Ci riesce
x
Informatie over dit document
Ci riesce
Over de staatsgemeenschappen en de volken over godsdienstvrijheid - tot het 5de nationaal Italiaans congres van de vereniging van katholieke juristen
Paus Pius XII
6 december 1953
Pauselijke geschriften - Toespraken
1956, Ecclesia Docens 0763, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum, pag. 40-46
Vert.: Dr. Chr. Oomen C.ss.R., Dr. M.H. Mulders C.ss.R., Dr. J. Kahmann C.s.R.
Vert.: Dr. Chr. Oomen C.ss.R., Dr. M.H. Mulders C.ss.R., Dr. J. Kahmann C.s.R.
6 december 1953
6 maart 2019
1019
nl
Referenties naar dit document: 5
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- === Inleiding
1
Begroeting
Beminde zonen van de vereniging van Italiaanse katholieke juristen, het is voor ons een grote voldoening, u hier bij ons verenigd te zien en u hartelijk welkom te heten.
Beminde zonen van de vereniging van Italiaanse katholieke juristen, het is voor ons een grote voldoening, u hier bij ons verenigd te zien en u hartelijk welkom te heten.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Groeiend contact tussen de volkeren
Begin oktober was een ander congres van juristen bijeen in onze zomerresidentie [1472], nl. dat voor internationaal strafrecht. Uw "samenkomst" heeft weliswaar een nationaal karakter, maar het thema, dat er behandeld wordt: "natie en internationale gemeenschap", raakt opnieuw de betrekkingen tussen de volken en de soevereine staten. Het is niet toevallig, dat de congressen ter bestudering van internationale wetenschappelijke, economische en politieke vraagstukken steeds meer toenemen. Het onloochenbaar feit, dat de betrekkingen tussen de afzonderlijke individuen van verschillende volken en tussen deze volken zelf steeds uitgebreider en dieper worden, maakt een regeling van de private en publieke internationale betrekkingen met de dag dringender, en wel des te meer, omdat deze wederzijdse toenadering niet alleen bepaald wordt door de enorme verhoging van technische mogelijkheden en door de vrije keus, maar evenzeer door een dieper liggende werking van een immanente ontwikkelingswet. Men mag deze toenadering dus niet onderdrukken, maar men moet ze veeleer begunstigen en bevorderen.
Begin oktober was een ander congres van juristen bijeen in onze zomerresidentie [1472], nl. dat voor internationaal strafrecht. Uw "samenkomst" heeft weliswaar een nationaal karakter, maar het thema, dat er behandeld wordt: "natie en internationale gemeenschap", raakt opnieuw de betrekkingen tussen de volken en de soevereine staten. Het is niet toevallig, dat de congressen ter bestudering van internationale wetenschappelijke, economische en politieke vraagstukken steeds meer toenemen. Het onloochenbaar feit, dat de betrekkingen tussen de afzonderlijke individuen van verschillende volken en tussen deze volken zelf steeds uitgebreider en dieper worden, maakt een regeling van de private en publieke internationale betrekkingen met de dag dringender, en wel des te meer, omdat deze wederzijdse toenadering niet alleen bepaald wordt door de enorme verhoging van technische mogelijkheden en door de vrije keus, maar evenzeer door een dieper liggende werking van een immanente ontwikkelingswet. Men mag deze toenadering dus niet onderdrukken, maar men moet ze veeleer begunstigen en bevorderen.
Referenties naar alinea 2: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De statengemeenschap in het algemeen
- De moderne statengemeenschap
3
Het idee van een statengemeenschap
Bij deze verbreding van de internationale betrekkingen hebben de gemeenschappen van staten en volken, hetzij zij reeds bestaan, of nog maar een te bereiken en te verwezenlijken ideaal vormen, natuurlijk een bijzondere betekenis. Het zijn gemeenschappen, waarin soevereine staten, d.w.z. staten die aan geen enkele andere staat onderworpen zijn, zich tot een juridische gemeenschap aaneensluiten om bepaalde juridische doeleinden te bereiken. Men zou zich een valse voorstelling maken van deze juridische gemeenschappen, als men ze vergeleek met de wereldrijken uit het verleden of uit onze tijd, waarin stammen, volken en staten, vrijwillig of niet, tot één statencomplex verenigd worden. In het onderhavige geval echter verenigen de staten, met handhaving van hun soevereiniteit, zich tot een juridische gemeenschap.
Bij deze verbreding van de internationale betrekkingen hebben de gemeenschappen van staten en volken, hetzij zij reeds bestaan, of nog maar een te bereiken en te verwezenlijken ideaal vormen, natuurlijk een bijzondere betekenis. Het zijn gemeenschappen, waarin soevereine staten, d.w.z. staten die aan geen enkele andere staat onderworpen zijn, zich tot een juridische gemeenschap aaneensluiten om bepaalde juridische doeleinden te bereiken. Men zou zich een valse voorstelling maken van deze juridische gemeenschappen, als men ze vergeleek met de wereldrijken uit het verleden of uit onze tijd, waarin stammen, volken en staten, vrijwillig of niet, tot één statencomplex verenigd worden. In het onderhavige geval echter verenigen de staten, met handhaving van hun soevereiniteit, zich tot een juridische gemeenschap.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Motieven van de volken voor een statengemeenschap
Zó gezien, zou men op grond van de wereldgeschiedenis, die een ononderbroken strijd om de macht te zien geeft, de vestiging van een juridische gemeenschap van vrije staten ongetwijfeld als een utopie kunnen beschouwen. Deze strijd ontstond maar al te dikwijls uit de wil om andere naties te onderwerpen en het eigen machtsgebied uit te breiden, ofwel door de noodzakelijkheid de eigen vrijheid en het eigen onafhankelijk bestaan te verdedigen. Thans echter dringt juist de wil om dreigende conflicten te voorkomen tot een bovennationale rechtsgemeenschap; de utiliteitsoverwegingen, die zeker hierbij ook een gewichtige rol spelen, zijn gericht op werken van vrede; en ten slotte heeft misschien juist de toenadering door de techniek het bij de enkelingen sluimerende geloof in een hogere gemeenschap van mensen gewekt, een gemeenschap, die door de Schepper gewild is en die wortelt in de eenheid van hun oorsprong, natuur en bestemming.
Zó gezien, zou men op grond van de wereldgeschiedenis, die een ononderbroken strijd om de macht te zien geeft, de vestiging van een juridische gemeenschap van vrije staten ongetwijfeld als een utopie kunnen beschouwen. Deze strijd ontstond maar al te dikwijls uit de wil om andere naties te onderwerpen en het eigen machtsgebied uit te breiden, ofwel door de noodzakelijkheid de eigen vrijheid en het eigen onafhankelijk bestaan te verdedigen. Thans echter dringt juist de wil om dreigende conflicten te voorkomen tot een bovennationale rechtsgemeenschap; de utiliteitsoverwegingen, die zeker hierbij ook een gewichtige rol spelen, zijn gericht op werken van vrede; en ten slotte heeft misschien juist de toenadering door de techniek het bij de enkelingen sluimerende geloof in een hogere gemeenschap van mensen gewekt, een gemeenschap, die door de Schepper gewild is en die wortelt in de eenheid van hun oorsprong, natuur en bestemming.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De statengemeenschap in het licht van het natuurrecht
5
De volkerengemeenschap wortelt in de natuur. - Taak van het positief volkenrecht
Deze en andere dergelijke overwegingen bewijzen, dat de weg naar een volkerengemeenschap en de oprichting er van niet de wil van de staten als enige en laatste norm heeft, maar veeleer de natuur ofwel de Schepper. Het bestaansrecht, het recht op achting en goede naam, het recht op een eigen karakter en cultuur, het recht op ontwikkeling, het recht op eerbiediging van internationale verdragen en soortgelijke rechten zijn eisen van het volkenrecht, door de natuur bepaald. Het positief volkenrecht, dat in een statengemeenschap eveneens onontbeerlijk is, heeft tot taak de eisen van de natuur scherper te omschrijven en ze aan te passen aan de concrete omstandigheden en bovendien nog om door een overeenkomst, die, vrij gesloten, bindende kracht heeft gekregen, andere regelingen te treffen, gericht op het doel van de gemeenschap.
Deze en andere dergelijke overwegingen bewijzen, dat de weg naar een volkerengemeenschap en de oprichting er van niet de wil van de staten als enige en laatste norm heeft, maar veeleer de natuur ofwel de Schepper. Het bestaansrecht, het recht op achting en goede naam, het recht op een eigen karakter en cultuur, het recht op ontwikkeling, het recht op eerbiediging van internationale verdragen en soortgelijke rechten zijn eisen van het volkenrecht, door de natuur bepaald. Het positief volkenrecht, dat in een statengemeenschap eveneens onontbeerlijk is, heeft tot taak de eisen van de natuur scherper te omschrijven en ze aan te passen aan de concrete omstandigheden en bovendien nog om door een overeenkomst, die, vrij gesloten, bindende kracht heeft gekregen, andere regelingen te treffen, gericht op het doel van de gemeenschap.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
De positie van de afzonderlijke staten in de statengemeenschap
In deze volkerengemeenschap is dus iedere staat in de internationale rechtsordening ingelijfd en daardoor ook in de orde van het natuurrecht, dat de grondslag en de bekroning van alles is. Daardoor is hij niet meer (en is het trouwens nooit geweest) "Souverein" in de zin van een absoluut ongebonden zijn. "Soevereiniteit" in de ware zin van het woord betekent autarchie en uitsluitende macht met betrekking tot de dingen en tot het gebied, wat betreft de substantie en de vorm van de activiteit, ofschoon in het kader van het internationaal recht, - niet echter in afhankelijkheid ten opzichte van de eigen rechtsorde van enige anders staat. Iedere staat is onmiddellijk onderworpen aan het internationaal recht. De staten, die deze volledige macht missen of wier onafhankelijkheid van iedere machtsinvloed van een andere staat niet door het internationaal recht gewaarborgd wordt, zouden zelf niet Souverein zijn. Geen enkele staat echter kan zich over een beperking van zijn soevereiniteit beklagen, als men hem belet, willekeurig op te treden en zonder rekening te houden met andere staten. Soevereiniteit is geen staatsvergoding of staatsalmacht in de zin van Hegel of van een absoluut rechtspositivisme.
In deze volkerengemeenschap is dus iedere staat in de internationale rechtsordening ingelijfd en daardoor ook in de orde van het natuurrecht, dat de grondslag en de bekroning van alles is. Daardoor is hij niet meer (en is het trouwens nooit geweest) "Souverein" in de zin van een absoluut ongebonden zijn. "Soevereiniteit" in de ware zin van het woord betekent autarchie en uitsluitende macht met betrekking tot de dingen en tot het gebied, wat betreft de substantie en de vorm van de activiteit, ofschoon in het kader van het internationaal recht, - niet echter in afhankelijkheid ten opzichte van de eigen rechtsorde van enige anders staat. Iedere staat is onmiddellijk onderworpen aan het internationaal recht. De staten, die deze volledige macht missen of wier onafhankelijkheid van iedere machtsinvloed van een andere staat niet door het internationaal recht gewaarborgd wordt, zouden zelf niet Souverein zijn. Geen enkele staat echter kan zich over een beperking van zijn soevereiniteit beklagen, als men hem belet, willekeurig op te treden en zonder rekening te houden met andere staten. Soevereiniteit is geen staatsvergoding of staatsalmacht in de zin van Hegel of van een absoluut rechtspositivisme.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Moeilijkheden voor de vorming van een statengemeenschap
7
Problemen verbonden aan een statengemeenschap
U, als rechtsgeleerden, behoeven wij niet te verklaren, dat de oprichting, het in stand houden en het functioneren van een echte statengemeenschap, vooral als deze alle volken omvat, een reeks van verplichtingen en problemen meebrengt, waarvan sommige zeer moeilijk en ingewikkeld zijn en niet met een eenvoudig ja of neen kunnen worden opgelost. Zulke problemen zijn bijv. de problemen van het ras en het bloed met hun biologische, psychische en sociale gevolgen; de taalkwestie; de kwestie van de gezinnen met hun karakter, dat verschilt overeenkomstig de naties; het vraagstuk van de betrekkingen tussen echtgenoten, ouders en verwanten; de kwestie van gelijkheid of gelijkberechtigdheid met betrekking tot goederen, contracten en personen voor de burgers van een soevereine staat, die zich bevinden op het grondgebied van een andere staat, waar zij tijdelijk verblijven of wel zich voor goed vestigen met behoud van hun eigen nationaliteit; de kwestie van het recht tot immigratie of emigratie, en andere dergelijke kwesties.
U, als rechtsgeleerden, behoeven wij niet te verklaren, dat de oprichting, het in stand houden en het functioneren van een echte statengemeenschap, vooral als deze alle volken omvat, een reeks van verplichtingen en problemen meebrengt, waarvan sommige zeer moeilijk en ingewikkeld zijn en niet met een eenvoudig ja of neen kunnen worden opgelost. Zulke problemen zijn bijv. de problemen van het ras en het bloed met hun biologische, psychische en sociale gevolgen; de taalkwestie; de kwestie van de gezinnen met hun karakter, dat verschilt overeenkomstig de naties; het vraagstuk van de betrekkingen tussen echtgenoten, ouders en verwanten; de kwestie van gelijkheid of gelijkberechtigdheid met betrekking tot goederen, contracten en personen voor de burgers van een soevereine staat, die zich bevinden op het grondgebied van een andere staat, waar zij tijdelijk verblijven of wel zich voor goed vestigen met behoud van hun eigen nationaliteit; de kwestie van het recht tot immigratie of emigratie, en andere dergelijke kwesties.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Moeilijkheden voortkomend uit de natuurlijke tendenzen van individuen en gemeenschappen
De jurist, de politicus, de afzonderlijke staat evenals de statengemeenschap moeten hier rekening houden met alle natuurlijke tendensen van de afzonderlijke individuen en van de gemeenschappen in hun onderlinge contacten en betrekkingen, zoals de tendens van aanpassing of assimilatie, die dikwijls zover gaat, dat ze tracht de ander in zich te doen opgaan, of omgekeerd de tendens om alles uit te sluiten en te vernietigen, wat zich schijnbaar niet laat assimileren; de expansiezucht of omgekeerd de zucht zich af te sluiten en af te zonderen; het streven om zich geheel weg te geven met verzaken aan zichzelf, en omgekeerd het vasthouden aan zichzelf met uitsluiting van ieder zich geven aan anderen; het streven naar macht, de zucht om anderen afhankelijk te houden enz. Al deze vooruitdringende of afwerende dynamismen zijn in de natuurlijke aanleg van de enkeling, de volkeren, de rassen en de gemeenschappen verworteld in hun engheid en beperking, waarin nooit al het goede en juiste verenigd is. God alleen, oorsprong van alle zijn, omvat door Zijn oneindigheid alles in Zich wat goed is.
De jurist, de politicus, de afzonderlijke staat evenals de statengemeenschap moeten hier rekening houden met alle natuurlijke tendensen van de afzonderlijke individuen en van de gemeenschappen in hun onderlinge contacten en betrekkingen, zoals de tendens van aanpassing of assimilatie, die dikwijls zover gaat, dat ze tracht de ander in zich te doen opgaan, of omgekeerd de tendens om alles uit te sluiten en te vernietigen, wat zich schijnbaar niet laat assimileren; de expansiezucht of omgekeerd de zucht zich af te sluiten en af te zonderen; het streven om zich geheel weg te geven met verzaken aan zichzelf, en omgekeerd het vasthouden aan zichzelf met uitsluiting van ieder zich geven aan anderen; het streven naar macht, de zucht om anderen afhankelijk te houden enz. Al deze vooruitdringende of afwerende dynamismen zijn in de natuurlijke aanleg van de enkeling, de volkeren, de rassen en de gemeenschappen verworteld in hun engheid en beperking, waarin nooit al het goede en juiste verenigd is. God alleen, oorsprong van alle zijn, omvat door Zijn oneindigheid alles in Zich wat goed is.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Het beginsel voor de oplossing van deze moeilijkheden
Uit het boven gezegde kan men gemakkelijk het theoretisch grondbeginsel opstellen voor het behandelen van deze moeilijkheden en tendensen: binnen de grenzen van het mogelijke en geoorloofde alles bevorderen, wat de eenheid vergemakkelijkt en versterkt; weren wat haar verstoort; soms verdragen, wat men niet kan verwijderen en waarom toch de volkengemeenschap niet mag mislukken vanwege het hogere goed, dat men er van verwacht. De moeilijkheid ligt in de toepassing van dit beginsel.
Uit het boven gezegde kan men gemakkelijk het theoretisch grondbeginsel opstellen voor het behandelen van deze moeilijkheden en tendensen: binnen de grenzen van het mogelijke en geoorloofde alles bevorderen, wat de eenheid vergemakkelijkt en versterkt; weren wat haar verstoort; soms verdragen, wat men niet kan verwijderen en waarom toch de volkengemeenschap niet mag mislukken vanwege het hogere goed, dat men er van verwacht. De moeilijkheid ligt in de toepassing van dit beginsel.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De godsdienstige tolerantie in de statengemeenschap
- Het probleem dat het verschil in godsdienst meebrengt
10
De verhouding tussen katholieke en niet-katholieke gemeenschappen
Naar aanleiding hiervan willen wij met u, die zich gaarne katholieke juristen noemt, een van de vragen behandelen, die zich in een volkerengemeenschap voordoen, nl. het praktisch samenleven van katholieke met niet-katholieke gemeenschappen.
Naar aanleiding hiervan willen wij met u, die zich gaarne katholieke juristen noemt, een van de vragen behandelen, die zich in een volkerengemeenschap voordoen, nl. het praktisch samenleven van katholieke met niet-katholieke gemeenschappen.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Eventuele regeling van de godsdienstige en zedelijke belangen binnen de statengemeenschap
Men zal overeenkomstig de overtuiging van de grote meerderheid van de burgers of op grond van een uitdrukkelijke verklaring in hun grondwet de volkeren en de staten, die lid zijn van de gemeenschap, kunnen onderscheiden in christelijke, niet-christelijke, religieus onverschillige of bewust laïcistische of ook uitgesproken atheïstische volkeren. De religieuze en zedelijke belangen eisen voor heel de omvang van de gemeenschap een scherp omschreven regeling, welke van kracht is voor het gehele gebied van de afzonderlijke soevereine staten, die lid zijn van deze statengemeenschap. Met waarschijnlijkheid en op grond van de omstandigheden is het te voorzien, dat die positief-rechtelijke regeling als volgt zal luiden: binnen zijn eigen gebied en voor zijn eigen burgers regelt iedere staat de religieuze en morele aangelegenheden door een eigen wet; maar toch zullen de burgers van iedere staat, die lid is, in heel het gebied van de statengemeenschap hun eigen geloofsovertuiging en hun ethische en religieuze praktijken mogen uitoefenen, voor zover deze niet in strijd zijn met het strafrecht van de staat, waarin zij vertoeven.
Men zal overeenkomstig de overtuiging van de grote meerderheid van de burgers of op grond van een uitdrukkelijke verklaring in hun grondwet de volkeren en de staten, die lid zijn van de gemeenschap, kunnen onderscheiden in christelijke, niet-christelijke, religieus onverschillige of bewust laïcistische of ook uitgesproken atheïstische volkeren. De religieuze en zedelijke belangen eisen voor heel de omvang van de gemeenschap een scherp omschreven regeling, welke van kracht is voor het gehele gebied van de afzonderlijke soevereine staten, die lid zijn van deze statengemeenschap. Met waarschijnlijkheid en op grond van de omstandigheden is het te voorzien, dat die positief-rechtelijke regeling als volgt zal luiden: binnen zijn eigen gebied en voor zijn eigen burgers regelt iedere staat de religieuze en morele aangelegenheden door een eigen wet; maar toch zullen de burgers van iedere staat, die lid is, in heel het gebied van de statengemeenschap hun eigen geloofsovertuiging en hun ethische en religieuze praktijken mogen uitoefenen, voor zover deze niet in strijd zijn met het strafrecht van de staat, waarin zij vertoeven.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Probleem van deze regeling voor de katholiek
Voor de katholieke jurist, politicus en staat rijst nu de vraag: mogen zij hun goedkeuring geven aan een dergelijke regeling, als het er om gaat, toe te treden tot de volkerengemeenschap en er lid van te blijven?
Voor de katholieke jurist, politicus en staat rijst nu de vraag: mogen zij hun goedkeuring geven aan een dergelijke regeling, als het er om gaat, toe te treden tot de volkerengemeenschap en er lid van te blijven?
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Dubbele kwestie met betrekking tot de religieuze en zedelijke belangen
Met betrekking tot de religieuze en zedelijke belangen doet zich een dubbele kwestie voor. De eerste gaat over de objectieve waarheid en over de gewetenplicht tegenover datgene, wat objectief waar en goed is. De tweede gaat over de feitelijke houding van de volkerengemeenschap tegenover de afzonderlijke soevereine staat en de houding van deze staat tegenover de volkerengemeenschap in zake godsdienst en zedelijkheid. De eerste vraag kan nauwelijks een voorwerp zijn van discussie en van regeling tussen de afzonderlijke staten en de statengemeenschap, vooral niet in het geval, dat er binnen de gemeenschap meerdere godsdienstige belijdenissen zijn. De tweede daarentegen kan zeer belangrijk en zeer urgent zijn.
Met betrekking tot de religieuze en zedelijke belangen doet zich een dubbele kwestie voor. De eerste gaat over de objectieve waarheid en over de gewetenplicht tegenover datgene, wat objectief waar en goed is. De tweede gaat over de feitelijke houding van de volkerengemeenschap tegenover de afzonderlijke soevereine staat en de houding van deze staat tegenover de volkerengemeenschap in zake godsdienst en zedelijkheid. De eerste vraag kan nauwelijks een voorwerp zijn van discussie en van regeling tussen de afzonderlijke staten en de statengemeenschap, vooral niet in het geval, dat er binnen de gemeenschap meerdere godsdienstige belijdenissen zijn. De tweede daarentegen kan zeer belangrijk en zeer urgent zijn.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Beginselen voor de oplossing van dit probleem
14
Geen menselijke macht kan dwaling of zedelijk kwaad bevelen
Ziehier, hoe men deze tweede vraag juist moet beantwoorden. Vóór alles moet duidelijk het volgende gezegd worden: geen menselijk gezag, geen staat, geen statengemeenschap van welk godsdienstig karakter ook mag een positief bevel of een positieve machtiging geven om iets te leren of te doen, wat in strijd is met de godsdienstige waarheid of het zedelijke goede. Zulk een bevel of zulk een machtiging zou geen bindende kracht hebben en dus niet verplichten. Geen gezag kan zo'n bevel of machtiging geven, want het is in strijd met de natuur om de geest en de wil van de mens te verplichten tot dwaling en tot het verkeerde of om beide als onverschillig te beschouwen. Zelfs God zou niet zulk een positief bevel of zulk een positieve machtiging kunnen geven, omdat zij in strijd zouden zijn met Zijn absolute waarachtigheid en heiligheid.
Ziehier, hoe men deze tweede vraag juist moet beantwoorden. Vóór alles moet duidelijk het volgende gezegd worden: geen menselijk gezag, geen staat, geen statengemeenschap van welk godsdienstig karakter ook mag een positief bevel of een positieve machtiging geven om iets te leren of te doen, wat in strijd is met de godsdienstige waarheid of het zedelijke goede. Zulk een bevel of zulk een machtiging zou geen bindende kracht hebben en dus niet verplichten. Geen gezag kan zo'n bevel of machtiging geven, want het is in strijd met de natuur om de geest en de wil van de mens te verplichten tot dwaling en tot het verkeerde of om beide als onverschillig te beschouwen. Zelfs God zou niet zulk een positief bevel of zulk een positieve machtiging kunnen geven, omdat zij in strijd zouden zijn met Zijn absolute waarachtigheid en heiligheid.
Referenties naar alinea 14: 1
Humanae Vitae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
De kwestie van de tolerantie
Een wezenlijk andere kwestie is: kan in een statengemeenschap, minstens in bepaalde omstandigheden, als regel opgesteld worden, dat de vrije uitoefening van een belijdenis of van een godsdienstige of zedelijke praktijk, die bij een lid van de statengemeenschap in zwang zijn, in heel het gebied van de gemeenschap niet door wetten of publieke dwangmaatregelen verhinderd mag worden? M.a.w. men kan de vraag stellen, of het "niet verhinderen" ofwel het "tolereren" onder zulke omstandigheden geoorloofd is en of dus positieve onderdrukking niet altijd plicht is.
Een wezenlijk andere kwestie is: kan in een statengemeenschap, minstens in bepaalde omstandigheden, als regel opgesteld worden, dat de vrije uitoefening van een belijdenis of van een godsdienstige of zedelijke praktijk, die bij een lid van de statengemeenschap in zwang zijn, in heel het gebied van de gemeenschap niet door wetten of publieke dwangmaatregelen verhinderd mag worden? M.a.w. men kan de vraag stellen, of het "niet verhinderen" ofwel het "tolereren" onder zulke omstandigheden geoorloofd is en of dus positieve onderdrukking niet altijd plicht is.
Referenties naar alinea 15: 1
Humanae Vitae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Geen absolute plicht om godsdienstige en zedelijke dwaling te onderdrukken
Wij hebben zojuist het gezag van God genoemd.
Kan God, ofschoon het Hem toch mogelijk en gemakkelijk zou zijn, de dwaling en het zedelijk kwaad te onderdrukken, toch in sommige gevallen het "niet verhinderen" kiezen, zonder daardoor in tegenspraak te komen met Zijn oneindige volmaaktheid? Is het mogelijk, dat Hij in bepaalde omstandigheden de mensen niet gebiedt en niet verplicht, ja hun zelfs niet eens het recht geeft, de dwaling en het verkeerde te beletten en te onderdrukken? Een blik op de werkelijkheid geeft een bevestigend antwoord. Zij bewijst, dat dwaling en zonde in grote mate op aarde aanwezig zijn. God verwerpt deze, maar hij laat ze bestaan. Daarom kan de bewering: "de godsdienstige en zedelijke dwaling moet altijd, in zover het mogelijk is, verhinderd worden, omdat het tolereren er van in zich onzedelijk is" niet in haar onvoorwaardelijke absoluutheid gelden. Van de andere kant heeft God aan het menselijk gezag ook niet zulk een absoluut en algemeen gebod gegeven noch op het gebied van het geloof noch op het gebied van de moraal. Noch de algemene overtuiging van de mensen, noch het christelijk geweten, noch de bronnen van de openbaring, noch de praktijk van de Kerk kennen zulk een gebod. Om hier niet te spreken van andere teksten van de H. Schrift, die op dit onderwerp betrekking hebben, Christus heeft in de parabel van het onkruid de volgende vermaning gegeven: laat het onkruid op de akker van de wereld tegelijk met het goede zaad groeien vanwege de tarwe. (Mt. 13, 24-30) [[b:Mt. 13, 24-30]] De plicht om zedelijke en godsdienstige dwalingen te onderdrukken kan dus geen laatste norm van handelen zijn. Hij moet ondergeschikt zijn aan hogere en meer algemene normen, die in bepaalde omstandigheden toestaan of het misschien zelfs als beter doen voorkomen om de dwaling niet te verhinderen ten einde een hoger goed te bevorderen.
Wij hebben zojuist het gezag van God genoemd.
Kan God, ofschoon het Hem toch mogelijk en gemakkelijk zou zijn, de dwaling en het zedelijk kwaad te onderdrukken, toch in sommige gevallen het "niet verhinderen" kiezen, zonder daardoor in tegenspraak te komen met Zijn oneindige volmaaktheid? Is het mogelijk, dat Hij in bepaalde omstandigheden de mensen niet gebiedt en niet verplicht, ja hun zelfs niet eens het recht geeft, de dwaling en het verkeerde te beletten en te onderdrukken? Een blik op de werkelijkheid geeft een bevestigend antwoord. Zij bewijst, dat dwaling en zonde in grote mate op aarde aanwezig zijn. God verwerpt deze, maar hij laat ze bestaan. Daarom kan de bewering: "de godsdienstige en zedelijke dwaling moet altijd, in zover het mogelijk is, verhinderd worden, omdat het tolereren er van in zich onzedelijk is" niet in haar onvoorwaardelijke absoluutheid gelden. Van de andere kant heeft God aan het menselijk gezag ook niet zulk een absoluut en algemeen gebod gegeven noch op het gebied van het geloof noch op het gebied van de moraal. Noch de algemene overtuiging van de mensen, noch het christelijk geweten, noch de bronnen van de openbaring, noch de praktijk van de Kerk kennen zulk een gebod. Om hier niet te spreken van andere teksten van de H. Schrift, die op dit onderwerp betrekking hebben, Christus heeft in de parabel van het onkruid de volgende vermaning gegeven: laat het onkruid op de akker van de wereld tegelijk met het goede zaad groeien vanwege de tarwe. (Mt. 13, 24-30) [[b:Mt. 13, 24-30]] De plicht om zedelijke en godsdienstige dwalingen te onderdrukken kan dus geen laatste norm van handelen zijn. Hij moet ondergeschikt zijn aan hogere en meer algemene normen, die in bepaalde omstandigheden toestaan of het misschien zelfs als beter doen voorkomen om de dwaling niet te verhinderen ten einde een hoger goed te bevorderen.
Referenties naar alinea 16: 1
Humanae Vitae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Beginselen voor de houding van de katholiek
Hiermee zijn de twee beginselen gegeven, waaruit men in concrete gevallen het antwoord op de gewichtige vraag omtrent de houding van de katholieke jurist, staatsman of soevereine staat moet afleiden met betrekking tot een formule van godsdienstige en zedelijke tolerantie van bovengenoemde inhoud, die voor de statengemeenschap in aanmerking zou komen.
Hiermee zijn de twee beginselen gegeven, waaruit men in concrete gevallen het antwoord op de gewichtige vraag omtrent de houding van de katholieke jurist, staatsman of soevereine staat moet afleiden met betrekking tot een formule van godsdienstige en zedelijke tolerantie van bovengenoemde inhoud, die voor de statengemeenschap in aanmerking zou komen.
- Vooreerst: wat in strijd is met de waarheid en met de zedenwet heeft objectief geen recht op bestaan, op propaganda of activiteit.
- Ten tweede: het niet verhinderen er van door staatswetten en dwangmaatregelen kan niettemin in het belang van een hoger en meer omvattend goed gerechtvaardigd zijn.
Referenties naar alinea 17: 1
Humanae Vitae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Handelwijze in concrete gevallen
Of deze voorwaarde in een concreet geval aanwezig is, - en dit is de "quaestio facti" (de kwestie van de feitelijke toestand) - , moet vóór alles de katholieke staatsman zelf uitmaken. Hij moet zich bij zijn beslissing laten leiden door een tegen elkaar afwegen van de schadelijke gevolgen van de tolerantie en de schadelijke gevolgen, waarvoor de statengemeenschap door de aanvaarding van de tolerantie-formule gespaard blijft; hij moet zich dus laten leiden door het goed, dat men volgens een verstandige berekening voor de gemeenschap als zodanig en indirect ook voor de staat, die er lid van is, verwachten mag. Wat het godsdienstig en zedelijk gebied betreft, moet hij ook het oordeel van de Kerk vragen. Van de kant van de Kerk is in zulke beslissende vragen, die het internationaal leven raken, in laatste instantie alleen hij bevoegd, aan wie Christus de leiding van de gehele Kerk heeft toevertrouwd, de Paus van Rome.
Of deze voorwaarde in een concreet geval aanwezig is, - en dit is de "quaestio facti" (de kwestie van de feitelijke toestand) - , moet vóór alles de katholieke staatsman zelf uitmaken. Hij moet zich bij zijn beslissing laten leiden door een tegen elkaar afwegen van de schadelijke gevolgen van de tolerantie en de schadelijke gevolgen, waarvoor de statengemeenschap door de aanvaarding van de tolerantie-formule gespaard blijft; hij moet zich dus laten leiden door het goed, dat men volgens een verstandige berekening voor de gemeenschap als zodanig en indirect ook voor de staat, die er lid van is, verwachten mag. Wat het godsdienstig en zedelijk gebied betreft, moet hij ook het oordeel van de Kerk vragen. Van de kant van de Kerk is in zulke beslissende vragen, die het internationaal leven raken, in laatste instantie alleen hij bevoegd, aan wie Christus de leiding van de gehele Kerk heeft toevertrouwd, de Paus van Rome.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Principiële en tolerante houding van de Kerk in het algemeen
19
De structuur van de statengemeenschap
De stichting van een volkerengemeenschap, gelijk die thans gedeeltelijk verwezenlijkt is, maar die men op nog verhevener en volmaakter wijze tracht te verwezenlijken en te versterken, is een opstijgen van onder naar boven, d.w.z. van een veelheid van soevereine staten naar de hoogste eenheid.
De stichting van een volkerengemeenschap, gelijk die thans gedeeltelijk verwezenlijkt is, maar die men op nog verhevener en volmaakter wijze tracht te verwezenlijken en te versterken, is een opstijgen van onder naar boven, d.w.z. van een veelheid van soevereine staten naar de hoogste eenheid.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
De structuur van de Kerk
De Kerk van Christus heeft krachtens de opdracht van haar goddelijke Stichter een dergelijke algemene zending. Zij moet de mensen van alle volken en alle tijden in zich opnemen en hen tot een godsdienstige eenheid verbinden. Maar hier loopt de weg in zekere zin in een omgekeerde richting. Hij gaat van boven naar beneden. In het eerstgenoemde geval moest of moet de hogere rechtseenheid van de volkerengemeenschap nog geschapen worden. In de Kerk echter is de rechtsgemeenschap met haar universeel doel, met haar inrichting, met haar bevoegdheden en met de dragers hiervan reeds vanaf het begin door de wil en de instelling van Christus zelf vastgesteld. De taak van deze universele gemeenschap bestaat vanaf het begin hierin, zoveel mogelijk alle mensen en alle volkeren in zich op te nemen (Mt. 28, 19) [[b:Mt. 28, 19]] en hen zó volledig voor de waarheid en de genade van Jezus Christus te winnen.
De Kerk van Christus heeft krachtens de opdracht van haar goddelijke Stichter een dergelijke algemene zending. Zij moet de mensen van alle volken en alle tijden in zich opnemen en hen tot een godsdienstige eenheid verbinden. Maar hier loopt de weg in zekere zin in een omgekeerde richting. Hij gaat van boven naar beneden. In het eerstgenoemde geval moest of moet de hogere rechtseenheid van de volkerengemeenschap nog geschapen worden. In de Kerk echter is de rechtsgemeenschap met haar universeel doel, met haar inrichting, met haar bevoegdheden en met de dragers hiervan reeds vanaf het begin door de wil en de instelling van Christus zelf vastgesteld. De taak van deze universele gemeenschap bestaat vanaf het begin hierin, zoveel mogelijk alle mensen en alle volkeren in zich op te nemen (Mt. 28, 19) [[b:Mt. 28, 19]] en hen zó volledig voor de waarheid en de genade van Jezus Christus te winnen.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Moeilijkheden voor de Kerk bij het vervullen van haar taak
Bij de vervulling van deze taak stond de Kerk altijd en staat zij nog grotendeels voor dezelfde problemen, die ook voor het "functioneren" van een gemeenschap van soevereine staten overwonnen moeten worden; alleen voelt zij deze problemen nog scherper, omdat zij gebonden is aan het door haar Stichter zelf bepaalde object van haar zending, een object, dat diep ingrijpt in de geest en het hart van de mens. Bij deze situatie zijn conflicten onvermijdelijk en de geschiedenis bewijst, dat deze er steeds geweest zijn, er nog zijn, en volgens het woord van de Heer tot aan het einde der wereld zullen zijn. Want de Kerk stond en staat met haar zending tegenover mensen en volkeren met een grootse cultuur en tegenover anderen met een nauwelijks denkbaar gebrek aan beschaving en tegenover alle mogelijke tussengraden: verschillen in ras, taal, filosofie, godsdienstige belijdenis, nationale aspiraties en eigenaardigheden; vrije volken en slavenvolken; volkeren die nooit tot de Kerk behoord hebben en volkeren, die zich van haar gemeenschap hebben losgescheurd. De Kerk moet met en onder hen leven; zij mag zich nooit tegenover iemand als "niet geïnteresseerd" verklaren. De opdracht, die zij van haar goddelijke Stichter heeft gekregen, maakt het haar onmogelijk, het princiep te volgen van "laat maar doen, laat maar gaan". Zij heeft de taak te onderwijzen en op te voeden met de volledige onwrikbaarheid van het ware en het goede; en met deze absolute plicht moet zij staan en werken te midden van mensen en gemeenschappen, die totaal verschillend denken.
Bij de vervulling van deze taak stond de Kerk altijd en staat zij nog grotendeels voor dezelfde problemen, die ook voor het "functioneren" van een gemeenschap van soevereine staten overwonnen moeten worden; alleen voelt zij deze problemen nog scherper, omdat zij gebonden is aan het door haar Stichter zelf bepaalde object van haar zending, een object, dat diep ingrijpt in de geest en het hart van de mens. Bij deze situatie zijn conflicten onvermijdelijk en de geschiedenis bewijst, dat deze er steeds geweest zijn, er nog zijn, en volgens het woord van de Heer tot aan het einde der wereld zullen zijn. Want de Kerk stond en staat met haar zending tegenover mensen en volkeren met een grootse cultuur en tegenover anderen met een nauwelijks denkbaar gebrek aan beschaving en tegenover alle mogelijke tussengraden: verschillen in ras, taal, filosofie, godsdienstige belijdenis, nationale aspiraties en eigenaardigheden; vrije volken en slavenvolken; volkeren die nooit tot de Kerk behoord hebben en volkeren, die zich van haar gemeenschap hebben losgescheurd. De Kerk moet met en onder hen leven; zij mag zich nooit tegenover iemand als "niet geïnteresseerd" verklaren. De opdracht, die zij van haar goddelijke Stichter heeft gekregen, maakt het haar onmogelijk, het princiep te volgen van "laat maar doen, laat maar gaan". Zij heeft de taak te onderwijzen en op te voeden met de volledige onwrikbaarheid van het ware en het goede; en met deze absolute plicht moet zij staan en werken te midden van mensen en gemeenschappen, die totaal verschillend denken.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Onvoorwaardelijke verwerping door de Kerk van de dwaling en het zedelijk slechte
Maar laat ons terugkeren tot de beide bovengenoemde princiepen en op de eerste plaats tot het princiep van de absolute verwerping van alles, wat godsdienstig vals en zedelijk slecht is. Met betrekking tot dit punt toonde en toont de Kerk nooit enige aarzeling of enig compromis noch in de theorie noch in de praktijk. Haar houding heeft zich in de loop der geschiedenis niet gewijzigd en kan zich ook niet wijzigen, overal en altijd als zij zich onder de meest verscheiden vormen geplaatst ziet voor de keus tussen wierook branden voor de afgoden of het leven geven voor Christus. De plaats waar gij thans vertoeft, het Roma aeterna (het eeuwige Rome), met zijn resten van een vergane grootheid en met de glorievolle herinneringen aan zijn martelaren is het meest sprekend getuigenis van het antwoord van de Kerk. Er werd geen wierook gebrand voor de afgoden, en het christenbloed heeft de heilig geworden grond gedrenkt. Maar de tempels van de goden liggen daar in de koude puinhopen van nog indrukwekkende ruïnes, terwijl op de graven van de martelaren gelovigen van alle volken en talen met vurigheid het oude Credo van de apostelen herhalen.
Maar laat ons terugkeren tot de beide bovengenoemde princiepen en op de eerste plaats tot het princiep van de absolute verwerping van alles, wat godsdienstig vals en zedelijk slecht is. Met betrekking tot dit punt toonde en toont de Kerk nooit enige aarzeling of enig compromis noch in de theorie noch in de praktijk. Haar houding heeft zich in de loop der geschiedenis niet gewijzigd en kan zich ook niet wijzigen, overal en altijd als zij zich onder de meest verscheiden vormen geplaatst ziet voor de keus tussen wierook branden voor de afgoden of het leven geven voor Christus. De plaats waar gij thans vertoeft, het Roma aeterna (het eeuwige Rome), met zijn resten van een vergane grootheid en met de glorievolle herinneringen aan zijn martelaren is het meest sprekend getuigenis van het antwoord van de Kerk. Er werd geen wierook gebrand voor de afgoden, en het christenbloed heeft de heilig geworden grond gedrenkt. Maar de tempels van de goden liggen daar in de koude puinhopen van nog indrukwekkende ruïnes, terwijl op de graven van de martelaren gelovigen van alle volken en talen met vurigheid het oude Credo van de apostelen herhalen.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Feitelijke tolerantie van de Kerk
Wat het tweede princiep aangaat, nl. de tolerantie in bepaalde omstandigheden, het dulden ook in gevallen, waarin onderdrukking mogelijk zou zijn: de Kerk heeft - alleen reeds met het oog op hen, die te goeder trouw (d.i. in dwaling, die zij niet kunnen overwinnen) en van een andere overtuiging zijn - gemeend, tolerant te moeten zijn, en zij is dit ook geweest, nadat zij onder Constantijn en onder de andere christelijke keizers staatskerk was geworden, altijd ter wille van hogere en doorslaggevende motieven. Zo doet zij ook tegenwoordig en ook in de toekomst zal zij zich voor dezelfde noodzakelijkheid gesteld zien. In zulke afzonderlijke gevallen wordt het optreden van de Kerk bepaald enerzijds door de bescherming en de beschouwing van het bonum commune, het algemeen welzijn van Kerk en staat in de afzonderlijke staten, en anderzijds door die van het algemeen welzijn van de gehele Kerk, van het rijk Gods over heel de wereld. In het afwegen van het voor en tegen bij de "quaestio facti" (de kwestie van de feitelijke toestand) gelden in dit punt voor de Kerk geen andere normen dan die, welke wij reeds boven voor de katholieke jurist en politicus aangegeven hebben, zelfs wat de hoogste en laatste instantie betreft.
Wat het tweede princiep aangaat, nl. de tolerantie in bepaalde omstandigheden, het dulden ook in gevallen, waarin onderdrukking mogelijk zou zijn: de Kerk heeft - alleen reeds met het oog op hen, die te goeder trouw (d.i. in dwaling, die zij niet kunnen overwinnen) en van een andere overtuiging zijn - gemeend, tolerant te moeten zijn, en zij is dit ook geweest, nadat zij onder Constantijn en onder de andere christelijke keizers staatskerk was geworden, altijd ter wille van hogere en doorslaggevende motieven. Zo doet zij ook tegenwoordig en ook in de toekomst zal zij zich voor dezelfde noodzakelijkheid gesteld zien. In zulke afzonderlijke gevallen wordt het optreden van de Kerk bepaald enerzijds door de bescherming en de beschouwing van het bonum commune, het algemeen welzijn van Kerk en staat in de afzonderlijke staten, en anderzijds door die van het algemeen welzijn van de gehele Kerk, van het rijk Gods over heel de wereld. In het afwegen van het voor en tegen bij de "quaestio facti" (de kwestie van de feitelijke toestand) gelden in dit punt voor de Kerk geen andere normen dan die, welke wij reeds boven voor de katholieke jurist en politicus aangegeven hebben, zelfs wat de hoogste en laatste instantie betreft.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Houding van de Kerk bij het sluiten van concordaten
24
Wat wij hier uiteengezet hebben, kan voor de katholieke jurist en politicus nuttig zijn, ook wanneer zij bij hun studie of bij de uitoefening van hun beroep te maken krijgen met overeenkomsten (concordaten, verdragen, conventies, modus vivendi enz.) die de Kerk (d.i. reeds sinds lang de H. Stoel) in het verleden met soevereine staten heeft gesloten en nog afsluit. De concordaten zijn voor haar een uitdrukking van de samenwerking tussen Kerk en staat. Zij kan principieel, ofwel in thesi, de volledige scheiding tussen de twee machten niet goedkeuren. De concordaten moeten daarom aan de Kerk rechtens en feitelijk een vaste situatie verzekeren in de staat, waarmee zij worden gesloten, en haar volledige onafhankelijkheid waarborgen in de vervulling van haar goddelijke zending. Het is mogelijk, dat Kerk en staat in een concordaat hun gemeenschappelijke godsdienstige overtuiging tot uitdrukking brengen, maar het kan ook gebeuren, dat het concordaat o.a. tot doel heeft conflicten over principiële vraagstukken te voorkomen en van het begin af mogelijke aanleidingen tot conflicten uit de weg te ruimen. Als de Kerk haar handtekening onder een concordaat gezet heeft, geldt deze voor de gehele inhoud. Maar de innerlijke zin er van kan met wederzijds medeweten van beide contracterende partijen genuanceerd zijn. Hij kan een uitdrukkelijke goedkeuring betekenen, maar ook een loutere tolerantie overeenkomstig de beide princiepen, die de norm uitmaken voor het samenleven van de Kerk en haar gelovigen met machten en mensen van een andere geloofsovertuiging.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Slot
25
Wens en zegen
Dit, beminde zonen, hebben wij met u uitvoeriger willen behandelen. Overigens vertrouwen wij, dat de internationale gemeenschap ieder gevaar van oorlog kan weren en de vrede kan bestendigen; en wij vertrouwen verder, dat deze gemeenschap aan de Kerk overal de vrijheid kan waarborgen om in de geest en in het hart, in het denken en handelen van de mensen het rijk te vestigen van Hem, die de Verlosser, de Wetgever, de Rechter, de Heer van de wereld is, Jezus Christus, God, die boven alles geprezen is in eeuwigheid. (Rom. 9, 5) [[b:Rom. 9, 5]]
Dit, beminde zonen, hebben wij met u uitvoeriger willen behandelen. Overigens vertrouwen wij, dat de internationale gemeenschap ieder gevaar van oorlog kan weren en de vrede kan bestendigen; en wij vertrouwen verder, dat deze gemeenschap aan de Kerk overal de vrijheid kan waarborgen om in de geest en in het hart, in het denken en handelen van de mensen het rijk te vestigen van Hem, die de Verlosser, de Wetgever, de Rechter, de Heer van de wereld is, Jezus Christus, God, die boven alles geprezen is in eeuwigheid. (Rom. 9, 5) [[b:Rom. 9, 5]]
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Terwijl wij uw arbeid met onze vaderlijke wensen vergezellen voor het groter welzijn van de volkeren en voor de vervolmaking van de internationale betrekkingen, geven wij als onderpand van de rijkste goddelijke genaden u van ganser harte onze apostolische zegen.
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 5
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1019-ci-riesce-nl