CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
"Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen en zit aan de rechterhand van God" (
Mc. 16, 19). Het lichaam van Christus is verheerlijkt vanaf het ogenblik van zijn verrijzenis, zoals de nieuwe, bovennatuurlijke eigenschappen bewijzen die zijn lichaam voortaan blijvend bezit.
Vgl. Lc. 24, 31
Vgl. Joh. 20, 19.26
Maar gedurende de veertig dagen waarop Hij met zijn leerlingen vertrouwelijk zal eten en drinken
Vgl. Hand. 10, 41
en hen zal onderrichten over het koninkrijk,
Vgl. Hand. 1, 3
blijft zijn heerlijkheid nog verborgen onder het uiterlijk van een gewone, menselijke natuur.
Vgl. Mc. 16, 12
Vgl. Lc. 24, 15
Vgl. Joh. 20, 14-15
Vgl. Joh. 21, 4
De laatste verschijning van Jezus eindigt met het onomkeerbare binnengaan van zijn menselijke natuur in de goddelijke heerlijkheid, gesymboliseerd door de wolk
Vgl. Hand. 1, 9
Vgl. Lc. 9, 34-35. ook
Vgl. Ex. 13, 21-22. ook
en door de hemel,
Vgl. Lc. 24, 51
waar Hij voortaan aan de rechterhand van de Vader is gezeten,
Vgl. Mc. 16, 19
Vgl. Hand. 2, 34
Vgl. Hand. 7, 56
Vgl. Ps. 110, 1. ook
Het is slechts op een geheel uitzonderlijke en unieke manier dat Hij zich aan Paulus "als aan de misgeboorte" (
1 Kor. 15, 8) zal vertonen in een laatste verschijning, die Paulus tot apostel maakt.
Vgl. 1 Kor. 9, 1
Vgl. Gal. 1, 16
Jezus treedt na zijn verrijzenis rechtstreeks in contact met zijn leerlingen door hen aan te raken
Vgl. Lc. 24, 39
Vgl. Joh. 20, 27
en de maaltijd met hen te gebruiken.
Vgl. Lc. 24, 30.41-43
Vgl. Joh. 21, 9.13-15
Hij nodigt hen uit daardoor te erkennen dat Hij geen geest is,
Vgl. Lc. 24, 39
maar vooral om daardoor vast te stellen dat het verrezen lichaam waarin Hij hun verschijnt, hetzelfde lichaam is dat gefolterd en gekruisigd is, aangezien het nog de sporen draagt van het lijden.
Vgl. Lc. 24, 40
Vgl. Joh. 20, 20.27
Dit authentieke, werkelijke lichaam heeft echter tegelijkertijd de nieuwe kenmerken van een verheerlijkt lichaam: het is niet meer gebonden aan tijd en ruimte, maar Hij kan het laten verschijnen op welke wijze en wanneer Hij maar wil,
Vgl. Mt. 28, 9.16-17
Vgl. Lc. 24, 15.36
Vgl. Joh. 20, 14.19.26
Vgl. Joh. 21,4
want zijn menselijke natuur kan op aarde niet meer vastgehouden worden en behoort alleen nog maar tot het goddelijk rijk van de Vader.
Vgl. Joh. 20, 17
Daarom ook staat het Jezus na zijn verrijzenis volledig vrij te verschijnen, zoals Hij wil: in de gedaante van de tuinman
Vgl. Joh. 20, 14-15
of "in andere gedaantes" (
Mc. 16, 12) dan die welke aan de leerlingen bekend waren, juist om hun geloof op te wekken.
Vgl. Joh. 20, 14.16
Vgl. Joh. 21, 4.7
Al wat in die Paasdagen gebeurd is, betrekt ieder van de apostelen afzonderlijk - en heel in het bijzonder Petrus - bij de vestiging van het nieuwe tijdperk dat op Paasmorgen begonnen is. Als getuigen van de Verrezene blijven zij de fundamenten waarop zijn kerk gegrondvest is. Het geloof van de eerste gemeenschap van gelovigen is gebaseerd op het getuigenis van concrete mensen, die de christenen kenden en die voor het merendeel nog onder hen leefden. Deze "getuigen van de verrijzenis van Christus"
Vgl. Hand. 1, 22
zijn vooral Petrus en de Twaalf, maar zij niet alleen: Paulus zegt duidelijk dat Jezus behalve aan Jakobus én aan alle apostelen ook nog aan meer dan vijfhonderd personen tegelijk verschenen is.
Vgl. 1 Kor. 15, 4-8