Duodecimum saeculum
x
Informatie over dit document
Duodecimum saeculum
12e eeuwfeest van het 2e Concilie van Nicea
Paus Johannes Paulus II
4 december 1987
Pauselijke geschriften - Apostolische Brieven
1987, Kerkelijk Archief
4 december 1987
26 maart 2015
1047
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- === Inleiding
1
Nicea II benadrukt heel sterk het argument van de overleving, en nauwkeuriger gezegd: van de niet-geschreven overlevering; dit is voor ons, katholieken, evenals voor onze orthodoxe broeders een uitnodiging om samen weer de weg na te gaan van de traditie in de onverdeelde Kerk, om in het licht van de traditie in de onverdeelde Kerk, om in het licht van deze traditie opnieuw de verschillen aan een onderzoek te onderwerpen die door eeuwen van scheiding steeds meer nadruk hebben gekregen, en om de volledige gemeenschap terug te vinden in de zichtbare eenheid, waarom Jezus zijn Vader heeft gebeden (Joh. 17, 11.20-21) [[b:Joh. 17, 11.20-21]].
Eerbiedwaardige Broeders, heil en Apostolische Zegen!Het twaalfde eeuwfeest van het Concilie van Nicea II [d:222] (787) is in kerkelijke en academische vieringen herdacht, en ook de Heilige Stoel heeft daaraan deelgenomen. In het bijzonder de brief van.. In het bijzonder de brief van 8 oktober 8, 1987, van de Kardinaal-staatssecretaris aan de President van de International Society for the History of Councils, bij gelegenheid van het Symposium in Istanbul (L'Osservatore Romano, 12-13 oktober, 1987). Het is ook herdacht door de publicatie van een encycliek van Zijne Heiligheid de Patriarch van Constantinopel en van de Heilige Synode, Epi te 1200e epeteio apo tes.. Epi te 1200e epeteio apo tes suykleseos tes en Nikaia hagias z' oikoumenikes Sunodou 787-1987), Phanar, September 14, 1987 hetgeen duidelijk aantoont dat dit zevende Concilie, het laatste dat volledig erkend wordt door de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerk, voor onze tijd van groot belang is op theologisch en oecumenisch gebied. Ook de leer, door dat Concilie vastgesteld, omtrent de geoorloofdheid van de verering van afbeeldingen verdient speciale aandacht, want de consequentie daarvan op geestelijk gebied is zeer groot; maar dat niet alleen: ook vanwege de eisen die zij stelt op heel het terrein van de gewijde kunst.
Nicea II benadrukt heel sterk het argument van de overleving, en nauwkeuriger gezegd: van de niet-geschreven overlevering; dit is voor ons, katholieken, evenals voor onze orthodoxe broeders een uitnodiging om samen weer de weg na te gaan van de traditie in de onverdeelde Kerk, om in het licht van de traditie in de onverdeelde Kerk, om in het licht van deze traditie opnieuw de verschillen aan een onderzoek te onderwerpen die door eeuwen van scheiding steeds meer nadruk hebben gekregen, en om de volledige gemeenschap terug te vinden in de zichtbare eenheid, waarom Jezus zijn Vader heeft gebeden (Joh. 17, 11.20-21) [[b:Joh. 17, 11.20-21]].
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- I
2
Als de Patriarch van Constantinopel de heilige Tarasius, die Nicea II voorzat, verslag uitbrengt aan Paus Hadrianus I over het verloop van het Concilie, schrijft hij hem: ’Nadat allen hadden plaatsgenomen, stelden wij Christus tot (ons) hoofd. Inderdaad werd het heilig Evangelie op een troon geplaatst, als uitnodiging aan alle aanwezigen om rechtvaardig te oordelen’. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XIII, 459C Er werd duidelijk benadrukt dat Christus de voorzitter was van de Concilievergadering, dat deze in zijn naam en onder zijn gezag bijeen kwam, en het was een welsprekend gebaar waarmee bevestigd werd dat de eenheid van de Kerk alleen tot stand kan komen in gehoorzaamheid aan haar enige Heer.
Referenties naar alinea 2: 1
Orientale Lumen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Keizerin Irene en keizer Constantijn VI, die het Concilie bijeen hadden geroepen, hadden mijn voorganger Hadrianus I uitgenodigd als ’de ware hogepriester die de leiding heeft op de plaats en de stoel van de heilige en zeer eerbiedwaardige apostel Petrus’. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 985 Hij had er zich laten vertegenwoordigen door de Aartspriester van de Romeinse Kerk en door de ’hygoumene’ (abt) van het Griekse Sint Saba-klooster te Rome. Wilde het Concilie een volledige afspiegeling zijn van de Kerk, dan moesten ook de Oosterse Patriarchaten aanwezig zijn. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 1007. 1086 and Monumenta Germaniae Historica (=MGH), Epistulae V (Epistulae Karolini Aevi, t. 3), p. 29, 30-33.5 Daar hun territoria reeds onder mohammedaanse overheersing waren, werd aan Tarasius door de Patriarchen van Alexandrië en Antiochië een gezamenlijke brief, en door de Patriarch van Jeruzalem een synodaal schrijven gezonden, welke beide op het Concilie werden voorgelezen. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 1127-1135 and 1135-1145
Men was het er over eens dat de besluiten van een Algemeen Concilie alleen rechtsgeldig waren als de Bisschop van Rome eraan had meegewerkt en als de Oosterse Patriarchen hun instemming hadden doen blijken. So said the priest John,.. So said the priest John, representing the Eastern Patriarchs, Mansi XII, 990A and XIII, 4A In dit besluitvormingsproces werd de rol van de Kerk van Rome als onvervangbaar erkend. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 1134 Zo stemde Nicea II in met diaken Johannes, die uiteenzette dat de beeldenbestrijdende vergadering van Hieria in 754 onwettig was omdat ’de paus van Rome of de bisschoppen om hem heen er niet aan hadden meegewerkt, noch door middel van legaten noch door een encycliek, volgen de wet der synoden’ en omdat ’de Oosterse Patriarchen, dat wil zeggen van Alexandrië, Antiochië en de Heilige Stad, en ook de bisschoppen die tot hen horen, er niet mee hadden ingestemd. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 208-209
De Vaders van Nicea verklaarden overigens dat zij ’volgden, ontvingen en aanvaarden’ de brief die Hadrianus aan de keizers had gezonden, J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 1085 en ook de brief die bestemd was voor de Patriarch. De twee brieven werden in de Latijnse tekst en in een Griekse vertaling daarvan voorgelezen, en allen werden uitgenodigd om persoonlijk hun instemming te geven. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 1085-1111
Men was het er over eens dat de besluiten van een Algemeen Concilie alleen rechtsgeldig waren als de Bisschop van Rome eraan had meegewerkt en als de Oosterse Patriarchen hun instemming hadden doen blijken. So said the priest John,.. So said the priest John, representing the Eastern Patriarchs, Mansi XII, 990A and XIII, 4A In dit besluitvormingsproces werd de rol van de Kerk van Rome als onvervangbaar erkend. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 1134 Zo stemde Nicea II in met diaken Johannes, die uiteenzette dat de beeldenbestrijdende vergadering van Hieria in 754 onwettig was omdat ’de paus van Rome of de bisschoppen om hem heen er niet aan hadden meegewerkt, noch door middel van legaten noch door een encycliek, volgen de wet der synoden’ en omdat ’de Oosterse Patriarchen, dat wil zeggen van Alexandrië, Antiochië en de Heilige Stad, en ook de bisschoppen die tot hen horen, er niet mee hadden ingestemd. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 208-209
De Vaders van Nicea verklaarden overigens dat zij ’volgden, ontvingen en aanvaarden’ de brief die Hadrianus aan de keizers had gezonden, J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 1085 en ook de brief die bestemd was voor de Patriarch. De twee brieven werden in de Latijnse tekst en in een Griekse vertaling daarvan voorgelezen, en allen werden uitgenodigd om persoonlijk hun instemming te geven. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 1085-1111
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Het Concilie begroette in de pauselijke legaten ’de Kerk van de Heilige Apostel Petrus’ J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 994, 1041, 1114 J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XIII, 157, 204, 366 en van ’de Apostolische Stoel’, J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XII, 1086 volgens de Romeinse formule; vgl: in: MGH, Epistulae III, (Epistulae Merowingici et Karolini Aevi, t. 1), p. 587, 5. [[[2499]]] en in een brief die hij uit naam van het Concilie aan mijn voorganger schreef, erkende Patriarch Tarasius in hem degene die ’de zetel heeft geërfd van de Heilige Apostel Petrus’, en die ’bekleed met het hogepriesterschap, wettig en uit kracht van Gods Wil het hoofd is van de religieuze hiërarchie’. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XIII, 463BC
Overigens, toen het Concilie unaniem het voorstel aanvaardde van de Romeinse legaten om in de vergadering een eerbiedwaardige icoon te laten binnenbrengen, opdat de Vaders daaraan hun eer zouden kunnen bewijzen, was dat, naar het schijnt, een van de beslissende momenten waarop het Concilie zich heeft uitgesproken voor het herstel van de beeldenverering. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XIII, 200
Het laatste Algemeen Concilie dat door de Katholieke Kerk en ook door de Orthodoxe Kerk erkend wordt, is een opmerkelijk voorbeeld van ’synergie’ (harmonische samenwerking) tussen de Stoel van Rome en een Concilievergadering. Het stond in de lijn van de patristische kerkleer over de communio, een leer die wortelt in de overlevering, en die door het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] terecht weer naar voren is gebracht.
Overigens, toen het Concilie unaniem het voorstel aanvaardde van de Romeinse legaten om in de vergadering een eerbiedwaardige icoon te laten binnenbrengen, opdat de Vaders daaraan hun eer zouden kunnen bewijzen, was dat, naar het schijnt, een van de beslissende momenten waarop het Concilie zich heeft uitgesproken voor het herstel van de beeldenverering. J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XIII, 200
Het laatste Algemeen Concilie dat door de Katholieke Kerk en ook door de Orthodoxe Kerk erkend wordt, is een opmerkelijk voorbeeld van ’synergie’ (harmonische samenwerking) tussen de Stoel van Rome en een Concilievergadering. Het stond in de lijn van de patristische kerkleer over de communio, een leer die wortelt in de overlevering, en die door het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] terecht weer naar voren is gebracht.
Referenties naar alinea 4: 1
Orientale Lumen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- II
5
Nicea II heeft plechtig bevestigd dat er een ’Kerkelijke geschreven en niet-geschreven overlevering’ 4th anathema, zie J.D. Mansi,.. 4th anathema, zie J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XIII, 400 bestaat, welke normerend is voor geloof en tucht van de Kerk. De Vaders bevestigen dat zij ’alle overleveringen van de Kerk die hun zijn toevertrouwd, geschreven of niet, ongeschonden willen bewaren. Een daarvan is juist het schilderen van iconen, geheel overeenkomstig de apostolische prediking’. zie J.D. Mansi, Sacrorum.. zie J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XIII, 377BC Ook de beeldenbestrijders hadden zich beroepen op de H. Schrift en de Overlevering der Vaders, met name tijdens de pseudo-synode van Hieria in 754; tegen deze stroming in heeft Nicea II officieel de verering van afbeeldingen gewettigd verklaard, als bevestiging van ’de door God geïnspireerde leer der Heilige Vaders en de overlevering van de Katholieke Kerk’. zie J.D. Mansi, Sacrorum.. zie J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XIII, 377BC
Onder ’Kerkelijke overlevering’ verstonden de Vaders van Nicea II de overlevering van de zes voorafgaande Algemene Concilies en van de orthodoxe Vaders wier leer algemeen aanvaard was in de Kerk. Het Concilie heeft zo als geloofswaarheid vastgesteld dat de christelijke boodschap ’overlevering’ is (paradosis). Met de verdere ontwikkeling van de Kerk in tijd en ruimte was er ook in haar verstaan van de overlevering, waarvan zij de draagster is, een geleidelijke ontwikkeling; de weg naar het oecumenisch gesprek en alle authentieke theologische reflectie gaat noodzakelijkerwijze langs de bestudering hiervan.
Onder ’Kerkelijke overlevering’ verstonden de Vaders van Nicea II de overlevering van de zes voorafgaande Algemene Concilies en van de orthodoxe Vaders wier leer algemeen aanvaard was in de Kerk. Het Concilie heeft zo als geloofswaarheid vastgesteld dat de christelijke boodschap ’overlevering’ is (paradosis). Met de verdere ontwikkeling van de Kerk in tijd en ruimte was er ook in haar verstaan van de overlevering, waarvan zij de draagster is, een geleidelijke ontwikkeling; de weg naar het oecumenisch gesprek en alle authentieke theologische reflectie gaat noodzakelijkerwijze langs de bestudering hiervan.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Reeds de heilige Paulus leert ons dat voor de eerste christengeneratie de paradosis de verkondiging is van het Christus-gebeuren en van de actuele betekenis daarvan, welke het heil bewerkt door de werking van de Heilige Geest (1 Kor. 15, 3-8; 1 Kor. 11, 2) [[b:1 Kor. 15, 3-8; 1 Kor. 11, 2]]. De overlevering van de woorden en daden van de Heer is neergelegd in de vier Evangelies, maar zonder dat daarin volledigheid is bereikt (Lc. 1, 1; Joh. 20, 30; Joh. 21, 25) [[b:Lc. 1, 1; Joh. 20, 30; Joh. 21, 25]]. Deze oeroverlevering is ’apostolische’ overlevering (2 Tess. 2, 14-15; Judas 17; 2 Pt. 3, 2) [[b:2 Tess. 2, 14-15; Judas 17; 2 Pt. 3, 2]]. Zij heeft niet alleen betrekking op het ’toevertrouwde pand’ van ’de gezonde leer’ (2 Tim. 1, 6.12; Tit. 1, 9) [[b:2 Tim. 1, 6.12; Tit. 1, 9]], maar ook op de gedragsnormen en regels voor het leven van de gemeenschap (1 Tess. 4, 1-7; 1 Kor. 4, 17; 1 Kor. 7, 17; 1 Kor. 11, 16; 1 Kor. 14, 33) [[b:1 Tess. 4, 1-7; 1 Kor. 4, 17; 1 Kor. 7, 17; 1 Kor. 11, 16; 1 Kor. 14, 33]]. De Kerk leest de Schrift in het licht van de ’geloofsregel’, vgl: 22, 120; in Sources Chretiennes (=SCh) 264, p. 154-158; 308-310 [[[t:ia q. 10 a. 1]]] vgl: 13, 16, in: Corpus Christianorum, series Latina (=CChL) I, pp. 197-198 [[[983]]] vgl: Praef. 4-10, in: SCh 252, pp. 80-89 [[[2500]]] dat wil zeggen van haar levend geloof dat trouw is gebleven aan de leer van de apostelen. Wat de Kerk altijd heeft geloofd en gepraktiseerd, beschouwt zij terecht als ’apostolische overlevering’. De H. Augustinus zal zeggen: ’Terecht wordt de religieuze praktijk van de hele Kerk, die altijd is gehandhaafd zonder door de Concilies te zijn ingesteld, beschouwd als een overlevering die steunt op het gezag van de apostelen’. IV 24, 31, in Corpus Scriptorum Ecclesiasticorum Latinorum (=CSEL) 51, p. 259 [[2225]]
Inderdaad, door de stellingname van de Vaders in de grote theologische discussies van de IVe en Ve eeuw, door het groeiend gewicht van het instituut van synodes op plaatselijk en algemeen niveau, is de overlevering geleidelijk geworden tot ’de overlevering der Vaders’ of ’Kerkelijke overlevering’, opgevat als eenduidige ontwikkeling van de apostolische overlevering.
Zo beroept de H. Basilius de Grote zich op ’niet-geschreven overlevering’ welke de ’overleveringen zijn van de Vaders’, VII 16, 21, 32; IX 22, 3; XXIX 71, 6; XXX 79, 15, in: SCh 17bis, pp. 298, 300, 322, 500, 528 [[881]] om zijn theologie over de H. Drievuldigheid te onderbouwen, en hij wijst er met nadruk op dat de leer van de Kerk een dubbele oorsprong heeft, ’het geschreven onderricht evenzeer als de apostolische overlevering’. XXVII 66, 1-3; in: SCh. pp. 478-480 [[881]] Het Concilie van Nicea II citeert zeer terzake de H. Basilius aangaande de theologie van de afbeeldingen; J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio (= Mansi) XIII, 378E het heeft ook het gezag aangehaald van de grote orthodoxe kerkleraren zoals H. Johannes Chrysostomus, H. Gregorius van Nyssa, H. Cyrillus van Alexandrië, H. Gregorius van Nazianze. Zo heeft ook de H. Johannes Damascenus het belang voor het geloof benadrukt van ’niet-geschreven overlevering’, dat wil zeggen: welke niet in de H. Schrift is opgetekend, wanneer hij verklaart: ’als iemand een ander evangelie zou brengen dan dat wat de Katholieke Kerk heeft ontvangen van de HH Apostelen, de Vaders en de Concilies, en dat zij tot op onze dagen toe bewaard heeft, luister dan niet naar hem. III, 3, in: PG 94, 1320-1321; or B. Kotter, Die Schriften des Johannes von Damaskos, vol. III (Contra imaginum calumniatores orationes tres), "Patristische Studien" 17, Berlin-New York, 1975, III, pp. 72-73 [[1188]]
Inderdaad, door de stellingname van de Vaders in de grote theologische discussies van de IVe en Ve eeuw, door het groeiend gewicht van het instituut van synodes op plaatselijk en algemeen niveau, is de overlevering geleidelijk geworden tot ’de overlevering der Vaders’ of ’Kerkelijke overlevering’, opgevat als eenduidige ontwikkeling van de apostolische overlevering.
Zo beroept de H. Basilius de Grote zich op ’niet-geschreven overlevering’ welke de ’overleveringen zijn van de Vaders’, VII 16, 21, 32; IX 22, 3; XXIX 71, 6; XXX 79, 15, in: SCh 17bis, pp. 298, 300, 322, 500, 528 [[881]] om zijn theologie over de H. Drievuldigheid te onderbouwen, en hij wijst er met nadruk op dat de leer van de Kerk een dubbele oorsprong heeft, ’het geschreven onderricht evenzeer als de apostolische overlevering’. XXVII 66, 1-3; in: SCh. pp. 478-480 [[881]] Het Concilie van Nicea II citeert zeer terzake de H. Basilius aangaande de theologie van de afbeeldingen; J.D. Mansi, Sacrorum.. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio (= Mansi) XIII, 378E het heeft ook het gezag aangehaald van de grote orthodoxe kerkleraren zoals H. Johannes Chrysostomus, H. Gregorius van Nyssa, H. Cyrillus van Alexandrië, H. Gregorius van Nazianze. Zo heeft ook de H. Johannes Damascenus het belang voor het geloof benadrukt van ’niet-geschreven overlevering’, dat wil zeggen: welke niet in de H. Schrift is opgetekend, wanneer hij verklaart: ’als iemand een ander evangelie zou brengen dan dat wat de Katholieke Kerk heeft ontvangen van de HH Apostelen, de Vaders en de Concilies, en dat zij tot op onze dagen toe bewaard heeft, luister dan niet naar hem. III, 3, in: PG 94, 1320-1321; or B. Kotter, Die Schriften des Johannes von Damaskos, vol. III (Contra imaginum calumniatores orationes tres), "Patristische Studien" 17, Berlin-New York, 1975, III, pp. 72-73 [[1188]]
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Meer recent heeft het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] opnieuw in het volle licht gesteld hoe belangrijk ’de overlevering is die komt van de apostelen’. ’Inderdaad is de Heilige Schrift het Woord van God in zoverre dit onder ingeving van de Heilige Geest op schrift is gesteld; wat de heilige Overlevering betreft, deze is draagster van Gods Woord dat door Christus onze Heer en Heilige Geest aan de apostelen is toevertrouwd, en zij geeft het ongerept door aan hun opvolgers’. Dei Verbum [[576|9]] ’De van de apostelen ontvangen overlevering omvat alles wat ertoe bijdraagt om op heilige wijze leiding te geven aan het leven van het volk Gods en zijn geloof te vermeerderen’. Dei Verbum [[576|8]] Samen met de Heilige Schrift vormt ’de heilige Overlevering het enige, heilige, aan de Kerk toevertrouwde pand van het Woord Gods’. De gezaghebbende uitleg van ’het geschreven of overgeleverde Woord Gods is alleen toevertrouwd aan het levende leergezag van de Kerk, die haar gezag uitoefent in naam van Jezus Christus’. Dei Verbum [[576|10]] Omdat ze beide op gelijke wijze trouw zijn aan de gemeenschappelijke schat der overlevering die teruggaat op de apostelen, spannen de Kerken zich in onze dagen in, om dieper inzicht te verkrijgen in de redenen van hun onderlinge verschillen en de motieven om deze te overwinnen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- III
8
De verschrikkelijke ’beeldenstrijd’ waardoor onder de Isaurische keizers Leo III en Constantijn V tussen 730 en 780, en wederom onder Leo V van 814 tot 843 het Byzantijns keizerrijk werd verscheurd, valt vooral te verklaren uit de theologische strijdvraag die er de aanvankelijke inzet van was. De Kerk besefte heel goed dat het gevaar bestond van een altijd mogelijk herleven van de afgodische praktijken van het heidendom; maar toch vond zij het goed dat de Heer, de Heilige Maagd Maria, de martelaren en heiligen in schilderijen of door beelden werden afgebeeld als steun voor het gebed en de vroomheid van de gelovigen. Voor allen was het duidelijk, volgens het woord van de heilige Basilius waaraan Nicea II herinnert, dat ’de eer die aan de afbeelding wordt bewezen, teruggaat op de afgebeelde’. XVIII, 45, 19, in: SCh 17bis, p. 496 [[881]] Nicaea II, Horos, in: J.D... Nicaea II, Horos, in: J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio, XIII 377E In het Westen had de heilige Paus Gregorius de Grote veel nadruk gelegd op het didactisch karakter van schilderingen in de kerken, die nuttig waren voor de ongeletterden ’opdat ze althans op de muren door het zien van afbeeldingen zouden kunnen lezen wat ze in boeken niet vermochten te lezen’; en hij onderstreepte dat dit beschouwen moest leiden tot de aanbidding van de ’enige en almachtige Heilige Drievuldigheid’. naar Bisschop Serenus van Marseille, in: MGH, Gregorii I Papae registrum Epistularum, II, 1, lib. IX, 208, p. 195. and II, 2, lib. XI, 10, pp. 270-271; of in: CChL 140A, lib. IX, 209, p. 768 en lib. XI, 10, pp. 874-875. [[1031]] In samenhang hiermee heeft zich, met name in Rome in de VIIIe eeuw, de verering ontwikkeld voor afbeeldingen van heiligen; bewonderswaardige kunstwerken zijn hieraan te danken.
De iconoclastisch beweging brak met de authentieke overlevering van de Kerk, en beschouwde de verering van afbeeldingen als een terugval in afgoderij. Niet zonder innerlijke tegenspraak en tweeslachtigheid verbood deze beweging Christus af te beelden, en ook alle andere religieuze afbeeldingen, maar bleef wel profane afbeeldingen aanvaarden, met name die van de keizer met de daaraan verbonden eerbewijzen. De kern van de redenering der iconoclasten was van christologische aard: Hoe kan men Christus afbeelden die de menselijke en goddelijke natuur onverdeeld en onvermengd in Zich verenigt? Zijn onvatbare goddelijkheid zou niet kunnen worden afgebeeld; Hem afbeelden enkel in Zijn mensheid zou een verdeling in Hem betekenen, in Hem de godheid van de mensheid scheiden. De keus voor de ene of de andere van twee richtingen zou leiden tot de twee aan elkaar tegengestelde christologische ketterijen van het Monofysitisme en het Nestorianisme. Want wilde men Christus afbeelden in zijn godheid, dan was men gedwongen zijn mensheid daarin te doen opgaan; en als men Hem alleen afbeeldde als mens zou men verhullen dat Hij ook God is.
De iconoclastisch beweging brak met de authentieke overlevering van de Kerk, en beschouwde de verering van afbeeldingen als een terugval in afgoderij. Niet zonder innerlijke tegenspraak en tweeslachtigheid verbood deze beweging Christus af te beelden, en ook alle andere religieuze afbeeldingen, maar bleef wel profane afbeeldingen aanvaarden, met name die van de keizer met de daaraan verbonden eerbewijzen. De kern van de redenering der iconoclasten was van christologische aard: Hoe kan men Christus afbeelden die de menselijke en goddelijke natuur onverdeeld en onvermengd in Zich verenigt? Zijn onvatbare goddelijkheid zou niet kunnen worden afgebeeld; Hem afbeelden enkel in Zijn mensheid zou een verdeling in Hem betekenen, in Hem de godheid van de mensheid scheiden. De keus voor de ene of de andere van twee richtingen zou leiden tot de twee aan elkaar tegengestelde christologische ketterijen van het Monofysitisme en het Nestorianisme. Want wilde men Christus afbeelden in zijn godheid, dan was men gedwongen zijn mensheid daarin te doen opgaan; en als men Hem alleen afbeeldde als mens zou men verhullen dat Hij ook God is.
Referenties naar alinea 8: 1
Hoevelen zoeken met hartstochtelijke toewijding naar nieuwe ‘Epifaniën / verschijningen’ van schoonheid om ze met hun artistieke schepping aan de wereld als geschenk te geven ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Bij het dilemma dat de iconoclasten stelden, ging het over veel meer dan alleen over de vraag of christelijke kunst mogelijk was; heel de christelijke visie op de werkelijkheid van de Menswording kwam ermee in geding, en dus ook de verhouding van God tot de wereld, van genade en natuur, kortom het eigene van het ’Nieuwe Verbond’ dat God met de mensen in Jezus Christus heeft gesloten. De verdedigers van de beelden hebben het goed gezien: volgens het woord van de Patriarch van Constantinopel de Heilige Germanus, vermaard slachtoffer van de ketterij der iconoclasten, werd ’heel het goddelijk heilsbestel van de menswording’ Vlgs. Theophane,.. Vlgs. Theophane, Chronographia ad annum 6221, ed. C. de Boor, I, Leipzig, 1883, p. 404; of PG 108, 821C in twijfel getrokken. Want als men het mensengelaat ziet afgebeeld van de Zoon Gods, ’Beeld van de onzichtbare God’ (Kol. 1, 15) [b:Kol. 1, 15], ziet men het Vleesgeworden Woord (Joh. 1, 14) [[b:Joh. 1, 14]], het Lam Gods dat wegneemt de zonde van de wereld (Joh. 1, 29) [[b:Joh. 1, 29]]. De kunst kan dus een voorstelling maken van de vorm, de afbeelding van het menselijk gelaat van God, en zij kan degene die dit beschouwt, binnenvoeren in het onuitsprekelijk geheim van deze God die mens werd voor ons heil. Paus Adrianus kon dan ook schrijven: ’Door middel van een zichtbaar gelaat zal onze geest door een geestelijke aantrekkingskracht worden meegevoerd naar de onzichtbare majesteit van de godheid langs het beschouwen van de afbeelding waarop de lijfelijkheid wordt getoond die de Zoon Gods heeft willen aannemen omwille van ons heil. Laten wij zo samen deze zelfde Verlosser aanbidden en prijzen, Hem verheerlijken in de geest, want, zoals er staat geschreven, ’God is Geest’, en dat is de reden dat wij op geestelijke wijze zijn godheid aanbidden’. J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XIII, 377E [[2501]]
Nicea II heeft dus plechtig opnieuw het traditionele onderscheid bekrachtigd tussen ’eigenlijke aanbidding (latreia)’ welke ’volgens ons geloof alleen toekomt aan de goddelijke natuur’ en ’eer en verering (timetike proskynesis)’ welke aan afbeeldingen gebracht wordt, want ’wie zich neerbuigt voor de afbeelding, buigt zich neer voor de persoon (hypostasis) die daarop staat afgebeeld’. Horos, in: J.D. Mansi,.. Horos, in: J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XIII, 377E
Met de Christusafbeeldingen is dus hel het geloof verbonden in de werkelijkheid van de Menswording en in de onmetelijke betekenis daarvan voor de Kerk en voor de wereld. In de Kerk is het gebruikelijk Christus af te beelden; de reden hiervan is dat de Kerk de overtuiging heeft dat de God die Jezus Christus geopenbaard wordt, waarlijk het vlees en heel de zichtbare wereld heeft vrijgekocht en geheiligd, dat wil zeggen: de mens met zijn vijf zintuigen, zodat hij ’zonder ophouden hernieuwd kan worden naar het beeld van zijn schepper’ (Kol. 3, 10) [b:Kol. 3, 10].
Nicea II heeft dus plechtig opnieuw het traditionele onderscheid bekrachtigd tussen ’eigenlijke aanbidding (latreia)’ welke ’volgens ons geloof alleen toekomt aan de goddelijke natuur’ en ’eer en verering (timetike proskynesis)’ welke aan afbeeldingen gebracht wordt, want ’wie zich neerbuigt voor de afbeelding, buigt zich neer voor de persoon (hypostasis) die daarop staat afgebeeld’. Horos, in: J.D. Mansi,.. Horos, in: J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XIII, 377E
Met de Christusafbeeldingen is dus hel het geloof verbonden in de werkelijkheid van de Menswording en in de onmetelijke betekenis daarvan voor de Kerk en voor de wereld. In de Kerk is het gebruikelijk Christus af te beelden; de reden hiervan is dat de Kerk de overtuiging heeft dat de God die Jezus Christus geopenbaard wordt, waarlijk het vlees en heel de zichtbare wereld heeft vrijgekocht en geheiligd, dat wil zeggen: de mens met zijn vijf zintuigen, zodat hij ’zonder ophouden hernieuwd kan worden naar het beeld van zijn schepper’ (Kol. 3, 10) [b:Kol. 3, 10].
Referenties naar alinea 9: 1
Hoevelen zoeken met hartstochtelijke toewijding naar nieuwe ‘Epifaniën / verschijningen’ van schoonheid om ze met hun artistieke schepping aan de wereld als geschenk te geven ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- IV
10
Nicea II heeft dus de traditie gesanctioneerd dat ’de vererenswaardige en heilige afbeeldingen in de heilige kerken van God te zien moeten zijn in kleuren, mozaïek en alle geëigend materiaal, op het vaatwerk en de heilige gewaden, op muren en platen, in huizen en straten, zowel de afbeelding van Onze Heer en Verlosser Jezus Christus als die van de Onbevlekte Maagd, de Heilige Theotokos, alsook die van de eerwaardige engelen en van alle heilige en vrome mensen’. Horos, in: J.D. Mansi,.. Horos, in: J.D. Mansi, Sacrorum Conciliorum nova et amplissima Collectio XIII, 377D De leer van het Concilie is vruchtbaar geweest voor de kerkelijke kunst, evenzeer in het Oosten als in het Westen, en heeft haar geïnspireerd tot sublieme en diepzinnige meesterwerken.
Met name de Griekse en de Slavische Kerk, steunend op de werken van de H. Nicephorus van Constatinopel en de H. Theodorus Studites, grote theologen en verdedigers van de beeldenverering, beschouwen de verering van iconen als een integrerend deel van de liturgie, evenzeer als de viering van het Woord. Het lezen van materiële boeken maakt het mogelijk het levend Woord te doen horen van de Heer; op dezelfde wijze krijgen degenen die bij het tonen van de icoon daarnaar opkijken, door hun ogen toegang tot de geheimen van het heil. ’Wat enerzijds met papier en inkt wordt uitgebeeld, wordt anderzijds in de icoon uitgebeeld met behulp van verschillende kleuren en andere materialen’. 1, 10, in: PG 99, 339D [[2502]]
In het Westen heeft de Kerk van Rome zich buitengewoon en ononderbroken ingezet ten gunste van afbeeldingen, vgl: in MGH, Epistulae V (Epistulae Karolini Aevi, t. III), pp. 5-57; or PL 98, 1248-1292 [[[2499]]] vooral in de kritieke tijd tussen 825 en 843, toen het Byzantijnse en het Frankische Rijk beide vijandig stonden ten opzichte van Nicea II. Op het Concilie van Trente [d:21] heeft de Katholieke Kerk de traditionele leer opnieuw bevestigd tegenover een nieuwe vorm van beeldenstorm die zich toen openbaarde. Meer recent heeft Vaticanum II [d:4] op sobere wijze herinnerd aan de blijvende houding van de Kerk ten opzichte van afbeeldingen vgl: 1 [[[570|111]]] vgl: Lumen Gentium [[[617|51.67]]] vgl: 4-5 [[[575|62]]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|1255.1276]]] en de gewijde kunst in het algemeen. Sacrosanctum Concilium [[570|122-124]]
Met name de Griekse en de Slavische Kerk, steunend op de werken van de H. Nicephorus van Constatinopel en de H. Theodorus Studites, grote theologen en verdedigers van de beeldenverering, beschouwen de verering van iconen als een integrerend deel van de liturgie, evenzeer als de viering van het Woord. Het lezen van materiële boeken maakt het mogelijk het levend Woord te doen horen van de Heer; op dezelfde wijze krijgen degenen die bij het tonen van de icoon daarnaar opkijken, door hun ogen toegang tot de geheimen van het heil. ’Wat enerzijds met papier en inkt wordt uitgebeeld, wordt anderzijds in de icoon uitgebeeld met behulp van verschillende kleuren en andere materialen’. 1, 10, in: PG 99, 339D [[2502]]
In het Westen heeft de Kerk van Rome zich buitengewoon en ononderbroken ingezet ten gunste van afbeeldingen, vgl: in MGH, Epistulae V (Epistulae Karolini Aevi, t. III), pp. 5-57; or PL 98, 1248-1292 [[[2499]]] vooral in de kritieke tijd tussen 825 en 843, toen het Byzantijnse en het Frankische Rijk beide vijandig stonden ten opzichte van Nicea II. Op het Concilie van Trente [d:21] heeft de Katholieke Kerk de traditionele leer opnieuw bevestigd tegenover een nieuwe vorm van beeldenstorm die zich toen openbaarde. Meer recent heeft Vaticanum II [d:4] op sobere wijze herinnerd aan de blijvende houding van de Kerk ten opzichte van afbeeldingen vgl: 1 [[[570|111]]] vgl: Lumen Gentium [[[617|51.67]]] vgl: 4-5 [[[575|62]]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|1255.1276]]] en de gewijde kunst in het algemeen. Sacrosanctum Concilium [[570|122-124]]
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Sinds enkele tientallen jaren ziet men een hernieuwde belangstelling voor de theologie en spiritualiteit van de Oosterse iconen, teken van een groeiende behoefte aan de geestelijke taal van echt christelijke kunst.
Wat dit betreft kan ik mijn broeders in het bisschopsambt alleen maar uitnodigen om ’krachtig de praktijk te handhaven dat in de kerken heilige afbeeldingen ter verering door de gelovigen getoond worden’, Sacrosanctum Concilium [[570|125]] en om naar vermogen het scheppen van echte kerkelijke kunst te bevorderen. Zoals in het verleden moet ook in onze dagen de gelovige in zijn gebed en geestelijk leven hulp vinden bij het zien van kunstwerken die het geheim trachten uit te drukken, en het nooit verduisteren. Daarom is het geloof in onze dagen evenzeer als in het verleden de noodzakelijke inspiratiebron van de kerkelijke kunst.
Kunst omwille van de kunst, welke alleen terugwijst naar de maker zonder een verband tot stand te brengen met de goddelijke wereld, past niet in de christelijke opvatting van de icoon. Alle gewijde kunst moet, in welke vorm dan ook, het geloof en de hoop van de Kerk uitdrukken. De traditie van de icoon toont aan dat de kunstenaar er zich van bewust moet zijn dat hij een taak vervult in dienst van de Kerk.
De echte christelijke kunst is die welke door de zintuiglijke waarneming brengt tot het besef van de tegenwoordigheid van de Heer in zijn Kerk; tot het besef dat de gebeurtenissen van de heilsgeschiedenis ons leven richting en betekenis geven en dat de heerlijkheid die ons beloofd is, reeds heel ons bestaan omvormt. De gewijde kunst moet ernaar streven, een zichtbare synthese te geven van de hele omvang van ons geloof. De kerkelijke kunst moet de taal van de Menswording willen spreken, en met materiële middelen een beeld geven van Hem die, zoals H. Johannes Damascenus dat zo mooi verwoordde, ’zich heeft verwaardigd in de stoffelijkheid te wonen en ons heil door het geschapene te bewerken’. I 16, in: PG 94, 1246A; or ed. Kotter, 1 16, p. 89 [[1188]]
De herontdekking van de christelijke icoon zal ook het bewustzijn bevorderen, hoe dringend nodig het is om te reageren tegen de ontmenselijkende en soms beschamende gevolgen van die vele beelden die ons leven in de reclame en de media bepalen; want zij is een afbeelding waarlangs een Ander die onzichtbaar is, ons aanziet, en zij geeft toegang tot de werkelijkheid van de geestelijke en eschatologische wereld.
Wat dit betreft kan ik mijn broeders in het bisschopsambt alleen maar uitnodigen om ’krachtig de praktijk te handhaven dat in de kerken heilige afbeeldingen ter verering door de gelovigen getoond worden’, Sacrosanctum Concilium [[570|125]] en om naar vermogen het scheppen van echte kerkelijke kunst te bevorderen. Zoals in het verleden moet ook in onze dagen de gelovige in zijn gebed en geestelijk leven hulp vinden bij het zien van kunstwerken die het geheim trachten uit te drukken, en het nooit verduisteren. Daarom is het geloof in onze dagen evenzeer als in het verleden de noodzakelijke inspiratiebron van de kerkelijke kunst.
Kunst omwille van de kunst, welke alleen terugwijst naar de maker zonder een verband tot stand te brengen met de goddelijke wereld, past niet in de christelijke opvatting van de icoon. Alle gewijde kunst moet, in welke vorm dan ook, het geloof en de hoop van de Kerk uitdrukken. De traditie van de icoon toont aan dat de kunstenaar er zich van bewust moet zijn dat hij een taak vervult in dienst van de Kerk.
De echte christelijke kunst is die welke door de zintuiglijke waarneming brengt tot het besef van de tegenwoordigheid van de Heer in zijn Kerk; tot het besef dat de gebeurtenissen van de heilsgeschiedenis ons leven richting en betekenis geven en dat de heerlijkheid die ons beloofd is, reeds heel ons bestaan omvormt. De gewijde kunst moet ernaar streven, een zichtbare synthese te geven van de hele omvang van ons geloof. De kerkelijke kunst moet de taal van de Menswording willen spreken, en met materiële middelen een beeld geven van Hem die, zoals H. Johannes Damascenus dat zo mooi verwoordde, ’zich heeft verwaardigd in de stoffelijkheid te wonen en ons heil door het geschapene te bewerken’. I 16, in: PG 94, 1246A; or ed. Kotter, 1 16, p. 89 [[1188]]
De herontdekking van de christelijke icoon zal ook het bewustzijn bevorderen, hoe dringend nodig het is om te reageren tegen de ontmenselijkende en soms beschamende gevolgen van die vele beelden die ons leven in de reclame en de media bepalen; want zij is een afbeelding waarlangs een Ander die onzichtbaar is, ons aanziet, en zij geeft toegang tot de werkelijkheid van de geestelijke en eschatologische wereld.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Beminde Broeders,
Door te herinneren aan de actualiteit van de leer van het VIIe Algemeen Concilie [d:222] worden wij, naar mijn mening, opnieuw gewezen op onze voornaamste taak van Evangelieverkondiging. De groeiende secularisatie van de maatschappij laat zien dat zij heel strek vervreemd raakt van de geestelijke waarden, van het geheim van ons heil in Jezus Christus, van de werkelijkheid van de toekomende wereld. Onze meest waarachtige traditie, die wij geheel delen met onze orthodoxe broeders, leert ons dat de taal van de schoonheid, wanneer zij in dienst gesteld wordt van het geloof, in staat is het hart van de mens te raken, en hem van binnenuit Degene te doen kennen die wij in afbeeldingen durven voorstellen, Jezus Christus, Zoon van God die mens is geworden, ’dezelfde gisteren, vandaag en in alle eeuwen’. (Heb. 13, 8) [b:Heb. 13, 8]
Aan alle schenk ik van harte de Apostolische Zegen
Door te herinneren aan de actualiteit van de leer van het VIIe Algemeen Concilie [d:222] worden wij, naar mijn mening, opnieuw gewezen op onze voornaamste taak van Evangelieverkondiging. De groeiende secularisatie van de maatschappij laat zien dat zij heel strek vervreemd raakt van de geestelijke waarden, van het geheim van ons heil in Jezus Christus, van de werkelijkheid van de toekomende wereld. Onze meest waarachtige traditie, die wij geheel delen met onze orthodoxe broeders, leert ons dat de taal van de schoonheid, wanneer zij in dienst gesteld wordt van het geloof, in staat is het hart van de mens te raken, en hem van binnenuit Degene te doen kennen die wij in afbeeldingen durven voorstellen, Jezus Christus, Zoon van God die mens is geworden, ’dezelfde gisteren, vandaag en in alle eeuwen’. (Heb. 13, 8) [b:Heb. 13, 8]
Aan alle schenk ik van harte de Apostolische Zegen
Geschreven te Rome, bij Sint Pieter, 4 december 1987, gedenkdag van de Heilige Johannes Damascenus, priester en kerkleraar, in het tiende jaar van mijn pontificaat.
JOHANNES PAULUS PP II
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1047-duodecimum-saeculum-nl