A Concilio Constantinopolitano I
x
Informatie over dit document
A Concilio Constantinopolitano I
Bij de 1600e verjaardag van het Eerste Concilie van Constantinopel en de 1550e verjaardag van het Concilie van Efeze
Paus Johannes Paulus II
25 maart 1981
Pauselijke geschriften - Apostolische Brieven
1981, Archief van Kerken 36e jrg. nr 9
25 maart 1981
26 maart 2015
1198
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- I
1
Wat wij gezegd hebben, is al voldoende om te begrijpen hoe de leer van het Eerste Concilie van Constantinopel ook nu nog als het ware de verklaring blijft van het ene gemeenschappelijke geloof van de kerk en van iedere christelijke godsdienst. Terwijl wij datzelfde geloof echter belijden - zoals wij telkens doen wanneer wij de geloofsbelijdenis uitspreken - en het koesteren bij het aanstaande eeuwfeest, willen wij naar voren brengen wat ons, ondanks de in de loop der eeuwen gerezen onenigheden, met al onze broeders verbindt. Terwijl wij dit feest dan zestienhonderd jaar na het Eerste Concilie van Constantinopel vieren, danken wij God voor de waarheid van de Heer, die krachtens datzelfde geloof de wegen van ons geloof en van ons leven verlicht door de voorschriften van dat Concilie. Deze herdenking is er niet alleen op gericht, dat de geloofsformule die reeds zestien eeuwen lang in de Kerk van kracht is, wordt herdacht, maar eveneens dat - in overdenkingen en verkondiging, alsmede in verhandelingen van spiritualiteit en theologie - die goddelijke kracht van de Persoon die het leven geeft, dieper in ons hart wordt geprent, die hypostatische gave, dat wil zeggen, die Heer is en het leven geeft, die derde Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid, aan wie door dat geloof alle gelovigen en de hele kerk deel hebben. De Heilige Geest namelijk blijft voortdurend leven schenken aan de kerk, die Hij voortstuwt op de weg van heiligheid en liefde. Zoals de heilige Ambrosius zo duidelijk leert in zijn geschrift De Spiritu Sancto [1366]:
Dierbare broeders in het episcopaatDe herdenking van het zestien honderdste jaar sinds het Eerste Concilie van Constantinopel [d:240] dat in het jaar 381 werd gehouden, brengt ons ertoe u deze brief te schrijven, die een theologische en pastorale aansporing bevat die diep uit ons hart komt. Zoals wij echter in het begin van dit nieuwe jaar in de Sint Pietersbasiliek hebben verkondigd was dat Concilie
"na het Concilie van Nicea [d:222] het Tweede Oecumenisch Concilie van de Kerk waaraan wij een 'geloofsbelijdenis' danken, die nog steeds in de liturgie wordt gebruikt. De bijzondere erfenis echter van dat Concilie is de leer over de Heilige Geest, die door de Latijnse liturgie als volgt onder woorden wordt gebracht: 'Ik geloof in de Heilige Geest, die Heer is en het leven geeft ... die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt; die gesproken heeft door de profeten." De vrede tussen de mensen en de volken is de vrucht van de broederschap [[2107|2]]De woorden die in de geloofsbelijdenis van zovele eeuwen christendom worden herhaald, zullen ons derhalve in dit jaar de bijzondere betekenis van de leer zowel als van de gezindheid bieden, en - nu weldra het derde millennium aanbreekt van het bewonderenswaardige verrijkte en beproefde leven van de Kerk, welke door de kracht van de Heilige Geest altijd deel heeft aan het kruis en de verrijzenis van Christus - ons herinneren aan de nauwe banden die onze tijd verbinden met de kerk van de vierde eeuw, in een unieke voortzetting van haar eerste oorsprong en in trouw aan de leer van het Evangelie en de apostolische prediking.
Wat wij gezegd hebben, is al voldoende om te begrijpen hoe de leer van het Eerste Concilie van Constantinopel ook nu nog als het ware de verklaring blijft van het ene gemeenschappelijke geloof van de kerk en van iedere christelijke godsdienst. Terwijl wij datzelfde geloof echter belijden - zoals wij telkens doen wanneer wij de geloofsbelijdenis uitspreken - en het koesteren bij het aanstaande eeuwfeest, willen wij naar voren brengen wat ons, ondanks de in de loop der eeuwen gerezen onenigheden, met al onze broeders verbindt. Terwijl wij dit feest dan zestienhonderd jaar na het Eerste Concilie van Constantinopel vieren, danken wij God voor de waarheid van de Heer, die krachtens datzelfde geloof de wegen van ons geloof en van ons leven verlicht door de voorschriften van dat Concilie. Deze herdenking is er niet alleen op gericht, dat de geloofsformule die reeds zestien eeuwen lang in de Kerk van kracht is, wordt herdacht, maar eveneens dat - in overdenkingen en verkondiging, alsmede in verhandelingen van spiritualiteit en theologie - die goddelijke kracht van de Persoon die het leven geeft, dieper in ons hart wordt geprent, die hypostatische gave, dat wil zeggen, die Heer is en het leven geeft, die derde Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid, aan wie door dat geloof alle gelovigen en de hele kerk deel hebben. De Heilige Geest namelijk blijft voortdurend leven schenken aan de kerk, die Hij voortstuwt op de weg van heiligheid en liefde. Zoals de heilige Ambrosius zo duidelijk leert in zijn geschrift De Spiritu Sancto [1366]:
'Ofschoon ontoegankelijk van nature, is Hij toch door zijn goedheid ontvankelijk voor ons, doordat Hij alles met zijn kracht vervult, maar dan zo dat Hij zich alleen aan de rechtvaardigen meedeelt; eenvoudig van wezen en rijk aan kracht is Hij bij ieder aanwezig en deelt Hij aan ieder van zichzelf mee en blijft toch overal onverdeeld.' I, V, 72; ed. O Faller, CSEL 79, Wenen 1964, blz. 45 [[1366]]
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Bovendien herinnert de herdenking van het Concilie van Constantinopel [d:240], dat het tweede oecumenisch concilie van de Kerk was, ons christenen, mensen van dit weldra ten einde lopende tweede millennium, er aan, hoe groot in de eerste eeuwen van het eerste millennium bij de steeds toenemende menigte gelovigen de noodzaak werd gevoeld om in de belijdenis van de kerk op de juiste wijze het ondoorgrondelijk mysterie van God in diens absolute transcendentie te begrijpen en uit te spreken: het mysterie van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zoals de andere grote leerstellingen van de christelijke waarheid en het christelijk leven vraagt dat mysterie op de eerste plaats de aandacht van de gelovigen. Over die waarheden ontstonden ook verschillende van elkaar ook weer afwijkende interpretaties, die om een uitspraak van de kerk vroegen, om een plechtige uitspraak namelijk, gegeven krachtens de belofte van Christus in het cenakel: "De Helper, de Heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren ... wat Ik u gezegd heb" (Joh. 14, 26) [b:Joh. 14, 26]; "Hij, de Geest der waarheid, zal u tot de volle waarheid brengen" (Joh. 16, 13) [b:Joh. 16, 13].
Zo moeten wij in de loop van het jaar 1981 met name de Heilige Geest danken, omdat Hij de kerk te midden van de vele onbestendigheden van het menselijk denken in staat stelde haar eigen geloof te verklaren, en hoewel dat gebeurde volgens het bijzondere spraakgebruik van die tijd, was het toch geheel in overeenstemming met de 'volle waarheid'.
Zo moeten wij in de loop van het jaar 1981 met name de Heilige Geest danken, omdat Hij de kerk te midden van de vele onbestendigheden van het menselijk denken in staat stelde haar eigen geloof te verklaren, en hoewel dat gebeurde volgens het bijzondere spraakgebruik van die tijd, was het toch geheel in overeenstemming met de 'volle waarheid'.
"Ik geloof ook in de Heilige Geest, die Heer is en het leven geeft, die voortkomt uit de Vader; die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt; die gesproken heeft door de profeten":met deze woorden spreekt de geloofsbelijdenis van het Eerste Concilie van Constantinopel in het jaar 381 Zo is het voor het eerst in.. Zo is het voor het eerst in de akten van het Concilie van Chalcedon geciteerd, act. II: Uitgave E. Schwartz, Acta Conciliorum Oecumenicorum, II Concilium universale Chalcedonense, Berlijn en Leipzig 1927-32, I, 2, p. 80; vgl. ook Conciliorum Oecumenicorum Decreta, Bologna 1973, p. 24 waardoor het mysterie van de Heilige Geest wordt aangeduid en zijn afkomst uit de Vader, terwijl tevens de eenheid en de gelijkheid van deze Heilige Geest met de Vader en de Zoon wordt bevestigd.
Referenties naar alinea 2: 1
Orientale Lumen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- II
3
Als wij het 16e eeuwfeest van het Concilie van Constantinopel [d:240] vieren, willen wij toch niet voorbijgaan aan een andere belangrijke herdenking die ook in dit jaar 1981 valt; in dit jaar valt ook de herdenking van de 1550e verjaardag van het Concilie van Efeze [d:249], dat namelijk in 431 plaats vond. Hoewel deze herdenking als het ware in de schaduw staat van het eerstgenoemde Concilie, is ze toch van groot belang voor ons geloof en verdient ze zeer waardig te worden gevierd.
Want in dezelfde geloofsbelijdenis spreken wij met de liturgische gemeente die zich op de viering van de goddelijke mysteries voorbereidt: "Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria Virgine, et homo factus est: Hij heeft het vlees aangenomen door de Heilige Geest uit de maagd Maria, en is mens geworden." Het Concilie van Efeze had derhalve vooral christologische betekenis, omdat het de twee naturen in Jezus Christus definieerde, namelijk de goddelijke en de menselijke natuur, de ware leer van de kerk welke in het jaar 325 op het Concilie van Nicea [d:222] naar voren was gebracht, nauwkeuriger te omschrijven, welke intussen tot een geschilpunt was geworden wegens alom verspreide en verschillende interpretaties van de waarheid van dat Concilie en vooral wegens bepaalde formuleringen die in de nestoriaanse beweging werden gebruikt. In samenhang echter met deze verklaringen had het Concilie van Efeze bovendien een soteriologische betekenis, omdat het een beginsel dat aan de vaders bijzonder dierbaar was in het daglicht stelde: "Wat niet is opgenomen, is ook niet verlost". Eveneens hangt met die dogmatische definities ook de waarheid nauw samen over de heilige maagd, die geroepen was tot de unieke en bijzondere waardigheid van moeder van God, "Theotokos", zoals zonneklaar blijkt vooral uit de brieven van de heilige Cyrillus aan Nestorius Acta Conciliorum Oecumenicorum. I Concilium universale Ephesinum: ed. E. Schwartz, I, 1, blz. 25-28 en 223-242; vgl. ook Conciliorum Oecumenicorum Decreta, Bologna 197l, blz. 40-44; 50-61 [[2653]], alsook uit de vermaarde Formula unionis van het jaar 433 Acta Conciliorum Oecumenicorum, I, 1,4, blz. 8 v. (A); vgl. ook Conciliorum Oecumenicorum Decreta, blz. 69 v. [[2654]]. Het geheel was een loflied dat die oude vaders zongen op de menswording van de eniggeboren Zoon van God volgens de volle waarheid van de twee naturen in één persoon; een loflied ook ter viering van het heilswerk dat de Heilige Geest in de wereld volbracht. Maar dat alles kon niet geschieden zonder tot eer van de moeder van God te strekken, de eerste namelijk die samenwerkte met de kracht van de allerhoogste, die haar ten tijde van de boodschap overschaduwde door de lichtende komst van de Geest (Lc. 1, 35) [[b:Lc. 1, 35]]. Op deze wijze verstonden het onze broeders en zusters te Efeze, die op de avond van 22 juni, toen het Concilie in de kathedraal van de 'Moeder Gods' begon, juist onder die titel de maagd Maria verheerlijkten en de vaders na de eerste zitting triomfantelijk naar huis begeleidden.
Het lijkt ons derhalve alleszins passend dat ook dat oude derde Concilie in de geschiedenis van de Kerk door ons naar zijn volle theologische en kerkelijke inhoud wordt herdacht. Want de allerheiligste maagd is door de overschaduwing van de kracht van de Drie-eenheid met het werk van het heil van alle mensen ten nauwste verbonden. De menswording van het Woord geschiedde door de werking van de Heilige Geest in haar hart. In haar lichtte bovendien de dageraad van de nieuwe mensheid op, de mensheid namelijk die samen met Christus in de gemeenschap der mensen binnentrad om het oude plan van het verbond met God, dat door de ongehoorzaamheid van de eerste mens was geschonden, weer te herstellen. "Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria Virgine: Hij heeft het vlees aangenomen door de Heilige Geest uit de maagd Maria."
Want in dezelfde geloofsbelijdenis spreken wij met de liturgische gemeente die zich op de viering van de goddelijke mysteries voorbereidt: "Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria Virgine, et homo factus est: Hij heeft het vlees aangenomen door de Heilige Geest uit de maagd Maria, en is mens geworden." Het Concilie van Efeze had derhalve vooral christologische betekenis, omdat het de twee naturen in Jezus Christus definieerde, namelijk de goddelijke en de menselijke natuur, de ware leer van de kerk welke in het jaar 325 op het Concilie van Nicea [d:222] naar voren was gebracht, nauwkeuriger te omschrijven, welke intussen tot een geschilpunt was geworden wegens alom verspreide en verschillende interpretaties van de waarheid van dat Concilie en vooral wegens bepaalde formuleringen die in de nestoriaanse beweging werden gebruikt. In samenhang echter met deze verklaringen had het Concilie van Efeze bovendien een soteriologische betekenis, omdat het een beginsel dat aan de vaders bijzonder dierbaar was in het daglicht stelde: "Wat niet is opgenomen, is ook niet verlost". Eveneens hangt met die dogmatische definities ook de waarheid nauw samen over de heilige maagd, die geroepen was tot de unieke en bijzondere waardigheid van moeder van God, "Theotokos", zoals zonneklaar blijkt vooral uit de brieven van de heilige Cyrillus aan Nestorius Acta Conciliorum Oecumenicorum. I Concilium universale Ephesinum: ed. E. Schwartz, I, 1, blz. 25-28 en 223-242; vgl. ook Conciliorum Oecumenicorum Decreta, Bologna 197l, blz. 40-44; 50-61 [[2653]], alsook uit de vermaarde Formula unionis van het jaar 433 Acta Conciliorum Oecumenicorum, I, 1,4, blz. 8 v. (A); vgl. ook Conciliorum Oecumenicorum Decreta, blz. 69 v. [[2654]]. Het geheel was een loflied dat die oude vaders zongen op de menswording van de eniggeboren Zoon van God volgens de volle waarheid van de twee naturen in één persoon; een loflied ook ter viering van het heilswerk dat de Heilige Geest in de wereld volbracht. Maar dat alles kon niet geschieden zonder tot eer van de moeder van God te strekken, de eerste namelijk die samenwerkte met de kracht van de allerhoogste, die haar ten tijde van de boodschap overschaduwde door de lichtende komst van de Geest (Lc. 1, 35) [[b:Lc. 1, 35]]. Op deze wijze verstonden het onze broeders en zusters te Efeze, die op de avond van 22 juni, toen het Concilie in de kathedraal van de 'Moeder Gods' begon, juist onder die titel de maagd Maria verheerlijkten en de vaders na de eerste zitting triomfantelijk naar huis begeleidden.
Het lijkt ons derhalve alleszins passend dat ook dat oude derde Concilie in de geschiedenis van de Kerk door ons naar zijn volle theologische en kerkelijke inhoud wordt herdacht. Want de allerheiligste maagd is door de overschaduwing van de kracht van de Drie-eenheid met het werk van het heil van alle mensen ten nauwste verbonden. De menswording van het Woord geschiedde door de werking van de Heilige Geest in haar hart. In haar lichtte bovendien de dageraad van de nieuwe mensheid op, de mensheid namelijk die samen met Christus in de gemeenschap der mensen binnentrad om het oude plan van het verbond met God, dat door de ongehoorzaamheid van de eerste mens was geschonden, weer te herstellen. "Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria Virgine: Hij heeft het vlees aangenomen door de Heilige Geest uit de maagd Maria."
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Deze twee jubilea hebben betrekking op de eer van de Heilige Geest, hoewel op verschillende titel en met verschillend historisch gewicht. Dit alles echter is tot stand gekomen door de werking van de Heilige Geest. Het is derhalve duidelijk om welke diepe redenen deze twee voortreffelijke gedachtenisvieringen, die terecht in dit jaar des Heren 1981 vermeld worden, met elkaar in verband staan in de leer en de geloofsbelijdenis van de Kerk, ja van alle Christenen. Dat is het geloof in de allerheiligste Drie-eenheid, het geloof in de Vader van wie elke gave en elk geschenk neerdaalt (Jak. 1, 17) [[b:Jak. 1, 17]], het geloof in Christus, de Verlosser van de mens, en tenslotte het geloof in de Heilige Geest. Bovendien staat in dit licht ook de verering van de maagd Maria; want zij is,
Dat alles is ons een bron van grote vreugde en een reden tot innige dankbaarheid voor het licht van het geloof, waardoor wij deelgenoten worden aan de ondoorgrondelijke goddelijke mysteries, waaruit wij de vitale elementen putten voor onze zielen en waarin de horizonten van ons uiteindelijk lot en onze geestelijke waardigheid zich verruimen. Daarom kunnen die grote verjaardagsherdenkingen voor ons niet alleen maar een herinnering blijven aan een ver verleden. Ze moeten immers in het geloof van de kerk tot nieuw leven komen; ze moeten als het ware een levende weerklank vinden in haar spiritualiteit; ja zelfs moeten ze een uitdrukking naar buiten krijgen van haar blijvende kracht voor de hele gemeenschap van de gelovigen.
"door haar instemming met het woord van God, de moeder van Jezus geworden. Met heel haar hart en door geen enkele zonde weerhouden heeft zij de goddelijke heilswil aanvaard. Als dienstmaagd van de Heer heeft zij zich geheel en al aan de persoon en het werk van haar zoon gewijd."Daarom
"zijn de heilige vaders dus van mening, dat God Maria geenszins als een louter passief werktuig heeft gebruikt, maar dat zij in vrijwillig geloof en gehoorzaamheid aan het verlossingsmysterie meewerkt." Lumen Gentium [[617|56]]Zo is het derhalve iets moois dat Maria, zoals zij met geloof de komst van de Heer afwachtte, zo ook, nu het tweede millennium ten einde loopt, eveneens aanwezig is om ons geloof te verlichten in die staat en dat licht van de 'advent'.
Dat alles is ons een bron van grote vreugde en een reden tot innige dankbaarheid voor het licht van het geloof, waardoor wij deelgenoten worden aan de ondoorgrondelijke goddelijke mysteries, waaruit wij de vitale elementen putten voor onze zielen en waarin de horizonten van ons uiteindelijk lot en onze geestelijke waardigheid zich verruimen. Daarom kunnen die grote verjaardagsherdenkingen voor ons niet alleen maar een herinnering blijven aan een ver verleden. Ze moeten immers in het geloof van de kerk tot nieuw leven komen; ze moeten als het ware een levende weerklank vinden in haar spiritualiteit; ja zelfs moeten ze een uitdrukking naar buiten krijgen van haar blijvende kracht voor de hele gemeenschap van de gelovigen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Dit schrijven wij vooral aan u, onze geliefde en eerbiedwaardige broeders in het episcopaat. Tegelijkertijd echter wenden wij ons tot onze broeders de priesters als de naaste medewerkers in uw pastorale zorg 'in de kracht van de Heilige Geest'. Wij doen bovendien een beroep op onze broeders en zusters in de religieuze gemeenschappen, onder wie het getuigenis van de Geest van Christus bij uitstek moet leven en van kracht moet zijn, en bij wie vooral de taak van haar die de dienstmaagd van de Heer wilde zijn (Lc. 1, 38) [[b:Lc. 1, 38]], hoog in ere moet staan. Tenslotte spreken wij tot alle leken. broeders en zusters, van de Kerk, die door het geloof te belijden met alle overige leden van de kerkelijke gemeenschap, reeds zo dikwijls en zo lang de levende herinnering aan de grote Concilies wakker houden. Wij zijn ervan overtuigd dat zij met dankbaar gemoed de viering van die gebeurtenissen en plechtige verjaardagen zullen aangrijpen, vooral daar wij gezien hebben hoe geschikt ook in deze tijd die mysteries passen, die de twee Concilies in de eerste helft van het eerste millennium met zo groot gezag hebben verkondigd.
Wij durven tenslotte de hoop koesteren, dat de herdenking van de Concilies van Constantinopel en Efeze, die het getuigenis waren van het overgeleverde en door de onverdeelde kerk verkondigde geloof, ons doet toenemen in de wederzijdse behoefte aan verbondenheid met onze broeders van de oosterse en westerse wereld; en hoewel een volledige kerkelijke gemeenschap ons nog niet verbindt, zoeken wij in nederig en vertrouwvol gebed naar wegen tot eenheid in de waarheid. Wat immers kan de weg naar die eenheid meer bespoedigen dan de herinnering aan en tevens de beoefening van al datgene wat gedurende zoveel eeuwen deel uitmaakte van het gemeenschappelijk beleden geloof en wat ook nu nog zo is, hoewel er in de loop der eeuwen betreurenswaardige verdeeldheden zijn ingeslopen?
Wij durven tenslotte de hoop koesteren, dat de herdenking van de Concilies van Constantinopel en Efeze, die het getuigenis waren van het overgeleverde en door de onverdeelde kerk verkondigde geloof, ons doet toenemen in de wederzijdse behoefte aan verbondenheid met onze broeders van de oosterse en westerse wereld; en hoewel een volledige kerkelijke gemeenschap ons nog niet verbindt, zoeken wij in nederig en vertrouwvol gebed naar wegen tot eenheid in de waarheid. Wat immers kan de weg naar die eenheid meer bespoedigen dan de herinnering aan en tevens de beoefening van al datgene wat gedurende zoveel eeuwen deel uitmaakte van het gemeenschappelijk beleden geloof en wat ook nu nog zo is, hoewel er in de loop der eeuwen betreurenswaardige verdeeldheden zijn ingeslopen?
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- III
6
Het is derhalve onze bedoeling en wens, dat deze gebeurtenissen worden behandeld volgens hun brede kerkelijke betekenis. Het past ons immers niet deze beroemde gebeurtenissen te herdenken als alleen maar dingen van een voorbije tijd, maar ze in te passen in de gevoelens van onze tijd en ze in nauw verband te zien met het leven en het handelen van de Kerk van onze dagen, zoals ook al naar voren is gebracht in heel de boodschap van het Concilie dat in onze tijd is gevierd: ik bedoel het Tweede Vaticaans Concilie [d:4]. Hoe diep doordringen de waarheden van deze Concilies het leergezag en heel de leer over de Kerk, welke het bijzondere en voornaamste van Vaticanum II is! Hoe noodzakelijk zijn die Concilies en hoe nuttig voor de leer, en ook hoezeer leven die grondwaarheden van onze geloofsbelijdenis - om het zo te zeggen - een nieuw leven en met wat een nieuw licht schitteren zij in heel de leer van Vaticanum II! Daarom, als het de voornaamste taak van onze tijd zal zijn en misschien ook van de toekomst in de kerk, die leer en de richtlijnen van dat grote Concilie te beleven en te doen doordringen in het leven, bieden jubilea dit jaar van het Eerste Concilie van Constantinopel [d:240] en het Concilie van Efeze [d:249] de gelegenheid die taak uit te oefenen in levend verband met de waarheid welke door de eeuwen heen tot in eeuwigheid voortduurt.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Heel het vernieuwingswerk van de kerk, dat het Tweede Vaticaans Concilie met zoveel inzicht heeft aanbevolen en is begonnen - welke vernieuwing tegelijk een 'aanpassing' moet zijn aan de tijd en een bevestiging van die dingen die eeuwig zijn en noodzakelijk voor de taakuitoefening van de kerk - kan niet verricht worden dan in de Heilige Geest, met behulp namelijk van zijn licht en zijn kracht. Dat is van groot belang; van groot belang voor de algemene kerk in heel haar omvang, zoals het ook van belang is voor elke particuliere kerk in gemeenschap met alle particuliere kerken. Die vernieuwing betreft ook in hoge mate de weg van de oecumene binnen de christelijke godsdienst en haar weg in de wereld van deze tijd, welke tot rechtvaardigheid en vrede moet worden gebracht. Van groot gewicht is dat ook voor de bevordering van priester- en kloosterroepingen, alsook van het lekenapostolaat als vrucht van nieuwe rijpheid en geloof.
"Toen het werk voltrokken was dat de Vader aan zijn Zoon op aarde had opgedragen (Joh. 17, 4) [[b:Joh. 17, 4]] werd op Pinksteren de Heilige Geest gezonden, opdat deze de kerk voortdurend zou heiligen en de gelovigen door Christus in de ene Geest toegang tot de Vader zouden verkrijgen (Ef. 2, 18) [[b:Ef. 2, 18]]. Hij is de Geest van het leven, de bron van het water dat tot eeuwig leven ontspringt (Joh. 4, 14) [[b:Joh. 4, 14]] (Joh. 7, 38-39) [[b:Joh. 7, 38-39]]. Door Hem maakt de Vader de mensen, die door de zonde gedood waren, weer levend, om eens ook hun sterfelijk lichaam in Christus te doen verrijzen (Rom. 8, 10-11) [[b:Rom. 8, 10-11]]. De Geest woont in de kerk en in het hart van de gelovigen als in een tempel (1 Kor. 3, 16; 1 Kor. 6, 19) [[b:1 Kor. 3, 16; 1 Kor. 6, 19]]; in hen bidt Hij en geeft Hij getuigenis van hun aangenomen kindschap (Gal. 4, 6; Rom. 8, 15-16.26) [[b:Gal. 4, 6; Rom. 8, 15-16.26]]. De kerk, die Hij naar de volle waarheid voert (Joh. 16, 13) [[b:Joh. 16, 13]] en in de gemeenschap en de bediening één maakt, richt Hij in en geleidt Hij door de verscheidenheid van de hiërarchische en charismatische gaven en Hij siert haar met zijn vruchten (Ef. 4, 11-12; 1 Kor. 12, 4; Gal. 5, 22) [[b:Ef. 4, 11-12; 1 Kor. 12, 4; Gal. 5, 22]]. Door de kracht van het Evangelie maakt Hij de kerk steeds weer jong en vernieuwt Hij haar voortdurend en brengt haar naar de volkomen vereniging met haar bruidegom. Want de Geest en de bruid zeggen tot de Heer Jezus: "Kom!" (Openb. 22, 17) [[b:Openb. 22, 17]]. Aldus verschijnt de gehele kerk als "het verenigde volk dat deel heeft aan de eenheid van Vader, Zoon en Heilige Geest." Lumen Gentium [[617|4]]Ziehier de zeer rijke en korte, ofschoon niet enige plaats, die aantoont hoe de waarheid over de Heilige Geest in het geheel van de voorschriften van Vaticanum II leeft met een nieuw leven en met nieuwe schittering straalt; zo groot gezag heeft het Eerste Concilie van Constantinopel 1600 jaren geleden aan die waarheid verleend.
Heel het vernieuwingswerk van de kerk, dat het Tweede Vaticaans Concilie met zoveel inzicht heeft aanbevolen en is begonnen - welke vernieuwing tegelijk een 'aanpassing' moet zijn aan de tijd en een bevestiging van die dingen die eeuwig zijn en noodzakelijk voor de taakuitoefening van de kerk - kan niet verricht worden dan in de Heilige Geest, met behulp namelijk van zijn licht en zijn kracht. Dat is van groot belang; van groot belang voor de algemene kerk in heel haar omvang, zoals het ook van belang is voor elke particuliere kerk in gemeenschap met alle particuliere kerken. Die vernieuwing betreft ook in hoge mate de weg van de oecumene binnen de christelijke godsdienst en haar weg in de wereld van deze tijd, welke tot rechtvaardigheid en vrede moet worden gebracht. Van groot gewicht is dat ook voor de bevordering van priester- en kloosterroepingen, alsook van het lekenapostolaat als vrucht van nieuwe rijpheid en geloof.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De dubbele formulering van de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel: "Hij heeft het vlees aangenomen door de Heilige Geest" ... "Ik geloof in de Heilige Geest, die Heer is en leven geeft" herinnert ons er aan, dat het voornaamste werk van de Heilige Geest - waartoe alle overige werken steeds worden herleid en van wie ze als uit de bron hun kracht putten - in eigenlijke en ware zin het werk is van de menswording van het eeuwig Woord, door de werking namelijk van diezelfde Geest in de schoot van de maagd Maria.
Christus met name, de verlosser van de mens en de wereld, is het middelpunt van de geschiedenis: 'Jezus Christus is dezelfde gisteren en vandaag ... '. (Hebr. 13, 8) [[b:Hebr. 13, 8]] Als derhalve onze gedachten en harten aan het einde van het tweede millennium, dat ons van zijn eerste komst in de wereld scheidt, vast gericht zijn op Hem, worden ze tevens gericht op de Heilige Geest door wiens werking zijn menselijke ontvangenis werd bewerkt; en worden ze ook gericht op haar door wie Hij ontvangen is en uit wie Hij is geboren: op de maagd Maria. Inderdaad richten de verjaardagsvieringen van de twee roemrijke Concilies onze gedachten en gevoelens dit jaar bijzonder op de Heilige Geest en op de moeder Gods Maria. En wanneer wij ons herinneren hoeveel vreugde en enthousiasme te Efeze 1550 jaren geleden de geloofsbelijdenis aangaande het moederschap van Maria (Theotokos) verwekte, dan begrijpen wij daarin ook dat een bijzonder werk van de Heilige Geest gevierd werd: een werking waarvan zowel de menselijke ontvangenis en geboorte van de Zoon van God door de werking van de Heilige Geest deel uitmaakt, alsook door diezelfde werkende Heilige Geest het allerheiligste moederschap van de maagd Maria. Dat moederschap is niet alleen de bron en de grondslag van heel de bijzondere heiligheid van Maria en van haar eigen deelneming aan de algemene heilsbedeling, maar vormt ook een blijvende moederlijke band met de kerk, die daaruit ontstaat dat zij als uitverkorene van de allerheiligste Drie-eenheid de moeder is van Christus die "het hoofd is van het lichaam dat de Kerk is". (Kol. 1, 18) [b:Kol. 1, 18] Die band wordt echter vooral duidelijk onder het kruis, waar
Christus met name, de verlosser van de mens en de wereld, is het middelpunt van de geschiedenis: 'Jezus Christus is dezelfde gisteren en vandaag ... '. (Hebr. 13, 8) [[b:Hebr. 13, 8]] Als derhalve onze gedachten en harten aan het einde van het tweede millennium, dat ons van zijn eerste komst in de wereld scheidt, vast gericht zijn op Hem, worden ze tevens gericht op de Heilige Geest door wiens werking zijn menselijke ontvangenis werd bewerkt; en worden ze ook gericht op haar door wie Hij ontvangen is en uit wie Hij is geboren: op de maagd Maria. Inderdaad richten de verjaardagsvieringen van de twee roemrijke Concilies onze gedachten en gevoelens dit jaar bijzonder op de Heilige Geest en op de moeder Gods Maria. En wanneer wij ons herinneren hoeveel vreugde en enthousiasme te Efeze 1550 jaren geleden de geloofsbelijdenis aangaande het moederschap van Maria (Theotokos) verwekte, dan begrijpen wij daarin ook dat een bijzonder werk van de Heilige Geest gevierd werd: een werking waarvan zowel de menselijke ontvangenis en geboorte van de Zoon van God door de werking van de Heilige Geest deel uitmaakt, alsook door diezelfde werkende Heilige Geest het allerheiligste moederschap van de maagd Maria. Dat moederschap is niet alleen de bron en de grondslag van heel de bijzondere heiligheid van Maria en van haar eigen deelneming aan de algemene heilsbedeling, maar vormt ook een blijvende moederlijke band met de kerk, die daaruit ontstaat dat zij als uitverkorene van de allerheiligste Drie-eenheid de moeder is van Christus die "het hoofd is van het lichaam dat de Kerk is". (Kol. 1, 18) [b:Kol. 1, 18] Die band wordt echter vooral duidelijk onder het kruis, waar
"zij smartelijk met haar Eniggeborene heeft meegeleden en zich met haar moederhart bij zijn offer heeft aangesloten ... Tenslotte werd zij door dezelfde Christus Jezus, stervend op het kruis, als moeder aan de leerling gegeven met deze woorden: "Vrouw, ziedaar uw zoon" (Joh. 19, 26-27) [[b:Joh. 19, 26-27]]". Lumen Gentium [[617|58]]Het Tweede Vaticaans Concilie heeft zeer juist de onverbreekbare vereniging van de heilige maagd Maria met Christus en de kerk benadrukt:
'Daar het echter God had behaagd het mysterie van het heil van de mensen niet plechtig openbaar te maken, vooraleer Hij de Geest, die door zijn Zoon was beloofd, had uitgestort, zien wij de apostelen, vóór pinksteren, "eensgezind volharden in het gebed samen met de vrouwen, met Maria de moeder van Jezus en met zijn broeders" (Hand. 1, 14) [b:Hand. 1, 14]. Ook Maria smeekte door haar gebeden om de gave van de Geest, die haar reeds bij de boodschap had overschaduwd'. Lumen Gentium [[617|59]]Met deze woorden verbindt de plaats, aan het Concilie ontleend, twee tijdsmomenten waarin het moederschap van Maria duidelijk naar voren komt als het werk van de Geest: vooreerst het ogenblik van de menswording en vervolgens de tijd van de geboorte van de kerk in het cenakel van Jeruzalem.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- IV
9
Dit zijn de voornaamste redenen en omstandigheden die ons aansporen om in dit dubbel jubileumjaar de plechtigheid van Pinksteren in heel de Kerk op bijzondere wijze te vieren.
Daarom nodigen wij alle bisschoppenconferenties van de katholieke Kerk en ook de vergaderingen van oosterse bisschoppen uit om wie men wil op die dag als afgezanten naar Rome te zenden, opdat wij tezamen de erfenis kunnen bekrachtigen die wij in de kracht van de Heilige Geest vanuit het cenakel van Pinksteren hebben ontvangen: Hij wees aan de kerk die toen werd geboren de weg naar alle naties, naar alle volken en talen, naar de harten van alle mensen.
Aldus in het bisschoppencollege verzameld als erfgenamen van de apostolische zorg voor alle kerken (2 Kor. 11, 28) [[b:2 Kor. 11, 28]] zullen wij de overvloed ontvangen van de levende bron die de Heilige Geest is en die het werk en de taak van de kerk leidt op de wegen van de mensheid van onze dagen, nu het tweede tijdvak van duizend jaar ten einde loopt na de menswording van het Woord door de werking van de Heilige Geest in de schoot van de maagd Maria.
Daarom nodigen wij alle bisschoppenconferenties van de katholieke Kerk en ook de vergaderingen van oosterse bisschoppen uit om wie men wil op die dag als afgezanten naar Rome te zenden, opdat wij tezamen de erfenis kunnen bekrachtigen die wij in de kracht van de Heilige Geest vanuit het cenakel van Pinksteren hebben ontvangen: Hij wees aan de kerk die toen werd geboren de weg naar alle naties, naar alle volken en talen, naar de harten van alle mensen.
Aldus in het bisschoppencollege verzameld als erfgenamen van de apostolische zorg voor alle kerken (2 Kor. 11, 28) [[b:2 Kor. 11, 28]] zullen wij de overvloed ontvangen van de levende bron die de Heilige Geest is en die het werk en de taak van de kerk leidt op de wegen van de mensheid van onze dagen, nu het tweede tijdvak van duizend jaar ten einde loopt na de menswording van het Woord door de werking van de Heilige Geest in de schoot van de maagd Maria.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Het eerste deel van die plechtigheid zal ons 's morgens in de basiliek van Sint Pieter in Vaticaanstad bijeenbrengen, om daar met alle krachten van ons hart ons geloof uit te zingen "in Spiritum Sanctum Dominum et vivificantern ... qui locutus est per prophetas ... Et unam sanctam catholicam et apostolicam Ecclesiam: in de Heilige Geest, die Heer is en het leven geeft ... die gesproken heeft door de profeten ... en in de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk". Daartoe worden wij ongetwijfeld aangezet door de gedachte dat het 1600 jaar geleden is dat het Eerste Concilie van Constantinopel [d:240] plaats vond: evenals de apostelen in het cenakel en de vaders van dat Concilie zullen wij verzameld worden door Hem, die "door de kracht van het evangelie de kerk steeds weer jong maakt en vernieuwt". Lumen Gentium [[617|4]]
Op die manier zal de plechtigheid van Pinksteren dit jaar een verheven en dankbare belijdenis worden van datzelfde geloof in de Heilige Geest, de Heer en Gever van het leven, een geloof dat wij vooral aan dat Concilie danken. Tegelijkertijd zullen we nederig bidden en vurig smeken, dat diezelfde Geest ons mag helpen 'het aanschijn van de aarde te vernieuwen', ook door de vernieuwing van de Kerk zelf in de geest van het Tweede Vaticaans Concilie. Moge dit werk spoedig en ordelijk voltooid worden in alle christelijke kerken en gemeenschappen; moge het vervuld worden in de harten van de mensen, aangezien de ware vernieuwing slechts plaats kan hebben als de mensen zich voortdurend tot God bekeren. De Geest der waarheid zullen wij vragen, dat wij op de weg van deze vernieuwing volledig trouw blijven aan het woord van de Geest, dat voor ons de leer van Vaticanum II [d:4] is, en dat wij deze weg niet verlaten onder de drang van geneigdheid tot de geest van de wereld. Bovendien zullen wij Hem die 'de levende bron, vuur en liefde' is, vragen om ons en heel de kerk, kortom heel de menselijke familie te doordringen van die liefde die "alles duldt ... alles verdraagt ... nooit vergaat". (1 Kor. 13, 7 v.) [b:1 Kor. 13, 7 v.]
Het lijdt geen twijfel of in dit tijdsbestek zowel van de kerk als van het menselijk geslacht, wordt de dringende noodzaak gevoeld die waarheid dieper te doorgronden en te versterken. Een gelegenheid daartoe brengt op Pinksteren de viering van de 1600e verjaardag van het Eerste Concilie van Constantinopel. Moge de Heilige Geest dit getuigenis van ons geloof aanvaarden! Moge Hij in de liturgische riten van het pinksterfeest deze nederige openstelling van de zielen voor Hem, de Trooster in wie de gave van de eenheid wordt geopenbaard en voltooid, aanvaarden.
Op die manier zal de plechtigheid van Pinksteren dit jaar een verheven en dankbare belijdenis worden van datzelfde geloof in de Heilige Geest, de Heer en Gever van het leven, een geloof dat wij vooral aan dat Concilie danken. Tegelijkertijd zullen we nederig bidden en vurig smeken, dat diezelfde Geest ons mag helpen 'het aanschijn van de aarde te vernieuwen', ook door de vernieuwing van de Kerk zelf in de geest van het Tweede Vaticaans Concilie. Moge dit werk spoedig en ordelijk voltooid worden in alle christelijke kerken en gemeenschappen; moge het vervuld worden in de harten van de mensen, aangezien de ware vernieuwing slechts plaats kan hebben als de mensen zich voortdurend tot God bekeren. De Geest der waarheid zullen wij vragen, dat wij op de weg van deze vernieuwing volledig trouw blijven aan het woord van de Geest, dat voor ons de leer van Vaticanum II [d:4] is, en dat wij deze weg niet verlaten onder de drang van geneigdheid tot de geest van de wereld. Bovendien zullen wij Hem die 'de levende bron, vuur en liefde' is, vragen om ons en heel de kerk, kortom heel de menselijke familie te doordringen van die liefde die "alles duldt ... alles verdraagt ... nooit vergaat". (1 Kor. 13, 7 v.) [b:1 Kor. 13, 7 v.]
Het lijdt geen twijfel of in dit tijdsbestek zowel van de kerk als van het menselijk geslacht, wordt de dringende noodzaak gevoeld die waarheid dieper te doorgronden en te versterken. Een gelegenheid daartoe brengt op Pinksteren de viering van de 1600e verjaardag van het Eerste Concilie van Constantinopel. Moge de Heilige Geest dit getuigenis van ons geloof aanvaarden! Moge Hij in de liturgische riten van het pinksterfeest deze nederige openstelling van de zielen voor Hem, de Trooster in wie de gave van de eenheid wordt geopenbaard en voltooid, aanvaarden.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Het tweede gedeelte van de viering zal ons op die dag in de namiddag bijeenroepen naar de basiliek van Maria de Meerdere, waar de morgenplechtigheid zal worden voltooid door de leer die de 1550e verjaardag van het Concilie van Efeze [d:249] ons ter overweging aanbiedt. Daartoe dringt ons bovendien de bijna unieke samenloop van omstandigheden, dat namelijk dit jaar de dag van Pinksteren valt op 7 juni, zoals dat ook het geval was in het jaar 431, op welke dag - die aanvankelijk bestemd was voor het begin van de zittingen en die later op de 22e juni zou vallen - te Efeze de eerste groepen bisschoppen aankwamen.
Die leerstellingen zullen bezien worden in het licht van de beginselen van het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] en vooral rekening houden met het bewonderenswaardige hoofdstuk VIII van de constitutie Lumen Gentium [617]. Want zoals het Concilie van Efeze door zijn christologische en soteriologische leer bewerkte dat de waarheid omtrent het goddelijk moederschap van Maria - Theotokos werd bevestigd, zo doet namelijk Vaticanum II ons er aan denken dat de Kerk, uit kracht van de Heilige Geest geboren in het cenakel van Jeruzalem, naar Maria opzag als het voorbeeld van het geestelijk moederschap van de kerk zelf en als haar prototype. Want op die dag zendt zij, die door paus Paulus VI de moeder van de Kerk [1612|27] is genoemd, de kracht van haar tussenkomst naar de moederkerk en houdt zij de apostolische impuls in stand waaruit de kerk ook nu nog leeft, omdat gelovigen van alle tijden en alle plaatsen voor God worden voortgebracht.
Daarom zal de namiddagplechtigheid van het pinksterfeest ons naar die belangrijke Mariabasiliek van Rome brengen om door die akt speciaal te herdenken hoe de apostelen in het cenakel van Jeruzalem "eensgezind volhardden in het gebed met ... Maria de moeder van Jezus ... " (Hand. 1, 14) [b:Hand. 1, 14] en zich op de komst van de Heilige Geest voorbereidden. Evenzo willen ook wij op die zo verheven dag eensgezind in het gebed volharden met haar, die volgens de woorden van de dogmatische constitutie van Vaticanum II over de Kerk "de moeder van God is, het model van de kerk... met name in de orde van het geloof, de liefde en de volmaakte eenheid met Christus". Lumen Gentium [[617|63]] Volhardend derhalve in het gebed met haar en ook vertrouwend op haar, zullen wij de kerk en haar taak onder alle naties van de wereld zowel van nu als van de toekomst toevertrouwen aan de kracht van de Heilige Geest. Wij dragen immers in ons de erfenis van hen aan wie Christus, toen Hij uit de doden was opgewekt, de opdracht gaf uit te gaan in heel de wereld en het evangelie te verkondigen aan ieder schepsel. (Mc. 16, 15) [[b:Mc. 16, 15]]
Op Pinksteren met Maria, de moeder van Jezus, in gebed verenigd zijn zij er voorzeker van overtuigd dat zij dit gebod kunnen volbrengen, gesterkt door de kracht van de Heilige Geest, wanneer die volgens de beloften van de Heer over hen zal zijn gekomen. (Hand. 1, 8) [[b:Hand. 1, 8]] Op die dag zullen wij als hun erfgenamen in eenzelfde akte van geloof en gebed samenzijn.
Die leerstellingen zullen bezien worden in het licht van de beginselen van het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] en vooral rekening houden met het bewonderenswaardige hoofdstuk VIII van de constitutie Lumen Gentium [617]. Want zoals het Concilie van Efeze door zijn christologische en soteriologische leer bewerkte dat de waarheid omtrent het goddelijk moederschap van Maria - Theotokos werd bevestigd, zo doet namelijk Vaticanum II ons er aan denken dat de Kerk, uit kracht van de Heilige Geest geboren in het cenakel van Jeruzalem, naar Maria opzag als het voorbeeld van het geestelijk moederschap van de kerk zelf en als haar prototype. Want op die dag zendt zij, die door paus Paulus VI de moeder van de Kerk [1612|27] is genoemd, de kracht van haar tussenkomst naar de moederkerk en houdt zij de apostolische impuls in stand waaruit de kerk ook nu nog leeft, omdat gelovigen van alle tijden en alle plaatsen voor God worden voortgebracht.
Daarom zal de namiddagplechtigheid van het pinksterfeest ons naar die belangrijke Mariabasiliek van Rome brengen om door die akt speciaal te herdenken hoe de apostelen in het cenakel van Jeruzalem "eensgezind volhardden in het gebed met ... Maria de moeder van Jezus ... " (Hand. 1, 14) [b:Hand. 1, 14] en zich op de komst van de Heilige Geest voorbereidden. Evenzo willen ook wij op die zo verheven dag eensgezind in het gebed volharden met haar, die volgens de woorden van de dogmatische constitutie van Vaticanum II over de Kerk "de moeder van God is, het model van de kerk... met name in de orde van het geloof, de liefde en de volmaakte eenheid met Christus". Lumen Gentium [[617|63]] Volhardend derhalve in het gebed met haar en ook vertrouwend op haar, zullen wij de kerk en haar taak onder alle naties van de wereld zowel van nu als van de toekomst toevertrouwen aan de kracht van de Heilige Geest. Wij dragen immers in ons de erfenis van hen aan wie Christus, toen Hij uit de doden was opgewekt, de opdracht gaf uit te gaan in heel de wereld en het evangelie te verkondigen aan ieder schepsel. (Mc. 16, 15) [[b:Mc. 16, 15]]
Op Pinksteren met Maria, de moeder van Jezus, in gebed verenigd zijn zij er voorzeker van overtuigd dat zij dit gebod kunnen volbrengen, gesterkt door de kracht van de Heilige Geest, wanneer die volgens de beloften van de Heer over hen zal zijn gekomen. (Hand. 1, 8) [[b:Hand. 1, 8]] Op die dag zullen wij als hun erfgenamen in eenzelfde akte van geloof en gebed samenzijn.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- V
12
Dierbare broeders! Wij weten heel goed dat u op Witte Donderdag in gemeenschap met de priesters van uw bisdom de herinnering zult vieren van het laatste Avondmaal, waarin brood en wijn door het woord van Christus en de kracht van de Heilige Geest tot lichaam en bloed van onze Verlosser zijn geworden, met andere woorden: de dankzegging voor onze verlossing zult vieren.
Spreekt dus op die dag en ook bij andere gunstige gelegenheden tot heel het volk van God over de herdenking van deze belangrijke gebeurtenissen en feiten, opdat ze in heel de kerk en in elke plaatselijke gemeente worden herdacht en beleefd zoals ze verdienen, op de manier zoals door de herders zal worden vastgesteld volgens de richtlijnen van de bisschoppenconferenties en de vergaderingen van de oosterse bisschoppen.
In afwachting van de aangekondigde vieringen willen wij u allen, eerbiedwaardige en dierbare broeders in het episcopaat, en met u aan al uw gemeenschappen, gaarne onze apostolische zegen verlenen.
Spreekt dus op die dag en ook bij andere gunstige gelegenheden tot heel het volk van God over de herdenking van deze belangrijke gebeurtenissen en feiten, opdat ze in heel de kerk en in elke plaatselijke gemeente worden herdacht en beleefd zoals ze verdienen, op de manier zoals door de herders zal worden vastgesteld volgens de richtlijnen van de bisschoppenconferenties en de vergaderingen van de oosterse bisschoppen.
In afwachting van de aangekondigde vieringen willen wij u allen, eerbiedwaardige en dierbare broeders in het episcopaat, en met u aan al uw gemeenschappen, gaarne onze apostolische zegen verlenen.
Uit het Vaticaan, 25 maart, de feestdag van Maria Boodschap, 1981, het derde jaar van ons pontificaat.
JOHANNES PAULUS PP. II
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1198-a-concilio-constantinopolitano-i-nl