De dood is het einde van het aardse leven. Ons leven wordt gemeten naar de tijd, in de loop waarvan wij veranderen, verouderen en, zoals bij alle levende wezens op aarde, verschijnt de dood als het normale einde van het leven. Dit aspect van de dood geeft ons leven een dringend karakter: het besef van onze sterfelijkheid dient er ook toe ons eraan te herinneren dat wij slechts een beperkte tijd hebben om ons leven te verwezenlijken:
Houd je Schepper in ere, zolang je nog jong bent (...), voordat het stof terugkeert naar de aarde waar het vandaan kwam, en de levensgeest naar God die hem schonk (Pred. 12, 1.7).
De dood wordt door Christus veranderd. Ook Jezus, de Zoon van God, heeft de dood, die eigen is aan het menselijk bestaan, ondergaan. Maar ondanks zijn angst ervoor Vgl. Mc. 14, 33-34Vgl. Heb. 5, 7-8 aanvaardde Hij die in een daad van totale en vrijwillige onderwerping aan de wil van zijn Vader. De gehoorzaamheid van Jezus heeft de vloek van de dood in een zegen veranderd. Vgl. Rom. 5, 19-21