
H. Paus Johannes Paulus II - 14 september 1998
FIDES ET RATIO Over de verhouding van Geloof en Rede |
|||
► | De openbaring van Gods wijsheid | ||
► | Jezus, die de Vader openbaart |
De waarheid, die God aan de mens over Zichzelf en over zijn leven heeft gegeven, is daarom ingebed in tijd en geschiedenis. En ze is eens voor altijd in het mysterie van Jezus van Nazaret verkondigd. Dat zegt de constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Dei Verbum
Over de Goddelijke openbaring
(18 november 1965) welsprekend: "Na echter vele malen en op velerlei wijze gesproken te hebben door de profeten, heeft God "nu op het einde der tijden tot ons gesproken door de Zoon" (Hebr. 1, 1-2). Want Hij heeft zijn Zoon gezonden, het eeuwige Woord namelijk dat alle mensen verlicht, opdat deze onder de mensen zou wonen en hun het meest innige van God zou doen kennen Vgl. Joh. 1,1-18
. Jezus Christus dus, het vlees geworden Woord, als 'mens tot de mensen' gezonden, "spreekt Gods eigen woorden" (Joh. 3, 34), en volbrengt het heilswerk dat de Vader Hem te doen gegeven heeft Vgl. Joh. 5,36
Vgl. Joh. 17,4
. Hij dus die zegt: "wie Mij ziet, ziet de Vader" (Joh. 14,9), vervult de openbaring, brengt haar tot voltooiing en bekrachtigt haar met goddelijk getuigenis door geheel zijn tegenwoordigheid en verschijning". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 4
De geschiedenis wordt zo voor het volk van God een weg die moet worden gegaan, zodat de geopenbaarde waarheid dankzij het onophoudelijke werken van de heilige Geest haar inhoud volledig tot uitdrukking kan brengen Vgl. Joh. 14, 9
. Dat leert opnieuw de Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Dei Verbum
Over de Goddelijke openbaring
(18 november 1965), wanneer ze vaststelt: "De Kerk streeft in de loop der eeuwen onafgebroken naar de volheid van de goddelijke waarheid, totdat in haar Gods woorden in vervulling gaan". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8
De menswording van God laat ons de eeuwige en definitieve synthese voltrokken zien worden, die de menselijke geest zich vanuit zichzelf niets eens had kunnen voorstellen: het eeuwige treedt binnen in de tijd, het geheel verbergt zich in een fragment, God neemt de gedaante van een mens aan. De in de openbaring van Christus tot uitdrukking gekomen waarheid is aldus niet meer opgesloten in een nauw begrensd territoriaal en cultureel gebied, maar opent zich voor iedere man en iedere vrouw, die haar als het absoluut ware Woord wil aannemen, om het bestaan zin te geven. Nu hebben alle mensen in Christus toegang tot de Vader; door zijn dood en zijn verrijzenis heeft Hij het goddelijk leven geschonken, dat de eerste Adam had afgewezen Vgl. Rom. 5, 12-15
. Met deze openbaring wordt de mens de laatste waarheid over zijn leven en over het lot der geschiedenis aangeboden: "Alleen in het mysterie van het mens geworden Woord licht het mysterie van de mens op" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22, stelt de constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965) vast. Buiten dit zicht blijft het geheim van de menselijke persoon een onoplosbaar raadsel. Waar anders dan in het licht, dat afstraalt van het lijden, de dood en de opstanding van Christus, zou de mens het antwoord kunnen zoeken op zulke dramatische kwesties als die van de pijn, het lijden van onschuldigen en de dood?