zijn hiervan uitgesloten, ook wanneer zij de taak vervullen van zogenaamde ‘pastorale assistenten’ of catechisten bij welke soort van communiteit of vereniging ook. Het gaat in feite niet om een eventuele grotere bekwaamheid in het spreken of theologische opleiding, maar om een bediening die is voorbehouden aan heb die het Wijdingsacrament hebben ontvangen. Zelfs de diocesane bisschop is niet gemachtigd te dispenseren van de norm van de canon omdat het niet slechts gaat om een disciplinaire wet vgl: Utrum Episcopus dioecesanus dispensare [[[3632]]], maar om een wet die de functies betreft van onderricht en heiliging die nauw met elkaar verbonden zijn.
Men kan dus niet de praktijk toestaan die bij sommige gelegenheden gepraktiseerd wordt, waarbij men de homilie aan seminaristen toevertrouwt, die theologie studeren, maar nog niet gewijd zijn. vgl: § 1 [[[30|266]]] De homilie kan niet beschouwd worden als een oefening voor de toekomstige ambtsuitoefening.
Op grond van canon 767, paragraaf 1 [30|767] dient men iedere vroegere norm waardoor niet-gewijde gelovigen de homilie konden houden gedurende de viering van de eucharistie als opgeheven te beschouwen. vgl: § 1, 2o [[[30|6]]]
Par. 2
Het is toegestaan een korte uitleg te geven om een beter verstaan van de liturgie die gevierd wordt te bevorderen. Bij wijze van uitzondering kan eveneens een eventueel getuigenis gegeven worden, maar altijd in overeenstemming met de liturgische norm en aangeboden bij gelegenheid van Eucharistieviering op bepaalde dagen (dag voor het seminarie, voor de zieken, enzovoorts), als men dit objectief opportuun acht als een illustratie op de homilie die regulier uitgesproken wordt door de celebrerende priester. Deze uitleg of dit getuigenis mogen niet dusdanige karakteristieken hebben dat ze voor een homilie kunnen worden aangezien.
Par. 3
De mogelijkheid van een dialoog in de homilie vgl: AAS 66 (1974) 44 [[[1324|48]]] kan soms met voorzichtigheid gebruikt worden door de celebrerende bedienaar als een middel van uitleg, waarmee men echter niet aan anderen de plicht van de prediking delegeert.
Par. 4
De homilie buiten de heilige Mis kan gehouden worden door niet-gewijde gelovigen in overeenstemming met het recht of de liturgische normen en met inachtneming van de clausules die daarin vervat zijn.
Par. 5
De homilie kan in geen geval toevertrouwd worden aan priesters of diakens die de clericale staat verloren hebben of die de uitoefening van het heilige ambt hebben neergelegd. vgl: Wat betreft priesters die een dispensatie van het celibaat hebben ontvangen. [[[5254|5]]]
Referenties naar alinea 7: 7
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Richtlijnen voor de viering van de Eucharistie bij de Gemeenschap van Neocatechumenaat ->=geentekst=
Over bepaalde onderdelen van de H. Eucharistie ->=geentekst=
De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De pastoor en de parochie
8
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk ->=geentekst=
De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk ->=geentekst=
De niet-gewijde gelovigen kunnen, zoals feitelijk in talrijke gevallen prijzenswaardig gebeurt in de parochies en in zorginstellingen, in scholen en gevangenissen en in militaire ordinariaten, enzovoorts, taken van effectieve medewerking aan het pastorale dienstwerk van de geestelijken uitvoeren. Een buitengewone vorm van medewerking onder de voorziene voorwaarden wordt geregeld in canon 517, paragraaf 2 [30|517]. Par. 1
Volgens deze canon kan een bisschop van mening zijn dat ”wegens een tekort aan priesters ... deelname in de uitoefening van de pastorale zorg over een parochie toevertrouwd moet worden aan een diaken of andere persoon die niet getekend is met het priesterlijk merkteken, of aan een gemeenschap van personen”. In dat geval ”dient hij een priester aan te stellen die, voorzien van de machten en bevoegdheden van een pastoor, leiding geeft aan pastorale zorg”. Het juiste begrip en de toepassing van deze canon vereist, dat deze uitzonderlijke voorziening plaatsvindt met zorgvuldige inachtneming van de clausules hierin verwart, te weten:
Men mag niet vergeten, in ieder geval, dat in deze canon de voorkeur wordt gegeven aan de diaken.
Er wordt in diezelfde normgevende canon [30|517] vastgelegd, dat deze vormen van deelname in de zorg voor de parochies niet de plaats kunnen innemen van het ambt van pastoor. De norm bepaalt, dat ook in deze uitzonderlijke gevallen ”de diocesane bisschop een priester dient aan te stellen die, voorzien van de machten en bevoegdheden van een pastoor, leiding geeft aan de pastorale zorg”. Het ambt van pastoor kan alleen geldig toevertrouwd worden aan een priester vgl: paragraaf 1 [[[30|521]]] ook in een geval van objectief priestergebrek. Men vermijdt daarom de titel.. Men vermijdt daarom de titel "Parochieleider" of een andere uitdrukking met dezelfde betekenis om daarmee leken aan te duiden, wanneer zij deelhebben aan de waarneming van taken in de zielzorg.
Par. 2
Men moet er dienaangaande ook rekening mee houden, dat de pastoor de eigen herder is van de aan hem toevertrouwde parochie, vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|519]]] en dat hij dat blijft zolang als hij zijn pastorale ambt niet neerlegt. vgl: §§ 1-2 [[[30|538]]]
Het aanbieden van het ontslag van de pastoor bij gelegenheid van zijn vijfenzeventigste verjaardag, betekent niet ipso iure dat hij van zijn pastorale ambt ontheven wordt. Het ontslag komt slechts tot stand wanneer de diocesane bisschop – na alle omstandigheden nauwkeurig bezien te hebben – het verzoek definitief aanvaardt, krachtens canon 538, paragraaf 3 [30|538] en het hem schriftelijk heeft meegedeeld. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|186]]] In het licht van de situaties van priestertekort in sommige plaatsen, zou het verstandig zijn in dit opzicht bijzondere prudentie te betrachten.
Iedere priester heeft het recht om de functies, verbonden aan de ontvangen wijding, uit te oefenen, indien er zich tenminste geen ernstige gezondheidsredenen voordoen of motieven van disciplinaire aard. Men beseffe dat het bereiken van de vijfenzeventigste verjaardag geen verplichting inhoudt voor de bisschop om het ontslag te aanvaarden; dat ook om een functionalistische visie op de gewijde dienst te vermijden. vgl: Tota Ecclesia [[[1385|(44)]]]
Volgens deze canon kan een bisschop van mening zijn dat ”wegens een tekort aan priesters ... deelname in de uitoefening van de pastorale zorg over een parochie toevertrouwd moet worden aan een diaken of andere persoon die niet getekend is met het priesterlijk merkteken, of aan een gemeenschap van personen”. In dat geval ”dient hij een priester aan te stellen die, voorzien van de machten en bevoegdheden van een pastoor, leiding geeft aan pastorale zorg”. Het juiste begrip en de toepassing van deze canon vereist, dat deze uitzonderlijke voorziening plaatsvindt met zorgvuldige inachtneming van de clausules hierin verwart, te weten:
- er moet sprake zijn van een tekort aan priesters (ob sacerdotum penuriam) en men mag het niet doen uit gemakzucht of omwille van een dubbelzinnige ‘bevordering van het laïcaat’, enzovoorts.
- in acht genomen moeten worden, dat het gaat om een deelname in de uitoefening van de pastorale zorg (participatio in exercitio curae pastoralis) en niet om besturen, coördineren en het leiden van een parochie, wat volgens de tekst van de canon alleen toekomt aan de priester.
Men mag niet vergeten, in ieder geval, dat in deze canon de voorkeur wordt gegeven aan de diaken.
Er wordt in diezelfde normgevende canon [30|517] vastgelegd, dat deze vormen van deelname in de zorg voor de parochies niet de plaats kunnen innemen van het ambt van pastoor. De norm bepaalt, dat ook in deze uitzonderlijke gevallen ”de diocesane bisschop een priester dient aan te stellen die, voorzien van de machten en bevoegdheden van een pastoor, leiding geeft aan de pastorale zorg”. Het ambt van pastoor kan alleen geldig toevertrouwd worden aan een priester vgl: paragraaf 1 [[[30|521]]] ook in een geval van objectief priestergebrek. Men vermijdt daarom de titel.. Men vermijdt daarom de titel "Parochieleider" of een andere uitdrukking met dezelfde betekenis om daarmee leken aan te duiden, wanneer zij deelhebben aan de waarneming van taken in de zielzorg.
Par. 2
Men moet er dienaangaande ook rekening mee houden, dat de pastoor de eigen herder is van de aan hem toevertrouwde parochie, vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|519]]] en dat hij dat blijft zolang als hij zijn pastorale ambt niet neerlegt. vgl: §§ 1-2 [[[30|538]]]
Het aanbieden van het ontslag van de pastoor bij gelegenheid van zijn vijfenzeventigste verjaardag, betekent niet ipso iure dat hij van zijn pastorale ambt ontheven wordt. Het ontslag komt slechts tot stand wanneer de diocesane bisschop – na alle omstandigheden nauwkeurig bezien te hebben – het verzoek definitief aanvaardt, krachtens canon 538, paragraaf 3 [30|538] en het hem schriftelijk heeft meegedeeld. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|186]]] In het licht van de situaties van priestertekort in sommige plaatsen, zou het verstandig zijn in dit opzicht bijzondere prudentie te betrachten.
Iedere priester heeft het recht om de functies, verbonden aan de ontvangen wijding, uit te oefenen, indien er zich tenminste geen ernstige gezondheidsredenen voordoen of motieven van disciplinaire aard. Men beseffe dat het bereiken van de vijfenzeventigste verjaardag geen verplichting inhoudt voor de bisschop om het ontslag te aanvaarden; dat ook om een functionalistische visie op de gewijde dienst te vermijden. vgl: Tota Ecclesia [[[1385|(44)]]]
Referenties naar alinea 8: 6
Dies Domini ->=geentekst=Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk ->=geentekst=
De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 De samenwerkingsorganen in de particuliere kerk
9
Deze organen, die in het leven zijn geroepen en die als positief zijn ervaren in het proces van vernieuwing van de kerk volgens het Tweede Vaticaans Concilie, en die opgenomen zijn in de canonieke wetgeving, vertegenwoordigen een vorm van actieve deelname aan het leven en aan de zending van de Kerk als communio. Par. 1
De normen van het Wetboek over de priesterraad bepalen welke priesters er lid van kunnen zijn. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|497-498]]] Lidmaatschap van de priesterraad is in feite voorbehouden aan de priesters, omdat deze raad zijn fundament vindt in de gemeenschappelijke deelname van de bisschop en de priesters aan hetzelfde priesterschap en dienstwerk. vgl: Presbyterorum Ordinis [[[704|7]]]
Noch de diakens, noch de niet-gewijde gelovigen kunnen het actieve of passieve stemrecht bezitten, ook al zijn zij medewerkers van de gewijde bedienaren. Dit geldt ook voor de priesters die hun clericale staat verloren hebben, of die hoe dan ook de uitoefening van het heilig dienstwerk hebben verlaten.
Par. 2
De diocesane en parochiële pastorale raad vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|514.536]]] en de parochiële raad voor economische aangelegenheden, vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|537]]] waarvan ook niet-gewijde gelovigen deel uitmaken, bezitten alleen een raadgevende stem en kunnen op geen enkele wijze een besluitvormend orgaan vormen. Alleen gelovigen die de door de canonieke richtlijnen vereiste kwaliteiten bezitten, kunnen voor deze taken gekozen worden. vgl: §§ 1 en 3 [[[30|512]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk [[[1|1650]]]
Par. 3
Aan de pastoor komt het toe voorzitter van de parochiële raden te zijn. Beslissingen die zijn genomen door een parochieraad, bijeengekomen zonder de pastoor als voorzitter of bijeengekomen tegen hem, zijn daarom ongeldig en hebben dus geen waarde. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|536]]]
Par. 4
Alle diocesane raden kunnen hun eigen instemming met een daad van de bisschop alleen geldig betuigen wanneer een dergelijke instemming uitdrukkelijk vereist is door het recht.
Par. 5
De lokale situaties in acht nemende, kunnen de ordinarii gebruik maken van speciale studiegroepen of van experts in bijzondere kwesties. Toch kunnen deze geen parallelle organen vormen of de diocesane priesterraad en pastorale raad en evenmin de parochiële raden bevoegdheden ontnemen, zoals die geregeld zijn door het algemeen kerkelijk recht, canones 536 [30|536] en 537 [30|537]. vgl: § 2 [[[30|135]]] Als dergelijke organen in het verleden ontstaan zijn op basis van lokale gewoonten of particuliere situaties neme men de noodzakelijke maatregelen om hen conform te maken aan de geldende wetgeving van de Kerk.
Par. 6
De vicarius foraneus, die ook deken of aartspriester of met een andere titel genoemd wordt, en zij die er de plaats van innemen, ‘pro-vicarius’, ‘pro-decanus’, enzovoorts, moeten altijd priester zijn. vgl: § 1 [[[30|553]]] Wie niet priester is, kan daarom niet geldig voor deze taken benoemd worden.
De normen van het Wetboek over de priesterraad bepalen welke priesters er lid van kunnen zijn. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|497-498]]] Lidmaatschap van de priesterraad is in feite voorbehouden aan de priesters, omdat deze raad zijn fundament vindt in de gemeenschappelijke deelname van de bisschop en de priesters aan hetzelfde priesterschap en dienstwerk. vgl: Presbyterorum Ordinis [[[704|7]]]
Noch de diakens, noch de niet-gewijde gelovigen kunnen het actieve of passieve stemrecht bezitten, ook al zijn zij medewerkers van de gewijde bedienaren. Dit geldt ook voor de priesters die hun clericale staat verloren hebben, of die hoe dan ook de uitoefening van het heilig dienstwerk hebben verlaten.
Par. 2
De diocesane en parochiële pastorale raad vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|514.536]]] en de parochiële raad voor economische aangelegenheden, vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|537]]] waarvan ook niet-gewijde gelovigen deel uitmaken, bezitten alleen een raadgevende stem en kunnen op geen enkele wijze een besluitvormend orgaan vormen. Alleen gelovigen die de door de canonieke richtlijnen vereiste kwaliteiten bezitten, kunnen voor deze taken gekozen worden. vgl: §§ 1 en 3 [[[30|512]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk [[[1|1650]]]
Par. 3
Aan de pastoor komt het toe voorzitter van de parochiële raden te zijn. Beslissingen die zijn genomen door een parochieraad, bijeengekomen zonder de pastoor als voorzitter of bijeengekomen tegen hem, zijn daarom ongeldig en hebben dus geen waarde. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|536]]]
Par. 4
Alle diocesane raden kunnen hun eigen instemming met een daad van de bisschop alleen geldig betuigen wanneer een dergelijke instemming uitdrukkelijk vereist is door het recht.
Par. 5
De lokale situaties in acht nemende, kunnen de ordinarii gebruik maken van speciale studiegroepen of van experts in bijzondere kwesties. Toch kunnen deze geen parallelle organen vormen of de diocesane priesterraad en pastorale raad en evenmin de parochiële raden bevoegdheden ontnemen, zoals die geregeld zijn door het algemeen kerkelijk recht, canones 536 [30|536] en 537 [30|537]. vgl: § 2 [[[30|135]]] Als dergelijke organen in het verleden ontstaan zijn op basis van lokale gewoonten of particuliere situaties neme men de noodzakelijke maatregelen om hen conform te maken aan de geldende wetgeving van de Kerk.
Par. 6
De vicarius foraneus, die ook deken of aartspriester of met een andere titel genoemd wordt, en zij die er de plaats van innemen, ‘pro-vicarius’, ‘pro-decanus’, enzovoorts, moeten altijd priester zijn. vgl: § 1 [[[30|553]]] Wie niet priester is, kan daarom niet geldig voor deze taken benoemd worden.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 De liturgische vieringen
10
Par. 1
De liturgische handelingen moeten de geordende eenheid van het volk Gods in zijn organische communio helder zichtbaar maken vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570|26-28]]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|837]]] en dus de innige band die er bestaat tussen de liturgische handeling en de natuur van de organische gestructureerde kerk.
Dat gebeurt wanneer alle deelnemers met geloof en devotie de rol vervullen die ieder eigen is.
Par. 2
Opdat ook op dit gebied de kerkelijke identiteit van een ieder veiliggesteld wordt, dienen de misbruiken van verschillende aard op te houden die in tegenspraak zijn met canon 907 [30|907]. Volgens deze canon is het in de eucharistieviering niet toegestaan, dat diakens en niet-gewijde gelovigen gebeden uitspreken of welk ander deel ook dat aan de celebrerende priester is voorbehouden; met name geldt dit voor het eucharistisch gebed en de afsluitende doxologie. Evenmin is het toegestaan handelingen en gebaren te verrichten die eigen zijn aan de celebrant. Het is een ernstig misbruik, dat een niet-gewijde gelovige feitelijk quasi-voorzitter is van de eucharistieviering, terwijl aan de priester een minimaal deel wordt overgelaten om de geldigheid ervan te garanderen.
In dezelfde lijn is het evident dat het voor iemand die niet gewijd is niet geoorloofd is paramenten te dragen die voorbehouden zijn aan de priesters of de diakens (stool, kazuifel, dalmatiek). Men moet met grote zorg trachten zelfs de schijn van verwarring te vermijden die kan ontstaan door afwijkend liturgisch gedrag. Zoals de gewijde bedienaren herinnerd worden aan de plicht alle paramenten te dragen die zijn voorgeschreven, zo kunnen de niet-gewijde gelovigen niet dragen wat hen niet toekomt.
Om verwarring te vermijden tussen de sacramenten liturgie die voorgezeten wordt door een priester of diaken en andere liturgische handelingen die geleid worden door niet-gewijde gelovigen, is het noodzakelijk dat men voor deze laatste gebruik maakt van formuleringen die duidelijk van de sacramentele liturgie onderscheiden zijn.
De liturgische handelingen moeten de geordende eenheid van het volk Gods in zijn organische communio helder zichtbaar maken vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570|26-28]]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|837]]] en dus de innige band die er bestaat tussen de liturgische handeling en de natuur van de organische gestructureerde kerk.
Dat gebeurt wanneer alle deelnemers met geloof en devotie de rol vervullen die ieder eigen is.
Par. 2
Opdat ook op dit gebied de kerkelijke identiteit van een ieder veiliggesteld wordt, dienen de misbruiken van verschillende aard op te houden die in tegenspraak zijn met canon 907 [30|907]. Volgens deze canon is het in de eucharistieviering niet toegestaan, dat diakens en niet-gewijde gelovigen gebeden uitspreken of welk ander deel ook dat aan de celebrerende priester is voorbehouden; met name geldt dit voor het eucharistisch gebed en de afsluitende doxologie. Evenmin is het toegestaan handelingen en gebaren te verrichten die eigen zijn aan de celebrant. Het is een ernstig misbruik, dat een niet-gewijde gelovige feitelijk quasi-voorzitter is van de eucharistieviering, terwijl aan de priester een minimaal deel wordt overgelaten om de geldigheid ervan te garanderen.
In dezelfde lijn is het evident dat het voor iemand die niet gewijd is niet geoorloofd is paramenten te dragen die voorbehouden zijn aan de priesters of de diakens (stool, kazuifel, dalmatiek). Men moet met grote zorg trachten zelfs de schijn van verwarring te vermijden die kan ontstaan door afwijkend liturgisch gedrag. Zoals de gewijde bedienaren herinnerd worden aan de plicht alle paramenten te dragen die zijn voorgeschreven, zo kunnen de niet-gewijde gelovigen niet dragen wat hen niet toekomt.
Om verwarring te vermijden tussen de sacramenten liturgie die voorgezeten wordt door een priester of diaken en andere liturgische handelingen die geleid worden door niet-gewijde gelovigen, is het noodzakelijk dat men voor deze laatste gebruik maakt van formuleringen die duidelijk van de sacramentele liturgie onderscheiden zijn.
Referenties naar alinea 10: 1
Over bepaalde onderdelen van de H. Eucharistie ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 7 De zondagviering in afwezigheid van de priester
11
Par. 1
Op sommige plaatsen wordt de zondagviering vgl: § 2 [[[30|1248]]] wegens gebrek aan priesters of diakens geleid door niet-gewijde gelovigen. Deze tegelijkertijd waardevolle en delicate dienst, moet geleid worden in de geest en volgens de speciale normen door het bevoegde kerkelijk gezag daarvoor gegeven. vgl: § 2 [[[30|1248]]] vgl: AAS 66 (1964) 885 [[[2709|37]]] vgl: Christi Ecclesia [[[1387]]] Om bovengenoemde viering te leiden moet de niet-gewijde gelovige een speciaal mandaat van de bisschop ontvangen, die er zorg voor zal dragen gepaste richtlijnen te geven omtrent de duur, de plaats, de voorwaarden en de verantwoordelijke priester.
Par. 2
Deze vieringen, waarin gebruik gemaakt moet worden van door het bevoegde kerkelijk gezag goedgekeurde teksten, moeten altijd gezien worden als een tijdelijke oplossing. vgl: Bij gelegenheid van het "Ad-limina" bezoek van de Noord-Amerikaanse Bisschoppen [[[1388]]] Om geen dwalingen bij de gelovige te wekken is het verboden in hun structuur elementen te voegen van de eucharistieviering, bovenal van het ‘eucharistisch gebed’, ook als dit in verhalende vorm geschiedt. vgl: Christi Ecclesia [[[1387]]] vgl: § 2, 1o en § 3 [[[30|1378]]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|1384]]] Daarom moet aan de deelnemers van deze vieringen duidelijk gemaakt worden, dat die vieringen het eucharistisch offer niet vervangen, en dat aan de zondagsplicht alleen voldaan wordt door deel te nemen aan de H. Mis. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|1248]]] In de gevallen waar de afstand en de fysieke omstandigheden dit toelaten, moeten de gelovigen aangespoord en geholpen worden het mogelijke te doen om dit voorschrift na te komen.
Op sommige plaatsen wordt de zondagviering vgl: § 2 [[[30|1248]]] wegens gebrek aan priesters of diakens geleid door niet-gewijde gelovigen. Deze tegelijkertijd waardevolle en delicate dienst, moet geleid worden in de geest en volgens de speciale normen door het bevoegde kerkelijk gezag daarvoor gegeven. vgl: § 2 [[[30|1248]]] vgl: AAS 66 (1964) 885 [[[2709|37]]] vgl: Christi Ecclesia [[[1387]]] Om bovengenoemde viering te leiden moet de niet-gewijde gelovige een speciaal mandaat van de bisschop ontvangen, die er zorg voor zal dragen gepaste richtlijnen te geven omtrent de duur, de plaats, de voorwaarden en de verantwoordelijke priester.
Par. 2
Deze vieringen, waarin gebruik gemaakt moet worden van door het bevoegde kerkelijk gezag goedgekeurde teksten, moeten altijd gezien worden als een tijdelijke oplossing. vgl: Bij gelegenheid van het "Ad-limina" bezoek van de Noord-Amerikaanse Bisschoppen [[[1388]]] Om geen dwalingen bij de gelovige te wekken is het verboden in hun structuur elementen te voegen van de eucharistieviering, bovenal van het ‘eucharistisch gebed’, ook als dit in verhalende vorm geschiedt. vgl: Christi Ecclesia [[[1387]]] vgl: § 2, 1o en § 3 [[[30|1378]]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|1384]]] Daarom moet aan de deelnemers van deze vieringen duidelijk gemaakt worden, dat die vieringen het eucharistisch offer niet vervangen, en dat aan de zondagsplicht alleen voldaan wordt door deel te nemen aan de H. Mis. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|1248]]] In de gevallen waar de afstand en de fysieke omstandigheden dit toelaten, moeten de gelovigen aangespoord en geholpen worden het mogelijke te doen om dit voorschrift na te komen.
Referenties naar alinea 11: 1
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 8 De buitengewone bedienaar van de H. Communie
12
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
De niet-gewijde gelovigen werken reeds geruime tijd op verschillende terreinen van de pastoraal samen met de gewijde bedienaren, opdat ”de onuitsprekelijke gave van de eucharistie steeds beter gekend wordt, en opdat men met steeds grotere intensiteit zou deelnemen aan haar heilbrengende werkdadigheid”. vgl: Proemio: AAS 765 (1973) 264 [[[1389]]]
Het gaat om een liturgische dienst, die beantwoordt aan objectieve behoeften van de gelovigen, vooral bedoeld voor de zieken en voor liturgische bijeenkomsten waar het aantal gelovigen dat de H. Communie wenst te ontvangen, buitengewoon groot is.
Par. 1
De canonieke richtlijnen betreffende de buitengewone bedienaren van de H. Communie moeten op een juiste manier toegepast worden om geen verwarring te veroorzaken. Zij bepalen dat de gewone bedienaar van de H. Communie de bisschop is, de priester en de diaken, vgl: § 1 [[[30|910]]] vgl: Dominicae Cenae [[[404|11]]] terwijl de acoliet en de gelovige die voor het uitreiken van de H. Communie is aangesteld volgens de norm van canon 230, paragraaf 3 [30|230], vgl: § 2 [[[30|910]]] buitengewone bedienaren zijn.
Als het werkelijk noodzakelijk is, kunnen door de diocesane bisschop niet-gewijde gelovigen worden aangesteld om de H. Communie uit te reiken, ook buiten de eucharistievieringen, zowel voor een enkele gelegenheid als tijdelijk (ad actum vel ad tempus) of voor lange duur. Hij zal daarbij de gebruikelijke liturgische vorm van zegening gebruiken. In uitzonderlijke en onvoorziene gevallen kan de volmacht voor een enkele gelegenheid (ad actum) gegeven worden door de priester die de eucharistieviering leidt. vgl: Immensae caritatis [[[1389|1]]] vgl: Appendix: Ritus ad deputandum ministrum S. Communionis ad actum distribuendae [[[1209]]] Pontificale Romanum: De.. Pontificale Romanum: De institutione lectorum et acolytorum
Par. 2
Opdat de buitengewone bedienaar gedurende de eucharistieviering de H. Communie kan uitreiken, is vereist dat de gewone bedienaren niet aanwezig zijn of wanneer deze, wel aanwezig, werkelijk verhinderd zijn. Pauselijke Commissie voor de.. Pauselijke Commissie voor de Authentieke interpretatie van het Kerkelijk Wetboek, Responsio, 1 juni 198": AAS 80 (1988) 1373 Hij kan deze taak ook vervullen, wanneer vanwege de bijzondere talrijke deelname van gelovigen die de H. Communie wensen te ontvangen, vanwege onvoldoende gewonde bedienaren de eucharistieviering uitzonderlijk lang zou duren. vgl: Immensae caritatis [[[1389|1]]] vgl: Inaestimabile donum [[[1381|3]]]
De taak is waarnemend en buitengewoon, §§ 2 en3 legt vast, dat de daar beschreven liturgische diensten door leken allen "ex temporanea deputatione" of als tijdelijke hulp uitgevoerd mogen worden [[30|230]] en moet uitgeoefend worden volgens de normen van het recht. Daartoe is het passend, dat de diocesane bisschop voor de uitoefening van deze taken bijzondere voorschriften uitvaardigt, die strikt moeten overeenkomen met de algemene wetgeving van de kerk. Men moet er onder andere voor zorgen, dat de gelovige die daarvoor is aangesteld voldoende onderricht is in de leer over de H. Eucharistie, over de aard van zijn dienst, over de rubrieken die gevolgd moeten worden voor de vereiste eerbied jegens dit zo verheven Sacrament, en over de discipline inzake de toelating tot de H. Communie.
Om geen verwarring te scheppen moet men die praktijken vermijden en doen ophouden, die sinds enige tijd in sommige particuliere kerken in zwang zijn, zoals:
Het gaat om een liturgische dienst, die beantwoordt aan objectieve behoeften van de gelovigen, vooral bedoeld voor de zieken en voor liturgische bijeenkomsten waar het aantal gelovigen dat de H. Communie wenst te ontvangen, buitengewoon groot is.
Par. 1
De canonieke richtlijnen betreffende de buitengewone bedienaren van de H. Communie moeten op een juiste manier toegepast worden om geen verwarring te veroorzaken. Zij bepalen dat de gewone bedienaar van de H. Communie de bisschop is, de priester en de diaken, vgl: § 1 [[[30|910]]] vgl: Dominicae Cenae [[[404|11]]] terwijl de acoliet en de gelovige die voor het uitreiken van de H. Communie is aangesteld volgens de norm van canon 230, paragraaf 3 [30|230], vgl: § 2 [[[30|910]]] buitengewone bedienaren zijn.
Als het werkelijk noodzakelijk is, kunnen door de diocesane bisschop niet-gewijde gelovigen worden aangesteld om de H. Communie uit te reiken, ook buiten de eucharistievieringen, zowel voor een enkele gelegenheid als tijdelijk (ad actum vel ad tempus) of voor lange duur. Hij zal daarbij de gebruikelijke liturgische vorm van zegening gebruiken. In uitzonderlijke en onvoorziene gevallen kan de volmacht voor een enkele gelegenheid (ad actum) gegeven worden door de priester die de eucharistieviering leidt. vgl: Immensae caritatis [[[1389|1]]] vgl: Appendix: Ritus ad deputandum ministrum S. Communionis ad actum distribuendae [[[1209]]] Pontificale Romanum: De.. Pontificale Romanum: De institutione lectorum et acolytorum
Par. 2
Opdat de buitengewone bedienaar gedurende de eucharistieviering de H. Communie kan uitreiken, is vereist dat de gewone bedienaren niet aanwezig zijn of wanneer deze, wel aanwezig, werkelijk verhinderd zijn. Pauselijke Commissie voor de.. Pauselijke Commissie voor de Authentieke interpretatie van het Kerkelijk Wetboek, Responsio, 1 juni 198": AAS 80 (1988) 1373 Hij kan deze taak ook vervullen, wanneer vanwege de bijzondere talrijke deelname van gelovigen die de H. Communie wensen te ontvangen, vanwege onvoldoende gewonde bedienaren de eucharistieviering uitzonderlijk lang zou duren. vgl: Immensae caritatis [[[1389|1]]] vgl: Inaestimabile donum [[[1381|3]]]
De taak is waarnemend en buitengewoon, §§ 2 en3 legt vast, dat de daar beschreven liturgische diensten door leken allen "ex temporanea deputatione" of als tijdelijke hulp uitgevoerd mogen worden [[30|230]] en moet uitgeoefend worden volgens de normen van het recht. Daartoe is het passend, dat de diocesane bisschop voor de uitoefening van deze taken bijzondere voorschriften uitvaardigt, die strikt moeten overeenkomen met de algemene wetgeving van de kerk. Men moet er onder andere voor zorgen, dat de gelovige die daarvoor is aangesteld voldoende onderricht is in de leer over de H. Eucharistie, over de aard van zijn dienst, over de rubrieken die gevolgd moeten worden voor de vereiste eerbied jegens dit zo verheven Sacrament, en over de discipline inzake de toelating tot de H. Communie.
Om geen verwarring te scheppen moet men die praktijken vermijden en doen ophouden, die sinds enige tijd in sommige particuliere kerken in zwang zijn, zoals:
- het zichzelf de communie geven alsof het gaat om concelebranten;
- aan de hernieuwing van de beloften van de priesters in Chrismamis van Witte Donderdag andere categorieën gelovigen toevoegen die hun religieuze geloften hernieuwen, of die het mandaat ontvangen van buitengewone bedienaar van de Communie;
- het als gewoonte gebruik maken van de buitengewone bedienaren in de HH. Missen door het begrip ”talrijke deelname van gelovigen” willekeurig op te rekken.
Referenties naar alinea 12: 4
Dies Domini ->=geentekst=Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 9 Het apostolaat voor de zieken
13
Par. 1
Op dit terrein kunnen de niet-gewijde gelovigen kostbare medewerking verlenen. vgl: Praenotanda, 17. Editio typica, Vaticaan 1972 [[[4167]]] Ontelbaar zijn de getuigenissen van daden en gebaren van naastenliefde die niet-gewijde personen, alleen of in vormen van gemeenschappelijk apostolaat, ten aanzien van de zieken vervullen. Het gaat hier om een christelijke aanwezigheid van de eerste orde in de wereld van lijden en ziekte. Waar de niet-gewijde gelovigen de zieken begeleiden in de zwakste momenten van het leven, is het hun verlangen naar het Sacrament van Vergeving en het Sacrament van de Ziekenzalving op te wekken; zij moeten hen helpen een juiste gesteldheid te bereiken en hen voorbereiden op een goede sacramentele en persoonlijke biecht evenals op het ontvangen van de Heilige Zalving. Bij het toedienen van sacramentaliën zullen de niet-gewijde gelovigen ervoor zorgen, dat deze handeling er niet toe leidt, dat men er een sacrament in ziet, waarvan de bediening exclusief eigen is aan de bisschop en de priester. In geen enkel geval kunnen zij die geen priester zijn zalvingen verrichten, niet met olie die voor de ziekenzalving is gezegend, noch met olie die niet gezegend is.
Par. 2
Voor de bediening van dit Sacrament steunt de canonieke wetgeving op de leer, die theologisch zeker is, en op de eeuwenoude praktijk van de Kerk, (Jak. 5, 14-15) [[b:Jak. 5, 14-15]] vgl: In IV Sent. d. 4 q. un. [[[909]]] vgl: Exsultate Deo [[[1021|16]]] vgl: Sessio XIV - Doctrina de sacramento extremae unctionis [[[696|4.7.11]]]volgens welke die priester de enige geldige bedienaar is. vgl: § 1 [[[30|1003]]] Deze norm is volledig in overeenstemming met het theologische mysterie dat aangeduid wordt en gerealiseerd door middel van het dienstwerk van de priester.
Er moet op gewezen worden, dat het uitsluitend voorbehouden zijn van de dienst van de zalving aan de priester verband houdt met de vergeving der zonden en het waardig ontvangen van de Eucharistie. Niemand anders kan de rol van gewoon of buitengewoon bedienaar van dit sacrament vervullen; iedere handeling in deze zin betekent een stimulatie van het sacrament. vgl: § 2 [[[30|1379.392]]]
Op dit terrein kunnen de niet-gewijde gelovigen kostbare medewerking verlenen. vgl: Praenotanda, 17. Editio typica, Vaticaan 1972 [[[4167]]] Ontelbaar zijn de getuigenissen van daden en gebaren van naastenliefde die niet-gewijde personen, alleen of in vormen van gemeenschappelijk apostolaat, ten aanzien van de zieken vervullen. Het gaat hier om een christelijke aanwezigheid van de eerste orde in de wereld van lijden en ziekte. Waar de niet-gewijde gelovigen de zieken begeleiden in de zwakste momenten van het leven, is het hun verlangen naar het Sacrament van Vergeving en het Sacrament van de Ziekenzalving op te wekken; zij moeten hen helpen een juiste gesteldheid te bereiken en hen voorbereiden op een goede sacramentele en persoonlijke biecht evenals op het ontvangen van de Heilige Zalving. Bij het toedienen van sacramentaliën zullen de niet-gewijde gelovigen ervoor zorgen, dat deze handeling er niet toe leidt, dat men er een sacrament in ziet, waarvan de bediening exclusief eigen is aan de bisschop en de priester. In geen enkel geval kunnen zij die geen priester zijn zalvingen verrichten, niet met olie die voor de ziekenzalving is gezegend, noch met olie die niet gezegend is.
Par. 2
Voor de bediening van dit Sacrament steunt de canonieke wetgeving op de leer, die theologisch zeker is, en op de eeuwenoude praktijk van de Kerk, (Jak. 5, 14-15) [[b:Jak. 5, 14-15]] vgl: In IV Sent. d. 4 q. un. [[[909]]] vgl: Exsultate Deo [[[1021|16]]] vgl: Sessio XIV - Doctrina de sacramento extremae unctionis [[[696|4.7.11]]]volgens welke die priester de enige geldige bedienaar is. vgl: § 1 [[[30|1003]]] Deze norm is volledig in overeenstemming met het theologische mysterie dat aangeduid wordt en gerealiseerd door middel van het dienstwerk van de priester.
Er moet op gewezen worden, dat het uitsluitend voorbehouden zijn van de dienst van de zalving aan de priester verband houdt met de vergeving der zonden en het waardig ontvangen van de Eucharistie. Niemand anders kan de rol van gewoon of buitengewoon bedienaar van dit sacrament vervullen; iedere handeling in deze zin betekent een stimulatie van het sacrament. vgl: § 2 [[[30|1379.392]]]
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 10 De assistentie bij huwelijken
14
Par. 1 De mogelijkheid om niet-gewijde gelovigen te delegeren om te assisteren bij huwelijken kan noodzakelijk zijn, in heel bijzondere omstandigheden van ernstig gebrek aan gewijde bedienaren.
Ze is echter afhankelijk van drie vereisten. De diocesane bisschop kan deze delegatie alleen verlenen wanneer priesters of diaken ontbreken, en dan nog alleen na, voor het eigen bisdom, een gunstig oordeel verkregen te hebben van de Bisschoppenconferentie en het noodzakelijk verlof van de Heilige Stoel. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|1112]]]
Par. 2
In deze gevallen moet de normatieve canon over de geldigheid van de delegatie vgl: § 2 [[[30|1111]]] in acht worden genomen; ook moet er worden gelet op de geschiktheid, vaardigheid en houding van de niet-gewijde gelovige. vgl: § 2 [[[30|1112]]]
Par. 3
Behalve in het bijzondere geval, voorzien in canon 1112 [30|1112] van het Kerkelijk Wetboek, waarin sprake is van een absoluut gebrek aan priesters en diakens die kunnen assisteren bij een huwelijksviering, kan geen enkele gewijde bedienaar een niet-gewijde gelovige delegeren tot een dergelijke assistentie en tot het daarbij horende vragen en ontvangen van de huwelijksconsensus volgens canon 1108, paraaf 2 [30|1108].
Ze is echter afhankelijk van drie vereisten. De diocesane bisschop kan deze delegatie alleen verlenen wanneer priesters of diaken ontbreken, en dan nog alleen na, voor het eigen bisdom, een gunstig oordeel verkregen te hebben van de Bisschoppenconferentie en het noodzakelijk verlof van de Heilige Stoel. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|1112]]]
Par. 2
In deze gevallen moet de normatieve canon over de geldigheid van de delegatie vgl: § 2 [[[30|1111]]] in acht worden genomen; ook moet er worden gelet op de geschiktheid, vaardigheid en houding van de niet-gewijde gelovige. vgl: § 2 [[[30|1112]]]
Par. 3
Behalve in het bijzondere geval, voorzien in canon 1112 [30|1112] van het Kerkelijk Wetboek, waarin sprake is van een absoluut gebrek aan priesters en diakens die kunnen assisteren bij een huwelijksviering, kan geen enkele gewijde bedienaar een niet-gewijde gelovige delegeren tot een dergelijke assistentie en tot het daarbij horende vragen en ontvangen van de huwelijksconsensus volgens canon 1108, paraaf 2 [30|1108].
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 11 De bedienaar van het Doopsel
15
Bijzonder prijzenswaardig is de geloofstrouw waarmee niet weinig christenen, gezien de afwezigheid van gewijde bedienaren in pijnlijke situaties van vervolging, maar ook in gevallen van bijzonder nood, het sacrament van het doopsel hebben gewaarborgd – en dat nog altijd doen – voor de nieuwe generaties. Behalve in geval van noodzaak voorziet het kerkelijk recht er ook in dat, wanneer de gewone bedienaar afwezig of verhinderd is, vgl: § 2 [[[30|861]]] Ordo baptismi parvulorum,.. Ordo baptismi parvulorum, Praenotanda generalia, 16-17 een niet-gewijde gelovige aangewezen kan worden als buitengewoon bedienaar van het doopsel. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|230]]] Toch moet men er attent op zijn, dat deze mogelijkheid niet te ruim wordt geïnterpreteerd, en men moet vermijden deze bevoegdheid habitueel te verlenen. Zo gelden bijvoorbeeld de redenen van afwezigheid of verhindering – die als zodanig de delegatie van niet-gewijde gelovigen om het doopsel toe te dienen legitimeren – niet, wanneer de gewone bedienaar buitengewoon veel werk heeft of wanneer hij niet in de parochie woont. Evenmin bestaat er een geldige reden, wanneer hij niet beschikbaar is op de dag die de familie heeft voorzien. Deze motieven zijn onvoldoende.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 12 Het leiden van een kerkelijke uitvaart
16
In de huidige omstandigheden van voorgaande ontkerstening ven vervreemding van de religieuze praxis, kunnen dood en uitvaart soms een van de meest geschikte pastorale gelegenheden zijn voor een direct contact tussen gewijde bedienaar en gelovigen die gewoonlijk niet praktiseren. Bijgevolg is het wenselijk dat, ook ten koste van opofferingen, de priesters en diakens persoonlijk de uitvaartplechtigheden leiden volgens de lofwaardige lokale gebruiken, om op passende wijze te bidden voor de overledenen en ook om de familie nabij te zijn; en de gelegenheid te benutten om op passende wijze het Evangelie te verkondigen. De niet-gewijde gelovigen kunnen een kerkelijke uitvaart leiden, alleen in het geval van werkelijke afwezigheid van de bedienaar; zij moeten dan de van toepassing zijnde liturgische normen in acht nemen. vgl. Ordo Exsequiarum,.. vgl. Ordo Exsequiarum, Praenotanda, 19 Voor deze taak moeten ze goed voorbereid zijn, zowel uit leerstelling als uit een liturgisch oogpunt.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 13 Noodzakelijke selectie en passende vorming
17
Het is de plicht van het bevoegde gezag om, wanneer zich de objectieve noodzaak voordoet van een ‘waarneming’, in bovengenoemde gevallen, een gelovige te kiezen die een gezonde leer bezit en een voorbeeldige levenswandel. Daarom kunnen katholieken die geen waardig leven leiden, die geen goede naam hebben of die zich in een familiesituatie bevinden die niet in overeenstemming is met de moraal van de kerk, niet worden toegelaten tot de uitoefening van deze taken. Bovendien moeten zijde vorming genoten hebben die nodig is voor een juiste vervulling van deze aan hen toevertrouwde taken. Volgens de norm van het particulier recht moeten zij hun kennis vervolmaken door, in de mate dat het mogelijk is, vormingscursussen te volgen, die het bevoegde gezag organiseren binnen de particuliere kerk. vgl: § 1 [[[30|231]]] Deze cursussen worden gegeven op plaatsen onderscheiden van het seminarie dat gereserveerd moet blijven voor alleen priesterkandidaten. Geïntegreerde seminaries.. Geïntegreerde seminaries zijn niet toegelaten Het bevoegde gezag moet er nauwkeurig zorg voor dragen, dat het onderricht volledig in overeenstemming is met het kerkelijk leergezag en dat er een werkelijk spiritueel klimaat heerst.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Conclusies
18
De Heilige Stoel vertrouwt dit document toe aan de pastorale zorg van de diocesane bisschoppen van de verschillende particuliere kerken en aan de andere ordinarissen, in het vertrouwen dat de toepassing ervan overvloedig vrucht zal dragen voor de groei in communio van de gewijde bedienaren en van de niet-gewijde gelovigen.
Zoals de Heilige Vader immers onder de aandacht heeft gebracht, “is het nodig om de bijzondere gave van ieder lid van de kerk met wijsheid en precisie te erkennen, te verdedigen, te bevorderen, te onderscheiden en te coördineren, zonder verwarring van rollen, functies of theologische en canonieke voorwaarden”. De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[1380|3]]
Terwijl, van één kant in sommige streken de getalsmatige schaarste van priesters zich bijzonder doet gevoelen, doet in andere zich een veelbelovende bloei voor van roepingen, die positieve vooruitzichten voor de toekomst biedt. De voorgestelde oplossingen voor de schaarste van gewijde bedienaren kunnen dus niet anders zijn dan van voorbijgaande aard en moeten vergezeld gaan van een promotie van roepingen tot het sacrament van de wijding. vgl: De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[[1380|(6)]]]
Met het oog hierop brengt de Heilige Vader in herinnering, dat ”in sommige lokale situaties edelmoedige en verstandige oplossingen zijn gevonden. De wetgeving van het canoniek recht biedt nieuwe mogelijkheden die echter correct moeten worden toegepast om niet te vervallen in dubbelzinnigheid: normatieve oplossingen die voorzien zijn voor buitengewone situaties van gebrek of schaarste aan gewijde bedienaren, mogen niet beschouwd worden als gewoon en normaal.” De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[1380|2]]
Dit document beoogt precieze richtlijnen te geven, om onder zulke omstandigheden, een daadwerkelijke medewerking van niet-gewijde gelovigen te garanderen met respect voor het integrale karakter van het pastorale dienstwerk van de priester. ”Men moet goed begrijpen, dat deze preciseringen en distincties niet geboren zijn uit een zorg om de privileges van clerici te verdedigen, maar uit de noodzaak gehoorzaam te zijn aan de wil van Christus, de constitutieve vorm respecterend die Hij onuitwisbaar aan de kerk heeft opgelegd.” De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[1380|5]]
Een juiste toepassing van deze richtlijnen in het kader van de vitale hiërarchische communio, zal de lekengelovigen zelf van nut zijn, ze zijn immers geroepen om alle rijke mogelijkheden van hun identiteit te ontwikkelen, evenals ”de steeds grotere bereidheid om haar te verwerkelijken in de vervulling van de eigen zending”. Christifideles laici [[692|58]]
De hartstochtelijke aanbeveling die de Apostel van de volken richt aan Timoteüs, ”Ik bezweer u voor het aanschijn van God en van Christus Jezus... verkondig het woord, dring aan te pas en te onpas, berisp, bemoedig... wijdt u geheel aan uw dienst” (2 Tim. 4, 1-5) [b:2 Tim. 4, 1-5], doet een speciaal beroep op de gewijde herders die geroepen zijn hun eigen taak te vervullen om ”de gemeenschappelijke discipline van de gehele kerk te bevorderen en daarom het onderhouden van alle kerkelijke wetten te urgeren”. Codex Iuris Canonici [[30|392]]
Deze zware plicht is het noodzakelijk instrument, opdat de kostbare krachten, van nature eigen aan elke kerkelijke levensstaat, correct worden geleid volgens de wonderbaarlijke plannen van de heilige Geest, en opdat de communio zich effectief verwerkelijkt in de dagelijkse voortgang van de gehele gemeenschap.
De Maagd Maria, Moeder van de kerk, aan wier voorspraak wij dit document toevertrouwen, moge allen helpen om er de juiste intentie van te begrijpen. Zij moge ons ook helpen om elke krachtsinspanning aan te wenden voor een goede toepassing ervan, teneinde een grotere apostolische vruchtbaarheid te bereiken.
De particuliere wetten en de geldende gewoonten, die tegengesteld zijn aan deze normen, worden herroepen, zoals eveneens eventuele bevoegdheden die, door de Heilige Stoel of door welke andere aan haar onderworpen autoriteit ook, ad expermentum zijn verleend.
Julián Herranz, president Bruno bertagna, secretaris
Zoals de Heilige Vader immers onder de aandacht heeft gebracht, “is het nodig om de bijzondere gave van ieder lid van de kerk met wijsheid en precisie te erkennen, te verdedigen, te bevorderen, te onderscheiden en te coördineren, zonder verwarring van rollen, functies of theologische en canonieke voorwaarden”. De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[1380|3]]
Terwijl, van één kant in sommige streken de getalsmatige schaarste van priesters zich bijzonder doet gevoelen, doet in andere zich een veelbelovende bloei voor van roepingen, die positieve vooruitzichten voor de toekomst biedt. De voorgestelde oplossingen voor de schaarste van gewijde bedienaren kunnen dus niet anders zijn dan van voorbijgaande aard en moeten vergezeld gaan van een promotie van roepingen tot het sacrament van de wijding. vgl: De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[[1380|(6)]]]
Met het oog hierop brengt de Heilige Vader in herinnering, dat ”in sommige lokale situaties edelmoedige en verstandige oplossingen zijn gevonden. De wetgeving van het canoniek recht biedt nieuwe mogelijkheden die echter correct moeten worden toegepast om niet te vervallen in dubbelzinnigheid: normatieve oplossingen die voorzien zijn voor buitengewone situaties van gebrek of schaarste aan gewijde bedienaren, mogen niet beschouwd worden als gewoon en normaal.” De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[1380|2]]
Dit document beoogt precieze richtlijnen te geven, om onder zulke omstandigheden, een daadwerkelijke medewerking van niet-gewijde gelovigen te garanderen met respect voor het integrale karakter van het pastorale dienstwerk van de priester. ”Men moet goed begrijpen, dat deze preciseringen en distincties niet geboren zijn uit een zorg om de privileges van clerici te verdedigen, maar uit de noodzaak gehoorzaam te zijn aan de wil van Christus, de constitutieve vorm respecterend die Hij onuitwisbaar aan de kerk heeft opgelegd.” De medewerking van leken aan de pastorale dienstwerk van de priester [[1380|5]]
Een juiste toepassing van deze richtlijnen in het kader van de vitale hiërarchische communio, zal de lekengelovigen zelf van nut zijn, ze zijn immers geroepen om alle rijke mogelijkheden van hun identiteit te ontwikkelen, evenals ”de steeds grotere bereidheid om haar te verwerkelijken in de vervulling van de eigen zending”. Christifideles laici [[692|58]]
De hartstochtelijke aanbeveling die de Apostel van de volken richt aan Timoteüs, ”Ik bezweer u voor het aanschijn van God en van Christus Jezus... verkondig het woord, dring aan te pas en te onpas, berisp, bemoedig... wijdt u geheel aan uw dienst” (2 Tim. 4, 1-5) [b:2 Tim. 4, 1-5], doet een speciaal beroep op de gewijde herders die geroepen zijn hun eigen taak te vervullen om ”de gemeenschappelijke discipline van de gehele kerk te bevorderen en daarom het onderhouden van alle kerkelijke wetten te urgeren”. Codex Iuris Canonici [[30|392]]
Deze zware plicht is het noodzakelijk instrument, opdat de kostbare krachten, van nature eigen aan elke kerkelijke levensstaat, correct worden geleid volgens de wonderbaarlijke plannen van de heilige Geest, en opdat de communio zich effectief verwerkelijkt in de dagelijkse voortgang van de gehele gemeenschap.
De Maagd Maria, Moeder van de kerk, aan wier voorspraak wij dit document toevertrouwen, moge allen helpen om er de juiste intentie van te begrijpen. Zij moge ons ook helpen om elke krachtsinspanning aan te wenden voor een goede toepassing ervan, teneinde een grotere apostolische vruchtbaarheid te bereiken.
De particuliere wetten en de geldende gewoonten, die tegengesteld zijn aan deze normen, worden herroepen, zoals eveneens eventuele bevoegdheden die, door de Heilige Stoel of door welke andere aan haar onderworpen autoriteit ook, ad expermentum zijn verleend.
De paus heeft, op 13 augustus 1997, de Instructie in bijzondere vorm goedgekeurd en haar promulgatie bevolen.CONGREGATIE VOOR DE CLERUSDarío Castrillón Hoyos, pro-prefect Crescenzio Sepe, secretaris PAUSELIJKE RAAD VOOR DE LEKENJames Francis Stafford, president Stamislauv Rylko, secretaris CONGREGATIE VOOR DE GELOOFSLEERJoseph Kard. Ratzinger, prefect Tarcisio Bertone s.d.b., secretaris CONGREGATIE VOOR DE GODDELIJKE EREDIENST EN DE DISCIPLINE VAN DE SACRAMENTENJorge Arturo Medina Estévez, pro-prefect Geraldo Majella Agnelo, secretaris CONGREGRATIE VOOR BISSCHOPPENBernardin Kard. Gantin, prefect Jorge María Mejía, secretaris CONGREGRATIE VOOR DE EVANGELISATIE VAN DE VOLKERENJozef Kard. Tomko, prefect Giuseppe Uhac, secretaris CONGREGRATIE VOOR DE INSTITUTEN VAN GEWIJD LEVEN EN DE SOCIETEITEN VAN APOSTOLISCH LEVENEduardo Kard. Martínez Somalo, prefect Piergiorgio Silvano Nesti c.p., secretaris PAUSELIJK RAAD VOOR DE INTERPRETATIE VAN DE WETSTEKSTEN
Uit het Vaticaan, 15 augustus 1997, hoogfeest van Maria Tenhemelopening.
Julián Herranz, president Bruno bertagna, secretaris
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 8
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1377-ecclesiae-de-mysterio-nl