Cum in Neerlandia
x
Informatie over dit document
Cum in Neerlandia
Verklaring ter herziening van de Nieuwe Katechismus
Kardinaal
Kardinalen Frings, Lefèbvre, Jaeger, Florit, Browne en Joumet
Congregatie voor de Geloofsleer
15 oktober 1968
Curie - Verklaringen
1969, Paul Brand - Romen & Zonen
1969
3 februari 2024
522
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- DEEL 1 Historisch deel
Toen in Nederland, onder de titel “De Nieuwe Katechismus” (1966) een boek verscheen, dat enerzijds buitengewone kwaliteiten vertoonde, anderzijds echter door zijn nieuwe opinies van de beginne af niet weinig gelovigen in verontrusting bracht, kon de H. Stoel, vanwege zijn opdracht het geloof van het volk Gods te beschermen, niet nalaten zijn aandacht aan deze zaak te wijden. De H. Vader wilde echter, dat er eerst een samenspraak zou plaats hebben tussen drie door de H. Stoel aangewezen theologen en drie van het Nederlands Episcopaat over de moeilijkheden, welke de tekst van de Katechismus veroorzaakte.
In dit onderhoud, dat plaats vond van 8 tot 10 april 1967, verzochten de door de H. Stoel aangewezen theologen, op grond van de opzet der H. Congregatie van het Concilie in de geest van de H. Vader, vol vertrouwen, dat men in de Katechismus enige punten zou opnemen, die bij nader doordenken der woorden zonder mogelijkheid tot twijfel beantwoorden aan het geloof der Kerk, aan de ware stand der zaken en aan het gevoelen der gelovigen.
Maar het onderhoud had bijna geen gevolg. Ook werden er geen veranderingen aangebracht omtrent de punten, die de H. Vader zelf bij wijze van voorbeeld had aangegeven: “bij voorbeeld, wat betreft het geloofsdogma der maagdelijke oorsprong van Jezus Christus; wat betreft de op Evangelie en Overlevering der Kerk steunende leer, volgens welke wij geloven in het bestaan van engelen; en wat betreft het karakter van voldoening en offer, waarmee Christus zich aan zijn hemelse Vader opdroeg, om onze zonden uit te delgen en de mensen weer met de Vader te verzoenen”.
Na kennis genomen te hebben van de afloop van dit gesprek, vóór alles uit het rapport, dat gezamenlijk werd opgesteld, zowel door de theologen welke de H. Stoel had aangewezen, als door de theologen van het Nederlands Episcopaat, gaf de H. Vader opdracht aan een Commissie van Kardinalen (Frings, Lefébvre, Jaeger, Florit, Browne en Journet) de zaak te onderzoeken en er een oordeel over uit spreken. Deze Commissie, die voor het eerst bijeen kwam op 27 en 28 juni 1967, in het bijzijn van Nederlands sprekende theologen, stelde vast, dat De Nieuwe Katechismus met zorg moest herzien worden, voordat er nieuwe uitgaven en vertalingen zouden verschijnen. Bovendien koos zij uit zeven naties een nieuwe groep theologen uit, die de tekst van de Katechismus zouden onderzoeken en er hun oordeel over zouden geven.
Mèt de Katechismus zelf werd aan deze groep ook het bovenvernoemde rapport over het eerste gesprek der theologen ter hand gesteld. Aan dit rapport werd in de maand september een lijst van veranderingen toegevoegd, welke de auteurs van de Katechismus intussen hadden aangeboden. Na nauwgezet onderzoek stelde de groep theologen hun aanmerkingen op, zowel over de tekst van de Katechismus, als over de lijst der aangeboden verbeteringen, waarvan de meeste echter nog niet voldoende schenen.
Alle afzonderlijke aanmerkingen van de groep theologen werden met instemming van alle aanwezigen goedgekeurd. Nadat de Kardinalen de aanmerkingen van deze groep theologen en andere documenten ontvangen hadden, kwamen zij wederom te samen van 12 tot 14 december 1967. Na stuk voor stuk deze aanmerkingen besproken te hebben, stelden zij, bij stemming over iedere afzonderlijk, definitief vast, wat er in de tekst van de Katechismus veranderd moest worden en in welke vorm; eveneens stelden zij een kleine Commissie samen, met de hulp van Z. Em. Kardinaal Alfrink, bestaande uit twee eigen afgevaardigden en twee van het Nederlands Episcopaat, welke de zaak voor goed ten uitvoer zou brengen. Het door deze Commissie in februari 1968 voltooide werk werd aan de H. Stoel, aan de Kardinalen en aan het Nederlands Episcopaat overgedragen.
Maar reeds eerder verscheen, buiten de wil van het Nederlands Episcopaat om en zonder de noodzakelijke verbeteringen, een Engelse vertaling van De Nieuwe Katechismus; evenzo werd onlangs een Duitse vertaling uitgegeven en daarna een Franse. Bovendien werden in verband met deze zaak onlangs in een Nederlands tijdschrift en in een in Italië verschenen boek documenten gepubliceerd, die vertrouwelijk en uiteraard geheim waren, o.a. een brief van Zijne Heiligheid zelf [1260].
In het voornoemde boek nu zijn aan de gepubliceerde documenten uitgebreide aanmerkingen en uiteenzettingen toegevoegd, waarin niet alleen aan de door de H. Stoel met opdracht belaste theologen meningen toegeschreven worden, die hun volkomen vreemd zijn, maar bovendien worden ook punten van de Katechismus, die correctie nodig hebben, met verschillende kunstgrepen voortdurend verzwakt en krijgen een schijnbaar onschuldig aanzien ,dat in feite met de waarheid niet overeenstemt. Niet zelden worden goede uitspraken geciteerd, die echter onvoldoende zijn, om de tegenovergestelde verklaringen te corrigeren, te meer, daar deze overeenkomen met de door de auteurs van de Katechismus in andere geschriften uiteengezette meningen. Ter voorbereiding van nieuwe edities van de Katechismus worden oplossingen voorgesteld, die geenszins overeenkomen met die, welke door de Commissie der Kardinalen, met goedkeuring van de H. Stoel, werden vastgesteld, en er wordt gesuggereerd, alleen die verbeteringen enigszins te aanvaarden, welke door Zijne Heiligheid uitdrukkelijk werden vermeld, ofschoon uit de boven aangehaalde woorden van de Paus blijkt, dat hij slechts voorbeelden aangaf van de door hem verwachte verklaringen.
In hetzelfde boek worden op niet terechte wijze opinies van enige hedendaagse exegeten aangewend over de aard en wijze waarop St. Mattheus en St. Lucas de voornaamste feiten aangaande de oorsprong en kindsheid van Onze Heer wilden voorstellen en verklaren. Immers, terwijl ieder der theologen en auteurs, waarop het boek zinspeelt, houdt, dat de maagdelijke ontvangenis van Jezus moet gerekend worden tot die voornaamste gebeurtenissen, welke de Evangelies van de kindsheid van de Heer als werkelijk gebeurd voorstellen, waagt het boek te besluiten, niet zonder schending van het katholieke geloof, dat het aan de gelovigen is toegestaan, niet meer te geloven in het mysterie van de maagdelijke ontvangenis in haar zowel geestelijke als lichamelijke werkelijkheid, maar slechts in een zekere symbolische zin.
In deze gepubliceerde geschriften gaat men op verschillende wijzen in tegen de opzet van de H. Stoel, deze zaak van niet weinig belang op te lossen tot heil van het volk Gods en in eensgezindheid met het Nederlands Episcopaat. Hierom, en wijl de niet gewijzigde Katechismus reeds in vier talen verspreid wordt, leek het noodzakelijk, voordat de verbeterde edities en vertalingen van de Katechismus eindelijk zouden verschijnen, in deze Verklaring reeds een samenvatting te geven van het oordeel der Kardinalencommissie. Op deze manier zal het voor de gelovigen duidelijk zijn, hoe zij in overeenstemming met de Kerk van Christus en met de Stoel van Petrus zonder gevaar kunnen denken en getuigen over de Heilsboodschap.
In dit onderhoud, dat plaats vond van 8 tot 10 april 1967, verzochten de door de H. Stoel aangewezen theologen, op grond van de opzet der H. Congregatie van het Concilie in de geest van de H. Vader, vol vertrouwen, dat men in de Katechismus enige punten zou opnemen, die bij nader doordenken der woorden zonder mogelijkheid tot twijfel beantwoorden aan het geloof der Kerk, aan de ware stand der zaken en aan het gevoelen der gelovigen.
Maar het onderhoud had bijna geen gevolg. Ook werden er geen veranderingen aangebracht omtrent de punten, die de H. Vader zelf bij wijze van voorbeeld had aangegeven: “bij voorbeeld, wat betreft het geloofsdogma der maagdelijke oorsprong van Jezus Christus; wat betreft de op Evangelie en Overlevering der Kerk steunende leer, volgens welke wij geloven in het bestaan van engelen; en wat betreft het karakter van voldoening en offer, waarmee Christus zich aan zijn hemelse Vader opdroeg, om onze zonden uit te delgen en de mensen weer met de Vader te verzoenen”.
Na kennis genomen te hebben van de afloop van dit gesprek, vóór alles uit het rapport, dat gezamenlijk werd opgesteld, zowel door de theologen welke de H. Stoel had aangewezen, als door de theologen van het Nederlands Episcopaat, gaf de H. Vader opdracht aan een Commissie van Kardinalen (Frings, Lefébvre, Jaeger, Florit, Browne en Journet) de zaak te onderzoeken en er een oordeel over uit spreken. Deze Commissie, die voor het eerst bijeen kwam op 27 en 28 juni 1967, in het bijzijn van Nederlands sprekende theologen, stelde vast, dat De Nieuwe Katechismus met zorg moest herzien worden, voordat er nieuwe uitgaven en vertalingen zouden verschijnen. Bovendien koos zij uit zeven naties een nieuwe groep theologen uit, die de tekst van de Katechismus zouden onderzoeken en er hun oordeel over zouden geven.
Mèt de Katechismus zelf werd aan deze groep ook het bovenvernoemde rapport over het eerste gesprek der theologen ter hand gesteld. Aan dit rapport werd in de maand september een lijst van veranderingen toegevoegd, welke de auteurs van de Katechismus intussen hadden aangeboden. Na nauwgezet onderzoek stelde de groep theologen hun aanmerkingen op, zowel over de tekst van de Katechismus, als over de lijst der aangeboden verbeteringen, waarvan de meeste echter nog niet voldoende schenen.
Alle afzonderlijke aanmerkingen van de groep theologen werden met instemming van alle aanwezigen goedgekeurd. Nadat de Kardinalen de aanmerkingen van deze groep theologen en andere documenten ontvangen hadden, kwamen zij wederom te samen van 12 tot 14 december 1967. Na stuk voor stuk deze aanmerkingen besproken te hebben, stelden zij, bij stemming over iedere afzonderlijk, definitief vast, wat er in de tekst van de Katechismus veranderd moest worden en in welke vorm; eveneens stelden zij een kleine Commissie samen, met de hulp van Z. Em. Kardinaal Alfrink, bestaande uit twee eigen afgevaardigden en twee van het Nederlands Episcopaat, welke de zaak voor goed ten uitvoer zou brengen. Het door deze Commissie in februari 1968 voltooide werk werd aan de H. Stoel, aan de Kardinalen en aan het Nederlands Episcopaat overgedragen.
Maar reeds eerder verscheen, buiten de wil van het Nederlands Episcopaat om en zonder de noodzakelijke verbeteringen, een Engelse vertaling van De Nieuwe Katechismus; evenzo werd onlangs een Duitse vertaling uitgegeven en daarna een Franse. Bovendien werden in verband met deze zaak onlangs in een Nederlands tijdschrift en in een in Italië verschenen boek documenten gepubliceerd, die vertrouwelijk en uiteraard geheim waren, o.a. een brief van Zijne Heiligheid zelf [1260].
In het voornoemde boek nu zijn aan de gepubliceerde documenten uitgebreide aanmerkingen en uiteenzettingen toegevoegd, waarin niet alleen aan de door de H. Stoel met opdracht belaste theologen meningen toegeschreven worden, die hun volkomen vreemd zijn, maar bovendien worden ook punten van de Katechismus, die correctie nodig hebben, met verschillende kunstgrepen voortdurend verzwakt en krijgen een schijnbaar onschuldig aanzien ,dat in feite met de waarheid niet overeenstemt. Niet zelden worden goede uitspraken geciteerd, die echter onvoldoende zijn, om de tegenovergestelde verklaringen te corrigeren, te meer, daar deze overeenkomen met de door de auteurs van de Katechismus in andere geschriften uiteengezette meningen. Ter voorbereiding van nieuwe edities van de Katechismus worden oplossingen voorgesteld, die geenszins overeenkomen met die, welke door de Commissie der Kardinalen, met goedkeuring van de H. Stoel, werden vastgesteld, en er wordt gesuggereerd, alleen die verbeteringen enigszins te aanvaarden, welke door Zijne Heiligheid uitdrukkelijk werden vermeld, ofschoon uit de boven aangehaalde woorden van de Paus blijkt, dat hij slechts voorbeelden aangaf van de door hem verwachte verklaringen.
In hetzelfde boek worden op niet terechte wijze opinies van enige hedendaagse exegeten aangewend over de aard en wijze waarop St. Mattheus en St. Lucas de voornaamste feiten aangaande de oorsprong en kindsheid van Onze Heer wilden voorstellen en verklaren. Immers, terwijl ieder der theologen en auteurs, waarop het boek zinspeelt, houdt, dat de maagdelijke ontvangenis van Jezus moet gerekend worden tot die voornaamste gebeurtenissen, welke de Evangelies van de kindsheid van de Heer als werkelijk gebeurd voorstellen, waagt het boek te besluiten, niet zonder schending van het katholieke geloof, dat het aan de gelovigen is toegestaan, niet meer te geloven in het mysterie van de maagdelijke ontvangenis in haar zowel geestelijke als lichamelijke werkelijkheid, maar slechts in een zekere symbolische zin.
In deze gepubliceerde geschriften gaat men op verschillende wijzen in tegen de opzet van de H. Stoel, deze zaak van niet weinig belang op te lossen tot heil van het volk Gods en in eensgezindheid met het Nederlands Episcopaat. Hierom, en wijl de niet gewijzigde Katechismus reeds in vier talen verspreid wordt, leek het noodzakelijk, voordat de verbeterde edities en vertalingen van de Katechismus eindelijk zouden verschijnen, in deze Verklaring reeds een samenvatting te geven van het oordeel der Kardinalencommissie. Op deze manier zal het voor de gelovigen duidelijk zijn, hoe zij in overeenstemming met de Kerk van Christus en met de Stoel van Petrus zonder gevaar kunnen denken en getuigen over de Heilsboodschap.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 2 Leerstellig deel
1
Over de Schepping
De catechismus moet leren dat God, behalve de zichtbare wereld waarin wij leven, ook een rijk van zuivere geesten geschapen heeft, die wij engelen noemen. vgl: Dei Filius [[[115|2-4]]] vgl: Lumen Gentium [[[617|49.50]]] Ook zal er worden uiteengezet, dat de ziel van iedere mens, daar zij geestelijk is vgl: Gaudium et Spes [[[575|14]]], onmiddellijk door God geschapen wordt vgl: Humani Generis [[[470|36]]] zie 'Verklaring'.. zie 'Verklaring' AAS, jrg 60 (1968), p. 687
De catechismus moet leren dat God, behalve de zichtbare wereld waarin wij leven, ook een rijk van zuivere geesten geschapen heeft, die wij engelen noemen. vgl: Dei Filius [[[115|2-4]]] vgl: Lumen Gentium [[[617|49.50]]] Ook zal er worden uiteengezet, dat de ziel van iedere mens, daar zij geestelijk is vgl: Gaudium et Spes [[[575|14]]], onmiddellijk door God geschapen wordt vgl: Humani Generis [[[470|36]]] zie 'Verklaring'.. zie 'Verklaring' AAS, jrg 60 (1968), p. 687
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Over de erfzonde
Hoewel als gevolg van de kwesties over de oorsprong van het menselijk geslacht in zijn langzame ontwikkeling, het dogma van de erfzonde heden ten dage nieuwe moeilijkheden oplevert, moet toch in de nieuwe catechismus getrouw weergegeven worden de leer van de Kerk over de mens, die in het begin van de geschiedenis is opgestaan tegen God vgl: Gaudium et Spes [[[575|13.22]]], met het gevolg, dat hij voor zichzelf en geheel zijn nageslacht de heiligheid en gerechtigheid verloor waarin hij geplaatst was, en een werkelijke staat van zonde door voortplanting van de menselijke natuur aan allen doorgaf. Beslist moeten uiteenzettingen vermeden worden die de indruk kunnen wekken, dat de afzonderlijke leden van de menselijke familie slechts hierdoor met de erfzonde worden besmet. Dat zij door hun oorsprong innerlijk onderworpen zijn aan de invloed van de menselijke gemeenschap waarin de zonde heerst, en zich zo aanvankelijk op de weg der zonde bevinden. zie 'Verklaring',.. zie 'Verklaring', AAS jrg 60 (1968), p. 687 e.v.
Hoewel als gevolg van de kwesties over de oorsprong van het menselijk geslacht in zijn langzame ontwikkeling, het dogma van de erfzonde heden ten dage nieuwe moeilijkheden oplevert, moet toch in de nieuwe catechismus getrouw weergegeven worden de leer van de Kerk over de mens, die in het begin van de geschiedenis is opgestaan tegen God vgl: Gaudium et Spes [[[575|13.22]]], met het gevolg, dat hij voor zichzelf en geheel zijn nageslacht de heiligheid en gerechtigheid verloor waarin hij geplaatst was, en een werkelijke staat van zonde door voortplanting van de menselijke natuur aan allen doorgaf. Beslist moeten uiteenzettingen vermeden worden die de indruk kunnen wekken, dat de afzonderlijke leden van de menselijke familie slechts hierdoor met de erfzonde worden besmet. Dat zij door hun oorsprong innerlijk onderworpen zijn aan de invloed van de menselijke gemeenschap waarin de zonde heerst, en zich zo aanvankelijk op de weg der zonde bevinden. zie 'Verklaring',.. zie 'Verklaring', AAS jrg 60 (1968), p. 687 e.v.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Jezus' geboorte uit de Maagd Maria
Men zal in de catechismus openlijk belijden, dat de Heilige Moeder van het mensgeworden Woord blijvend met de eer der maagdelijkheid gesierd ging. En tevens duidelijk het feit zelf leren der maagdelijke ontvangenis van Jezus, dat met het mysterie van de menswording ten hoogste overeenstemt; en er zal geen aanleiding meer gegeven mogen worden om dit feit - tegen de op de H. Schrift steunende overlevering der Kerk in - te loochenen. Met behoud van slechts een symbolische betekenis. Bijvoorbeeld die van de uit louter genade voortvloeiende gave. Welke God ons in zijn Zoon geschonken heeft. zie 'Verklaring',.. zie 'Verklaring', AAS jrg 60 (1968), p. 688
Men zal in de catechismus openlijk belijden, dat de Heilige Moeder van het mensgeworden Woord blijvend met de eer der maagdelijkheid gesierd ging. En tevens duidelijk het feit zelf leren der maagdelijke ontvangenis van Jezus, dat met het mysterie van de menswording ten hoogste overeenstemt; en er zal geen aanleiding meer gegeven mogen worden om dit feit - tegen de op de H. Schrift steunende overlevering der Kerk in - te loochenen. Met behoud van slechts een symbolische betekenis. Bijvoorbeeld die van de uit louter genade voortvloeiende gave. Welke God ons in zijn Zoon geschonken heeft. zie 'Verklaring',.. zie 'Verklaring', AAS jrg 60 (1968), p. 688
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Genoegdoening door Jezus gebracht aan Zijn Vader
De tot ons geloof behorende elementen van de leer over de genoegdoening door Christus zullen duidelijk worden weergegeven. Zozeer heeft God de zondige mensen liefgehad, dat Hij Zijn Zoon in de wereld gezonden heeft, om hen met Zich te verzoenen (2 Kor. 5, 19) [[b:2 Kor. 5, 19]]. "Wij zijn met de ons reeds liefhebbende (God) verzoend", aldus de H. Augustinus, "met Wie wij vanwege onze zonden in vijandschap leefden". tr. Cx, n. 6 [[859]]
Jezus is derhalve, als eerstgeborene onder vele broeders (Rom. 8, 29) [[b:Rom. 8, 29]] voor onze zonden gestorven (1 Kor. 15, 3) [[b:1 Kor. 15, 3]]. Heilig, onschuldig, onbesmet (Hebr. 7, 26) [[b:Hebr. 7, 26]] onderging hij voorzeker geen straf die God op Hem deed neerkomen, maar vrijwillig en met kinderlijke liefde aan zijn Vader gehoorzamend (Fil. 2, 8) [[b:Fil. 2, 8]] heeft hij voor Zijn zondige broeders en als hun middelaar (1 Tim. 2, 5) [[b:1 Tim. 2, 5]] de dood aanvaard, die het loon van hun zonde is (Rom. 6, 23) [[b:Rom. 6, 23]] vgl: Gaudium et Spes [[[575|18]]]. Door deze allerheiligste dood, die in de ogen van God overvloedig opwoog tegen de zonde der wereld, heeft Hij bewerkt, dat aan het mensdom de Goddelijke genade werd teruggeschonken als een goed, dat het in Zijn Goddelijk hoofd verdiend had (Hebr. 10, 5-10) [[b:Hebr. 10, 5-10]] vgl: Sessio VI - Decretum de iustificatione [[[668|3.15.40]]] zie 'Verklaring',.. zie 'Verklaring', AAS jrg 60 (1968), p. 688
De tot ons geloof behorende elementen van de leer over de genoegdoening door Christus zullen duidelijk worden weergegeven. Zozeer heeft God de zondige mensen liefgehad, dat Hij Zijn Zoon in de wereld gezonden heeft, om hen met Zich te verzoenen (2 Kor. 5, 19) [[b:2 Kor. 5, 19]]. "Wij zijn met de ons reeds liefhebbende (God) verzoend", aldus de H. Augustinus, "met Wie wij vanwege onze zonden in vijandschap leefden". tr. Cx, n. 6 [[859]]
Jezus is derhalve, als eerstgeborene onder vele broeders (Rom. 8, 29) [[b:Rom. 8, 29]] voor onze zonden gestorven (1 Kor. 15, 3) [[b:1 Kor. 15, 3]]. Heilig, onschuldig, onbesmet (Hebr. 7, 26) [[b:Hebr. 7, 26]] onderging hij voorzeker geen straf die God op Hem deed neerkomen, maar vrijwillig en met kinderlijke liefde aan zijn Vader gehoorzamend (Fil. 2, 8) [[b:Fil. 2, 8]] heeft hij voor Zijn zondige broeders en als hun middelaar (1 Tim. 2, 5) [[b:1 Tim. 2, 5]] de dood aanvaard, die het loon van hun zonde is (Rom. 6, 23) [[b:Rom. 6, 23]] vgl: Gaudium et Spes [[[575|18]]]. Door deze allerheiligste dood, die in de ogen van God overvloedig opwoog tegen de zonde der wereld, heeft Hij bewerkt, dat aan het mensdom de Goddelijke genade werd teruggeschonken als een goed, dat het in Zijn Goddelijk hoofd verdiend had (Hebr. 10, 5-10) [[b:Hebr. 10, 5-10]] vgl: Sessio VI - Decretum de iustificatione [[[668|3.15.40]]] zie 'Verklaring',.. zie 'Verklaring', AAS jrg 60 (1968), p. 688
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Het kruisoffer, bestendigd in het misoffer
Jezus heeft zich tot herstel van onze misdrijven aan Zijn Vader opgedragen als een heilig slachtoffer, waarin God zijn welbehagen had. "Christus heeft ons liefgehad en zich voor ons overgegeven als een gave en offer tot lieflijke geur voor God" (Ef. 5, 2) [b:Ef. 5, 2].
Het kruisoffer echter wordt in Gods Kerk onafgebroken voortgezet in het Eucharistisch offer vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570|47]]]. In de Eucharistische viering nl. offert Jezus als voornaamste priester zich op aan God door de consecratorische offering, welke de priesters verrichten, en waarbij de gelovigen zich aansluiten. Deze viering echter is offer en maaltijd. Het opdragen van het offer wordt aangevuld door de Communie, waarin het aan God opgedragen slachtoffer als spijs genuttigd wordt, om de gelovigen met zich te verenigen en hen onderling in liefde te verbinden (1 Kor. 10, 17) [[b:1 Kor. 10, 17]]. zie "Verklaring",.. zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 688 e.v.
Jezus heeft zich tot herstel van onze misdrijven aan Zijn Vader opgedragen als een heilig slachtoffer, waarin God zijn welbehagen had. "Christus heeft ons liefgehad en zich voor ons overgegeven als een gave en offer tot lieflijke geur voor God" (Ef. 5, 2) [b:Ef. 5, 2].
Het kruisoffer echter wordt in Gods Kerk onafgebroken voortgezet in het Eucharistisch offer vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570|47]]]. In de Eucharistische viering nl. offert Jezus als voornaamste priester zich op aan God door de consecratorische offering, welke de priesters verrichten, en waarbij de gelovigen zich aansluiten. Deze viering echter is offer en maaltijd. Het opdragen van het offer wordt aangevuld door de Communie, waarin het aan God opgedragen slachtoffer als spijs genuttigd wordt, om de gelovigen met zich te verenigen en hen onderling in liefde te verbinden (1 Kor. 10, 17) [[b:1 Kor. 10, 17]]. zie "Verklaring",.. zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 688 e.v.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
De Eucharistische tegenwoordigheid en verandering
Heel duidelijk moet verklaard worden, dat na de consecratie van brood en wijn het Lichaam en Bloed van Christus zelf op het altaar tegenwoordig zijn en in de H. Communie op sacramentele wijze worden genuttigd. Zodat zij die waardig tot deze goddelijke tafel naderen, geestelijk met Christus de Heer gevoed worden. Bovendien moet worden uiteengezet, dat brood en wijn, wat hun innerlijke (niet fenomenale) werkelijkheid betreft, door de uitgesproken consecratiewoorden veranderd worden in het Lichaam en Bloed van Christus, en dat daardoor daar, waar de gedaanten of de fenomenale realiteit blijven, op geheel mysterieuze wijze de mensheid zelf van Christus verborgen is, verbonden met zijn Goddelijke persoon.
Na deze wonderbare verandering, die in de Kerk de naam van transsubstantiatie kreeg, ontvangen de gedaanten van Brood en Wijn wel degelijk een nieuwe betekenis en een nieuwe bedoeling, daar zij Christus zelf, de bron van de door de H. Communie mee te delen genade en liefde, werkelijk bevatten en aanduiden. Maar juist daarom krijgen zij deze nieuwe betekenis en deze nieuwe bedoeling, wijl er een transsubstantiatie heeft plaats gehad vgl: Mysterium Fidei [[[392]]] Schreiben der deutschen.. Schreiben der deutschen Bischöfe an Alle, die von der Kirche mit der Glaubensverkündigung beauftragt sind, n. 43-47 Zie "Verklaring",.. Zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 690 e.v.
Heel duidelijk moet verklaard worden, dat na de consecratie van brood en wijn het Lichaam en Bloed van Christus zelf op het altaar tegenwoordig zijn en in de H. Communie op sacramentele wijze worden genuttigd. Zodat zij die waardig tot deze goddelijke tafel naderen, geestelijk met Christus de Heer gevoed worden. Bovendien moet worden uiteengezet, dat brood en wijn, wat hun innerlijke (niet fenomenale) werkelijkheid betreft, door de uitgesproken consecratiewoorden veranderd worden in het Lichaam en Bloed van Christus, en dat daardoor daar, waar de gedaanten of de fenomenale realiteit blijven, op geheel mysterieuze wijze de mensheid zelf van Christus verborgen is, verbonden met zijn Goddelijke persoon.
Na deze wonderbare verandering, die in de Kerk de naam van transsubstantiatie kreeg, ontvangen de gedaanten van Brood en Wijn wel degelijk een nieuwe betekenis en een nieuwe bedoeling, daar zij Christus zelf, de bron van de door de H. Communie mee te delen genade en liefde, werkelijk bevatten en aanduiden. Maar juist daarom krijgen zij deze nieuwe betekenis en deze nieuwe bedoeling, wijl er een transsubstantiatie heeft plaats gehad vgl: Mysterium Fidei [[[392]]] Schreiben der deutschen.. Schreiben der deutschen Bischöfe an Alle, die von der Kirche mit der Glaubensverkündigung beauftragt sind, n. 43-47 Zie "Verklaring",.. Zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 690 e.v.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Onfeilbaarheid van de Kerk en kennis van de mysteries
Men zal laten uitkomen, dat de onfeilbaarheid van de Kerk slechts een juiste richting aangeeft bij een altijd voortschrijdend zoeken, maar de waarheid in de te bewaren geloofsleer, welke ook altijd in dezelfde zin moet worden uitgelegd vgl: Dei Filius [[[115|17-22]]] vgl: Dei Verbum [[[576|7-10]]].
"Het geloof is niet alleen een zoeken, het is vooral een zekerheid". AAS, 59 (1967), p. 966 [[3086]]
Men zal ook niet toelaten, dat de lezers van de catechismus de indruk zouden krijgen, dat het menselijk verstand alleen maar blijft steken bij de woordelijke of begrippelijke weergave van het geopenbaarde mysterie. Men zal er veeleer zorg voor dragen dat zij inzien, dat het menselijk verstand met zijn begrippen "in een wazige spiegel" en "ten dele", zoals Sint Paulus zegt (1 Kor. 13, 12) [b:1 Kor. 13, 12], maar toch op zonder meer ware wijze de geopenbaarde mysteries kan uitdrukken en bereiken. zie "Verklaring",.. zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 689
Men zal laten uitkomen, dat de onfeilbaarheid van de Kerk slechts een juiste richting aangeeft bij een altijd voortschrijdend zoeken, maar de waarheid in de te bewaren geloofsleer, welke ook altijd in dezelfde zin moet worden uitgelegd vgl: Dei Filius [[[115|17-22]]] vgl: Dei Verbum [[[576|7-10]]].
"Het geloof is niet alleen een zoeken, het is vooral een zekerheid". AAS, 59 (1967), p. 966 [[3086]]
Men zal ook niet toelaten, dat de lezers van de catechismus de indruk zouden krijgen, dat het menselijk verstand alleen maar blijft steken bij de woordelijke of begrippelijke weergave van het geopenbaarde mysterie. Men zal er veeleer zorg voor dragen dat zij inzien, dat het menselijk verstand met zijn begrippen "in een wazige spiegel" en "ten dele", zoals Sint Paulus zegt (1 Kor. 13, 12) [b:1 Kor. 13, 12], maar toch op zonder meer ware wijze de geopenbaarde mysteries kan uitdrukken en bereiken. zie "Verklaring",.. zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 689
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Het ambtelijk priesterschap en het gezag in de Kerk
Men moet voorkomen dat de waardigheid zou verminderd worden van het ambtelijk priesterschap, dat in het deelnemen aan het priesterschap van Christus niet alleen gradueel maar ook essentieel verschilt van het algemeen priesterschap van de gelovigen vgl: Lumen Gentium [[[617|10]]] AAS, 59 (1967) n. 11, p. 548 [[1560|11]].
Men zorge er voor bij de beschrijving van de taak van de priesters beter het middelaarschap tussen god en de mensen te laten uitkomen, dat zij uitoefenen, niet alleen bij de prediking van het woord Gods, de vorming van de christelijke gemeenschap, de bediening van de Sacramenten, maar ook en vooral bij het opdragen van het eucharistisch offer in naam van geheel de Kerk vgl: Lumen Gentium [[[617|28]]] vgl: Presbyterorum Ordinis [[[704|2.13]]].
Bovendien zal men duidelijk laten uitkomen, dat de leer- en bestuursmacht in de Kerk direct gegeven is aan de Paus en aan de Bisschoppen in hiërarchische gemeenschap met hem verbonden, niet echter aan het volk Gods, dat deze dan verder aan hen zou doorgeven. Het ambt der Bisschoppen is dus niet een door het volk Gods hen gegeven opdracht, maar een opdracht die zij van God ontvangen hebben tot heil van geheel de gelovige gemeenschap.
Duidelijker moet blijken, dat Paus en Bisschoppen niet alleen maar samenvatten en bekrachtigen datgene, wat heel de gelovige gemeenschap gelooft. Immers het volk Gods wordt zo door de Geest der waarheid opgewekt en gesteund, dat het onder leiding van het leergezag, waaraan het toekomt de geloofsschat authentiek te bewaren, uit te leggen en te verdedigen, onwankelbaar het woord Gods aanhangt. Op deze wijze ontstaat er bij het geestelijk opnemen van het overgeleverde geloof, bij het belijden met de mond en bij het uitdragen in daden een uitzonderlijke overeenstemming tussen Bisschoppen en gelovigen vgl: Lumen Gentium [[[617|11]]] vgl: Dei Verbum [[[576|10]]]. De heilige overlevering en de Heilige Schrift - die het ene heilige vastgelegde geloofsgoed vormen - en het leerambt van de Kerk hangen zo met elkander samen, dat het een zonder het ander niet bestaan kan vgl: Dei Verbum [[[576|10]]]
En tot slot moet de macht, waarmede de Paus de Kerk bestuurt, duidelijk voorgesteld worden als een volledige, hoogste en universele bestuursmacht, welke de herder van de gehele Kerk altijd vrij kan uitoefenen vgl: Lumen Gentium [[[617|22]]] zie "Verklaring",.. zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 690
Men moet voorkomen dat de waardigheid zou verminderd worden van het ambtelijk priesterschap, dat in het deelnemen aan het priesterschap van Christus niet alleen gradueel maar ook essentieel verschilt van het algemeen priesterschap van de gelovigen vgl: Lumen Gentium [[[617|10]]] AAS, 59 (1967) n. 11, p. 548 [[1560|11]].
Men zorge er voor bij de beschrijving van de taak van de priesters beter het middelaarschap tussen god en de mensen te laten uitkomen, dat zij uitoefenen, niet alleen bij de prediking van het woord Gods, de vorming van de christelijke gemeenschap, de bediening van de Sacramenten, maar ook en vooral bij het opdragen van het eucharistisch offer in naam van geheel de Kerk vgl: Lumen Gentium [[[617|28]]] vgl: Presbyterorum Ordinis [[[704|2.13]]].
Bovendien zal men duidelijk laten uitkomen, dat de leer- en bestuursmacht in de Kerk direct gegeven is aan de Paus en aan de Bisschoppen in hiërarchische gemeenschap met hem verbonden, niet echter aan het volk Gods, dat deze dan verder aan hen zou doorgeven. Het ambt der Bisschoppen is dus niet een door het volk Gods hen gegeven opdracht, maar een opdracht die zij van God ontvangen hebben tot heil van geheel de gelovige gemeenschap.
Duidelijker moet blijken, dat Paus en Bisschoppen niet alleen maar samenvatten en bekrachtigen datgene, wat heel de gelovige gemeenschap gelooft. Immers het volk Gods wordt zo door de Geest der waarheid opgewekt en gesteund, dat het onder leiding van het leergezag, waaraan het toekomt de geloofsschat authentiek te bewaren, uit te leggen en te verdedigen, onwankelbaar het woord Gods aanhangt. Op deze wijze ontstaat er bij het geestelijk opnemen van het overgeleverde geloof, bij het belijden met de mond en bij het uitdragen in daden een uitzonderlijke overeenstemming tussen Bisschoppen en gelovigen vgl: Lumen Gentium [[[617|11]]] vgl: Dei Verbum [[[576|10]]]. De heilige overlevering en de Heilige Schrift - die het ene heilige vastgelegde geloofsgoed vormen - en het leerambt van de Kerk hangen zo met elkander samen, dat het een zonder het ander niet bestaan kan vgl: Dei Verbum [[[576|10]]]
En tot slot moet de macht, waarmede de Paus de Kerk bestuurt, duidelijk voorgesteld worden als een volledige, hoogste en universele bestuursmacht, welke de herder van de gehele Kerk altijd vrij kan uitoefenen vgl: Lumen Gentium [[[617|22]]] zie "Verklaring",.. zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 690
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Verschillende punten uit de dogmatische theologie
Op meer passende wijze zou moeten gesproken worden over de drie aanbiddelijke personen in God, welke terecht de Christenen met de ogen van het geloof beschouwen en met kinderlijke liefde bejegenen, niet alleen zoals zij naar voren treden in de heilseconomie, maar ook zoals zij van eeuwigheid bestaan in hun innerlijke leven, waarvan wij de aanschouwing verwachten. Over de uitwerking van de sacramenten moet hier en daar nauwkeuriger gesproken worden. Men zal voorkomen, dat de catechismus lijkt te zeggen, dat wonderen alleen maar van Godswege kunnen geschieden in zoverre zij niet afwijken van de gang der uitwerkingen, die door de krachten van de geschapen wereld kunnen worden voortgebracht. En tenslotte, er moet klaar gesproken worden over de zielen der rechtvaardigen welke, voldoende gezuiverd, reeds de aanschouwing Gods genieten, terwijl de Kerk-onderweg nog de glorierijke komst van de Heer verwacht en de uiteindelijke Verrijzenis vgl: Lumen Gentium [[[617|49.51]]] zie "Verklaring",.. zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 690 e.v.
Op meer passende wijze zou moeten gesproken worden over de drie aanbiddelijke personen in God, welke terecht de Christenen met de ogen van het geloof beschouwen en met kinderlijke liefde bejegenen, niet alleen zoals zij naar voren treden in de heilseconomie, maar ook zoals zij van eeuwigheid bestaan in hun innerlijke leven, waarvan wij de aanschouwing verwachten. Over de uitwerking van de sacramenten moet hier en daar nauwkeuriger gesproken worden. Men zal voorkomen, dat de catechismus lijkt te zeggen, dat wonderen alleen maar van Godswege kunnen geschieden in zoverre zij niet afwijken van de gang der uitwerkingen, die door de krachten van de geschapen wereld kunnen worden voortgebracht. En tenslotte, er moet klaar gesproken worden over de zielen der rechtvaardigen welke, voldoende gezuiverd, reeds de aanschouwing Gods genieten, terwijl de Kerk-onderweg nog de glorierijke komst van de Heer verwacht en de uiteindelijke Verrijzenis vgl: Lumen Gentium [[[617|49.51]]] zie "Verklaring",.. zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 690 e.v.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Verschillende punten uit de moraaltheologie
Men zal het bestaan van morele wetten niet in het duister laten, die wij zo kunnen kennen en uitdrukken, dat zij ons geweten altijd en in alle omstandigheden binden. Oplossingen van gewetenskwesties, die niet voldoende rekening houden met de onverbreekbaarheid van het huwelijk, moeten vermeden worden. Met recht wordt veel belang gehecht aan de zedelijke grondhouding van de persoon, maar men moet ervoor oppassen, dat deze grondhouding niet te zeer onafhankelijk gesteld wordt van de daden. De uiteenzetting van de huwelijksmoraal moet meer getrouw de onverkorte leer weergeven van het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] en van de H. Stoel. zie "Verklaring",.. zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 691
Men zal het bestaan van morele wetten niet in het duister laten, die wij zo kunnen kennen en uitdrukken, dat zij ons geweten altijd en in alle omstandigheden binden. Oplossingen van gewetenskwesties, die niet voldoende rekening houden met de onverbreekbaarheid van het huwelijk, moeten vermeden worden. Met recht wordt veel belang gehecht aan de zedelijke grondhouding van de persoon, maar men moet ervoor oppassen, dat deze grondhouding niet te zeer onafhankelijk gesteld wordt van de daden. De uiteenzetting van de huwelijksmoraal moet meer getrouw de onverkorte leer weergeven van het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] en van de H. Stoel. zie "Verklaring",.. zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 691
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Brief Paus Paulus VI Aan Kardinaal Alferink [1260], Over de Nieuwe Katechismus
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Hoewel de voorgaande aanmerkingen niet weinige en niet licht zijn, laten zij toch verreweg het grootste deel van De Nieuwe Katechismus onaangetast met zijn prijzenswaardig pastoraal, liturgisch en Bijbels karakter. Eveneens gaan zij niet in tegen de lofwaardige opzet van de auteurs van de Katechismus, de eeuwige blijde boodschap van Christus voor te stellen op een wijze, die aangepast is aan de denkwijze der mensen van onze tijd. Juist de grote kwaliteiten die het werk sieren, vragen er zelf om, dat de leer der Kerk steeds zonder verduisterende schaduw wordt weergegeven.
JOSEPH KARD. FRINGS
JOSEPH KARD. LEFEBVRE
LAURENTIUS KARD. JAEGER
HERMENEGILDUS KARD. FLORIT
MICHAEL KARD. BROWNE
CAROLUS KARD. JOURNET
Petrus Palazzini, Secretaris
15 oktober 1968
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/522-cum-in-neerlandia-nl