Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Dierbare broeders en zusters,
we nemen de wekelijkse catechese weer op, waarmee we in deze lente zijn begonnen. In de laatste, van veertien dagen geleden, heb ik gesproken over Petrus als de eerste van de Apostelen; vandaag willen we nog eens terugkeren naar deze grote en belangrijke gestalte van de Kerk.
Wanneer de evangelist Johannes over de eerste ontmoeting vertelt van Jezus met Simon, de broer van Andreas, legt hij een bijzonder feit vast: “
Jezus zag hem aan en zei: ‘Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas - dat betekent: Rots - genoemd worden’” . Jezus was niet gewoon zijn leerlingen een andere naam te geven. Met uitzondering van de roepnaam “zonen van de donder”, in een heel bepaalde omstandigheid tot de zonen van Zebedeüs gericht en daarna nooit meer gebruikt, heeft Hij aan geen enkele leerling ooit een nieuwe naam gegeven. Dat heeft Hij daarentegen wel gedaan met Simon, toen Hij hem Kefas noemde, een naam die vervolgens in het Grieks werd vertaald als
Petros, in het Latijn
Petrus. En hij werd juist daarom vertaald, omdat het niet alleen om een naam ging: het ging om een “mandaat”, een opdracht die Petrus op die manier van de Heer ontving. De nieuwe naam Petrus zal meer dan eens terugkeren in de Evangelies en tenslotte de oorspronkelijke naam Simon vervangen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Dit gegeven krijgt een bijzondere betekenis als men bedenkt dat in het Oude Testament de verandering van naam in het algemeen de inleiding vormde op het verlenen van een zending . Inderdaad blijkt uit talrijke aanduidingen de wil van Christus om aan Petrus een speciale plaats te geven in het college van de apostelen: in Kafarnaüm neemt de Meester zijn intrek in het huis van Petrus ; wanneer de menigte op Hem aandringt aan de oever van het meer, kiest Jezus uit de twee boten die daar voor anker lagen die van Petrus uit ; wanneer Jezus zich in bijzondere omstandigheden laat begeleiden door slechts drie leerlingen, wordt Petrus steeds herinnerd als de eerste van deze groep: dat is zo bij de opwekking van de dochter van Jaïrus , bij de Gedaanteverandering , en tenslotte tijdens de doodstrijd in de tuin van Getsemane . En verder nog: het is tot Petrus dat de inners van de tempelbelasting zich wenden, en de Meester betaalt alleen voor zichzelf en voor hem ; bij het laatste avondmaal wast Hij Petrus het eerst de voeten en het is alleen voor hem dat Hij bidt dat zijn geloof niet zal bezwijken, en dat hij daarin de andere leerlingen zal kunnen versterken .
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Petrus zelf is zich overigens bewust van deze bijzondere plaats: dikwijls is hij het die, ook in naam van de anderen, spreekt en vraagt naar de uitleg van een moeilijke gelijkenis , of naar de precieze betekenis van een gebod of naar de uitdrukkelijke belofte van een beloning . Met name is hij het die de verlegenheid van bepaalde situaties doorbreekt door namens allen het woord te nemen. Zo is, wanneer Jezus bedroefd vanwege het onbegrip van de menigte na de toespraak over het “brood des levens” vraagt: “Wilt ook gij soms weggaan?”, het antwoord van Petrus afdoende: “
Heer naar wie zouden wij gaan. Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven” . Even beslissend is de geloofsbelijdenis die hij, ook weer namens de Twaalf, aflegt in de omgeving van Caesarea van Filippus. Aan Jezus die vraagt:
“Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?”, geeft Petrus het antwoord: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God” . Daarop spreekt Jezus dan de plechtige verklaring uit die eens en voor goed de rol van Petrus in de Kerk bepaalt:
“Op mijn beurt zeg Ik u: Gij zijt Petrus en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen... Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen, en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn” .
De drie metaforen waarvan Jezus zich bedient, zijn op zichzelf heel helder: Petrus zal het rotsvaste fundament zijn waarop Hij het gebouw van zijn Kerk zal laten rusten; hij zal de sleutels bezitten van het Rijk der hemelen om open te doen of te sluiten voor degene die hem rechtvaardig lijkt; tenslotte zal hij kunnen binden en ontbinden in die zin, dat hij zal kunnen vaststellen en verbieden wat hij voor noodzakelijk zal houden voor het leven van de Kerk, die van Christus is en blijft. Het is altijd de Kerk van Christus, en niet die van Petrus. Zo is in plastische beelden duidelijk omschreven wat de latere reflexie zal aanduiden met de term “jurisdictieprimaat”.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Deze voorrangspositie die Jezus aan Petrus heeft willen geven, komen we ook na de verrijzenis tegen: Jezus draagt de vrouwen op de boodschap daarvan te gaan brengen aan Petrus, die daarbij wordt onderscheiden van de andere Apostelen ; het is naar hem en naar Johannes dat Maria Magdalena zich haast om van de weggerolde steen te vertellen bij de ingang van het graf , en Johannes geeft hem voorrang wanneer ze met z’n tweeën bij het lege graf zijn aangekomen ; van de Apostelen zal vervolgens Petrus de eerste zijn die getuige is van een verschijning van de Verrezene . Deze rol van hem, die uitdrukkelijk wordt onderstreept , is tekenend voor de continuïteit tussen zijn voorrangsplaats in de groep van de apostelen en de voorrangsplaats die hij blijft hebben in de gemeenschap die uit de paasgebeurtenissen geboren wordt, zoals het Boek van de Handelingen getuigt . Zijn gedrag wordt als zo doorslaggevend beschouwd dat het in het centrum staat van de aandacht en ook van de kritiek . Op het zogenaamde Concilie van Jeruzalem oefent Petrus een leidinggevende functie uit , en juist vanwege het feit dat hij de getuige van het authentieke geloof is, zal Paulus in hem een zekere hoedanigheid van “eerste” erkennen .
Het feit vervolgens dat diverse teksten die op Petrus betrekking hebben, herleid kunnen worden tot de context van het Laatste Avondmaal, waarbij Christus aan Petrus het ambt verleent van het versterken van de broeders , laat zien hoe de Kerk, die geboren wordt uit de paasgedachtenis welke in de Eucharistie wordt gevierd, in het aan Petrus toevertrouwde ambt een van haar constitutieve elementen bezit.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Deze plaatsing van het Primaat van Petrus in de context van het Laatste Avondmaal, op het moment van de instelling van de Eucharistie, het Pasen van de Heer, wijst ook op laatste betekenis van dit Primaat: Petrus moet voor alle tijden de wachter zijn van de communio of gemeenschap met Christus; hij moet leiding geven aan de communio met Christus; hij moet er zorg voor dragen dat het net niet scheurt en dat zo de universele communio kan voortduren. Alleen samen kunnen wij met Christus zijn, die de Heer van allen is. Verantwoordelijkheid van Petrus is het met de liefde van Christus de communio met Christus te waarborgen, door leiding te geven aan de realisatie van deze liefde in het leven van iedere dag. Laten we bidden dat het Primaat van Petrus, toevertrouwd aan arme mensen, altijd kan worden uitgeoefend in deze oorspronkelijke zin, zoals de Heer het heeft gewild, en dat het zo steeds meer in zijn ware betekenis erkend kan worden door de broeders die nog niet in volle communio of gemeenschap met ons leven.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Volgende catechese in deze reeks:
Overzicht van de gehele reeks catecheses:
Dossier:
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/1041-h-petrus-de-rots-waarop-christus-de-kerk-heeft-gegrondvest-nl