Euntes in Mundum
x
Informatie over dit document
Euntes in Mundum
Naar aanleiding van de duizendste verjaardag van de doop van de Rus Kiev
Paus Johannes Paulus II
25 januari 1988
Pauselijke geschriften - Apostolische Brieven
1988, 1-2-1 Kerkelijke Documentatie jrg 16, nr. 5, p. 239-253
25 januari 1988
26 maart 2015
1313
nl
Referenties naar dit document: 5
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Paragraaf 1 Verenigd in de sacramentele genade
1
Gaat uit over heel de wereld, maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest (Mt. 28, 19; Mc. 16, 15) [[b:Mt. 28, 19; Mc. 16, 15]]. De katholieke kerk wil vanuit Rome, bij de graven van de heilige apostelen Petrus en Paulus, aan de Drie-ene God haar diepe dankbaarheid betuigen, omdat deze woorden van de Heiland duizend jaar geleden in vervulling gegaan zijn aan de oevers van de Dnjepr te Kiev, de hoofdstad van Roes’, waarvan de bewoners, na prinses Olga en vorst Wladimir, door het sacrament van het doopsel op Christus ‘geënt’ werden. In navolging van mijn voorganger Eerbiedwaardige Paus Pius XII [d:241] zaliger gedachtenis die de 950e verjaardag van het doopsel van Roes’ plechtig heeft willen vieren, Sociale communicatie en de bevordering van de solidariteit en broederschap tussen de volkeren en naties [[3947]] wil ik door deze brief lof en dank brengen aan de onuitsprekelijke God, Vader, Zoon en Heilige Geest, omdat Hij de zonen en dochters van vele volken en naties die het christelijke erfdeel van het doopsel te Kiev aanvaard hebben, tot het geloof en de genade geroepen heeft. Zij behoren vooral tot het Russische, het Oekraïense en het Witrussische volk in de oostelijke gebieden van het Europese continent. Door het dienstwerk van de kerk, dat begonnen is bij het doopsel te Kiev, heeft dit erfdeel zich uitgebreid over de Oeral heen tot vele volken in het Noorden van Azië, tot aan de kusten van de Stille Oceaan en nog verder. Waarlijk, ‘hun woorden weerklonken tot aan de uiteinden van de wereld’ (Rom. 10, 18) [b:Rom. 10, 18] (Ps. 19, 5) [[b:Ps. 19, 5]]. De Geest van het Pinksterfeest dankend voor een dergelijke uitbreiding van het christelijk erfdeel, die teruggaat tot het jaar des Heren 988, willen wij eerst onze aandacht richten op het heilsmysterie van het doopsel. Zoals Christus de Heer leert, is dit het sacrament van de wedergeboorte ‘uit water en Heilige Geest’ (Joh. 3, 5) [[b:Joh. 3, 5]], dat de mens tot aangenomen kind van God maakt en hem binnenleidt in het eeuwige rijk. En Sint-Paulus spreekt van ‘de doop in de dood’ van de Verlosser, waardoor wij met hem ‘worden opgewekt’ tot een nieuw leven in God (Rom. 6, 4) [[b:Rom. 6, 4]]. Zo daalden de Slavische volken van het Oosten, die in het grootvorstendom Roes’ van Kiev woonden, af in het water van het heilig doopsel en vertrouwden zij, toen voor hen de volheid van de tijd gekomen was, zich toe aan Gods heilsplan (Gal. 4, 4) [[b:Gal. 4, 4]]. Zo bereikte ook hen de boodschap van ‘Gods grote daden’ en kwam ook voor hen Pinksteren, zoals eens te Jeruzalem (Hand. 2, 37-39) [[b:Hand. 2, 37-39]]: door de onderdompeling in het doopwater ondergingen zij ‘het bad van de wedergeboorte’ (Tit. 3, 5) [[b:Tit. 3, 5]]. Hoe welsprekend is in de Byzantijnse ritus het oude gebed voor de zegening van het doopwater, dat de oosterse theologie graag gelijkstelt met het water van de Jordaan, waarin de Verlosser van de mensen afdaalde om het doopsel van bekering te ontvangen, juist als de bewoners van Judea en Jeruzalem (Mc. 1, 5) [[b:Mc. 1, 5]]: ‘Verleen het ... de zegen van de Jordaan; maakt het tot bron van onvergankelijkheid, gave van heiligheid, vergiffenis van de zonden ... Gij, Heer van het heelal, verklaar het tot water van verlossing, water van heiliging, zuivering van het lichaam en geest, bevrijding uit de boeien, vergeving van de misslagen, verlichting van de zielen, bad van de wedergeboorte, vernieuwing van de geest, genade van het kindschap, kleed van onvergankelijkheid, bron van leven ... Heer, openbaar U in dit water en verander degene die daarin gedoopt wordt, opdat hij de oude mens ... aflegt en de nieuwe mens aantrekt, die vernieuwd wordt naar het beeld van zijn Schepper; opdat hij die in het doopsel één met Hem geworden is door het beeld van zijn dood, aan zijn verrijzenis deelachtig wordt en, na de gave van uw Heilige Geest bewaard te hebben… het loon van de hemelse roeping ontvangt en geteld wordt onder de eerstgeborenen die opgeschreven staan in de hemel’, Gebet zur Weihe des.. Gebet zur Weihe des Taufwassers, dessen ältestes Zeugnis sich im griechischen Cod. Vat. Barberini 336, S. 201, findet. Siehe ferner im Trebnik (ed. synodale, Moskau 1906, 2. Teil, Blatt 209-220; vgl. Blatt 216) die feierliche Segnung des Taufwassers zu Epiphanie. Zij die veraf waren, zijn door het doopsel ondergedompeld in de stroom van leven, waarin de allerheiligste Drie-eenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest, zichzelf aan de mens schenkt en in hem een nieuw hart schept, dat bevrijd is van de zonde en in staat is tot kinderlijke gehoorzaamheid aan het eeuwige liefdesplan. Tegelijk zijn deze volken en hun afzonderlijke leden toegetreden tot de kring van het grote gezin van de kerk, waarin zij kunnen deelnemen aan de heilige Eucharistie, luisteren naar en getuigen van het Woord van God, leven in broederlijke liefde en delen in de uitwisseling van geestelijke goederen. Dit werd symbolisch uitgedrukt door de oude riten van het heilig doopsel, wanneer de pasgedoopten, in witte gewaden gekleed, zich in processie van de doopkapel naar de kathedraal begraven, waar de gelovigen bijeen waren. Deze processie was tegelijk de liturgische intrede en het symbool van hun toetreding tot de eucharistische gemeenschap van de kerk, het lichaam van Christus. Vgl. das Typikon der Großen.. Vgl. das Typikon der Großen Kirche, Ed. J. Mateos in »Orientalia Christiana Analecta« 116 (Rom 1963) 86-88.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
In deze geest en met deze gevoelens willen wij deelnemen aan de vieringen en de vreugde rond de duizendste verjaardag van het doopsel van Roes’ van Kiev. Wij herdenken deze gebeurtenis op de wijze die eigen is aan de kerk van Christus, namelijk in de geest van geloof. Het was een gebeurtenis van enorme betekenis. De woorden van de Heer in Jeremia: ‘Mijn liefde voor u duurt eeuwig, ik blijf u altijd trouw’ (Jer. 31, 3) [b:Jer. 31, 3], zijn volledig in vervulling gegaan met betrekking tot deze nieuwe volken en hun gebieden. Roes’ van Kiev trad binnen in de ruimte van het heil en werd zelf zo’n ruimte. Zijn doopsel vormde het begin van een nieuwe stroom van heiligheid. Het was een veelbetekenend ogenblik in de missionaire inzet van de kerk, een nieuwe belangrijke etappe in de ontplooiing van het christendom: heel de katholieke kerk richt haar blik op deze gebeurtenis en neemt geestelijk deel aan de vreugde van de erfgenamen van dat doopsel. Wij brengen dank aan de barmhartige God, de éne God in drie Personen, de levende God, de God van onze vaderen;wij danken God, de Vader van Jezus Christus, en wij danken Christus zelf, die in het sacrament van het heilig doopsel de Heilige Geest aan de menselijke geest schenkt. Wij brengen dank aan God voor het heilsplan van zijn liefde; wij danken Hem voor de gehoorzaamheid welke Hem betoond is door volken, naties, landen en continenten. Natuurlijk was deze gehoorzaamheid historisch, geografisch en menselijk bepaald, Het is de taak van de geleerden om alle politieke, sociale, culturele en economische aspecten, die met de aanvaarding van het christelijk geloof gepaard gingen te bestuderen en uit te diepen. Ja, wij weten en benadrukken dat, er, wanneer men Christus ontvangt door het geloof en zijn tegenwoordigheid ervaart in de gemeenschap en in zijn persoonlijk leven, op alle gebieden van het menselijk bestaan vruchten worden voortgebracht. De levende band met Christus is immers geen aanhangsel van het leven noch een overbodige versiering ervan, maar zijn beslissende werkelijkheid. Ieder mens is, door het feit zelf dat hij mens is, geroepen om te delen in de vruchten van de verlossing door Christus, in het leven zelf van Christus. Wij buigen ons, na deze duizend jaar, met grote eerbied neer voor dit mysterie en overwegen de diepte en de kracht ervan, eerst in hen die de ‘protagonisten waren van het doopsel Roes’ en vervolgens in allen die in hun voetsporen traden en in het doopsel de heilzame kracht van de Parakleet ontvingen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 'Toen de volheid van de tijd gekomen was’
3
‘Toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw’ (Gal. 4, 4) [b:Gal. 4, 4].
De volheid van de tijd komt van God. Maar de mensen bereiden haar voor en zij komt voor de mensen en door de mensen. Dit geldt voor de ‘volheid van de tijd’ in het algemene heilsbestel, dat ook menselijk bepaald is en zijn concrete geschiedenis heeft. Maar het geldt eveneens voor het ogenblik waarop de afzonderlijke volken binnenlopen in de haven van het heilbrengende geloof: voor hún ‘volheid van de tijd’. Ook het millennium van het doopsel en de bekering van Roes’ heeft zijn eigen geschiedenis. Het proces van de kerstening van de afzonderlijke volken en naties is een ingewikkeld verschijnsel en neemt veel tijd in beslag. In het gebied van Roes’ werd de kerstening voorbereid door de pogingen die de kerk van Constantinopel in de negende eeuw ondernam. (Cfr. la lettera enciclica.. (Cfr. la lettera enciclica con cui il Patriarca Fozio, nell'867, annunzia che la gente chiamata «Rhos» aveva accolto un vescovo. Ep. I, 13: PG 102, 736-737; cfr. anche «Les regestes des actes du patriarcat de Costantinople I», II (Les regestes de 715 à 1043) a cura di V. Grumel, Paris 1936, n. 481, pp. 88-89) In de loop van de tiende eeuw begon vervolgens het christelijk geloof in deze streek binnen te dringen, dank zij missionarissen die niet alleen uit Byzantium kwamen, maar ook uit de gebieden van de naburige westerse Slaven, die de liturgie in de Slavische taal vierden volgens de door Cyrillus en Methodius ingevoerde ritus, en uit de landen van het Latijnse Westen. Zoals de oude zogenaamde Kroniek van Nestor (‘Provest’ Vremennukh Let’) getuigt, was er in 944 te Kiev een Christelijke kerk die aan de profeet Elia was toegewijd. «Povest' Vremennykh.. «Povest' Vremennykh Let», ed D.C. Likhacev, Mosca-Leningrado 1950, pp. 235 ss In dit reeds voorbereide milieu liet prinses Olga zich omstreeks 955 vrijwillig en openlijk dopen. Zij bleef steeds trouw aan haar doopbeloften. Tijdens een bezoek aan Constantinopel in 957 zou patriarch Polyeuktos een in zekere zin profetische groet tot haar gericht hebben: ‘Gezegend zijt gij onder de Russische vrouwen, omdat gij het licht bemind en de duisternis verdreven hebt. Daarom zullen de Russische zonen u zalig prijzen tot in het laatste geslacht’. (Cfr. Filaret Gumilevskyj,.. (Cfr. Filaret Gumilevskyj, «Vite dei Santi», t. luglio, Pietroburgo 1900, p. 106 (in russo). Maar Olga mocht niet de vreugde beleven, dat ook haar zoon Svajatoslav christen werd. Haar geestelijke erfenis werd overgenomen door haar kleinzoon Wladimir, de protagonist van het doopsel van 988, die het christelijk geloof aannam en de blijvende en definitieve bekering van het volk van Roes’ bevorderde. Wladimir en de nieuwe bekeerlingen ervoeren de schoonheid van de liturgie en van het godsdienstig leven van de kerk van Constantinopel. (Si veda, a riguardo, il.. (Si veda, a riguardo, il racconto della Povest' Vremennykh Letm sopra citata) Zo ontleende de nieuwe kerk van Roes’ aan Constantinopel heel de nalatenschap van het Christelijk Oosten, met al zijn rijkdommen op het gebied van theologie, liturgie, spiritualiteit, kerkelijk leven en kunst.
Het Byzantijns karakter van deze erfenis werd echter van het begin af overgebracht in een nieuwe dimensie: de Slavische taal en cultuur vormden een nieuwe context voor wat tot dan toe zijn eigen Byzantijnse uitdrukking gevonden had in de hoofdstad van het keizerrijk van het Oosten en in heel het gebied dat door de eeuwen heen daarmee verbonden was. Het Woord van God en de daarmee verbonden genade bereikten zodoende de oosterse slaven in een vorm die vanuit cultureel en geografisch gezichtspunt dichter bij hen stond. De Slaven, die met heel de gehoorzaamheid van het geloof het Woord aannamen, wilden het tegelijkertijd uitdrukken in hun eigen denkpatronen en taal. Op deze wijze voltrok zich de bijzondere ‘Slavische inculturatie’ van het Evangelie en het Christendom, welke verbonden is met het grote werk van de heilige Cyrillus en Methodius, die het christendom in Slavische vorm van Constantinopel naar Groot-Moravië brachten en, dank zij hun leerlingen, naar de volken van de Balkan.
Zo ontvingen Sint-Wladimir en de bewoners van Roes’ van Kiev het doopsel van Constantinopel, het grootste centrum van het christelijk Oosten. En dank zij dit doopsel deed de jonge kerk haar intrede in de ruimte van de buitengewoon rijke nalatenschap van Byzantium, van zijn erfgoed van geloof, kerkelijk leven en cultuur. Deze nalatenschap werd onmiddellijk toegankelijk voor de omvangrijke menigten van oosterse Slaven en kon gemakkelijk geassimileerd worden, omdat de overdracht ervan begunstigd werd door het werk van de twee heilige Broeders van Thessalonika. De Schrift en de liturgische boeken kwamen uit de culturele en godsdienstige centra van de Slaven, die de door hen ingevoerde liturgische taal aanvaard hadden.
Dank zij zijn wijsheid en inzicht nam Wladimir, bewogen door de zorg voor het welzijn van kerk en volk, in plaats van het Grieks de oudslavische taal aan in de liturgie en ‘maakte hij er een doeltreffend werktuig van om de goddelijke waarheid dichter te brengen bij hen die deze taal spraken’. Slavorum Apostoli [[1184|12]] Zoals ik in de Encycliek Slavorum Apostoli [1184] heb geschreven, Slavorum Apostoli [[1184|11-13]] hadden de heilige Cyrillus en Methodius, die zich bewust waren van de culturele en theologische superioriteit van het Grieks-Byzantijnse erfgoed dat zij meebrachten, toch de moed om zich van een andere taal en ook van een andere cultuur te bedienen voor de geloofsverkondiging omwille van het goed van de Slavische volken.
Op deze wijze vormde bij het doopsel van Roes’ de oudslavische taal een belangrijk instrument, allereerst voor de evangelisatie en vervolgens ook voor de oorspronkelijke ontwikkeling van het toekomstig cultureel erfgoed van deze volken, ontwikkeling die op vele terreinen uitgroeide tot een rijkdom voor het leven en de cultuur van de gehele mensheid.
Men moet inderdaad uit trouw aan de historische waarheid met alle kracht onderstrepen dat, overeenkomstig de opvattingen van de twee heilige Broeders van Thessalonika, in Roes’ mét de Slavische taal ook de stijl van de Byzantijnse kerk, die toen nog in volledige gemeenschap met Rome stond, ingevoerd werd. En deze traditie heeft zich vervolgens op originele en wellicht onnavolgbare wijze ontwikkeld op basis van de inheemse cultuur en ook dank zij de contacten met de naburige volken van het Westen.
De volheid van de tijd komt van God. Maar de mensen bereiden haar voor en zij komt voor de mensen en door de mensen. Dit geldt voor de ‘volheid van de tijd’ in het algemene heilsbestel, dat ook menselijk bepaald is en zijn concrete geschiedenis heeft. Maar het geldt eveneens voor het ogenblik waarop de afzonderlijke volken binnenlopen in de haven van het heilbrengende geloof: voor hún ‘volheid van de tijd’. Ook het millennium van het doopsel en de bekering van Roes’ heeft zijn eigen geschiedenis. Het proces van de kerstening van de afzonderlijke volken en naties is een ingewikkeld verschijnsel en neemt veel tijd in beslag. In het gebied van Roes’ werd de kerstening voorbereid door de pogingen die de kerk van Constantinopel in de negende eeuw ondernam. (Cfr. la lettera enciclica.. (Cfr. la lettera enciclica con cui il Patriarca Fozio, nell'867, annunzia che la gente chiamata «Rhos» aveva accolto un vescovo. Ep. I, 13: PG 102, 736-737; cfr. anche «Les regestes des actes du patriarcat de Costantinople I», II (Les regestes de 715 à 1043) a cura di V. Grumel, Paris 1936, n. 481, pp. 88-89) In de loop van de tiende eeuw begon vervolgens het christelijk geloof in deze streek binnen te dringen, dank zij missionarissen die niet alleen uit Byzantium kwamen, maar ook uit de gebieden van de naburige westerse Slaven, die de liturgie in de Slavische taal vierden volgens de door Cyrillus en Methodius ingevoerde ritus, en uit de landen van het Latijnse Westen. Zoals de oude zogenaamde Kroniek van Nestor (‘Provest’ Vremennukh Let’) getuigt, was er in 944 te Kiev een Christelijke kerk die aan de profeet Elia was toegewijd. «Povest' Vremennykh.. «Povest' Vremennykh Let», ed D.C. Likhacev, Mosca-Leningrado 1950, pp. 235 ss In dit reeds voorbereide milieu liet prinses Olga zich omstreeks 955 vrijwillig en openlijk dopen. Zij bleef steeds trouw aan haar doopbeloften. Tijdens een bezoek aan Constantinopel in 957 zou patriarch Polyeuktos een in zekere zin profetische groet tot haar gericht hebben: ‘Gezegend zijt gij onder de Russische vrouwen, omdat gij het licht bemind en de duisternis verdreven hebt. Daarom zullen de Russische zonen u zalig prijzen tot in het laatste geslacht’. (Cfr. Filaret Gumilevskyj,.. (Cfr. Filaret Gumilevskyj, «Vite dei Santi», t. luglio, Pietroburgo 1900, p. 106 (in russo). Maar Olga mocht niet de vreugde beleven, dat ook haar zoon Svajatoslav christen werd. Haar geestelijke erfenis werd overgenomen door haar kleinzoon Wladimir, de protagonist van het doopsel van 988, die het christelijk geloof aannam en de blijvende en definitieve bekering van het volk van Roes’ bevorderde. Wladimir en de nieuwe bekeerlingen ervoeren de schoonheid van de liturgie en van het godsdienstig leven van de kerk van Constantinopel. (Si veda, a riguardo, il.. (Si veda, a riguardo, il racconto della Povest' Vremennykh Letm sopra citata) Zo ontleende de nieuwe kerk van Roes’ aan Constantinopel heel de nalatenschap van het Christelijk Oosten, met al zijn rijkdommen op het gebied van theologie, liturgie, spiritualiteit, kerkelijk leven en kunst.
Het Byzantijns karakter van deze erfenis werd echter van het begin af overgebracht in een nieuwe dimensie: de Slavische taal en cultuur vormden een nieuwe context voor wat tot dan toe zijn eigen Byzantijnse uitdrukking gevonden had in de hoofdstad van het keizerrijk van het Oosten en in heel het gebied dat door de eeuwen heen daarmee verbonden was. Het Woord van God en de daarmee verbonden genade bereikten zodoende de oosterse slaven in een vorm die vanuit cultureel en geografisch gezichtspunt dichter bij hen stond. De Slaven, die met heel de gehoorzaamheid van het geloof het Woord aannamen, wilden het tegelijkertijd uitdrukken in hun eigen denkpatronen en taal. Op deze wijze voltrok zich de bijzondere ‘Slavische inculturatie’ van het Evangelie en het Christendom, welke verbonden is met het grote werk van de heilige Cyrillus en Methodius, die het christendom in Slavische vorm van Constantinopel naar Groot-Moravië brachten en, dank zij hun leerlingen, naar de volken van de Balkan.
Zo ontvingen Sint-Wladimir en de bewoners van Roes’ van Kiev het doopsel van Constantinopel, het grootste centrum van het christelijk Oosten. En dank zij dit doopsel deed de jonge kerk haar intrede in de ruimte van de buitengewoon rijke nalatenschap van Byzantium, van zijn erfgoed van geloof, kerkelijk leven en cultuur. Deze nalatenschap werd onmiddellijk toegankelijk voor de omvangrijke menigten van oosterse Slaven en kon gemakkelijk geassimileerd worden, omdat de overdracht ervan begunstigd werd door het werk van de twee heilige Broeders van Thessalonika. De Schrift en de liturgische boeken kwamen uit de culturele en godsdienstige centra van de Slaven, die de door hen ingevoerde liturgische taal aanvaard hadden.
Dank zij zijn wijsheid en inzicht nam Wladimir, bewogen door de zorg voor het welzijn van kerk en volk, in plaats van het Grieks de oudslavische taal aan in de liturgie en ‘maakte hij er een doeltreffend werktuig van om de goddelijke waarheid dichter te brengen bij hen die deze taal spraken’. Slavorum Apostoli [[1184|12]] Zoals ik in de Encycliek Slavorum Apostoli [1184] heb geschreven, Slavorum Apostoli [[1184|11-13]] hadden de heilige Cyrillus en Methodius, die zich bewust waren van de culturele en theologische superioriteit van het Grieks-Byzantijnse erfgoed dat zij meebrachten, toch de moed om zich van een andere taal en ook van een andere cultuur te bedienen voor de geloofsverkondiging omwille van het goed van de Slavische volken.
Op deze wijze vormde bij het doopsel van Roes’ de oudslavische taal een belangrijk instrument, allereerst voor de evangelisatie en vervolgens ook voor de oorspronkelijke ontwikkeling van het toekomstig cultureel erfgoed van deze volken, ontwikkeling die op vele terreinen uitgroeide tot een rijkdom voor het leven en de cultuur van de gehele mensheid.
Men moet inderdaad uit trouw aan de historische waarheid met alle kracht onderstrepen dat, overeenkomstig de opvattingen van de twee heilige Broeders van Thessalonika, in Roes’ mét de Slavische taal ook de stijl van de Byzantijnse kerk, die toen nog in volledige gemeenschap met Rome stond, ingevoerd werd. En deze traditie heeft zich vervolgens op originele en wellicht onnavolgbare wijze ontwikkeld op basis van de inheemse cultuur en ook dank zij de contacten met de naburige volken van het Westen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
De volheid van de tijd kwam dus voor wat het doopsel van het volk van Roes’ betreft aan het eind van het eerste millennium, toen de Kerk nog ongedeeld was. Wij moeten samen de Heer danken voor dit feit, dat thans een teken van en een reden tot hoop is. God heeft gewild, dat de moederkerk die zichtbaar één was, deze nieuwe dochter, geboren aan de oevers van de Dnjepr, ontving in haar schoot, die reeds rijk was aan naties en volken, in een tijd van missionaire uitbreiding zowel in het Westen als in het Oosten. Er was de kerk van het Oosten en er was de kerk van het Westen. Elk daarvan had zich volgens eigen theologische, disciplinaire en liturgische tradities ontwikkeld. En zij vertoonden soms aanzienlijke verschillen. Maar er bestond volledige gemeenschap tussen Oost en West, tussen Rome en Constantinopel, en zij onderhielden betrekkingen met elkaar. En het was de ongedeelde kerk van Oost en West, die de kerk van Kiev ontvangen en geholpen heeft. Reeds prinses Olga had in 961 aan keizer Otto I om een bisschop gevraagd ‘qui ostenderet eis viam veritatis’ (die hun de weg der waarheid zou tonen). Zij kreeg hem in de persoon van de monnik Adalbertus van Trier, die zich inderdaad naar Kiev begaf, maar vanwege het nog bestaande heidendom niet in staat was zijn zending te vervullen. La notizia è data da alcune.. La notizia è data da alcune fonti tedesche: così «Lamperti Monachi Hersfeldensis opera», ed. O. Holter-Egger, 1894, p. 38 Vorst Wladimir had een open oog voor de eenheid van de kerk van Europa en onderhield daarom betrekkingen niet alleen met Constantinopel, maar ook met het Westen en met Rome, waarvan de bisschop erkend werd als degene die de gemeenschap van de gehele kerk voorzit.
Volgens de ‘Kroniek van Nikon’ zou er een uitwisseling van gezantschappen hebben plaatsgevonden tussen Wladimir en de pausen van die tijd: Johannes XV (die hem juist in het jaar van het doopsel, 988, enige relieken van de heilige paus Clemens geschonken zou hebben en daarbij duidelijk verwees naar de zending van de heilige paus Clemens geschonken zou hebben en daarbij duidelijk verwees naar de zending van de heilige Cyrillus en Methodius, die deze relieken van Cherson naar Rome hadden gebracht) en Silvester II. cfr. la «Nikonoskaja.. cfr. la «Nikonoskaja Letopis» ad 6494, in «Polnoe sobranie russkich letopisej», IX, Sti Petersburg 1862, p.57 Bruno van Querfurt, door Silvester II met de titel van archiepiscopus gentium uitgezonden om het Evangelie te verkondigen, bezocht omstreeks 1007 Wladimir, die rex Russorum werd benoemd. c. XXVII: PL 144, 978 (edizione critica di G. Tabacco), in «Fonti per la storia d'Italia», 94, Roma, 1957, p. 58 [[3116]] Later gaf ook de heilige paus Gregorius VII de vorsten van Kiev de titel van koning. Dit gebeurde in zijn brief van 17 april 1075, die gericht was aan ‘Demetrio (Isjaslaw) regi Ruscorum et reginae uxori eius’ (Demetrius, koning van de bewoners van Roes’, en zijn echtgenote, de koningin), die hun zoon Jaropolk op bedevaart ad limina apostolorum hadden gezonden en wisten te verkrijgen dat hun rijk onder de bescherming van Sint-Petrus gesteld werd. II, 74, ed. E. Caspar, in «Epistulae selectae in usum scholarum ex Monumentis Germaniae Historicis» separatim editae, t. II, ristampa 1955, pp. 236-237 [[3971]] Men dient de nadruk te leggen op deze erkenning door een bisschop van Rome van de soevereiniteit die het vorstendom van Wladimir zich verworven had. Deze had, dank zij het doopsel van 988, zijn staat ook politiek geconsolideerd, de ontwikkeling ervan bevorderd en de integratie van de volken, die in die tijd en de daarop volgende tijden binnen de grenzen ervan woonden, vergemakkelijkt. Dit profetisch gebaar van toetreding tot de kerk en van het leiden van zijn vorstendom op de weg van de christelijke naties verschafte hem de lofwaardige titel van heilige en van vader van de volken die in dit vorstendom hun oorsprong zouden vinden. Zo werd Kiev, door het doopsel, een bevoorrecht kruispunt van verschillende culturen, een gebied waarin ook de vroomheid van het Westen doordrong, zoals de devotie voor sommige in de Latijnse kerk vereerde heiligen getuigt. In de loop der tijden groeide het uit tot een belangrijk centrum van kerkelijk leven en van brede missionaire uitstraling: naar het Westen tot aan de Karpaten, van de zuidelijke oevers van de Dnjepr tot aan Novgorod en van de noordelijke oevers van de Wolga, zoals reeds gezegd, tot aan de kusten van de Stille Oceaan en nog verder. Kortom, via het nieuwe centrum van kerkelijk leven dat Kiev werd vanaf het ogenblik van zijn doop, bereikten het evangelie en de genade van het geloof de volken en gebieden die nu verbonden zijn met het patriarchaat Moskou, voor zover het de orthodoxe kerk betreft, en met de Oekraïns-katholieke kerk, waarvan de volledige gemeenschap met de Zetel van Rome te Brest hernieuwd werd.
Volgens de ‘Kroniek van Nikon’ zou er een uitwisseling van gezantschappen hebben plaatsgevonden tussen Wladimir en de pausen van die tijd: Johannes XV (die hem juist in het jaar van het doopsel, 988, enige relieken van de heilige paus Clemens geschonken zou hebben en daarbij duidelijk verwees naar de zending van de heilige paus Clemens geschonken zou hebben en daarbij duidelijk verwees naar de zending van de heilige Cyrillus en Methodius, die deze relieken van Cherson naar Rome hadden gebracht) en Silvester II. cfr. la «Nikonoskaja.. cfr. la «Nikonoskaja Letopis» ad 6494, in «Polnoe sobranie russkich letopisej», IX, Sti Petersburg 1862, p.57 Bruno van Querfurt, door Silvester II met de titel van archiepiscopus gentium uitgezonden om het Evangelie te verkondigen, bezocht omstreeks 1007 Wladimir, die rex Russorum werd benoemd. c. XXVII: PL 144, 978 (edizione critica di G. Tabacco), in «Fonti per la storia d'Italia», 94, Roma, 1957, p. 58 [[3116]] Later gaf ook de heilige paus Gregorius VII de vorsten van Kiev de titel van koning. Dit gebeurde in zijn brief van 17 april 1075, die gericht was aan ‘Demetrio (Isjaslaw) regi Ruscorum et reginae uxori eius’ (Demetrius, koning van de bewoners van Roes’, en zijn echtgenote, de koningin), die hun zoon Jaropolk op bedevaart ad limina apostolorum hadden gezonden en wisten te verkrijgen dat hun rijk onder de bescherming van Sint-Petrus gesteld werd. II, 74, ed. E. Caspar, in «Epistulae selectae in usum scholarum ex Monumentis Germaniae Historicis» separatim editae, t. II, ristampa 1955, pp. 236-237 [[3971]] Men dient de nadruk te leggen op deze erkenning door een bisschop van Rome van de soevereiniteit die het vorstendom van Wladimir zich verworven had. Deze had, dank zij het doopsel van 988, zijn staat ook politiek geconsolideerd, de ontwikkeling ervan bevorderd en de integratie van de volken, die in die tijd en de daarop volgende tijden binnen de grenzen ervan woonden, vergemakkelijkt. Dit profetisch gebaar van toetreding tot de kerk en van het leiden van zijn vorstendom op de weg van de christelijke naties verschafte hem de lofwaardige titel van heilige en van vader van de volken die in dit vorstendom hun oorsprong zouden vinden. Zo werd Kiev, door het doopsel, een bevoorrecht kruispunt van verschillende culturen, een gebied waarin ook de vroomheid van het Westen doordrong, zoals de devotie voor sommige in de Latijnse kerk vereerde heiligen getuigt. In de loop der tijden groeide het uit tot een belangrijk centrum van kerkelijk leven en van brede missionaire uitstraling: naar het Westen tot aan de Karpaten, van de zuidelijke oevers van de Dnjepr tot aan Novgorod en van de noordelijke oevers van de Wolga, zoals reeds gezegd, tot aan de kusten van de Stille Oceaan en nog verder. Kortom, via het nieuwe centrum van kerkelijk leven dat Kiev werd vanaf het ogenblik van zijn doop, bereikten het evangelie en de genade van het geloof de volken en gebieden die nu verbonden zijn met het patriarchaat Moskou, voor zover het de orthodoxe kerk betreft, en met de Oekraïns-katholieke kerk, waarvan de volledige gemeenschap met de Zetel van Rome te Brest hernieuwd werd.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Geloof en cultuur
5
Het doopsel van Roes’ van Kiev vormt derhalve het begin van een langdurig historisch proces, waarin zich de originele Byzantijns-Slavische gestalte van het christendom ontwikkelt en uitbreidt, zowel in het leven van de kerk als in dat van de maatschappij en van de naties, welke daarin door de eeuwen heen en ook nu nog het fundament van hun geestelijke identiteit vinden. En toen zich in de loop van de eeuwen herhaaldelijk stormachtige gebeurtenissen voordeden die deze identiteit diep schokten, werden juist het doopsel en de christelijke cultuur, die ontleend was aan de universele kerk en zich ontwikkeld had op basis van de eigen geestelijke rijkdommen, de krachten die beslisten over haar overleving. Wladimir ontving het doopsel en stelde zich daarmee samen met zijn volk opent voor de heilskracht van Christus, overeenkomstig de woorden van Petrus in de Handelingen van de Apostelen: ‘In niemand anders ligt dan ook de redding en geen andere Naam onder de hemel is aan de mensen gegeven, waarin wij gered moeten worden’ (Hand. 4, 12) [b:Hand. 4, 12]. Toen hij deze Naam, die ‘boven alle namen is’, aannam en de missionarissen van de kerk uitnodigde om deze Naam in het hart van de Slaven van Roes’ van Kiev te schrijven, opdat ‘iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader: Jezus Christus is de Heer’ (Fil. 2, 9.11) [b:Fil. 2, 9.11], zag hij daarin ook een beslissend element voor de burgerlijke en menselijke vooruitgang, welke zo belangrijk is voor het bestaan en de ontwikkeling van iedere natie en staat. Daarom sloot hij zich aan bij het besluit van zijn grootmoeder, Sint-Olga, en gaf hij een definitieve en blijvende vorm aan het werk. Het doopsel van Wladimir de Grote en van het aan hem onderworpen land was van groot gewicht voor heel geestelijke ontwikkeling van dat deel van Europa en van de kerk, alsook voor geheel de Byzantijns-Slavische cultuur en beschaving. De aanvaarding van het evangelie beperkte zich niet tot de invoering van een nieuw en kostbaar element in de structuur van die bepaalde cultuur; zij was veeleer het uitzaaien van een zaad dat bestemd was om te ontkiemen en zich te ontwikkelen in de aarde waarin het was uitgestrooid, teneinde deze aarde om te vormen in de mate van zijn eigen ontwikkeling en haar geschikt te maken om nieuwe vruchten voort te brengen. Dat is de dynamiek van het Rijk der hemelen. Dit ‘gelijkt op een monsterzaadje, dat iemand op zijn akker zaaide. Weliswaar is dit het allerkleinste zaadje, maar wanneer het is opgeschoten, is het groter dan de andere tuingewassen; het wordt een boom, zodat de vogels in zijn takken komen nestelen’ (Mt. 13, 31-32) [b:Mt. 13, 31-32]. Het geestelijk erfgoed van de Byzantijnse kerk, dat door middel van de Slavische taal die liturgische taal was geworden, ingevoerd werd in Roes’ van Kiev, werd op deze wijze langzamerhand verrijkt op de grond van het plaatselijke culturele erfgoed en dank zij de contacten met de aangrenzende christelijke landen, en paste zich geleidelijk aan aan de behoeften en de mentaliteit van de volken die in het grootvorstendom woonden.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Het gebruik van de Slavische taal als instrument voor de overdracht van de boodschap van Christus en voor het wederzijds begrip, had een positieve invloed op de verspreiding en de ontwikkeling van de taal zelf. Zij vond daarin de stimulans voor een transformatie van binnen uit en voor een geleidelijke veredeling; zij werd literaire taal en daardoor één van de meest belangrijke factoren ter bepaling van de cultuur, de identiteit en de geestelijke kracht van een natie. Dit proces is op het grondgebied van Roes’ zeer duurzaam gebleken en heeft overvloedig vrucht gedragen. Het christendom kwam op deze wijze tegemoet aan de verlangens van de mens naar de waarheid, naar kennis en naar zelfstandige ontwikkeling op basis van de inspiratie van het evangelie en van de dynamiek van de openbaring. Daar vond, dank zij de nalatenschap van Cyrillus en Methodius, de ontmoeting plaats tussen Oost en West en die tussen de overgeërfde waarden en de nieuwe waarden. De elementen van het christelijk erfgoed drongen door in het leven en de cultuur van deze naties. Zij boden inspiratie aan de literaire, filosofische, theologische en artistieke creativiteit en bewerkten zo een geheel oorspronkelijke vorm van Europese cultuur, en zelfs van menselijke cultuur in het algemeen. De universele dimensie van de problemen van enkeling en maatschappij, zoals verwoord door de literatuur en de kunst van deze naties, wekt in de wereld ook nu nog voortdurend bewondering op. Deze dimensie komt voort uit en wordt versterkt door de christelijke levensbeschouwing en vindt daarin een vast referentiepunt voor de wijze van denken en spreken over de mens, over zijn problemen en over zijn bestemming. De oosterse Slaven hebben door de eeuwen heen, vooral wat hun geestelijk leven en hun devotie betreft, hun eigen originele bijdrage geleverd aan het gemeenschappelijk erfgoed, aan het gemeenschappelijk welzijn. De kerk van Rome legt voor deze bijdrage dezelfde eerbied en liefde aan de dag als voor de rijke erfenis van heel het christelijk Oosten. De oosterse Slaven hebben een eigen geschiedenis en spiritualiteit, eigen liturgische tradities en disciplinaire gebruiken uitgewerkt, in harmonie met de traditie van de oosterse kerken, alsmede enige vormen van theologische reflectie op de geopenbaarde waarheid welke, ofschoon ze verschillen van de in het Westen gebruikelijke vormen, deze tegelijkertijd aanvullen.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] heeft bijzondere aandacht besteed aan deze werkelijkheid. Het decreet over de oecumenische beweging verklaart immers onder andere: ‘Men mag ook niet vergeten, dat de kerken van het oosten vanaf het begin een schat bezitten waaruit de kerk van het westen op het gebied van de liturgie, de geestelijke traditie en de rechtsorde in ruime mate heeft geput’. Unitatis Redintegratio [[618|14]] En wat het decreet van het concilie verklaart over de rijkdom van de liturgie en van de geestelijke traditie van de kerk van het Oosten, biedt eveneens stimulerende punten van overweging: ‘Het is verder algemeen bekend met hoeveel liefde de oosterse christenen de liturgische plechtigheden vieren, vooral de eucharistie, de bron van het leven van de Kerk en het onderpand van de toekomstige heerlijkheid. Hierdoor hebben de gelovigen in vereniging met hun bisschop door de Zoon, het Woord dat mens is geworden, gestorven en verheerlijkt, en onder de uitstorting van de Heilige Geest toegang tot God de Vader; zij treden zo in gemeenschap met de allerheiligste Drie-eenheid en worden ‘aan de goddelijke natuur deelachtig’ (2 Pt. 1, 4) [b:2 Pt. 1, 4]. Door de viering van de eucharistie des Heren wordt dus in deze afzonderlijke kerken de Kerk van God gebouwd en uitgebreid en door de gezamenlijke viering treedt hun onderling verbondenheid aan het licht’. Unitatis Redintegratio [[618|15]] Bovendien zijn de theologische tradities van de christenen van het Oosten ‘op uitstekende wijze in de Heilige Schrift gefundeerd’, terwijl zij ‘steun en uitdrukking vinden in het liturgisch leven, gevoed worden door een levende apostolische traditie en door de geschriften van de vaders en geestelijke schrijvers uit het Oosten en …gericht zijn op een juiste levensinrichting en zelfs op een zo diep mogelijk inzicht in de christelijke waarheid’. Unitatis Redintegratio [[618|17]]
De spiritualiteit van de oosterse Slaven, die een bijzonder getuigenis is van de vruchtbaarheid van de ontmoeting tussen de menselijke geest en de christelijke mysteries, blijft een heilzame invloed uitoefenen op het bewustzijn van de gehele kerk. Speciale vermelding verdient hun bijzondere devotie voor het lijden van Christus, hun gevoeligheid voor het mysterie van het lijden, in verbinding met de verlossende kracht van het kruis. De gedachtenis van de dood van de onschuldige Boris en Gleb, zonen van Wladimir, die door hun broer Svjatopolk gedood werden, cfr. «Acta Sanctorum»,.. cfr. «Acta Sanctorum», sept. 2, Venetis 1756, pp.633-644 is wellicht niet vreemd aan de opkomst van deze spiritualiteit.
Haar meest volledige uitdrukking vindt zij in de lof die gebracht wordt aan de ‘aller-zoetste ’(sladcajsi) Heer Jezus Christus in het mysterie van zijn lijden en zijn ontlediging, waaraan Hij zich in zijn menswording en kruisdood onderwierp (Fil. 2, 5-8) [[b:Fil. 2, 5-8]]. Zij wordt echter tevens in de liturgie belicht door het licht van de verrezen Christus, licht waarop de glans van de gedaanteverandering op de berg Tabor in zekere mate vooruitliep, dat volledig verscheen in de heerlijkheid van de dag van de verrijzenis (voskresienie) en dat aan de wereld geopenbaard werd door de Geest die op Pinksteren onder de gedaante van vurige tongen oer de apostelen neerdaalde. Deze ervaring valt voortdurend hun ten deel die het doopsel ontvangen. Hoe zou men in dit verband geen melding maken van de christenen die in deze streken geleefd hebben en leven en die zo vaak, in de loop van deze duizend jaar, in de dood en de verrijzenis van Christus de kracht en de steun vonden om getuigenis af te leggen van hun trouw aan het Evangelie, niet alleen door de inrichting van hun dagelijks leven, maar ook door het lijden dat zij moedig verdroegen, niet zelden tot aan het vergieten van hun bloed? Deze vorm van de ‘ontlediging’ van Christus, zoals de kerk van Kiev haar opvat, is diep in de harten van de oosterse Slaven gedrukt. Zij was en is voor hen een bron van grote kracht in de veelvuldige tegenslagen die zij op hun weg ontmoetingen.
De spiritualiteit van de oosterse Slaven, die een bijzonder getuigenis is van de vruchtbaarheid van de ontmoeting tussen de menselijke geest en de christelijke mysteries, blijft een heilzame invloed uitoefenen op het bewustzijn van de gehele kerk. Speciale vermelding verdient hun bijzondere devotie voor het lijden van Christus, hun gevoeligheid voor het mysterie van het lijden, in verbinding met de verlossende kracht van het kruis. De gedachtenis van de dood van de onschuldige Boris en Gleb, zonen van Wladimir, die door hun broer Svjatopolk gedood werden, cfr. «Acta Sanctorum»,.. cfr. «Acta Sanctorum», sept. 2, Venetis 1756, pp.633-644 is wellicht niet vreemd aan de opkomst van deze spiritualiteit.
Haar meest volledige uitdrukking vindt zij in de lof die gebracht wordt aan de ‘aller-zoetste ’(sladcajsi) Heer Jezus Christus in het mysterie van zijn lijden en zijn ontlediging, waaraan Hij zich in zijn menswording en kruisdood onderwierp (Fil. 2, 5-8) [[b:Fil. 2, 5-8]]. Zij wordt echter tevens in de liturgie belicht door het licht van de verrezen Christus, licht waarop de glans van de gedaanteverandering op de berg Tabor in zekere mate vooruitliep, dat volledig verscheen in de heerlijkheid van de dag van de verrijzenis (voskresienie) en dat aan de wereld geopenbaard werd door de Geest die op Pinksteren onder de gedaante van vurige tongen oer de apostelen neerdaalde. Deze ervaring valt voortdurend hun ten deel die het doopsel ontvangen. Hoe zou men in dit verband geen melding maken van de christenen die in deze streken geleefd hebben en leven en die zo vaak, in de loop van deze duizend jaar, in de dood en de verrijzenis van Christus de kracht en de steun vonden om getuigenis af te leggen van hun trouw aan het Evangelie, niet alleen door de inrichting van hun dagelijks leven, maar ook door het lijden dat zij moedig verdroegen, niet zelden tot aan het vergieten van hun bloed? Deze vorm van de ‘ontlediging’ van Christus, zoals de kerk van Kiev haar opvat, is diep in de harten van de oosterse Slaven gedrukt. Zij was en is voor hen een bron van grote kracht in de veelvuldige tegenslagen die zij op hun weg ontmoetingen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Voor de consolidatie van de Kerk en de ‘inculturatie’ van het Christendom onder de oosterse Slaven, zoals overigens in heel de Kerk van het Oosten was de invloed van het monastieke leven van onschatbare betekenis. Kiev werd reeds spoedig beroemd vanwege de ‘Percerskaja Lavra’ (het Holenklooster), gesticht door de heilige Antonius (+ 1073) en de heilige Theodosius (+ 1074).
Het was dus niet toevallig dat de monnik, vooral de zogenaamde ‘starets’ (oudste), beschouwd werd als geestelijke leidsman, zowel door de grote Russische schrijvers als door de eenvoudige boeren. De kloosters werden centra van liturgisch, geestelijk, maatschappelijk en zelfs economisch leven. De vorsten richtten zich tot de monniken als raadgevers, rechters, diplomaten en meesters.
De woorden ‘cultus’ en ‘cultuur’ hebben dezelfde wortel. De christelijke cultus heeft ook onder de oosterse Slaven een buitengewone ontwikkeling van de cultuur in al haar vormen opgewekt.
De religieuze kunst blijkt doordrongen te zijn van een diepe spiritualiteit en een verheven mystieke inspiratie. Wie ter wereld kent heden niet de beroemde en eerbiedwaardige iconen van de oosterse kerken, de prachtige kathedralen van de Heilige Wijsheid te Kiev en Novgorod die teruggaan tot de elfde eeuw, de kerken en kloosters die zo karakteristiek zijn voor deze gebieden? De literatuur van Kiev is grotendeels religieus. De nieuwe kerkelijke hymnen en gezangen zijn als het ware een uitvloeisel van de oorspronkelijke vormen van de muzikale traditie. Ook dient vermeld te worden dat de eerste scholen in Roes’ reeds in de elfde eeuw werden opgericht. Dit alles, ofschoon slechts in het kort vermeld, vormt een onuitwisbaar getuigenis van de buitengewone religieuze en culturele bloei die voortkwam uit het doopsel van Roes’ van Kiev.
Hoezeer lijkt derhalve de opmerking van het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] ter zake: ‘Daarom ontrooft de Kerk ... in het geheel niets aan het tijdelijke goed van welk volk dan ook. Integendeel, de rijkdommen, hulpbronnen en levensgewoonten van de volkeren bevorderd zij in alles wat er aan goeds in vervat ligt; zij neemt dit alles in zich op en door het aan te nemen, zuivert en versterkt en verheft zij dat alles’. Lumen Gentium [[617|13]]
Het was dus niet toevallig dat de monnik, vooral de zogenaamde ‘starets’ (oudste), beschouwd werd als geestelijke leidsman, zowel door de grote Russische schrijvers als door de eenvoudige boeren. De kloosters werden centra van liturgisch, geestelijk, maatschappelijk en zelfs economisch leven. De vorsten richtten zich tot de monniken als raadgevers, rechters, diplomaten en meesters.
De woorden ‘cultus’ en ‘cultuur’ hebben dezelfde wortel. De christelijke cultus heeft ook onder de oosterse Slaven een buitengewone ontwikkeling van de cultuur in al haar vormen opgewekt.
De religieuze kunst blijkt doordrongen te zijn van een diepe spiritualiteit en een verheven mystieke inspiratie. Wie ter wereld kent heden niet de beroemde en eerbiedwaardige iconen van de oosterse kerken, de prachtige kathedralen van de Heilige Wijsheid te Kiev en Novgorod die teruggaan tot de elfde eeuw, de kerken en kloosters die zo karakteristiek zijn voor deze gebieden? De literatuur van Kiev is grotendeels religieus. De nieuwe kerkelijke hymnen en gezangen zijn als het ware een uitvloeisel van de oorspronkelijke vormen van de muzikale traditie. Ook dient vermeld te worden dat de eerste scholen in Roes’ reeds in de elfde eeuw werden opgericht. Dit alles, ofschoon slechts in het kort vermeld, vormt een onuitwisbaar getuigenis van de buitengewone religieuze en culturele bloei die voortkwam uit het doopsel van Roes’ van Kiev.
Hoezeer lijkt derhalve de opmerking van het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] ter zake: ‘Daarom ontrooft de Kerk ... in het geheel niets aan het tijdelijke goed van welk volk dan ook. Integendeel, de rijkdommen, hulpbronnen en levensgewoonten van de volkeren bevorderd zij in alles wat er aan goeds in vervat ligt; zij neemt dit alles in zich op en door het aan te nemen, zuivert en versterkt en verheft zij dat alles’. Lumen Gentium [[617|13]]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Naar volledige gemeenschap
9
Het doopsel van Roes’ voltrok zich, zoals ik reeds opgemerkt heb, in een tijd waarin de twee vormen van het christendom, de oosterse die verbonden was met Byzantium, en de westerse die verbonden was met Rome, zich reeds ontwikkeld hadden, terwijl de Kerk één en ongedeeld bleef. Als wij, die de duizendste verjaardag vieren van het Doopsel dat de oosterse Slavische volken te Kiev ontvingen, dit overwegen, wordt ons verlangen naar de volledige gemeenschap in Christus met deze zusterkerken nog versterkt en worden wij aangespoord nieuwe pogingen te ondernemen en nieuwe stappen te zetten om haar te bevorderen. Deze verjaardag is niet alleen een historische gedachtenis en een gelegenheid om wetenschappelijke studies op te zetten en balansen op te maken, maar ook en vooral een aansporing om onze pastorale en oecumenische gevoelens van het verleden op de toekomst te richten, ons verlangen naar eenheid te versterken en ons gebed te intensiveren.
Beide kerken immers, de katholieke en de orthodoxe, die, ondanks de uit eeuwenlange misverstanden voortgekomen moeilijkheden, meer dan ooit besloten zijn om de gemeenschap rond de eucharistische tafel terug te vinden, kijken bij deze duizendste verjaardag met bijzondere aandacht en hoop naar alle geestelijke zonen en dochters van de heilige Wladimir.
De geleidelijke terugkeer van de harmonie tussen Rome en Constantinopel, evenals tussen de kerken die in volledige gemeenschap met deze centra leven – hier denkt men als vanzelf aan de veelvuldige wederzijdse contacten die zo rijk aan beloften zijn door de intensiteit van de uitwisseling van elkaars geestelijke gaven, gevoed door zulke verschillende en vruchtbare tradities - moet wel, in het bijzonder nu, invloed hebben op de orthodoxe en de katholieke erfgenamen van het doopsel van Kiev. En wellicht zal de herdenking van deze gebeurtenis, welke aan het begin staat van het nieuwe leven in de Heilige Geest, met de hulp van God bijdragen tot de verhaasting van het uur van hun volledige verzoening, van het uur van de ‘vredeskus’, uitgewisseld als vrucht van een rijpe beslissing, in vrijheid en goede wil geboren uit de oorspronkelijke geest die de ongedeelde kerk, getekend door het christelijke genie van Cyrillus en Methodius, bezielde. Welk een voordeel zou het voor heel het volk Gods zijn, als de orthodoxe en de katholieke erfgenamen van het doopsel van Kiev, bewogen door het hernieuwde bewustzijn van de oorspronkelijke gemeenschap, de uitdaging daarvan wisten aan te nemen, de oecumenische boodschap die eruit voortvloeit zouden voorhouden aan de Christenen van onze tijd en hen zouden weten op te wekken om hun gang naar het einddoel van de volledige eenheid, door Christus gewild, te verhaasten! Dit zou bovendien een weldadige invloed uitoefenen op het proces van ontspanning op het burgerlijk vlak, dat zoveel hoop opwekt bij allen die werken voor een vreedzame samenleving.
Beide kerken immers, de katholieke en de orthodoxe, die, ondanks de uit eeuwenlange misverstanden voortgekomen moeilijkheden, meer dan ooit besloten zijn om de gemeenschap rond de eucharistische tafel terug te vinden, kijken bij deze duizendste verjaardag met bijzondere aandacht en hoop naar alle geestelijke zonen en dochters van de heilige Wladimir.
De geleidelijke terugkeer van de harmonie tussen Rome en Constantinopel, evenals tussen de kerken die in volledige gemeenschap met deze centra leven – hier denkt men als vanzelf aan de veelvuldige wederzijdse contacten die zo rijk aan beloften zijn door de intensiteit van de uitwisseling van elkaars geestelijke gaven, gevoed door zulke verschillende en vruchtbare tradities - moet wel, in het bijzonder nu, invloed hebben op de orthodoxe en de katholieke erfgenamen van het doopsel van Kiev. En wellicht zal de herdenking van deze gebeurtenis, welke aan het begin staat van het nieuwe leven in de Heilige Geest, met de hulp van God bijdragen tot de verhaasting van het uur van hun volledige verzoening, van het uur van de ‘vredeskus’, uitgewisseld als vrucht van een rijpe beslissing, in vrijheid en goede wil geboren uit de oorspronkelijke geest die de ongedeelde kerk, getekend door het christelijke genie van Cyrillus en Methodius, bezielde. Welk een voordeel zou het voor heel het volk Gods zijn, als de orthodoxe en de katholieke erfgenamen van het doopsel van Kiev, bewogen door het hernieuwde bewustzijn van de oorspronkelijke gemeenschap, de uitdaging daarvan wisten aan te nemen, de oecumenische boodschap die eruit voortvloeit zouden voorhouden aan de Christenen van onze tijd en hen zouden weten op te wekken om hun gang naar het einddoel van de volledige eenheid, door Christus gewild, te verhaasten! Dit zou bovendien een weldadige invloed uitoefenen op het proces van ontspanning op het burgerlijk vlak, dat zoveel hoop opwekt bij allen die werken voor een vreedzame samenleving.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
De universele en de particuliere dimensie vormen twee even wezenlijke bronnen in het leven van de kerk: de eenheid en de verscheidenheid, de traditie en de nieuwe tijden, de oude christelijke landen en de nieuwe volken die tot het geloof komen De kerk is erin geslaagd één en tegelijk verscheiden te zijn. Zij aanvaardt de eenheid ( Joh. 17, 21 v.) [[b: Joh. 17, 21 v.]] als eerste beginsel en is veelvormig in de afzonderlijke delen van de wereld. Dit geldt in het bijzonder voor de oosterse en de westerse kerken vóór hun geleidelijke vervreemding van elkaar. Met betrekking tot de periode merkt het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] op: ‘De kerken van het oosten en het westen zijn gedurende vele eeuwen hun eigen weg gegaan, hoewel zij toch in een broederlijke gemeenschap van geloof en sacramenteel leven waren verbonden. En als er onderling meningsverschillen ontstonden over geloof en kerkelijke tucht, trad de zetel van Rome met algemene instemming regelend op’. Unitatis Redintegratio [[618|14]] En ook nadat de volledige gemeenschap was verbroken, bewaarden de beide kerken de schat van het apostolisch geloof fundamenteel ongeschonden. De universaliteit en de pluriformiteit hielden, ondanks de bestaande spanningen, niet op met het uitwisselen van onschatbare gaven. Zich van deze werkelijkheid bewust, heeft het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] op het gebied van de oecumenische beweging een nieuwe fase geopend, die veelbelovende vruchten begint af te werpen. Het decreet van het concilie over de oecumenische beweging, waaruit reeds verschillende malen is geciteerd, is de uitdrukking van de achting en de liefde welke de katholieke kerk koestert voor de rijke erfenis van het christelijk Oosten, en stelt de oorspronkelijkheid, de verscheidenheid en tevens de rechtmatigheid ervan in het licht. Het zegt onder andere: ‘Reeds vanaf de vroegste tijden hebben de kerken van het oosten bovendien hun eigen kerkelijke discipline onderhouden, die door de heilige vaders en kerkvergaderingen, waaronder ook oecumenische, bekrachtigd zijn. Omdat echter een zekere verscheidenheid van gewoonte, zoals hierboven vermeld, allerminst de eenheid van de Kerk in de weg staat, maar haar aanzien juist vergroot en niet weinig bijdraagt tot de vervulling van haar zending, verklaart de heilige kerkvergadering, om iedere twijfel weg te nemen, plechtig, dat de kerken van het oosten, met inachtneming van de noodzakelijke eenheid van de gehele Kerk, de bevoegdheid hebben zichzelf te besturen volgens hun eigen kerkelijke discipline, die trouwens beter past bij de aard van hun gelovigen en meer geschikt is om hun heil te behartigen’. Unitatis Redintegratio [[618|16]] Uit het decreet blijkt duidelijk, dat de disciplinaire autonomie die de oosterse kerken genieten, niet het gevolg is van door de Kerk van Rome verleende privileges, maar voortvloeit uit de wet welke deze kerken vanaf de apostolische tijden bezitten.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
De duizendste verjaardag van het doopsel van Roes’ doet ons met heimwee terugdenken aan de ongedeelde kerk, die alle particuliere kerken, zowel van het Oosten als van het Westen, omvatte, en herinnert ons aan het vurige gebed van Christus in het cenakel voor de eenheid van alle gelovigen (Joh. 17, 20 vv.) [[b:Joh. 17, 20 vv.]]. In het uur van de dialoog tussen de kerken en de kerkelijke gemeenschappen, dialoog die zich ontwikkelt en voortdurend vorderingen maakt, dienen wij te bedenken, dat de volledige gemeenschap een gave is en niet enkel de vrucht van zuiver menselijke inspanningen en verlangens, ofschoon deze onmisbaar en in belangrijke mate bepalend zijn. Door de mens is de zonde in de wereld gekomen, maar ‘Gods genade, zijn gift bestaande in de genade van de éne mens Jezus Christus, is nog veel overvloediger over allen neergedaald’ (Rom. 5, 15) [b:Rom. 5, 15]. De volharding in de leer van de apostelen, in het gemeenschappelijk leven, in het breken van het brood en in het gebed (Hand. 2, 42) [[b:Hand. 2, 42]] is een gave van God, want zij is een nieuwe bestaanswijze van de mens, een volledig ‘samen-zijn’ in de allerheiligste Drie-eenheid. De eerste bron van deze gemeenschap is de doopgenade: door het Doopsel treden wij binnen in de eenheid van de Kerk, die over heel de wereld verspreid is, in de eenheid die Christus gewild en gegrondvest heeft en die gedurende de eerste tien eeuwen, ondanks verschillen en moeilijkheden, substantieel bewaard is gebleven; wij treden binnen in die eenheid waarvan het doopsel van Roes’ ons thans spreekt. Mogen alle christenen terugkeren naar die eenheid en een gemeenschap van mensen worden die volledig met Christus verenigd, hun rijkdom aanbieden aan alle leden van de gehele mensheid. Dat vragen wij de Heilige Geest, de schenker van talloze gaven, dank zij welke de afzonderlijke personen en de mensengemeenschappen in gemeenschap met Christus treden. In Hem bereikt het leven van de kerk in de Heilige Geest onvermoede diepten en dimensies. De ervaring en de beleving van de aanwezigheid van de Paracleet en van zijn gaven zijn een bijzonder kenmerk van de oosterse traditie, waarvan de diepe pneumatologie een kostbare rijkdom vormt voor heel de kerk. In dit licht zien wij de ontwikkeling van de veelvormige, verschillende en vruchtbare contacten, waarin, in deze tijd na het Concilie, onze gezamenlijke inzet voor een werkzame gehoorzaamheid aan de wil van God, welke zijn Geest ons doet kennen, tot uitdrukking komt. De rijke ervaring van de volledige gemeenschap beleefd in het eerste millennium, maar door beide partijen gedurende vele eeuwen vergeten, moge voor ons en voor onze oecumenische inspanningen een licht, een aanmoediging en een blijvend referentiepunt zijn.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Voortschrijdend op de weg van de oecumenische beweging vestigt de katholieke kerk haar blik op de zending van de heilige Broeders van Thessalonika, zoals ik gezegd heb in de encycliek Slavorum Apostoli [1184].
Veelbetekenend in hun zending is een bijzonder ‘oecumenisch profetisme’, hoewel beiden gewerkt hebben in de periode waarin de christenheid, nog ongedeeld was. Hun zending begon in het Oosten, maar het verloop ervan plaatste hun band van eenheid met Rome, met de Stoel van Petrus, in het licht. Hun apostolische intuïtie van de koinonia in de kerk wordt thans steeds beter begrepen, in dit tijdperk van een groeiend verlangen naar de eenheid van alle christenen en van de oecumenische dialoog. Zij voorvoelden, dat de nieuwe kerken, tegenover de toenemende verschillende volken en van hun onderscheiden cultuurgebieden, maar moesten tevens de wezenlijke eenheid met elkaar behouden, overeenkomstig de wil van de goddelijke Stichter. Daarom werd de Kerk, geboren uit de zending van de heilige Cyrillus en Methodius, als het ware gemerkt met het speciale zegel van de oecumenische roeping, die de twee heilige Broeders zo intens beleefd hebben. In diezelfde geest ontstond ook, zoals ik reeds eerder gezegd heb, de kerk van Kiev. Bijna aan het begin van mijn pontificaat, in het jaar 1980, heb ik de vreugde gehad de heilige Cyrillus en Methodius uit te roepen [1183] tot patroonheilige van Europa, naast de heilige Benedictus.
Europa is christelijk in zijn wortels zelf. De twee vormen van de grote traditie van de kerk, de westelijke en de oostelijke, de twee vormen van cultuur vullen elkaar aan als de twee ’longen’ van een enkel organisme. Redemptoris Mater [[713]] Dat is de duidelijke taal van het verleden; dat is de erfenis van de volken die in ons werelddeel leven. Men zou kunnen zeggen dat de twee stromingen, de oosterse en de westerse, gelijktijdig de eerste grote vormen van de ’inculturatie’ van het geloof zijn geworden, waarin de enige en ongedeelde volheid die Christus toevertrouwd heeft aan de kerk, haar historische uitdrukking gevonden heeft.
In de diverse culturen van de Europese naties, zowel in het Oosten als in het Westen, in de muziek, in de letterkunde, in de belenende kunsten en in de architectuur, evenals in de wijze van denken, stroomt een gemeenschappelijk sap dat uit een enkele bron is geput.
Veelbetekenend in hun zending is een bijzonder ‘oecumenisch profetisme’, hoewel beiden gewerkt hebben in de periode waarin de christenheid, nog ongedeeld was. Hun zending begon in het Oosten, maar het verloop ervan plaatste hun band van eenheid met Rome, met de Stoel van Petrus, in het licht. Hun apostolische intuïtie van de koinonia in de kerk wordt thans steeds beter begrepen, in dit tijdperk van een groeiend verlangen naar de eenheid van alle christenen en van de oecumenische dialoog. Zij voorvoelden, dat de nieuwe kerken, tegenover de toenemende verschillende volken en van hun onderscheiden cultuurgebieden, maar moesten tevens de wezenlijke eenheid met elkaar behouden, overeenkomstig de wil van de goddelijke Stichter. Daarom werd de Kerk, geboren uit de zending van de heilige Cyrillus en Methodius, als het ware gemerkt met het speciale zegel van de oecumenische roeping, die de twee heilige Broeders zo intens beleefd hebben. In diezelfde geest ontstond ook, zoals ik reeds eerder gezegd heb, de kerk van Kiev. Bijna aan het begin van mijn pontificaat, in het jaar 1980, heb ik de vreugde gehad de heilige Cyrillus en Methodius uit te roepen [1183] tot patroonheilige van Europa, naast de heilige Benedictus.
Europa is christelijk in zijn wortels zelf. De twee vormen van de grote traditie van de kerk, de westelijke en de oostelijke, de twee vormen van cultuur vullen elkaar aan als de twee ’longen’ van een enkel organisme. Redemptoris Mater [[713]] Dat is de duidelijke taal van het verleden; dat is de erfenis van de volken die in ons werelddeel leven. Men zou kunnen zeggen dat de twee stromingen, de oosterse en de westerse, gelijktijdig de eerste grote vormen van de ’inculturatie’ van het geloof zijn geworden, waarin de enige en ongedeelde volheid die Christus toevertrouwd heeft aan de kerk, haar historische uitdrukking gevonden heeft.
In de diverse culturen van de Europese naties, zowel in het Oosten als in het Westen, in de muziek, in de letterkunde, in de belenende kunsten en in de architectuur, evenals in de wijze van denken, stroomt een gemeenschappelijk sap dat uit een enkele bron is geput.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 5 De eenheid van de Kerk en de eenheid van Europa
13
Deze erfenis wordt tegen het einde van de twintigste eeuw tevens een bijzonder dringende uitdaging voor wat, de eenheid van de christenen betreft. Er leeft thans in de mensen een oprecht verlangen naar eenheid, gebaseerd op de vreedzame co-existentie van de volken, waarin het welzijn van allen gelegen is. Het is een verlangen dat het geweten van de burgers beweegt en doordringt in de politiek en de economie. De christenen moeten zich bewust zijn van de godsdienstige en morele bronnen van deze uitdaging: Christus ’is onze vrede, Hij die de twee werelden één gemaakt heeft en de scheidsmuren heeft neergehaald’ (Ef. 2, 14) [b:Ef. 2, 14]. God ’heeft ons door Christus met zich verzoend en ons dienst van de verzoening toevertrouwd’ (2 Kor. 5, 18) [b:2 Kor. 5, 18]. Deze werkelijkheid, dit werk van Christus vindt heden en dage een bijzondere weerklank in het levendige verlangen van de mensheid naar eenheid en universele broederschap. Het verlangen naar eenheid en vrede, maar het overwinnen van de verschillende barrières en naar het bijleggen van de geschillen wordt, evenals de roep die uitgaat van het verleden van Europa, een stimulerend teken van onze tijd. Ware vrede kan slechts bestaan op de grondslag van een proces van eenwording, waarin ieder volk in vrijheid en waarheid de wegen van zijn eigen ontwikkeling kan kiezen. Een dergelijk proces is evenwel onmogelijk als er geen overeenstemming bestaat over de oorspronkelijke en fundamentele eenheid, zich uitdrukkend in verschillende vormen welke niet tegengesteld zijn maar elkaar aanvullen, elkaar nodig hebben en elkaar zoeken. Daarom zijn wij er diep van overtuigd, dat de weg naar de ware vrede onvergelijkelijke wijze in de geesten, de harten en de gewetens van de mensen gebaand kan worden door middel van de aanwezigheid en de dienst van dat teken van vrede dat de kerk, gehoorzaam aan de Christus en trouw aan haar roeping, van nature is. Wij drukken ons volle vertrouwen uit in alle menselijke pogingen om de aanleiding tot spanningen en conflicten uit ons midden weg te nemen door middel van de vreedzame weg van de geduldige dialoog, van overeenkomsten, van wederzijds begrip en eerbied. Europa, gevestigd op christelijke fundamenten, is geroepen tot een bijzondere zorg voor de vrede in de gehele wereld. In vele streken ontbreekt de vrede of wordt hij ernstig bedreigd. Daarom is er blijvende en eendrachtige samenwerking nodig tussen Europa en alle andere naties ten gunste van vrede en het welzijn, waarop ieder mens en iedere gemeenschap van mensen een onaantastbaar recht heeft.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 6 Verenigd in de vreugde van het millennium, samen met Maria, de Moeder van Jezus
14
De mysteries van de gebeurtenissen die wij in deze brief in het kort herdacht hebben, worden, bezien en overwogen in het licht van de aanwijzingen van het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] en in het historisch perspectief van het millennium, voor ons een bron van vreugde en vertroosting in de Heilige Geest.
Rekening houdend met de belangrijkheid van het doopsel van Roes’ van Kiev in de geschiedenis van de evangelische en van de menselijke cultuur, zal het duidelijk zijn, waarom ik hierop de aandacht van heel de katholieke kerk heb willen vestigen en alle gelovigen heb ik willen uitnodigen tot een gemeenschappelijk gebed. De kerk van Rome, gebouwd op het fundament van het geloof van de apostelen Petrus en Paulus, verheugt zich over dit millennium en over alle door de opeenvolgende generaties geoogste vruchten van geloof en leven, van eenheid en van getuigenis, tot aan vervolging en marteldood toe, overeenkomstig het woord van Christus zelf. Onze geestelijke deelname aan de plechtige viering van het millennium betreft heel het volk Gods: gelovigen en herders, die leven en werken in streken die duizend jaar geleden geheiligd werden door het doopsel. In de vreugde van dit feest verenigen wij ons met allen, die in het door hun voorouders ontvangen doopsel de bron erkennen van hun godsdienstige, culturele en nationale identiteit; wij verenigen ons met alle erfgenamen van dit doopsel, ongeacht hun godsdienstige belijdenis, nationaliteit of woonplaats; met alle orthodoxe en katholieke broeders en zusters; wij verenigen ons in het bijzonder met alle geliefde zonen en dochters van het Russische, het Oekraïense en het Witrussische volk; met allen die in hun vaderland leven, maar ook met allen die in Amerika, in West-Europa en in andere delen van de wereld wonen.
Rekening houdend met de belangrijkheid van het doopsel van Roes’ van Kiev in de geschiedenis van de evangelische en van de menselijke cultuur, zal het duidelijk zijn, waarom ik hierop de aandacht van heel de katholieke kerk heb willen vestigen en alle gelovigen heb ik willen uitnodigen tot een gemeenschappelijk gebed. De kerk van Rome, gebouwd op het fundament van het geloof van de apostelen Petrus en Paulus, verheugt zich over dit millennium en over alle door de opeenvolgende generaties geoogste vruchten van geloof en leven, van eenheid en van getuigenis, tot aan vervolging en marteldood toe, overeenkomstig het woord van Christus zelf. Onze geestelijke deelname aan de plechtige viering van het millennium betreft heel het volk Gods: gelovigen en herders, die leven en werken in streken die duizend jaar geleden geheiligd werden door het doopsel. In de vreugde van dit feest verenigen wij ons met allen, die in het door hun voorouders ontvangen doopsel de bron erkennen van hun godsdienstige, culturele en nationale identiteit; wij verenigen ons met alle erfgenamen van dit doopsel, ongeacht hun godsdienstige belijdenis, nationaliteit of woonplaats; met alle orthodoxe en katholieke broeders en zusters; wij verenigen ons in het bijzonder met alle geliefde zonen en dochters van het Russische, het Oekraïense en het Witrussische volk; met allen die in hun vaderland leven, maar ook met allen die in Amerika, in West-Europa en in andere delen van de wereld wonen.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Dit feest is zeker op bijzondere wijze het feest van de Russisch-orthodoxe kerk, die haar centrum in Moskou heeft en die wij met vreugde ’zusterkerk’ noemen. Zij immers heeft grotendeels de erfenis van het oude christelijke Roes’ overgenomen, zich bindend en trouw blijvend aan de kerk van Constantinopel. Zij heeft evenals de andere orthodoxe kerken, echte sacramenten, in het bijzonder, op grond van de apostolische successie, de Eucharistie en het priesterschap, waardoor zij zeer nauw verbonden is met de katholieke Kerk. Unitatis Redintegratio [[618|15]] Samen met de andere genoemde kerken spant zij zich krachtig in ’om de nauwe betrekkingen in de gemeenschap van geloof en liefde die tussen de plaatselijke kerken als tussen zusters moeten bestaan te bewaren’. Unitatis Redintegratio [[618|14]] De viering van het millennium door alle erfgenamen van het doopsel van Wladimir en onze deelname aan hun vreugde en dankbaarheid, voortkomend uit de behoefte van ons hart, zullen naar onze diepste overtuiging allen een nieuw licht schenken, dat in staat is door te dringen in de duisternis van de voorbije moeilijke eeuwen: het licht dat steeds opnieuw vanuit het Paasmysterie, op de ochtend van Pasen en Pinksteren, ontstaat en tot ons komt.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Een bijzondere uitdrukking van onze vereniging met en onze deelname aan de duizendste verjaardag van het doopsel van Roes’, alsmede van ons vurig verlangen naar volledige en volmaakte gemeenschap met de zusterkerken van het Oosten, wordt gevormd door de afkondiging van het Mariajaar, zoals uitdrukkelijk gesteld wordt in de encycliek Redemptoris Mater [713]: ’Ook al ondervinden wij nog steeds de smartelijke gevolgen van de scheiding die ... later ... heeft plaatsgevonden, tocht kunnen wij zeggen dat wij ons voor de Moeder van Christus waarlijk broeders en zusters voelen binnen het messiaanse volk, dat geroepen is om op aarde één enkel gezin van God te vormen’. Redemptoris Mater [[713|50]] Het mensgeworden Woord dat zij ter wereld heeft gebracht, blijft voor altijd in haar hart, zoals de beroemde icoon Znamenie, aantoont. Deze icoon stelt de biddende Maagd voor met het Woord van God op haar hart geprent. Het gebed van Maria raakt op bijzondere wijze de macht van god; het is een hulp en een kracht van hogere orde voor het heil van de christenen. ’Waarom zouden wij dus niet allen samen opzien naar haar als naar onze gemeenschappelijke moeder, die bidt voor de eenheid van het gezin van God en die ons ’voorgaat’ aan het hoofd van de lange stoet van getuigen van het geloof in de éne Heer, de Zoon van God, die zij door de Heilige Geest in haar maagdelijke schoot ontworpen heeft?’ Redemptoris Mater [[713|30]]
Wij wensen onze herders en zusters in het geloof toe, dat het duizendjarig erfgoed van het evangelie, van het kruis, van de verrijzenis en van Pinksteren niet ophoudt ’weg, waarheid en leven’ te zijn (Joh. 14, 6) [[b:Joh. 14, 6]] voor de komende generaties.
Daartoe verheffen wij met heel ons hart ons gebed tot de allerheiligste Drie-eenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.
Wij wensen onze herders en zusters in het geloof toe, dat het duizendjarig erfgoed van het evangelie, van het kruis, van de verrijzenis en van Pinksteren niet ophoudt ’weg, waarheid en leven’ te zijn (Joh. 14, 6) [[b:Joh. 14, 6]] voor de komende generaties.
Daartoe verheffen wij met heel ons hart ons gebed tot de allerheiligste Drie-eenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.
Gegeven te Rome bij Sint-Pieter, op 25 januari, feest van de bekering van de heilige apostel Paulus, van het jaar 1988, het tiende van mijn pontificaat.
JOHANNES PAULUS PP. II
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 5
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1313-euntes-in-mundum-nl